Archief van 2017

Birmees handschrift aangeschaft

dinsdag, 10 oktober 2017

Met de aanwinst van een tekstdocument uit Birma beschikt ZB weer over een grotere rijkdom aan uiteenlopend schriftelijk materiaal. We hebben hier een soort waaier van langwerpige bladen, die slechts door een oranje touwtje bij elkaar gehouden worden. Je kunt het geschrift opvouwen of uitleggen, zoals je bij een waaier doet. Het bestaat uit 15 palmbladeren van 15 bij 52 cm, die tussen twee houten planken gevat zijn.

Behalve boeken, die uit een of meer katernen bestaan, zijn er wereldwijd veel verschillende schriftdragers ontwikkeld. Van sommige daarvan hebben wij in ZB een of meer voorbeelden. Zo heb je de boekrol, waarvan wij twee voorbeelden uit Ethiopië en India bezitten. De Hebreeuwse boekrol is vooral bekend uit de synagoge, waarvan wij helaas geen exemplaar meer kunnen tonen: onze Esther-rol is aan de plaatselijke synagoge geschonken. Bij de codex of leporello zijn de bladen aan elkaar geplakt, zodat het geheel maar van een kant leesbaar is. Ook hiervan hebben wij een voorbeeld uit India. Van Java is er een lontar, een manuscript op recht gesneden palmbladeren, aan weerskanten beschreven en bijeengehouden door twee touwtjes, en gevat tussen twee eenvoudige houten plankjes.

Aan het geschrift uit Birma is echter veel meer werk besteed. De palmbladeren zijn gelakt, waardoor ze heel stevig zijn. De bladen en de houten platten zijn uitbundig in rood en goud versierd, met abstracte bloemenmotieven en voorstellingen van hemelse figuren: godheden of engelen. De zwarte tekst in grote letters op de bladen is gesteld in het Pali, volgens de Birmese schriftvorm. Het Pali was in het oude India een vorm van Prakrit. Daar was het Sanskriet de taal van de officiële literatuur, waarin de geschriften van het Hindoeïsme gesteld zijn. Prakrits waren regionale dialecten. Boeddha heeft een dergelijke streektaal gesproken.

Het boeddhisme kent meerdere stromingen. In het Westen zijn het Zenboeddhisme uit Japan en het lamaïsme de bekendste. Deze laatste vorm wordt beleden in Tibet, Mongolië en bij de inheemse volkeren van Siberië. Vanaf Ceylon verspreidde zich echter rond het begin van de gebruikelijke jaartelling het Theravada-boeddhisme over Zuidoost-Azië. Deze stroming bewaarde in het Pali de overgeleverde toespraken van Boeddha, in een officiële tekst die ‘Ti-pițaka’ (drie manden) genoemd wordt.

Onderdeel daarvan is de monastieke code genaamd ‘Vinaya pițaka’ (de ‘regel-mand’). Enkele teksten daaruit, de zogenaamde negen ‘khandhaka’s’ (paragrafen), zijn op het bewuste Birmese handschrift overgeschreven. In Birma was het een traditie, dat wanneer een jongeman novice in een klooster werd, zijn familie een exemplaar van deze ‘Kammavâcâ’ (uitgesproken als ‘kommovaatsjaa’, en het betekent zoveel als acte) aan de instelling schonk. Dit bleef gebruikelijk tot de verovering van Birma door de Britten in 1885.

Het was heel boeiend om al deze achtergronden uit te zoeken. Het blijkt dat er nogal wat ‘Kammavâcâ’s’ in omloop gebracht zijn. Zo uitzonderlijk is deze aanwinst dus niet. De parate kennis hierover was echter niet aanwezig bij het veilinghuis Burgersdijk & Niermans, die dit kavel op 10 mei 2017 aanbood. Daar kwam men niet verder dan Birmees ritueel handschrift. Dank zij eigen speurwerk kan ik de belangstellenden van ZB de bovenstaande bevindingen melden.

Het handschrift is tot het eind van dit jaar 2017 in de vitrine met aanwinsten bijzondere collecties op de 1ste verdieping van de ZB te zien.

Marinus Bierens,
Conservator ZB

Over de geschiedenis van de Zeeuwse knoop of: hoe een knoopje kan rollen : naschrift

woensdag, 21 juni 2017

In mei vorig jaar heb ik ‘De levens van Jan Six’ (2016, non-fictie) van Geert Mak gelezen. Voor mensen zoals ik die altijd op zoek zijn naar historische sensaties, is het een geweldig boek. Op de achterkant staat: “Dit is het verhaal van Jan Six, zijn familie en zijn vele levens. Zijn portret wordt beschouwd als het mooiste dat zijn vriend Rembrandt ooit heeft gemaakt. (…) De levens van Jan Six beschrijft de reis van een Amsterdamse elitefamilie door vier eeuwen geschiedenis. Het is tegelijk het verhaal van de stad en tijdgeest, van ambities en beperkingen, van grandeur en de eeuwige angst voor de neergang.”

In dit boek, op pagina 37, staat een foto van ‘Chloris’, een klein portret van een onbekende dame, van Gerard ter Borch uit 1640 (Privé Collectie Six). Zij draagt een broche met hanger. Het beeld in het boek was te klein om exact te kunnen zien wat de hanger is. Maar het was heel verleidelijk een gelijkenis te ontwaren met het ontwerp van de Zeeuwse knoop.

