Notice: Function _load_textdomain_just_in_time was called incorrectly. Translation loading for the Op de kop af 9 jaar geleden begon ik met mijn zoektocht naar de oorsprong van de Zeeuwse knoop. Dat was na een bezoek in november 2013 aan de Foundation Beyeler in Basel, waar ik in de museumwinkel een boek vond over 25.000 jaar sieraden, uitgegeven door de gezamenlijke Berlijnse staatsmusea. De items op de coverfoto deden me sterk denken aan onze Zeeuwse knoop. Dit bracht me in de jaren erna virtueel de hele wereld over, maar het accent van deze reis lag aanvankelijk toch vooral in Europa. Ik schreef er dit blog over dat werd gepubliceerd op de site van de Zeeuwse Bibliotheek in Middelburg. De aanleiding voor dit slotschrift, was een telefoontje in het voorjaar van 2020 van edelsmid Eva van Kempen uit Amsterdam. Een deel van haar werk richt zich op ambachtelijk erfgoed en filigrain en ze had mijn blog op internet gevonden. Eva was op dat moment bezig met haar scriptie ter afronding van een Master aan het Sandberg Instituut (Rietveld Academie). Zij deed veldonderzoek naar de staat van filigrain in Nederland en in China. De laatste Nederlandse filigrain-meester Cor Kuijf (Schoonhoven) gaat/ is inmiddels met pensioen, waarmee de techniek en bijbehorende vaardigheden in Nederland verloren dreigen te gaan. Als reactie op het dreigend uitsterven van dit ambachtelijk vakmanschap in Nederland en voortbouwend op een recente heropleving van de belangstelling voor het ambacht, is Eva van plan een project te starten in de vorm van een online open source platform over filigrain (vooralsnog alleen op Instagram) onder de naam Filigree Embassy. Met als doel informatie over filigrain toegankelijker te maken voor Nederlandse vormgevers, kunstenaars, sieradenmakers en -dragers en om kennis te verzamelen en te delen. Het filigrain als ambacht wordt gezien als een belangrijk deel van het Nederlandse immateriële erfgoed omdat de techniek veel gebruikt werd en wordt in traditionele Nederlandse streeksieraden, waaronder de Zeeuwse knoop in al zijn variaties. Tijdens onze gedachtewisselingen kwamen we begin vorig jaar tot een conclusie over de oorsprong van filigrain in het algemeen en daarmee de techniek en ontwerp van de Zeeuwse knoop in het bijzonder. Een conclusie die naar mijn oordeel het vermelden waard is, al zal misschien niet iedereen die met evenveel enthousiasme ontvangen. Het gaat daarbij onder meer om de spinnetjes, die zo kenmerkend zijn voor het ontwerp van de Zeeuwse knoop. Door wie, waar en wanneer werden ze voor het eerst gemaakt, waar duiken ze voor het eerst op? Tot nu is, of was de consensus dat de filigraintechniek (dus het draadwerk en de korrels door granulatie) werd ontwikkeld in het oude Mesopotamië, het Tweestromenland. Ook wel het Land van Eufraat en Tigris genoemd, “land van melk en honing”. Wat nu grofweg de landen Irak en Syrië zijn, de bakermat van onze Westerse beschaving, ontstaan meer dan 6000 jaar voor Christus, dus ongeveer 8000 jaar geleden. Vandaaruit waren het met name (of is het onder meer?) de Etrusken (inwoners van Etrurië, het huidige Toscane, Umbrië en Latina in Italië) die de techniek importeerden naar Europa. Zij versierden hun sieraden soms ook met spinnetjes. Maar… en het hiernavolgende is gebaseerd op de gesprekken die Eva van Kempen en ik vanaf maart 2021 over dit onderwerp voerden en op een artikel dat zij schreef voor het Engelse tijdschrift Journal of Jewellery Research, Volume 4 May 2021 – ISNN2516-337X. Overigens, Wikipedia is en blijft natuurlijk de inmiddels bijna onuitputtelijke bron van talloze weetjes: Het Holoceen is het geologische tijdvak van ca. 12.000 jaar geleden tot nu. Het is een relatief warme periode (ook Interglaciaal genoemd) vergeleken met de daaraan voorafgaande IJstijd, de koude periode aan het einde van het Pleistoceen. De oude Steentijd eindigt officieel met het einde van het Pleistoceen. In de geschiedenis van de mens in Europa is het Holoceen de periode van de midden– en jonge steentijd, de kopertijd, de bronstijd en de ijzertijd, waarna de geschreven geschiedenis begint. De midden Steentijd (vanaf bijna 12000 jaar geleden, het einde van de laatste ijstijd): culturen van jagers-verzamelaars De jonge Steentijd vanaf 6000 voor Chr. (dus 8000 jaar geleden): begin van de landbouw Kopertijd vanaf ca. 5500 voor Chr. (dus 7500 jaar geleden) Bronstijd vanaf ca. 3500 voor Chr. (dus 5500 jaar geleden) IJzertijd vanaf ca. 1200 voor Chr. (dus 3200 jaar geleden) De Steentijd of het stenen tijdperk is de periode uit de prehistorie waarin mensen stenen en nog geen metalen werktuigen gebruikten. Helemaal aan het eind van de jonge steentijd, dus vanaf 8000 tot 7500 jaar geleden, werden van sommige metalen wel sieraden gemaakt. Over China gesproken dus. Hoe het precies zit met de Chinese jonge Steentijd en Kopertijd is niet eenvoudig te achterhalen. Maar ook dit gebied kent klimatologische en ontwikkelingsperioden die min of meer vergelijkbaar zijn met die in Europa. Er zijn geen Chinese schriftelijke bronnen uit de tijd voor 1300 v.Chr.. Pas vanaf 200 v.Chr. kunnen schriftelijke bronnen en archeologische vondsten met zekerheid aan elkaar worden gekoppeld. Maar er is natuurlijk veel meer dan schriftelijk materiaal. Oeroude menselijke resten bijvoorbeeld. Zo las ik vorig jaar op de site van Scientias in een artikel van Rob Oele het volgende: “In China liep al heel vroeg een ‘moderne’ mens(achtige) rond. Azië wordt steeds meer beschouwd als mede-brongebied van onze diepe roots. Als actueel voorbeeld moge een schedel uit China (Harbin) dienen. Die was al eerder gevonden maar hij werd pas in 2021 goed bekeken en voorts gedateerd op minstens 140.000 jaar oud, maar waarschijnlijk was hij nog een stuk ouder. De Drakenman (die naam kreeg hij) leek op een moderne mens want zijn herseninhoud was tenminste zo groot als die van een moderne mens en ook zijn aangezicht leek op dat van ons. Maar de rest van zijn langwerpige, plattere schedel duidt op andere genetische invloeden. Zou de ‘Afrikaanse’ Homo sapiens zich daar al zó vroeg vermengd hebben met een lokaal ontstane mens(achtige)? Of ontwikkelde de drakenman zich zonder die inmenging vanuit de Aziatische metapopulatie van mens(achtig)en? Wie het weet mag het zeggen.” En wat te denken van mogelijk millennialange overlevering van textiel- en kledingtradities en de edelsmeedkunst en sieraden. Juist en met name in Zuid-China wordt de filigraintechniek nog steeds van generatie op generatie overgedragen en volop toegepast. Hun filigrain is tot uiterste technische en artistieke perfectie ontwikkeld. * Ik heb het hier met name over twee vrijheidslievende bergvolken, de Hmong (Miao) en Mien (Yao), met hun eigen nauw aan elkaar verwante taalfamilies. Met als meest waarschijnlijke thuisland Zuid-China, tussen de Yangtze- en de Mekongrivieren. Ze behoren tot of zijn de oudste volken in dit gebied, met hun eigen diaspora. Volgens de Amerikaanse taalkundige Martha Ratliff is er taalkundig bewijs dat de Hmong/ Miao al meer dan 8000 jaar in Zuid-China leven. Ook de bevindingen uit het National Genographic Project (DNA-Haplogroepen) wijzen vermoedelijk in die richting (zie het rode gebied met haplogroep O3d-M7 (y-dna). Even googelen voor een grotere