Portret van Chloris door Gerard ter Borch, 1640

Chloris door Gerard ter Borch, 1640

Portret van Jan Six I door Gerard ter Borch, 1640

Jan Six I door Gerard ter Borch, 1640

Diezelfde maand schreef ik mij en mijn man in voor een rondleiding door het huis van de familie Six aan de Amstel in Amsterdam. Door het verschijnen van het boek van Geert Mak was de wachtlijst daarvoor opgelopen tot 8 maanden. Maandag 15 januari jl. was het zover. Na afloop adviseerde jhr. Six (X) om voor meer informatie over het sieraad op het portretje contact op te nemen met Bianca du Mortier, conservator kostuum bij het Rijksmuseum en met Marieke de Winkel, zelfstandig onderzoekster. Hij wilde zelf ook wel weten hoe het zat.

Ik heb contact gezocht met het Rijksmuseum en sprak uiteindelijk met Suzanne van Leeuwen, jr. conservator/ restaurator juwelen. Zij stuurde me onder meer de masterscriptie van haar collega en researchfellow Monique Rakhorst met de titel Gedragen en vastgelegd, uit 2013.
Haar onderwerp van studie is de authenticiteit van sieraden op portretten van welgestelde Amsterdamse inwoners uit de 17e eeuw. Hoewel Chloris geen specifiek onderwerp van haar onderzoek is, is over het sieraad dat zij draagt wel het nodige te zeggen.

Het is een broche met ronde hanger, bezet met diamanten, op de borst gedragen, gangbaar vanaf de jaren ’40 17e eeuw. In dit geval zijn de stenen gezet in een bloemmotief.
De reden waarom er een gelijkenis is met het voorwerp van mijn onderzoek, is dat ook de basis van het ontwerp van de Zeeuwse knoop een bloemmotief is, mogelijk Astrantia (Sterrenkruid), dat in Nederland tevens de naam Zeeuws knopje draagt.
Op de oude schilderijen worden de diamanten op dit type broche vaak in zwart afgebeeld, omdat de reflectie in de stenen door de toen nog toegepaste slijptechniek beperkt was.

Het type sieraad dat Chloris draagt wordt tegenwoordig een ‘Devant de corsage’ genoemd (term uit de 19e eeuw), hoewel dat meestal een grotere, zgn. strikbroche is, met of zonder hanger. De broche op het portretje van Chloris heeft geen strik. Dat geldt overigens ook voor de broche waarmee burgemeestersdochter Agatha Bas (geen familie van Elisabeth Bas) door Rembrandt in 1641 is afgebeeld. Het kunnen de eerste modellen zijn geweest. De hangers aan de broches van beide vrouwen lijken vrijwel identiek. Dat geeft te denken. Ze werden gemaakt vanaf eind jaren ’30 17e eeuw. In dit geval wellicht door dezelfde goudsmid of juwelier, wonend en werkzaam ergens aan de grachtengordel of dicht daar in de buurt.

Portret van Agatha Bas met broche

Agatha Bas / Rembrandt van Rijn, 1641 – Royal Collection Trust

Interessant is dat onder de 17e eeuwse, in Amsterdam gevestigde juweliers en diamantslijpers ook een aantal Zeeuwen was, waaronder de Middelburgers Pieter van den Abeele (juwelier) en Jasper Baackelijn (diamantsnijder). En veel personen afkomstig uit Antwerpen. Een deel van de diamantslijpers was waarschijnlijk tevens goudsmid. Juwelenkooplieden/ juweliers lieten sieraden maken voor de handel (en eigen gebruik) en ontwierpen deze sieraden soms ook zelf.

Op de site van het Rijksmuseum, in de Rijksstudio, vond ik een portret van Mattheus van den Broucke, Raad van Indië te Dordrecht, door Samuel van Hoogstraten, geschilderd in de jaren ’70 17e eeuw. Op zijn jas en vest rijen met gouden knopen die het ontwerp van de Zeeuwse knoop heel dicht benaderen. Er kan zelfs sprake zijn van filigrain of anders een techniek die er veel op lijkt. De knopen op het onderste deel van het rechter voorpand zijn van opzij afgebeeld waardoor hun structuur goed zichtbaar is. Ik ga er vooralsnog vanuit dat het om gouden knopen gaat. Knopen werden en worden ook gemaakt van messing, al dan niet verguld. Het portret van Van den Broucke is geschilderd na zijn terugkeer in de Nederlanden in 1670. Voor en na zijn missies voor WIC en VOC woonde hij in zijn geboortestad Dordrecht.

Portret van Mattheus van den Broucke door Samuel van Hoogstraten, 1670-1678

Mattheus van den Broucke door Samuel van Hoogstraten, 1670-1678

Sanne Roefs, destijds studente aan de RUG, schreef in 2013 een artikel over hem, met als onderwerp zijn ‘zelfpresentatie’ (zeg maar ‘persoonlijke pr’), n.a.v. drie in opdracht van hemzelf geschilderde portretten. Het is haar en ook mij helaas niet gelukt in het Dordrechts archief een boedelbeschrijving van deze man te vinden. Misschien is die er wel, maar nog niet gedigitaliseerd. In dergelijke beschrijvingen kunnen kostuums en knopen zijn opgenomen.
Het persoonlijk archief van Michiel de Ruyter werd in 2013 door nazaat Frits de Ruyter de Wildt overgedragen aan het Nationaal Archief. Op de site van het N.A. staan 48 scans van de boedelbeschrijvingen. Peter Blom, archivaris bij het Zeeuws Archief en Andrea van Boven, specialist infrastructuur bij de Zeeuwse Bibliotheek, vonden een papieren en een digitale vertaling naar modern Nederlands uit 1928 door het Historisch Genootschap. Helaas daarin geen vermelding van kostuums en knopen. De minutieuze beschrijving geeft wel een prachtig beeld van hoe het Amsterdamse huis van Michiel de Ruyter (aan de tegenwoordige Prins Hendrikkade 131) er qua inrichting uitgezien moet hebben. Frits de Ruyter heeft in zijn familie nog een paar vragen uitgezet. Het had gekund dat er tastbare zaken bewaard waren gebleven die nog in het bezit zijn van de familie. De kans was klein, en inderdaad, ook hier jammer genoeg geen resultaat.

Aanvankelijk leek het er op dat onze ‘Zeeuwse’ knoop vanaf 1700 in Nederland geïntroduceerd, gemaakt en gedragen werd. Met waarschijnlijk een Spaanse oorsprong, met mogelijk Joodse invloeden. Maar inmiddels lijkt het, op basis van wat op de diverse portretten te zien is, mogelijk dat de Zeeuwse knoop en voorlopers daarvan hier al in de 2e helft van de 17e eeuw in zwang raakte. Tussen 1670 en 1681 schilderde Gerard ter Borch ‘Jacob de Graeff in officiersuniform’. Op dit uniform zijn decoratieve zilveren knopen bevestigd die qua ontwerp een beetje in de buurt komen. Geen filigrain, maar wel met een granulen-achtige bovenkant.

Portret van Jacob de Graeff door Gerard ter Borch, 1670-1681

Jacob de Graeff door Gerard ter Borch, 1670-1681

Michiel de Ruyter als luitenant-admiraal Ferdinand Bol 1667

Rijen gouden en zilveren knopen te zien op het portret van Michiel de Ruyter, 1667

Op de kleding van Michiel de Ruyter en op die van zijn viceadmiraal Aert van Nes (portretten van Ferdinand Bol uit 1667 en Bartholomeus van der Helst uit 1668, Collectie Rijksmuseum Amsterdam) zien we eveneens rijen met gouden en zilveren knopen. Ze zijn het nog niet helemaal, maar gaan in de goede richting. Die van Van den Broucke lijken het meest.

Portret van Aert van Nes door Ferdinand Bol, 1667

Aert van Nes door Ferdinand Bol, 1667

Portret van Aert-van-Nes-door-Bartholomeus-van-der-Helst, 1668

Aert-van-Nes-door-Bartholomeus-van-der-Helst, 1668

De tweede helft van de 17e eeuw, onze Gouden Eeuw, lijkt de periode te zijn waarin verschillende soorten decoratieve (edel)metalen knopen mode werden voor degenen die het zich konden veroorloven. Ik vermoed dat er in die tijd weinig behoefte was om sieraden te dragen (inclusief gouden en zilveren knopen) die direct van de vroegere Spaanse bezetter afkwamen. De Tachtigjarige Oorlog eindigde immers nog maar kort tevoren, in 1648. Zij het dat het Plakkaat van Verlatinghe – ook wel de onafhankelijkheidsverklaring van Nederland genoemd en recentelijk verkozen tot Pronkstuk van Nederland – dateert uit 1581, waarmee een aantal provincies van de Habsburgse Nederlanden Filips II toen al afzetten als hun heerser (Wikipedia).

Er moeten in elk geval ook nieuwe ontwerpen zijn gemaakt. Het is goed mogelijk dat de waarschijnlijke voorloper van de Zeeuwse knoop, de Spaanse Charro knoop, vanaf de 60er of 70er jaren van de 17e eeuw via handelsactiviteiten werd geïntroduceerd door uit Spanje of Portugal gevluchte Sefardische Joden in onder meer Amsterdam en Middelburg, wellicht ook Rotterdam, en daar ook gemaakt werden, alsmede in Dordrecht en Schoonhoven.
En vervolgens evolueerde tot het streeksieraad zoals we dat nu kennen.
Door de Nederlandse boeren en vissers zouden in dit geval dus niet de hof kleding en -sieraden, maar die van onze zeehelden (zo blijf ik ze toch maar noemen…) kunnen zijn nagevolgd.