afbeelding). *Een absolute aanrader: het boek “Zilver Het wonder uit het Oosten: filigrein van de Tsaren” door Maria Mensjikova en Jet Pijzel-Dommisse, uitgegeven in 2006 door Waanders Zwolle, Stichting De Hermitage aan de Amstel in Amsterdam en Staatsmuseum De Hermitage in Sint-Petersburg. Dat ‘Oosten’ is voornamelijk China en voor een klein deel India (met medewerking van Chinese meesters?) en Batavia, 17e t/m 19e eeuw. Een voorzichtige conclusie is dat de oudste bron van het filigrain als zodanig (de draad- en granulatietechnieken) Zuid-China zou kunnen zijn. In het bijzonder het Hmong/ Miao bergvolk. En dat van daaruit verspreiding plaatsvond over de rest van de wereld. Zoals Mesopotamië. Voor alle duidelijkheid: het is een mogelijkheid. Gebaseerd op de wat betreft techniek en artisticiteit uitzonderlijk verfijnde, hoogstaande objecten uit de collecties van de tsaren en het prachtige zilverwerk dat nog steeds gemaakt wordt door de Hmong/ Miao. Tijdens de zogenaamde ‘grote proletarische culturele revolutie’ in China, van 1966 tot 1976 onder het regime van dictator Mao Zedong, vond massale vernietiging plaats van historisch cultureel erfgoed. De machthebbers zorgden voor vernietiging van de ‘Vier Ouden’ (oude cultuur, oude gewoontes, oude gebruiken en oude gedachten). In korte tijd werden veel gebouwen, voorwerpen, boeken en schilderijen vernield door hun Rode Gardes. Leden van etnische minderheden zoals de Boeddhistische Tibetanen en de Oeigoeren werden vervolgd omdat zij vasthielden aan hun oude gebruiken. Miljoenen Chinezen werden vervolgd, gemarteld en vermoord of stierven de hongerdood. Ook textiel en sieraden werden vernietigd of omgesmolten. Het maken, dragen of bezitten van sieraden werd verboden. Maar omdat een bergvolk zoals de Hmong/ Miao zich vermoedelijk in elk geval ten dele aan deze destructie kon onttrekken, zijn hun oude kleding- en sieradentradities in stand gebleven. Inclusief het vakmanschap van hun meesteredelsmeden. Als ik Internet afstroop kom ik hedendaagse en vintage Hmong/ Miao sieraden tegen die versierd zijn met spinnetjes. Maar het zijn er niet heel veel. En meestal niet in de vorm van een knoop of iets dat daarop lijkt, uitgezonderd een enkele haarpin. En daarmee kom ik wat betreft onze Zeeuwse knoop toch weer, met een sprongetje achteruit, terecht in de Europese 16e en 17e eeuw. In de ons inmiddels bekende landen Spanje en Portugal. In de Nederlanden. En bij de Sefardische Joden. Bekijk een een afbeelding van een Miao haarpin op Pinterest: nl.pinterest.com/pin/heart-beat-big-sur-carmel-treasure-chest-the-collection-of-treasures–748019819331789153/ “Vanaf de zestiende en zeventiende eeuw werd de filigreintechniek in bijna alle Europese en Aziatische landen toegepast (…). Tijdens de verbanning van de Joden uit Spanje in de 16e eeuw en de verbanning van Hugenoten uit Frankrijk in de 17e eeuw, trokken veel edelsmeden weg uit hun geboorteland. In de nieuwe woonomgeving vond een uitwisseling plaats tussen de nieuwe en de lokale meesters. Zo mengden de hun bekende filigreintechnieken zich met de techniek van de autochtone meesters. Andere belangrijke factoren voor de totstandkoming van een universele stijl waren de ontdekkingsreizen, de verbreding van de invloedsfeer van de Europese landen en de oprichting door Portugal, Spanje, de Nederlanden en (effectief veel later) Groot-Brittannië van hun Oost-Indische Compagnieën ter ontwikkeling van de zeehandel met India, Zuidoost-Azië en China. In de zestiende eeuw werd Portugal het belangrijkste Europese centrum voor de handel met China (…). Kunstvoorwerpen werden meegenomen door reizigers of bemanningsleden zelf; daarbij voldeden ze aan bestellingen, kochten de voorwerpen voor zichzelf (zoals ook aldaar vervaardigde knopen? T.) of verkochten ze op veilingen om winst te maken. De Nederlanders handelden tot 1661 via Taiwan, daarna werd Batavia de belangrijkste handelspost voor de Republiek.” (Mensjikova 2006). Zie het naschrift van onderhavig blog van februari 2018. Daar is bovenstaand feitelijk een onderbouwing van en aanvulling op. Over onderbouwing gesproken. De Middelburgse edelsmid Bert van Wijk bericht me sinds twee jaar over zijn reizen naar Portugal, waar hij met zijn camper langs edelsmeden en musea trekt waar traditioneel filigrain gemaakt en tentoongesteld wordt. Overigens werd daar door een museumdirecteur ontkend dat het ontwerp van de Zeeuwse knoop uit Portugal komt. Terecht denk ik. Maar na zijn vakantie in Portugal van afgelopen voorjaar doet Bert boodschappen bij de supermarkt en of het zo moet zijn gebeurt daar iets bijzonders: “Thuis gekomen van mijn vakantie naar AH en naast de nodige etenswaren een tijdschriftje gekocht National Geographic Historia Nummer 5/2022. Hierin staat een artikel over de Sefardim, Iberische Joden in de diaspora. En nou is er een regeltje in dat artikel wat mijn aandacht trok. Een prachtige toevalstreffer. Deze Spaanse auteur even gegoogeld natuurlijk. Hij is werkzaam aan de universiteit van Cordoba (aan de masteropleiding genealogie, heraldiek en archieven). Wat ik bijzonder vind, is dat Bert direct na zijn vakantie in Portugal notabene bij AH in een tijdschrift van Nat Geo nog een bevestiging heeft gevonden van wat ik noteerde in de laatste alinea van het naschrift bij dit blog (2/2018) met foto van de Spaanse Charro-knoop: “Van goudsmid Luis Mendez Lopez (met Portugese voorouders T.) uit Salamanca kreeg ik november vorig jaar een aantal teksten die hij weer kreeg van de gemeente Salamanca. Hij had eerst navraag gedaan bij het Regionale Centrum voor traditionele studies in de regio Castilië en León. In de teksten staat dat de Charro-knoop, behorend bij de regionale streekdracht, gemaakt en gedragen werd en wordt in Salamanca, Zamora en de grensstreek met Portugal. En dat lang geleden in de sieradenworkshops van Astorga, León en Salamanca invloeden te zien waren van Joodse en Moorse goudsmeden, met filigraan en granulaat, zoals toegepast in de Charro-knoop. Die op hun beurt zijn afgeleid van decoratieve knopen uit de zestiende en vroege zeventiende eeuw.” Tenslotte kreeg ik eind augustus jl. een mail van Martin van Wallenburg, archeoloog en historicus uit Den Haag met Zeeuwse achtergrond. Hij is sinds vele jaren geïnteresseerd in ‘Zeeland en de West’, waarbij het doorgronden van de Zeeuwse cultuur en tradities een belangrijk onderdeel is gaan vormen van zijn onderzoeksgebied. Hij oppert op basis van bestudering van een in Middelburg gemaakt schilderij van Willem van Oranje uit 1588 of 1589, dat op diens mantel de oudst bekende afbeelding te zien is van een filigrain-knoop in een Zeeuwse context, met duidelijk zichtbaar een korfje met bovenop een granule. Op de tweede foto hieronder een ander, ouder portret van Willem van Oranje, uit 1579. Daarop zijn vergelijkbare knopen te zien, alleen lijken de granulen te ontbreken. De foto’s zijn afkomstig van respectievelijk de sites van het Zeeuws Archief in Middelburg en het Rijksmuseum in Amsterdam. Martin nam ze op in een artikel waar hij aan werkt. Een mooie ontdekking, waarmee we weer 100 jaar verder terug in de tijd zijn gegaan, naar de 16e eeuw, misschien zelfs einde 15e eeuw. In een andere suggestie van Van Wallenburg, dat dit type knopen (korfje met granule) een