Van goudsmid Luis Mendez Lopez uit Salamanca kreeg ik november vorig jaar een aantal teksten die hij weer kreeg van de gemeente Salamanca. Hij had eerst navraag gedaan bij het Regionale Centrum voor traditionele studies in de regio Castilië en León.
In de teksten staat dat de Charro knoop, behorend bij de regionale streekdracht, gemaakt en gedragen werd en wordt in Salamanca, Zamora en de grensstreek met Portugal. En dat lang geleden in de sieradenworkshops van Astorga, León en Salamanca invloeden te zien waren van Joodse en Moorse goudsmeden, met filigraan en granulaat, zoals toegepast in de Charro-knoop. Die op hun beurt zijn afgeleid van decoratieve knopen uit de zestiende en vroege zeventiende eeuw.
Op naar Marokko en de Joodse gemeenschap daar? Misschien, ooit…

Trude de Reij

Middelburg, februari 2018

Spaanse Charroknoop gefotografeerd door Luis Mendez Salamanca

Spaanse Charroknoop gefotografeerd door Luis Mendez Salamanca


ordezeeuwseknop@zeelandnet.nl

English translation edition June 2017 : the-history-of-the-filigree-zeeland-button-by-trude-de-reij-epilogue (pdf-bestand)

Over de geschiedenis van de Zeeuwse knoop of: hoe een knoopje kan rollen : naschrift versie juni 2017 (pdf-bestand)

Meer informatie:
Dit is een gastblog van een couch traveler. Trude de Reij heeft de verre geschiedenis van de Zeeuwse knop onderzocht. Zij publiceert dit onderzoek op uitnodiging van ZB| Planbureau en Bibliotheek van Zeeland. Lees ook:
Deel 1
Deel 2
Deel 3
Deel 4
Deel 5
Deel 6
Deel 7

Stadsvlag of stadsgeus? (deel 2 in de Middelburgse vlaggenkwestie)

dinsdag, 4 april 2017

Mijn weblog van gisteren maakte nogal wat los in het Middelburgse stadhuis en daarbuiten. Het was toch geenszins mijn bedoeling geweest er een sensatieverhaal van te maken,[1] hooguit de historische context wat beter te duiden.

Woordvoerster Trude Northolt van de Gemeente Middelburg reageerde gisteren adequaat op vragen van de provinciale krant en stelde: ‘Op 22 april 1974 is de rode vlag met de gouden burcht officieel als gemeentevlag vastgesteld. Op 30 april 1975, Koninginnedag, wapperde die voor het eerst vanaf openbare gebouwen.’ De vlag heeft thans dus een officiële status. Hoe de stad daartoe gekomen is valt te lezen in de Faam van 21 mei 1975. In de raadsvergadering van 30 november 1973 werd een voorstel aan de Hoge Raad van Adel besproken waarbij werd gesteld: ‘Momenteel is in gebruik een niet officiële vlag die drie horizontale banen telt, van boven naar beneden resp. geel, wit en rood gekleurd. In november 1963 heeft het toenmalige college van b. en w. al een verzoek gericht aan de Hoge Raad van Adel om van Advies te dienen over het voeren van een verantwoorde vlag, in het midden van de stad of broekzijde beladen met een burcht’. Dat laatste werd namelijk passend geacht. Die vlag, die er een jaar later kwam, is dus geënt op het stadswapen en wapen en vlag zijn twee verschillende zaken.

Uit het citaat komen echter twee interessante zaken naar voren: a) Middelburg heeft voor 1974 zijn vlag nooit officieel laten vaststellen en b) de stad heeft zelf het verzoek bij de Hoge Raad van Adel ingediend om een stadsvlag op basis van het stadswapen met de burcht te ontwerpen. Zeer benieuwd ben ik dan ook of de Hoge Raad van Adel in zijn rapport aandacht besteedt aan de geschiedenis van de stadsvlaggen die in de loop van de historie, met name in de tijd van eind zestiende eeuw tot en met de 20ste eeuw zijn gebruikt of dat hier alleen over de heraldische oorsprong van het stadswapen zelf wordt gesproken.

Een van de oudste voorbeelden van de stadsvlag (vlaggenboeken komen voor eind zeventiende eeuw niet voor) komt uit een manuscript gedateerd rond 1669-1670, dat beschreven is door K.L. Sierksma. De Middelburgse vlag heeft hier wederom drie banen, maar nu in de kleuren groen-wit-blauw! Omdat dit de enige bron met die kleuren is wordt er overigens sterk aan getwijfeld of deze vlag wel bij Middelburg hoort, maar Sierksma geeft in ieder geval als verklaring voor de kleuren dat de groene baan een tegenhanger voor het rood van de Hollandse vlag zou zijn en symbolisch zou verwijzen naar het gewest Zeeland of de Admiraliteit daarvan en daarom een algemene vlag voor koopvaardijschepen zou zijn.[2] Een nog curieuzere Middelburgse stadsvlag komt voor op de door B. Lens omstreeks 1700 uitgegeven A General view of the Flags which most Nations bear at Sea.[3] Het is de Nederlandse driekleur met in het midden de gouden burcht.

De bekendste wapenkaart van Zeeland, die uit Mattheus Smalleganges Nieuwe cronyk van Zeeland (officieel 1696, maar pas enkele jaren later verschenen) laat er geen misverstand over bestaan. Daar zitten de zes in de Zeeuwse Staten stemhebbende steden Veere, Zierikzee, Tholen, Middelburg, Goes en Vlissingen bijeen samen met de Eerste Edele. Aan het hoofd van het tafereel is de provinciale vlag en het provinciale wapen (waarover ook al veel te doen is geweest) zichtbaar. De stemhebbende steden houden alle zowel het wapen als de vlag van hun stad vast. Daarbij is duidelijk te zien dat wapen en vlag bij bijvoorbeeld Vlissingen overeen stemmen (zij het dan dat de kruik op de vlag zilver en in het wapen goudkleurig is), maar bij Middelburg duidelijk anders zijn; het wapen, de burcht op een rode achtergrond en de vlag het geel-wit-rood.

Op het anonieme schilderij ‘het retourschip Popkensburg van de kamer Middelburg van de VOC’ (Scheepvaartmuseum Amsterdam), uit 1775, zien we op het scheepsportret duidelijk de geel-wit-rode Middelburgse vlag vanaf de achtersteven waaien.

Op het van drie jaar eerder, uit 1772 daterende schoorsteenstuk ‘fregatschip Essequebo Sociëteit voor de rede van Vlissingen’, van de Zeeuwse schilder Engel Hoogerheyden (Scheepvaartmuseum, Amsterdam) zien we op de achtergrond van deze West-Indiëvaarder een interessante vlag op een ander schip. Daar waait de Middelburgse vlag, maar dan ondersteboven: rood-wit-geel, zoals kapitein Paulus van der Dussen (zie eerdere weblog) hem ook beschreef.

Op de vlaggenkaart ‘Schouw-park aller scheeps-vlaggen des geheelen water waerelds’, uitgegeven door Gerard van Keulen in Amsterdam in 1726 zien we wederom twee Middelburgse vlaggen. Na de provincievlag komt eerst de geel-wit-rode stadsvlag van Middelburg en dan de rode geuzenvlag van de stad. Vervolgens komen de vlaggen van Vlissingen en Veere, beide rood met het stadswapen er in. Bij die twee steden wordt slechts één vlag gegeven, maar ook daar staat expliciet vermeld dat het om de geuzenvlag gaat.

Sinds enkele jaren hangt in het Maritiem Muzeeum te Vlissingen een particulier schilderij dat zeer waarschijnlijk het kaperschip Profeet Elias van de reders Sautijn voorstelt. Het is een scheepsportret waarbij het schip voor de havenuitgang van Middelburg is geschilderd in drie verschillende aanzichten en stamt uit de tijd van de Spaanse Successieoorlog (1702-1713). Dit is het vroegste tot op heden bekende schilderij waarop een Middelburgs kaperschip zichtbaar is. Aan de achtersteven hangt duidelijk zichtbaar een rode vlag, maar wat daarop is afgebeeld en is niet duidelijk omdat de vlag slap neerhangt.

Van het jaar 1842 is een afbeelding bekend van Jacob Spin, van het Middelburgse barkschip Pauline (Maritiem Museum, Rotterdam), van kapitein J.J. Brouwer en rederij Boddaert & Co. Daarop is wel een rode vlag met het Middelburgse stadswapen, de burcht, te zien. Deze waait vanaf de fokkenmast. Het bijzondere aan dit schilderij is dat het hier een koopvaardijschip betreft dat die rode -of oorspronkelijk geuzenvlag- voert, maar dan zitten we inmiddels in de 19de eeuw en is het al sinds 1815 vrede.

Er zijn kortom in de loop van de geschiedenis meerdere Middelburgse stadsvlaggen gebruikt, maar duidelijk is toch wel dat de rode vlag met de burcht een oorsprong als bloedvlag of stadsgeus heeft dat weer was geënt op het stadswapen.

Er is trouwens nog ontkenning mogelijk voor eventuele vermeende aansprakelijkheid van Middelburgers op basis van gewelddadigheden op zee. De stadsvlag van Hamburg zag er in de achttiende eeuw net zo uit[4] als de geuzenvlag van Middelburg…

Johan Francke

[1] Zie PZC, 4 april 2017, pag. 2. De verslaggever ging er aan voorbij dat ik binnen ZB informatiespecialist ben, maar op een ander vakgebied ben opgeleid; namelijk dat van de maritieme geschiedenis.

[2] Sierksma, Flags of the World, 161.

[3] Wilson, Flags at Sea, 69.

[4] Ibidem, 69.

Middelburg verklaart bezoekers de oorlog

maandag, 3 april 2017

Vrolijk wappert de Middelburgse middenstand de toeristen toe vanaf de gevels van de monumentenstad. De helrode vlaggen die de viering van achthonderd jaar stadsrechten kleur moeten geven plooien langzaam in het zachte lentebriesje dat op zonovergoten aprildagen over de stad schijnt. Een lust voor het oog. Tenminste, voor de Middelburgers…

Want wat zou u ervan denken als van de Japanse ambassade niet de traditionele Hinomaru

maar deze vlag

zou waaien? Daar zou eenieder toch even raar van opkijken of zelfs een zeer ongemakkelijk gevoel van krijgen. Overlevenden van de Tweede Wereldoorlog in Zuid-Oost-Azië al helemaal. Nu gaat het hier om een wat verder verleden en zijn er waarschijnlijk geen mensen meer die zich hun jonge jaren voor 1800 nog kunnen heugen, maar die Middelburgse vlag heeft een soortgelijk verleden.

De rode vlag met de gouden burcht die nu overal in de stad wappert is namelijk niet de stadsvlag, maar de geuzen- of bloedvlag die in oorlogstijd gebruikt werd door schepen van de Admiraliteit en kapers die Middelburg als thuishaven hadden en zee en oceaan afstruinden op zoek naar vijanden om buit van te veroveren.

Deze bloedvlag waaide normaliter vanaf de bezaansmast. De prinsenwimpel (dus geen vlag) waaide vanaf de grote mast en vanaf de fokkenmast of de boegspriet waaide de officiële stadsvlag of een Zeeuwse vlag. Die indeling werd echter niet zo strikt gehanteerd, vaak genoeg werd er van afgeweken.