voorloper zou zijn van de Zeeuwse knoop, kan ik niet meegaan. Naar mijn oordeel is het niet zozeer een voorloper maar een broertje, één van de verschillende toepassingen van filigrain. En voor het schilderij van Van den Queborn uit 1588 heeft Willem van Oranje niet geposeerd. Hij werd immers in 1584 vermoord. Wanneer je goed kijkt naar de details, met name het hoofddeksel en de bontkraag onder de kanten kraag en daaronder de details van de sluitingen van de jas en de schouderstukken, dan lijkt het om dezelfde jas te gaan. Ik denk dat het schilderij uit 1588 voor de gelegenheid (1574 stadsrechten voor Arnemuiden) ‘postuum’ is geschilderd naar het portret uit 1579. De knopen (met granule) zijn wellicht nageschilderd van knopen die Van den Queborn ergens anders heeft gezien. Misschien op een ander schilderij van Willem van Oranje of van een tijdgenoot. Of in het echt. “Niet vaak speelt een archiefstuk zo’n prominente rol als op dit schilderij van Willem I, prins van Oranje. De oorkonde met uithangend zegel bevat het stadsrecht dat de prins in 1574 aan het dappere Arnemuiden verleende. In tegenstelling tot de stad Middelburg die trouw bleef aan Spanje (tot 1574 T.), koos het dorp Arnemuiden voor de kant van de opstandelingen en van Willem van Oranje (1533-1584). Het werd voor zijn moed beloond met het stadsrecht.” “Onder de edelen die in de Nederlanden in opstand kwamen tegen het gezag van Filips II groeide Willem van Oranje uit tot de grote leider van de opstand. Hij kwam voor zijn eigen belangen op, streefde naar grotere zelfstandigheid en bepleitte vrijheid van godsdienst. In 1580 zette Filips II een prijs op zijn hoofd; vier jaar later werd hij vermoord.” En kijk dan toch ook nog even naar de haarpinnen van de Chinese Miao (onderste van de twee foto’s). De bovenste helft is een combinatie van een korfje en de spinnetjes zoals behorend bij de Zeeuwse knoop. Hoe bijzonder is dat. Beste lezers, dit was het. Nu echt vermoed ik. De cirkel is rond. Mijn eerder geopperde hypothese van drie mogelijke routes die de spinnetjes holden en de knoopjes rolden worden toch weer bevestigd. 1 Het verre Oosten, 2 Mesopotamië richting Italië en Balkan. En 3 Spanje waar relatief recentelijk toch duidelijk de eerste met de Zeeuwse vergelijkbare knopen werden gemaakt. Welke de meest waarschijnlijke is? Ik denk de route vanuit het verre oosten, waarbij naar mijn oordeel in elk geval de mogelijkheid van een Chinese oorsprong van de basistechniek van filigrain en granulatie serieus overwogen zou moeten worden. Het is zelfs niet uit te sluiten dat de spinnetjes daar ook voor het eerst werden gemaakt, al blijft Mesopotamië hiervoor natuurlijk kandidaat. Maken we een grote sprong voorwaarts, naar de 16e en 17e eeuw waarin de eerste voor ons herkenbare knopen opduiken (Amsterdam, Middelburg), dan ga ik voor de Sefardim uit Spanje. Maar ze kunnen ook uit het verre oosten zijn meegenomen door onze scheepvaarders van de VOC. En wie weet was het een kwestie van beiden. Met heel veel dank aan ieder die de afgelopen negen jaar een bijdrage leverde aan mijn zoektocht. Jullie zijn allen waardige leden van de Orde van de Zeeuwse Knoop. Trude de Reij Middelburg, 13 november 2022 Bekijk een afbeelding van Hmong oorbellen op Etsy www.etsy.com/nl/listing/668016078/hill-tribe-oude-zilveren-oorbellen-uit Meer informatie:breadcrumb-navxt
domain was triggered too early. This is usually an indicator for some code in the plugin or theme running too early. Translations should be loaded at the init
action or later. Please see Debugging in WordPress for more information. (This message was added in version 6.7.0.) in /var/www/html/wp-includes/functions.php on line 6114
Warning: Cannot modify header information - headers already sent by (output started at /var/www/html/wp-includes/functions.php:6114) in /var/www/html/wp-includes/feed-rss2.php on line 8
China
Oudste bron Hmong/Miao?
Chinese culturele revolutie
Bekijk een afbeelding van een Miao haarpint op Pinterest: nl.pinterest.com/pin/610097080742389390/Azië en Europa
Spanje en Portugal
‘Ambachten in Fez (Marokko T.). ‘Maar bovenal blonken ze (de Sefardim T.) uit in het edelsmeden. Als geen ander beheersten ze de techniek van het trekken van goud en zilverdraad.’
Artikel geschreven door Rafael M. Giron-Pascual”.De knopen van Willem van Oranje
Tenslotte
Dank
Meer informatie:
Dit is een gastblog van een couch traveler. Trude de Reij heeft de verre geschiedenis van de Zeeuwse knop onderzocht. Zij publiceert dit onderzoek op uitnodiging van ZB Bibliotheek van Zeeland.
Lees ook:
Deel 1
Deel 2
Deel 3
Deel 4
Deel 5
Deel 6
Deel 7
Naschrift
Een van die verdwenen landen is (Oost-)Pruisen. In het dicht beboste en dun bevolkte gebied tussen Litouwen en Polen aan de zuidelijke kust van de Oostzee woonde lang geleden een Baltische bevolkingsgroep, de Pruisen. Vanaf de 13e eeuw hebben kolonisten uit het overbevolkte Duitsland onder bescherming van de kruisridders van de Duitse Orde daar de macht overgenomen, en zich met de oorspronkelijke bevolking vermengd. Het gebied eindigde als een afgelegen Duitse provincie in de winter van het jaar 1945, toen het Rode Leger in een orgie van wreedheid het gehate volk van de nazi’s de Oostzee in dreef. De overlevende Duitsers kwamen in de Bondsrepubliek of in de DDR terecht, met het laatste DNA van de Baltische Pruisen in hun lijven.
In hun plaats vestigden zich Russen in het noordelijke gedeelte, en Polen uit het huidige Wit-Rusland in het zuidelijke gedeelte. De grens is kaarsrecht getrokken. Koningsbergen, de ooit welvarende en bruisende hoofdstad van Pruisen aan de monding van de rivier de Pregel, werd eerst door Engelse bombardementen en vervolgens door de Sovjets van de kaart geveegd. Op het terrein van de nagenoeg verdwenen stad werd een nieuw communistisch woonoord gebouwd onder de naam Kalíningrad. Tientallen jaren was deze streek een verboden gebied voor buitenlanders. Na de onafhankelijkheid van Litouwen raakte Kalíningrad met zijn omringende district geïsoleerd van de rest van Rusland, en werd het een exclave aan de Oostzee.
De naam ‘Koningsbergen’ heb ik tijdens mijn studietijd leren kennen door het levensverhaal van Immanuel Kant (1724-1804), de beroemdste Europese filosoof ooit, die zijn leven lang die stad bijna niet uit geweest is. Wat mij toen trof, was dat hij als verzetje ’s avonds iedere dag stipt op de zelfde tijd vergezeld door zijn huisknecht precies dezelfde wandeling door de stad tot buiten de bebouwing ging maken. Ik had op dat moment geen idee waar Koningsbergen lag. Het bestond toen ook al lang niet meer.
Eind september 2012 ben ik dan zelf toch nog in Koningsbergen geweest. Of ben ik er niet meer geweest, omdat het niet meer bestond? Ben ik dan in Kalíningrad geweest? Of misschien juist in allebei tegelijk? De kennismaking was onvergetelijk. Ik heb heel het gebied van het voormalige (Oost-)Pruisen kunnen doorkruisen, als een kruisridder van vroeger die in de moderne tijd vreedzaam op de motor teruggekeerd is. Ik heb het grafmonument van Kant bij de bewaard gebleven dom van Koningsbergen gezien. Ik heb er kennis gemaakt met de huidige, zeer prettige inwoners van beide landsdelen. En ik heb het geluk gehad daar nog enkele overlevenden van het oude Pruisen te spreken.