Op het beroemde schilderij van Adriaen Pieterszn. van de Venne, Gezicht op de haven van Middelburg uit 1615 (Rijksmuseum)

wappert de Middelburgse geus bijvoorbeeld aan de grote mast van het admiraliteitsschip Zeehond. Op de twee schilderijen die Cornelis Louw in 1714 (Scheepvaartmuseum Amsterdam) en 1725 (Maritiem Muzeeum Vlissingen) maakte van Vlissingse kaperschepen op de rede voor de stad zien we diezelfde bloedvlag terug op de boegspriet, maar nu met de Vlissingse kruik er op.

Gebruik van deze bloedvlag beperkte zich niet alleen tot zee. Conform het oorlogsrecht hoefden aanvallers geen ‘kwartier’ (genade of lijfsbehoud) te verlenen aan de andere partij indien deze weerstand bood bij een belegering of aanval, als vooraf tenminste de keuze voor overgave was gegeven. Om de intenties aan de vijand duidelijk te maken kon bijvoorbeeld de bloedvlag worden gehesen, ten teken dat geen ‘kwartier’ verleend of aanvaard zou worden.[1]

De meeste mensen die ooit een schip ontmoet hebben dat de rode vlag met de gouden burcht van Middelburg voerde zullen daar dus waarschijnlijk geen al te beste herinneringen aan over hebben gehouden, als ze het al na konden vertellen. Nu werd na overgave in de regel niet iedereen over de kling gejaagd, maar doorgaans gewoon krijgsgevangen gemaakt, al was ook dat in die tijd geen pretje.

De laatste keer dat de Middelburgse geus aan een scheepsdek van een kaperschip wapperde is waarschijnlijk in de Napoleontische tijd geweest; alweer meer dan tweehonderd jaar geleden. De laatste keer dat een dergelijke vlag op een admiraliteitsschip werd gevoerd dateert van nog verder terug, waarschijnlijk in de tijd van de Vierde Engelse Oorlog (1780-1784). Meer dan 230 jaar geleden dus en tijd blijkt een helend begrip in de historie. Zo is het wel bon ton om grapjes over Napoleon te maken, maar kan er een ongemakkelijk spanningsveld ontstaan als je eenzelfde soort grap over Hitler maakt. Het verleden is daarvoor te tastbaar aanwezig omdat er nog mensen zijn die de oorlog zelf hebben meegemaakt of nog te maken hebben met de gevolgen daarvan.

Terug naar de geuzenvlag van Middelburg, want welke vlag moeten de Middelburgse grootgrutters dan wel uitsteken? Heel eenvoudig, de officiële Middelburgse vlag, die ziet er namelijk heel degelijk uit, zelfs een beetje saai. Deze heeft, net als de Nederlandse vlag, drie horizontale banen in de kleuren geel, wit en rood.[2]

Volgens Van der Dussen, een kapitein in dienst van de Admiraliteit, zou dit rond 1700 rood-wit-geel zijn geweest.[3] Uit overlevering is ons niets meer bekend over ’s mans drankgebruik, maar waarschijnlijk heeft hij de vlag ondersteboven gehangen. In de door Pieter Mortier uitgegeven Neptune François (Amsterdam, 1693) staat een afbeelding van de vlag, waarop de correcte volgorde te zien is: geel-wit-rood. Sterker nog, uitgever Mortier geeft twee afbeeldingen. Bij de bovenste staat de volgende tekst bij de officiële driekleur: ‘vlag van Middelburg in Zeeland, geel-wit-rood’ en bij de bloedvlag daaronder staat: ‘geus van Middelburg, rood met een goude burg.[4] Ook in tal van andere oude atlassen staat deze volgorde vermeld en worden zowel de officiële stadsvlag als de geus omschreven. De Neptune François echter, geeft er ook een ingekleurd voorbeeld bij.

Niet voor niets zijn de luiken van het oude stadhuis van de stad sinds jaar en dag geel-wit-rood geverfd. Misschien niet zo fleurig als die gouden burcht in dat helrode vlak die nu overal in de stad wappert, maar wel correct.

Johan Francke, informatiespecialist

*Maurits Sep schreef op 3 april 2017 een stukje in de PZC n.a.v. dit blog.
Hierin ook een reactie van de woordvoerster van de Gemeente Middelburg, Trude Northolt: “Op 22 april 1974 is de rode vlag met de gouden burcht officieel als gemeentevlag vastgesteld. Op 30 april 1975, Koninginnedag, wapperde die voor het eerst vanaf openbare gebouwen.”

Bronnen:

*J. Francke, Utiliteyt voor de gemeene saake; de Zeeuwse commissievaart en haar achterban tijdens de Negenjarige Oorlog, 1688-1697 (Middelburg, 2001) vlaggen, pag. 170-174.
*Charles Pené en Giovanni Domenico Cassini, De Fransche Neptunus, of nieuwe atlas van de zeekaarten, opgenomen en gegraveerd door uitdrukkelyke order des konings, tot het gebruik van zyne zeemachten: waar in men ziet de naauwkeurige beschryving van alle de kusten van den oceaan, en d’Oost-Zee, van Noorwegen af tot aan de Straat van Gibraltar (Amsterdam, 1693). (Zie: Duitse uitgave, 1977).
*K.L. Sierksma, Flags of the World, 1669-1670. A seventeenth century manuscript (Amsterdam, 1966).
*K.L. Sierksma, ‘Vlagge-boeck van den Heer Paulus van der Dussen, Capitein’, in: Spiegel Historiael. Maandblad voor geschiedenis en archeologie XIV (1979) 663-668.
*Timothy Wilson, Flags at sea; a guide to the flags flown at sea by British and some foreign ships, from the 16th century to the present day, illustrated from the collections of the National Maritime Museum (London, 1986).