Iedere conservator legt persoonlijke accenten in zijn collectiebeleid. Ik vertelde al eerder dat ik als oriëntalist graag exotische geschriften aan de bijzondere collecties toevoeg. Maar ook het oude Oost-Pruisen heeft mijn speciale aandacht. Er was trouwens ook een West-Pruisen, aan de oever van de Weichsel ten zuiden van Danzig. Diverse drukwerken van uitgevers uit het 18e-eeuwse Koningsbergen zijn inmiddels in onze kluis aanwezig: de bekendste huizen zijn Hartung, Reusner en Nicolovius. Het zijn stichtelijke werken, dichtbundels en Latijnse proefschriften van de universiteit Albertina.
Maar het mooist is als je werken van Immanuel Kant zelf, die nog tijdens zijn leven in Koningsbergen verschenen zijn, bemachtigen kunt. Sinds kort hebben wij een eerste druk van ‘Die Religion innerhalb der Grenzen der bloßen Vernunft’, uitgegeven bij Kants buurman Friedrich Nicolovius in 1793. Het is bijzonder te bedenken hoe deze exemplaren uiteindelijk in Middelburg hun uiteindelijke bestemming gevonden hebben. Ze waren zeker al voor 1945 door verkoop en vererving naar het westen gekomen. Ooit gedrukt in inmiddels allang verwoeste panden aan de monding van de Pregel, rusten ze nu aan de monding van de Schelde.
Marinus Bierens,
Conservator Bijzondere collecties
]]>
Behalve boeken, die uit een of meer katernen bestaan, zijn er wereldwijd veel verschillende schriftdragers ontwikkeld. Van sommige daarvan hebben wij in ZB een of meer voorbeelden. Zo heb je de boekrol, waarvan wij twee voorbeelden uit Ethiopië en India bezitten. De Hebreeuwse boekrol is vooral bekend uit de synagoge, waarvan wij helaas geen exemplaar meer kunnen tonen: onze Esther-rol is aan de plaatselijke synagoge geschonken. Bij de codex of leporello zijn de bladen aan elkaar geplakt, zodat het geheel maar van een kant leesbaar is. Ook hiervan hebben wij een voorbeeld uit India. Van Java is er een lontar, een manuscript op recht gesneden palmbladeren, aan weerskanten beschreven en bijeengehouden door twee touwtjes, en gevat tussen twee eenvoudige houten plankjes.
Aan het geschrift uit Birma is echter veel meer werk besteed. De palmbladeren zijn gelakt, waardoor ze heel stevig zijn. De bladen en de houten platten zijn uitbundig in rood en goud versierd, met abstracte bloemenmotieven en voorstellingen van hemelse figuren: godheden of engelen. De zwarte tekst in grote letters op de bladen is gesteld in het Pali, volgens de Birmese schriftvorm. Het Pali was in het oude India een vorm van Prakrit. Daar was het Sanskriet de taal van de officiële literatuur, waarin de geschriften van het Hindoeïsme gesteld zijn. Prakrits waren regionale dialecten. Boeddha heeft een dergelijke streektaal gesproken.
Het boeddhisme kent meerdere stromingen. In het Westen zijn het Zenboeddhisme uit Japan en het lamaïsme de bekendste. Deze laatste vorm wordt beleden in Tibet, Mongolië en bij de inheemse volkeren van Siberië. Vanaf Ceylon verspreidde zich echter rond het begin van de gebruikelijke jaartelling het Theravada-boeddhisme over Zuidoost-Azië. Deze stroming bewaarde in het Pali de overgeleverde toespraken van Boeddha, in een officiële tekst die ‘Ti-pițaka’ (drie manden) genoemd wordt.
Onderdeel daarvan is de monastieke code genaamd ‘Vinaya pițaka’ (de ‘regel-mand’). Enkele teksten daaruit, de zogenaamde negen ‘khandhaka’s’ (paragrafen), zijn op het bewuste Birmese handschrift overgeschreven. In Birma was het een traditie, dat wanneer een jongeman novice in een klooster werd, zijn familie een exemplaar van deze ‘Kammavâcâ’ (uitgesproken als ‘kommovaatsjaa’, en het betekent zoveel als acte) aan de instelling schonk. Dit bleef gebruikelijk tot de verovering van Birma door de Britten in 1885.
Het was heel boeiend om al deze achtergronden uit te zoeken. Het blijkt dat er nogal wat ‘Kammavâcâ’s’ in omloop gebracht zijn. Zo uitzonderlijk is deze aanwinst dus niet. De parate kennis hierover was echter niet aanwezig bij het veilinghuis Burgersdijk & Niermans, die dit kavel op 10 mei 2017 aanbood. Daar kwam men niet verder dan Birmees ritueel handschrift. Dank zij eigen speurwerk kan ik de belangstellenden van ZB de bovenstaande bevindingen melden.
Het handschrift is tot het eind van dit jaar 2017 in de vitrine met aanwinsten bijzondere collecties op de 1ste verdieping van de ZB te zien.
Marinus Bierens,
Conservator ZB
In dit boek, op pagina 37, staat een foto van ‘Chloris’, een klein portret van een onbekende dame, van Gerard ter Borch uit 1640 (Privé Collectie Six). Zij draagt een broche met hanger. Het beeld in het boek was te klein om exact te kunnen zien wat de hanger is. Maar het was heel verleidelijk een gelijkenis te ontwaren met het ontwerp van de Zeeuwse knoop.
Diezelfde maand schreef ik mij en mijn man in voor een rondleiding door het huis van de familie Six aan de Amstel in Amsterdam. Door het verschijnen van het boek van Geert Mak was de wachtlijst daarvoor opgelopen tot 8 maanden. Maandag 15 januari jl. was het zover. Na afloop adviseerde jhr. Six (X) om voor meer informatie over het sieraad op het portretje contact op te nemen met Bianca du Mortier, conservator kostuum bij het Rijksmuseum en met Marieke de Winkel, zelfstandig onderzoekster. Hij wilde zelf ook wel weten hoe het zat.
Ik heb contact gezocht met het Rijksmuseum en sprak uiteindelijk met Suzanne van Leeuwen, jr. conservator/ restaurator juwelen. Zij stuurde me onder meer de masterscriptie van haar collega en researchfellow Monique Rakhorst met de titel Gedragen en vastgelegd, uit 2013.
Haar onderwerp van studie is de authenticiteit van sieraden op portretten van welgestelde Amsterdamse inwoners uit de 17e eeuw. Hoewel Chloris geen specifiek onderwerp van haar onderzoek is, is over het sieraad dat zij draagt wel het nodige te zeggen.
Het is een broche met ronde hanger, bezet met diamanten, op de borst gedragen, gangbaar vanaf de jaren ’40 17e eeuw. In dit geval zijn de stenen gezet in een bloemmotief.
De reden waarom er een gelijkenis is met het voorwerp van mijn onderzoek, is dat ook de basis van het ontwerp van de Zeeuwse knoop een bloemmotief is, mogelijk Astrantia (Sterrenkruid), dat in Nederland tevens de naam Zeeuws knopje draagt.
Op de oude schilderijen worden de diamanten op dit type broche vaak in zwart afgebeeld, omdat de reflectie in de stenen door de toen nog toegepaste slijptechniek beperkt was.
Het type sieraad dat Chloris draagt wordt tegenwoordig een ‘Devant de corsage’ genoemd (term uit de 19e eeuw), hoewel dat meestal een grotere, zgn. strikbroche is, met of zonder hanger. De broche op het portretje van Chloris heeft geen strik. Dat geldt overigens ook voor de broche waarmee burgemeestersdochter Agatha Bas (geen familie van Elisabeth Bas) door Rembrandt in 1641 is afgebeeld. Het kunnen de eerste modellen zijn geweest. De hangers aan de broches van beide vrouwen lijken vrijwel identiek. Dat geeft te denken. Ze werden gemaakt vanaf eind jaren ’30 17e eeuw. In dit geval wellicht door dezelfde goudsmid of juwelier, wonend en werkzaam ergens aan de grachtengordel of dicht daar in de buurt.