 

[1] C.H. de Goeje, ‘Een verslag van den commandeur der kolonie Essequebo Pieter van der Heijden aan de kamer van Zeeland der West-Indische Compagnie over den aanval van Franse kapers in februari 1709’, in: West-Indische Gids 30 (1890) 36, 39.

[2] Wilson, Flags at Sea, 58, 68-69, 114-115 en Sierksma, Flags of the World, 155-162, 171-172.

[3] Sierksma, Vlagge-boeck, 668.

[4] Charles Pené en Giovanni Domenico Cassini, De Fransche Neptunus, of nieuwe atlas van de zeekaarten, opgenomen en gegraveerd door uitdrukkelyke order des konings, tot het gebruik van zyne zeemachten : waar in men ziet de naauwkeurige beschryving van alle de kusten van den oceaan, en d’Oost-Zee, van Noorwegen af tot aan de Straat van Gibraltar (Amsterdam, 1693).

Syrische muziek

woensdag, 22 februari 2017

Uit het nieuws kan afgeleid worden dat de vrede in Syrië ver weg is. De machtigste landen op de wereld weten geen vrede af te dwingen bij de strijdende partijen. Syrië ligt op een kruispunt van culturen waar de belangen maximaal zijn en waar vaak om werd gevochten. Het land kende echter ook vreedzame bloeiperiodes.

Om zijn woede en onmacht over de oorlog in Syrië kenbaar te maken besloot Jordi Savall dat hij de wereld wilde laten horen hoe mooi Syrische muziek was. Jordi Savall (1941) is een Spaans-Catalaans gambist, dirigent en componist. Hij geldt als een van de leidende figuren in de wereld van de Oude muziek. Jordi stelde een internationaal ensemble samen om daarmee de klassieke Syrische muziek te spelen. Syrië beleefde een gouden eeuw tussen 661 en 774, toen Damascus de hoofdstad was van een groot rijk dat zich uitstrekte van Spanje tot Pakistan. Dichtkunst en muziek stonden in hoog aanzien en Savall liet zich inspireren door dit repertoire. Het is te beluisteren op de cd Hesperion XXI- O aube ya fair.

Voor het uitbreken van de Syrische burgeroorlog was 10% van de Syriërs christen.
Hoewel het gebied vanaf de 7e eeuw vooral islamitisch werd, bleef er die eeuwen een christelijke minderheid in Syrië wonen. De Assyriërs leven op het grensgebied van Turkije en Syrië en zijn voor het grootste deel christelijk. De liturgie van de Syriërs behoort tot de oudste christelijke muziek. De muziek van deze psalmen grijpt waarschijnlijk zelfs terug naar de periode van vóór het christendom.  Een luistertip hierbij is Koor van de Mor Yakub-kerk-Haleluya.

Een van de redenen van de huidige oorlog is dat mensen met verschillende afkomst en geloof samen in een land werden gestopt. De Fransen en de Britten hebben het Midden-Oosten in 1922 opgedeeld. Er werden nieuwe grenzen ingesteld die geen rekening hielden met de lokale gevoeligheden.


Ibrahim Keivo

 

Er wonen Arabieren, Koerden,Yezidi’s, Assyriërs en Armeniërs in Syrië. De Armeniërs kwamen Syrië binnen als vluchtelingen naar aanleiding van de Eerste Wereldoorlog en de Armeense genocide. Een bekende musicus is Ibrahim Keivo, hij speelt liederen van alle volkeren die in de omgeving van Hasakah leven in Noord-Syrië. Een luistertip hierbij is Ibrahim Keivo – Az Khalfem. Keivo woont tegenwoordig in Duitsland.


Basel Rajoub

 

Ook Basel Rajoub woont niet meer in Syrië. Rajoub, woonde in Zwitserland toen de burgeroorlog uitbrak. Een luistertip is het album The Queen of Turquoise. Rajoub bewijst dat het geluid van de sax zich prima mengt met de traditionele Arabische instrumenten zoals de qanun en de oed.

Omar Souleyman

De bekendste Syrische muzikant in het Westen is Omar Souleyman. Hij speelde op grote popfestivals en is een opvallende verschijning.  Aanbevolen: Omar Souleyman-Wenu wenu.

Reden tot dansen is er in Syrië al vele jaren niet meer. Ik ben zelf vaak in Syrië geweest en het doet mij heel veel verdriet als ik zie hoe de bevolking moet lijden en hoe kapot het land nu is. Voorlopig zie ik nog geen lichtpunten hierin…

Met muziek proberen musici hun kwelling te uiten over extreme beestachtigheid die de bijna drie jaar durende oorlog in Syrië tekent. Bij de verschrikkelijke dingen die de mensen meemaken kan muziek heel belangrijk zijn, het is een universele taal die mensen verbindt. Het helpt om afleiding en hoop te vinden.