Interessant is dat onder de 17e eeuwse, in Amsterdam gevestigde juweliers en diamantslijpers ook een aantal Zeeuwen was, waaronder de Middelburgers Pieter van den Abeele (juwelier) en Jasper Baackelijn (diamantsnijder). En veel personen afkomstig uit Antwerpen. Een deel van de diamantslijpers was waarschijnlijk tevens goudsmid. Juwelenkooplieden/ juweliers lieten sieraden maken voor de handel (en eigen gebruik) en ontwierpen deze sieraden soms ook zelf.
Op de site van het Rijksmuseum, in de Rijksstudio, vond ik een portret van Mattheus van den Broucke, Raad van Indië te Dordrecht, door Samuel van Hoogstraten, geschilderd in de jaren ’70 17e eeuw. Op zijn jas en vest rijen met gouden knopen die het ontwerp van de Zeeuwse knoop heel dicht benaderen. Er kan zelfs sprake zijn van filigrain of anders een techniek die er veel op lijkt. De knopen op het onderste deel van het rechter voorpand zijn van opzij afgebeeld waardoor hun structuur goed zichtbaar is. Ik ga er vooralsnog vanuit dat het om gouden knopen gaat. Knopen werden en worden ook gemaakt van messing, al dan niet verguld. Het portret van Van den Broucke is geschilderd na zijn terugkeer in de Nederlanden in 1670. Voor en na zijn missies voor WIC en VOC woonde hij in zijn geboortestad Dordrecht.
Sanne Roefs, destijds studente aan de RUG, schreef in 2013 een artikel over hem, met als onderwerp zijn ‘zelfpresentatie’ (zeg maar ‘persoonlijke pr’), n.a.v. drie in opdracht van hemzelf geschilderde portretten. Het is haar en ook mij helaas niet gelukt in het Dordrechts archief een boedelbeschrijving van deze man te vinden. Misschien is die er wel, maar nog niet gedigitaliseerd. In dergelijke beschrijvingen kunnen kostuums en knopen zijn opgenomen.
Het persoonlijk archief van Michiel de Ruyter werd in 2013 door nazaat Frits de Ruyter de Wildt overgedragen aan het Nationaal Archief. Op de site van het N.A. staan 48 scans van de boedelbeschrijvingen. Peter Blom, archivaris bij het Zeeuws Archief en Andrea van Boven, specialist infrastructuur bij de Zeeuwse Bibliotheek, vonden een papieren en een digitale vertaling naar modern Nederlands uit 1928 door het Historisch Genootschap. Helaas daarin geen vermelding van kostuums en knopen. De minutieuze beschrijving geeft wel een prachtig beeld van hoe het Amsterdamse huis van Michiel de Ruyter (aan de tegenwoordige Prins Hendrikkade 131) er qua inrichting uitgezien moet hebben. Frits de Ruyter heeft in zijn familie nog een paar vragen uitgezet. Het had gekund dat er tastbare zaken bewaard waren gebleven die nog in het bezit zijn van de familie. De kans was klein, en inderdaad, ook hier jammer genoeg geen resultaat.
Aanvankelijk leek het er op dat onze ‘Zeeuwse’ knoop vanaf 1700 in Nederland geïntroduceerd, gemaakt en gedragen werd. Met waarschijnlijk een Spaanse oorsprong, met mogelijk Joodse invloeden. Maar inmiddels lijkt het, op basis van wat op de diverse portretten te zien is, mogelijk dat de Zeeuwse knoop en voorlopers daarvan hier al in de 2e helft van de 17e eeuw in zwang raakte. Tussen 1670 en 1681 schilderde Gerard ter Borch ‘Jacob de Graeff in officiersuniform’. Op dit uniform zijn decoratieve zilveren knopen bevestigd die qua ontwerp een beetje in de buurt komen. Geen filigrain, maar wel met een granulen-achtige bovenkant.
Op de kleding van Michiel de Ruyter en op die van zijn viceadmiraal Aert van Nes (portretten van Ferdinand Bol uit 1667 en Bartholomeus van der Helst uit 1668, Collectie Rijksmuseum Amsterdam) zien we eveneens rijen met gouden en zilveren knopen. Ze zijn het nog niet helemaal, maar gaan in de goede richting. Die van Van den Broucke lijken het meest.
De tweede helft van de 17e eeuw, onze Gouden Eeuw, lijkt de periode te zijn waarin verschillende soorten decoratieve (edel)metalen knopen mode werden voor degenen die het zich konden veroorloven. Ik vermoed dat er in die tijd weinig behoefte was om sieraden te dragen (inclusief gouden en zilveren knopen) die direct van de vroegere Spaanse bezetter afkwamen. De Tachtigjarige Oorlog eindigde immers nog maar kort tevoren, in 1648. Zij het dat het Plakkaat van Verlatinghe – ook wel de onafhankelijkheidsverklaring van Nederland genoemd en recentelijk verkozen tot Pronkstuk van Nederland – dateert uit 1581, waarmee een aantal provincies van de Habsburgse Nederlanden Filips II toen al afzetten als hun heerser (Wikipedia).
Er moeten in elk geval ook nieuwe ontwerpen zijn gemaakt. Het is goed mogelijk dat de waarschijnlijke voorloper van de Zeeuwse knoop, de Spaanse Charro knoop, vanaf de 60er of 70er jaren van de 17e eeuw via handelsactiviteiten werd geïntroduceerd door uit Spanje of Portugal gevluchte Sefardische Joden in onder meer Amsterdam en Middelburg, wellicht ook Rotterdam, en daar ook gemaakt werden, alsmede in Dordrecht en Schoonhoven.
En vervolgens evolueerde tot het streeksieraad zoals we dat nu kennen.
Door de Nederlandse boeren en vissers zouden in dit geval dus niet de hof kleding en -sieraden, maar die van onze zeehelden (zo blijf ik ze toch maar noemen…) kunnen zijn nagevolgd.
Van goudsmid Luis Mendez Lopez uit Salamanca kreeg ik november vorig jaar een aantal teksten die hij weer kreeg van de gemeente Salamanca. Hij had eerst navraag gedaan bij het Regionale Centrum voor traditionele studies in de regio Castilië en León.
In de teksten staat dat de Charro knoop, behorend bij de regionale streekdracht, gemaakt en gedragen werd en wordt in Salamanca, Zamora en de grensstreek met Portugal. En dat lang geleden in de sieradenworkshops van Astorga, León en Salamanca invloeden te zien waren van Joodse en Moorse goudsmeden, met filigraan en granulaat, zoals toegepast in de Charro-knoop. Die op hun beurt zijn afgeleid van decoratieve knopen uit de zestiende en vroege zeventiende eeuw.
Op naar Marokko en de Joodse gemeenschap daar? Misschien, ooit…
Trude de Reij
Middelburg, februari 2018
English translation edition June 2017 : the-history-of-the-filigree-zeeland-button-by-trude-de-reij-epilogue (pdf-bestand)
Over de geschiedenis van de Zeeuwse knoop of: hoe een knoopje kan rollen : naschrift versie juni 2017 (pdf-bestand)
Meer informatie:
Dit is een gastblog van een couch traveler. Trude de Reij heeft de verre geschiedenis van de Zeeuwse knop onderzocht. Zij publiceert dit onderzoek op uitnodiging van ZB| Planbureau en Bibliotheek van Zeeland. Lees ook:
Deel 1
Deel 2
Deel 3
Deel 4
Deel 5
Deel 6
Deel 7
Woordvoerster Trude Northolt van de Gemeente Middelburg reageerde gisteren adequaat op vragen van de provinciale krant en stelde: ‘Op 22 april 1974 is de rode vlag met de gouden burcht officieel als gemeentevlag vastgesteld. Op 30 april 1975, Koninginnedag, wapperde die voor het eerst vanaf openbare gebouwen.’ De vlag heeft thans dus een officiële status. Hoe de stad daartoe gekomen is valt te lezen in de Faam van 21 mei 1975. In de raadsvergadering van 30 november 1973 werd een voorstel aan de Hoge Raad van Adel besproken waarbij werd gesteld: ‘Momenteel is in gebruik een niet officiële vlag die drie horizontale banen telt, van boven naar beneden resp. geel, wit en rood gekleurd. In november 1963 heeft het toenmalige college van b. en w. al een verzoek gericht aan de Hoge Raad van Adel om van Advies te dienen over het voeren van een verantwoorde vlag, in het midden van de stad of broekzijde beladen met een burcht’. Dat laatste werd namelijk passend geacht. Die vlag, die er een jaar later kwam, is dus geënt op het stadswapen en wapen en vlag zijn twee verschillende zaken.
Uit het citaat komen echter twee interessante zaken naar voren: a) Middelburg heeft voor 1974 zijn vlag nooit officieel laten vaststellen en b) de stad heeft zelf het verzoek bij de Hoge Raad van Adel ingediend om een stadsvlag op basis van het stadswapen met de burcht te ontwerpen. Zeer benieuwd ben ik dan ook of de Hoge Raad van Adel in zijn rapport aandacht besteedt aan de geschiedenis van de stadsvlaggen die in de loop van de historie, met name in de tijd van eind zestiende eeuw tot en met de 20ste eeuw zijn gebruikt of dat hier alleen over de heraldische oorsprong van het stadswapen zelf wordt gesproken.
Een van de oudste voorbeelden van de stadsvlag (vlaggenboeken komen voor eind zeventiende eeuw niet voor) komt uit een manuscript gedateerd rond 1669-1670, dat beschreven is door K.L. Sierksma. De Middelburgse vlag heeft hier wederom drie banen, maar nu in de kleuren groen-wit-blauw! Omdat dit de enige bron met die kleuren is wordt er overigens sterk aan getwijfeld of deze vlag wel bij Middelburg hoort, maar Sierksma geeft in ieder geval als verklaring voor de kleuren dat de groene baan een tegenhanger voor het rood van de Hollandse vlag zou zijn en symbolisch zou verwijzen naar het gewest Zeeland of de Admiraliteit daarvan en daarom een algemene vlag voor koopvaardijschepen zou zijn.[2] Een nog curieuzere Middelburgse stadsvlag komt voor op de door B. Lens omstreeks 1700 uitgegeven A General view of the Flags which most Nations bear at Sea.[3] Het is de Nederlandse driekleur met in het midden de gouden burcht.
De bekendste wapenkaart van Zeeland, die uit Mattheus Smalleganges Nieuwe cronyk van Zeeland (officieel 1696, maar pas enkele jaren later verschenen) laat er geen misverstand over bestaan. Daar zitten de zes in de Zeeuwse Staten stemhebbende steden Veere, Zierikzee, Tholen, Middelburg, Goes en Vlissingen bijeen samen met de Eerste Edele. Aan het hoofd van het tafereel is de provinciale vlag en het provinciale wapen (waarover ook al veel te doen is geweest) zichtbaar. De stemhebbende steden houden alle zowel het wapen als de vlag van hun stad vast. Daarbij is duidelijk te zien dat wapen en vlag bij bijvoorbeeld Vlissingen overeen stemmen (zij het dan dat de kruik op de vlag zilver en in het wapen goudkleurig is), maar bij Middelburg duidelijk anders zijn; het wapen, de burcht op een rode achtergrond en de vlag het geel-wit-rood.
Op het anonieme schilderij ‘het retourschip Popkensburg van de kamer Middelburg van de VOC’ (Scheepvaartmuseum Amsterdam), uit 1775, zien we op het scheepsportret duidelijk de geel-wit-rode Middelburgse vlag vanaf de achtersteven waaien.
Op het van drie jaar eerder, uit 1772 daterende schoorsteenstuk ‘fregatschip Essequebo Sociëteit voor de rede van Vlissingen’, van de Zeeuwse schilder Engel Hoogerheyden (Scheepvaartmuseum, Amsterdam) zien we op de achtergrond van deze West-Indiëvaarder een interessante vlag op een ander schip. Daar waait de Middelburgse vlag, maar dan ondersteboven: rood-wit-geel, zoals kapitein Paulus van der Dussen (zie eerdere weblog) hem ook beschreef.
Op de vlaggenkaart ‘Schouw-park aller scheeps-vlaggen des geheelen water waerelds’, uitgegeven door Gerard van Keulen in Amsterdam in 1726 zien we wederom twee Middelburgse vlaggen. Na de provincievlag komt eerst de geel-wit-rode stadsvlag van Middelburg en dan de rode geuzenvlag van de stad. Vervolgens komen de vlaggen van Vlissingen en Veere, beide rood met het stadswapen er in. Bij die twee steden wordt slechts één vlag gegeven, maar ook daar staat expliciet vermeld dat het om de geuzenvlag gaat.
Sinds enkele jaren hangt in het Maritiem Muzeeum te Vlissingen een particulier schilderij dat zeer waarschijnlijk het kaperschip Profeet Elias van de reders Sautijn voorstelt. Het is een scheepsportret waarbij het schip voor de havenuitgang van Middelburg is geschilderd in drie verschillende aanzichten en stamt uit de tijd van de Spaanse Successieoorlog (1702-1713). Dit is het vroegste tot op heden bekende schilderij waarop een Middelburgs kaperschip zichtbaar is. Aan de achtersteven hangt duidelijk zichtbaar een rode vlag, maar wat daarop is afgebeeld en is niet duidelijk omdat de vlag slap neerhangt.
Van het jaar 1842 is een afbeelding bekend van Jacob Spin, van het Middelburgse barkschip Pauline (Maritiem Museum, Rotterdam), van kapitein J.J. Brouwer en rederij Boddaert & Co. Daarop is wel een rode vlag met het Middelburgse stadswapen, de burcht, te zien. Deze waait vanaf de fokkenmast. Het bijzondere aan dit schilderij is dat het hier een koopvaardijschip betreft dat die rode -of oorspronkelijk geuzenvlag- voert, maar dan zitten we inmiddels in de 19de eeuw en is het al sinds 1815 vrede.
Er zijn kortom in de loop van de geschiedenis meerdere Middelburgse stadsvlaggen gebruikt, maar duidelijk is toch wel dat de rode vlag met de burcht een oorsprong als bloedvlag of stadsgeus heeft dat weer was geënt op het stadswapen.
Er is trouwens nog ontkenning mogelijk voor eventuele vermeende aansprakelijkheid van Middelburgers op basis van gewelddadigheden op zee. De stadsvlag van Hamburg zag er in de achttiende eeuw net zo uit[4] als de geuzenvlag van Middelburg…
Johan Francke
[1] Zie PZC, 4 april 2017, pag. 2. De verslaggever ging er aan voorbij dat ik binnen ZB informatiespecialist ben, maar op een ander vakgebied ben opgeleid; namelijk dat van de maritieme geschiedenis.
[2] Sierksma, Flags of the World, 161.
[4] Ibidem, 69.
]]>Vrolijk wappert de Middelburgse middenstand de toeristen toe vanaf de gevels van de monumentenstad. De helrode vlaggen die de viering van achthonderd jaar stadsrechten kleur moeten geven plooien langzaam in het zachte lentebriesje dat op zonovergoten aprildagen over de stad schijnt. Een lust voor het oog. Tenminste, voor de Middelburgers…
Want wat zou u ervan denken als van de Japanse ambassade niet de traditionele Hinomaru
maar deze vlag
zou waaien? Daar zou eenieder toch even raar van opkijken of zelfs een zeer ongemakkelijk gevoel van krijgen. Overlevenden van de Tweede Wereldoorlog in Zuid-Oost-Azië al helemaal. Nu gaat het hier om een wat verder verleden en zijn er waarschijnlijk geen mensen meer die zich hun jonge jaren voor 1800 nog kunnen heugen, maar die Middelburgse vlag heeft een soortgelijk verleden.
De rode vlag met de gouden burcht die nu overal in de stad wappert is namelijk niet de stadsvlag, maar de geuzen- of bloedvlag die in oorlogstijd gebruikt werd door schepen van de Admiraliteit en kapers die Middelburg als thuishaven hadden en zee en oceaan afstruinden op zoek naar vijanden om buit van te veroveren.
Deze bloedvlag waaide normaliter vanaf de bezaansmast. De prinsenwimpel (dus geen vlag) waaide vanaf de grote mast en vanaf de fokkenmast of de boegspriet waaide de officiële stadsvlag of een Zeeuwse vlag. Die indeling werd echter niet zo strikt gehanteerd, vaak genoeg werd er van afgeweken.