“Muziek geeft ware vrijheid” is een uitspraak van Omar Nurran, een Syrische musicus die momenteel in een vluchtelingenkamp in Jordanië woont.

De muziek die ik in dit schrijven aanbeveel is in de ZB te beluisteren in de strandhokjes op de begane grond. Bron: www.muziekweb.nl/luister

Rea Bensch,

Domeinspecialist muziek

Bron:

  • Muziekweb; Muzikale wereldreis: Syrië
  • Wikipedia
  • Youtube

Digitale duurzaamheid van publicaties

dinsdag, 7 februari 2017

Digitalisering speelt overal een steeds grotere rol
In de medische wetenschap, in de auto-industrie, van de huiskamer tot de uitgeverij, van bibliotheek tot wetgeving; overal wordt gebruik gemaakt van digitale technieken, digitale informatie en digitale weergave van die informatie. Deze digitalisering leidt tot steeds meer informatie. Het maken en vastleggen van grote hoeveelheden informatie is gemakkelijker in digitale en geautomatiseerde vorm dan het ooit was in papieren vorm. Maar digitale informatie is daarnaast ook erg kwetsbaar.

Kwetsbaarheid van digitale informatie
Digitale bestanden bestaan uit reeksen enen en nullen (010100001011110). Het zoekraken van een van die tekens, door bijvoorbeeld een storing, is genoeg om het hele bestand onbruikbaar te maken en de informatie onleesbaar te maken. Digitale bestanden zijn abracadabra zonder computers en software. Eigenlijk werken ze alleen goed met de computer en de software waarop ze gemaakt zijn. Bij het in gebruik nemen van een nieuwe computer, is er een kans dat de oude bestanden het niet meer doen. Natuurlijk proberen de leveranciers wel mogelijkheden te leveren om bestanden om te zetten naar de nieuwe computer, maar die technieken zijn nog verre van perfect en fouten zijn daardoor bijna onvermijdelijk.

Beperkte houdbaarheid van informatiedragers
Naast de kwetsbaarheid van de bestanden zelf is er de kwetsbaarheid van de dragers waarop de informatie bewaard wordt. Ze kunnen in onbruik raken (diskettes, floppy disks) of simpelweg kapot gaan. Ook informatie die op het internet staat, is in gevaar. Iedereen kent de foutmelding “404 – bestand kan niet gevonden worden”. De informatieketting breekt als een website verhuist of opgeheven wordt, en er wordt geen verhuisbericht bijgeleverd. Online informatie heeft vaak geen unieke vindplaats of uniek onveranderlijk nummer waarnaar je kan verwijzen. Dat is voor alle internetgebruikers vervelend, maar voor de wetenschappelijke wereld rampzalig: verwijzingen in wetenschappelijke artikelen kunnen niet meer worden geraadpleegd.

Duurzame toegang garanderen: ontwikkelingen in Nederland
Het bewerkstelligen van digitale duurzaamheid is een van de grootste uitdagingen van de huidige generatie. Wij zijn de eersten die methoden en grootschalige systemen hebben moeten ontwikkelen om digitale objecten in authentieke vorm voor de toekomst raadpleegbaar te houden. In de afgelopen jaren zijn er in Nederland flinke stappen gezet door het ontwikkelen van methoden en systemen voor duurzame opslag van en toegang tot digitale objecten. De Koninklijke Bibliotheek (KB) bijvoorbeeld liet in het begin van de 21ste eeuw een operationeel e-depot voor digitale publicaties bouwen. Beeld en Geluid behoort tot de internationale kopgroep op het gebied van beheer en behoud van digitaal audiovisueel erfgoed en het Nationaal Archief breidt haar huidige e-depotvoorziening uit tot een gemeenschappelijke infrastructuur voor de digitale archieven in Nederland. Tot slot beschikt DANS over een digitaal archief voor onderzoekdata dat terug gaat tot de jaren zestig van de 20e eeuw.

Als één ding voor alle betrokkenen duidelijk is, dan is het wel dat digitale duurzaamheid een activiteit is die alleen in een gezamenlijke aanpak tot goede resultaten kan leiden: het vergt simpelweg te veel verschillende kwaliteiten om door één instelling gedaan te worden. Doordat het digitale speelveld voortdurend wijzigt, is blijvend onderzoek en samenwerking nodig. (Bron: Nationale Coalitie Digitale Duurzaamheid)

Digitale duurzaamheid van eigen ZB publicaties
ZB| Planbureau heeft van oudsher veel opdrachten voor het doen van onderzoek en het publiceren daarover in rapporten. Naast de papieren uitgaven in de eigen boekcollectie en weergave van recente publicaties op de eigen website heeft ZB gezocht naar een duurzame opslag voor de digitale versies van deze rapporten. De digitale uitgaven van ZB en voorgangers zijn nu grotendeels met terugwerkende kracht opgenomen in het e-depot van de KB. Via dit kanaal zijn de publicaties van het Planbureau ook te vinden in diverse universiteits-, landelijke en internationale catalogi. Hiermee is het bereik en de digitale duurzaamheid van onze publicaties aanmerkelijk vergroot.

.

Voorbeeld in het e-depot van KB: De statistische atlas “Leven in Zeeland”.

Adriënne Withagen