Op het beroemde schilderij van Adriaen Pieterszn. van de Venne, Gezicht op de haven van Middelburg uit 1615 (Rijksmuseum)
wappert de Middelburgse geus bijvoorbeeld aan de grote mast van het admiraliteitsschip Zeehond. Op de twee schilderijen die Cornelis Louw in 1714 (Scheepvaartmuseum Amsterdam) en 1725 (Maritiem Muzeeum Vlissingen) maakte van Vlissingse kaperschepen op de rede voor de stad zien we diezelfde bloedvlag terug op de boegspriet, maar nu met de Vlissingse kruik er op.
Gebruik van deze bloedvlag beperkte zich niet alleen tot zee. Conform het oorlogsrecht hoefden aanvallers geen ‘kwartier’ (genade of lijfsbehoud) te verlenen aan de andere partij indien deze weerstand bood bij een belegering of aanval, als vooraf tenminste de keuze voor overgave was gegeven. Om de intenties aan de vijand duidelijk te maken kon bijvoorbeeld de bloedvlag worden gehesen, ten teken dat geen ‘kwartier’ verleend of aanvaard zou worden.[1]
De meeste mensen die ooit een schip ontmoet hebben dat de rode vlag met de gouden burcht van Middelburg voerde zullen daar dus waarschijnlijk geen al te beste herinneringen aan over hebben gehouden, als ze het al na konden vertellen. Nu werd na overgave in de regel niet iedereen over de kling gejaagd, maar doorgaans gewoon krijgsgevangen gemaakt, al was ook dat in die tijd geen pretje.
De laatste keer dat de Middelburgse geus aan een scheepsdek van een kaperschip wapperde is waarschijnlijk in de Napoleontische tijd geweest; alweer meer dan tweehonderd jaar geleden. De laatste keer dat een dergelijke vlag op een admiraliteitsschip werd gevoerd dateert van nog verder terug, waarschijnlijk in de tijd van de Vierde Engelse Oorlog (1780-1784). Meer dan 230 jaar geleden dus en tijd blijkt een helend begrip in de historie. Zo is het wel bon ton om grapjes over Napoleon te maken, maar kan er een ongemakkelijk spanningsveld ontstaan als je eenzelfde soort grap over Hitler maakt. Het verleden is daarvoor te tastbaar aanwezig omdat er nog mensen zijn die de oorlog zelf hebben meegemaakt of nog te maken hebben met de gevolgen daarvan.
Terug naar de geuzenvlag van Middelburg, want welke vlag moeten de Middelburgse grootgrutters dan wel uitsteken? Heel eenvoudig, de officiële Middelburgse vlag, die ziet er namelijk heel degelijk uit, zelfs een beetje saai. Deze heeft, net als de Nederlandse vlag, drie horizontale banen in de kleuren geel, wit en rood.[2]
Volgens Van der Dussen, een kapitein in dienst van de Admiraliteit, zou dit rond 1700 rood-wit-geel zijn geweest.[3] Uit overlevering is ons niets meer bekend over ’s mans drankgebruik, maar waarschijnlijk heeft hij de vlag ondersteboven gehangen. In de door Pieter Mortier uitgegeven Neptune François (Amsterdam, 1693) staat een afbeelding van de vlag, waarop de correcte volgorde te zien is: geel-wit-rood. Sterker nog, uitgever Mortier geeft twee afbeeldingen. Bij de bovenste staat de volgende tekst bij de officiële driekleur: ‘vlag van Middelburg in Zeeland, geel-wit-rood’ en bij de bloedvlag daaronder staat: ‘geus van Middelburg, rood met een goude burg.’[4] Ook in tal van andere oude atlassen staat deze volgorde vermeld en worden zowel de officiële stadsvlag als de geus omschreven. De Neptune François echter, geeft er ook een ingekleurd voorbeeld bij.
Niet voor niets zijn de luiken van het oude stadhuis van de stad sinds jaar en dag geel-wit-rood geverfd. Misschien niet zo fleurig als die gouden burcht in dat helrode vlak die nu overal in de stad wappert, maar wel correct.
Johan Francke, informatiespecialist
*Maurits Sep schreef op 3 april 2017 een stukje in de PZC n.a.v. dit blog.
Hierin ook een reactie van de woordvoerster van de Gemeente Middelburg, Trude Northolt: “Op 22 april 1974 is de rode vlag met de gouden burcht officieel als gemeentevlag vastgesteld. Op 30 april 1975, Koninginnedag, wapperde die voor het eerst vanaf openbare gebouwen.”
Bronnen:
*J. Francke, Utiliteyt voor de gemeene saake; de Zeeuwse commissievaart en haar achterban tijdens de Negenjarige Oorlog, 1688-1697 (Middelburg, 2001) vlaggen, pag. 170-174.
*Charles Pené en Giovanni Domenico Cassini, De Fransche Neptunus, of nieuwe atlas van de zeekaarten, opgenomen en gegraveerd door uitdrukkelyke order des konings, tot het gebruik van zyne zeemachten: waar in men ziet de naauwkeurige beschryving van alle de kusten van den oceaan, en d’Oost-Zee, van Noorwegen af tot aan de Straat van Gibraltar … (Amsterdam, 1693). (Zie: Duitse uitgave, 1977).
*K.L. Sierksma, Flags of the World, 1669-1670. A seventeenth century manuscript (Amsterdam, 1966).
*K.L. Sierksma, ‘Vlagge-boeck van den Heer Paulus van der Dussen, Capitein’, in: Spiegel Historiael. Maandblad voor geschiedenis en archeologie XIV (1979) 663-668.
*Timothy Wilson, Flags at sea; a guide to the flags flown at sea by British and some foreign ships, from the 16th century to the present day, illustrated from the collections of the National Maritime Museum (London, 1986).
[1] C.H. de Goeje, ‘Een verslag van den commandeur der kolonie Essequebo Pieter van der Heijden aan de kamer van Zeeland der West-Indische Compagnie over den aanval van Franse kapers in februari 1709’, in: West-Indische Gids 30 (1890) 36, 39.
[2] Wilson, Flags at Sea, 58, 68-69, 114-115 en Sierksma, Flags of the World, 155-162, 171-172.
[3] Sierksma, Vlagge-boeck, 668.
[4] Charles Pené en Giovanni Domenico Cassini, De Fransche Neptunus, of nieuwe atlas van de zeekaarten, opgenomen en gegraveerd door uitdrukkelyke order des konings, tot het gebruik van zyne zeemachten : waar in men ziet de naauwkeurige beschryving van alle de kusten van den oceaan, en d’Oost-Zee, van Noorwegen af tot aan de Straat van Gibraltar … (Amsterdam, 1693).
]]>Om zijn woede en onmacht over de oorlog in Syrië kenbaar te maken besloot Jordi Savall dat hij de wereld wilde laten horen hoe mooi Syrische muziek was. Jordi Savall (1941) is een Spaans-Catalaans gambist, dirigent en componist. Hij geldt als een van de leidende figuren in de wereld van de Oude muziek. Jordi stelde een internationaal ensemble samen om daarmee de klassieke Syrische muziek te spelen. Syrië beleefde een gouden eeuw tussen 661 en 774, toen Damascus de hoofdstad was van een groot rijk dat zich uitstrekte van Spanje tot Pakistan. Dichtkunst en muziek stonden in hoog aanzien en Savall liet zich inspireren door dit repertoire. Het is te beluisteren op de cd Hesperion XXI- O aube ya fair.
Voor het uitbreken van de Syrische burgeroorlog was 10% van de Syriërs christen.
Hoewel het gebied vanaf de 7e eeuw vooral islamitisch werd, bleef er die eeuwen een christelijke minderheid in Syrië wonen. De Assyriërs leven op het grensgebied van Turkije en Syrië en zijn voor het grootste deel christelijk. De liturgie van de Syriërs behoort tot de oudste christelijke muziek. De muziek van deze psalmen grijpt waarschijnlijk zelfs terug naar de periode van vóór het christendom. Een luistertip hierbij is Koor van de Mor Yakub-kerk-Haleluya.
Een van de redenen van de huidige oorlog is dat mensen met verschillende afkomst en geloof samen in een land werden gestopt. De Fransen en de Britten hebben het Midden-Oosten in 1922 opgedeeld. Er werden nieuwe grenzen ingesteld die geen rekening hielden met de lokale gevoeligheden.
Er wonen Arabieren, Koerden,Yezidi’s, Assyriërs en Armeniërs in Syrië. De Armeniërs kwamen Syrië binnen als vluchtelingen naar aanleiding van de Eerste Wereldoorlog en de Armeense genocide. Een bekende musicus is Ibrahim Keivo, hij speelt liederen van alle volkeren die in de omgeving van Hasakah leven in Noord-Syrië. Een luistertip hierbij is Ibrahim Keivo – Az Khalfem. Keivo woont tegenwoordig in Duitsland.
Ook Basel Rajoub woont niet meer in Syrië. Rajoub, woonde in Zwitserland toen de burgeroorlog uitbrak. Een luistertip is het album The Queen of Turquoise. Rajoub bewijst dat het geluid van de sax zich prima mengt met de traditionele Arabische instrumenten zoals de qanun en de oed.
De bekendste Syrische muzikant in het Westen is Omar Souleyman. Hij speelde op grote popfestivals en is een opvallende verschijning. Aanbevolen: Omar Souleyman-Wenu wenu.
Reden tot dansen is er in Syrië al vele jaren niet meer. Ik ben zelf vaak in Syrië geweest en het doet mij heel veel verdriet als ik zie hoe de bevolking moet lijden en hoe kapot het land nu is. Voorlopig zie ik nog geen lichtpunten hierin…
Met muziek proberen musici hun kwelling te uiten over extreme beestachtigheid die de bijna drie jaar durende oorlog in Syrië tekent. Bij de verschrikkelijke dingen die de mensen meemaken kan muziek heel belangrijk zijn, het is een universele taal die mensen verbindt. Het helpt om afleiding en hoop te vinden.
“Muziek geeft ware vrijheid” is een uitspraak van Omar Nurran, een Syrische musicus die momenteel in een vluchtelingenkamp in Jordanië woont.
De muziek die ik in dit schrijven aanbeveel is in de ZB te beluisteren in de strandhokjes op de begane grond. Bron: www.muziekweb.nl/luister
Rea Bensch,
Domeinspecialist muziek
Bron:
Kwetsbaarheid van digitale informatie
Digitale bestanden bestaan uit reeksen enen en nullen (010100001011110). Het zoekraken van een van die tekens, door bijvoorbeeld een storing, is genoeg om het hele bestand onbruikbaar te maken en de informatie onleesbaar te maken. Digitale bestanden zijn abracadabra zonder computers en software. Eigenlijk werken ze alleen goed met de computer en de software waarop ze gemaakt zijn. Bij het in gebruik nemen van een nieuwe computer, is er een kans dat de oude bestanden het niet meer doen. Natuurlijk proberen de leveranciers wel mogelijkheden te leveren om bestanden om te zetten naar de nieuwe computer, maar die technieken zijn nog verre van perfect en fouten zijn daardoor bijna onvermijdelijk.
Beperkte houdbaarheid van informatiedragers
Naast de kwetsbaarheid van de bestanden zelf is er de kwetsbaarheid van de dragers waarop de informatie bewaard wordt. Ze kunnen in onbruik raken (diskettes, floppy disks) of simpelweg kapot gaan. Ook informatie die op het internet staat, is in gevaar. Iedereen kent de foutmelding “404 – bestand kan niet gevonden worden”. De informatieketting breekt als een website verhuist of opgeheven wordt, en er wordt geen verhuisbericht bijgeleverd. Online informatie heeft vaak geen unieke vindplaats of uniek onveranderlijk nummer waarnaar je kan verwijzen. Dat is voor alle internetgebruikers vervelend, maar voor de wetenschappelijke wereld rampzalig: verwijzingen in wetenschappelijke artikelen kunnen niet meer worden geraadpleegd.
Duurzame toegang garanderen: ontwikkelingen in Nederland
Het bewerkstelligen van digitale duurzaamheid is een van de grootste uitdagingen van de huidige generatie. Wij zijn de eersten die methoden en grootschalige systemen hebben moeten ontwikkelen om digitale objecten in authentieke vorm voor de toekomst raadpleegbaar te houden. In de afgelopen jaren zijn er in Nederland flinke stappen gezet door het ontwikkelen van methoden en systemen voor duurzame opslag van en toegang tot digitale objecten. De Koninklijke Bibliotheek (KB) bijvoorbeeld liet in het begin van de 21ste eeuw een operationeel e-depot voor digitale publicaties bouwen. Beeld en Geluid behoort tot de internationale kopgroep op het gebied van beheer en behoud van digitaal audiovisueel erfgoed en het Nationaal Archief breidt haar huidige e-depotvoorziening uit tot een gemeenschappelijke infrastructuur voor de digitale archieven in Nederland. Tot slot beschikt DANS over een digitaal archief voor onderzoekdata dat terug gaat tot de jaren zestig van de 20e eeuw.
Als één ding voor alle betrokkenen duidelijk is, dan is het wel dat digitale duurzaamheid een activiteit is die alleen in een gezamenlijke aanpak tot goede resultaten kan leiden: het vergt simpelweg te veel verschillende kwaliteiten om door één instelling gedaan te worden. Doordat het digitale speelveld voortdurend wijzigt, is blijvend onderzoek en samenwerking nodig. (Bron: Nationale Coalitie Digitale Duurzaamheid)
Digitale duurzaamheid van eigen ZB publicaties
ZB| Planbureau heeft van oudsher veel opdrachten voor het doen van onderzoek en het publiceren daarover in rapporten. Naast de papieren uitgaven in de eigen boekcollectie en weergave van recente publicaties op de eigen website heeft ZB gezocht naar een duurzame opslag voor de digitale versies van deze rapporten. De digitale uitgaven van ZB en voorgangers zijn nu grotendeels met terugwerkende kracht opgenomen in het e-depot van de KB. Via dit kanaal zijn de publicaties van het Planbureau ook te vinden in diverse universiteits-, landelijke en internationale catalogi. Hiermee is het bereik en de digitale duurzaamheid van onze publicaties aanmerkelijk vergroot.
.
Voorbeeld in het e-depot van KB: De statistische atlas “Leven in Zeeland”.
Adriënne Withagen
]]>Bijbels in soorten en maten
We hadden al enorm veel bijbels in alle soorten, maten en talen. Van alle Nederlandse vertalingen bezitten we menige druk en uitgave. Toch blijken er altijd nog aanvullingen mogelijk te zijn. Zo hadden wij nog steeds geen exemplaar van de zogenaamde ‘Flakkeesche bijbel’. En dat terwijl het Zuid-Hollandse eiland Goeree-Overflakkee tot het aandachtsgebied van de Zeelandcollectie behoort. Deze uitgave van de Statenvertaling kwam in 1895 tot stand bij de Flakkeesche Boekdrukkerij uit Middelharnis. In 1904 werd ze opnieuw uitgegeven door D. Bolle te Rotterdam. Ze is gevuld met illustraties in de vorm van afbeeldingen en kaarten. We hebben er nu twee stuks aan kunnen toevoegen, waarvan er een rijkelijk voorzien is van koperen sloten.
Gouden sluitingen
Bijzondere aanwinsten waren ook kleinere kerkboeken met metalen sluitingen. Wij hadden al enkele exemplaren met zilverwerk, maar dit rijtje is aanmerkelijk uitgebreid met nog mooier zilverwerk, en voor het eerst ook twee Nieuwe Testamenten met gouden sluitingen uit de beginjaren van de 20e eeuw.
Daarnaast is er een kerkboek met een ouderwets geborduurd omslag binnen gekomen, en een exemplaar met een zwart fluwelen bekleding. Dit laatste is ook om een andere reden bijzonder: het is afkomstig uit het bezit van de Walcherse familie Bierens, en door hen als teken van persoonlijke vriendschap aan de heer Wolf geschonken.
Kinderbijbels
Op het gebied van kinderbijbels valt er een mooie aanwinst te melden, namelijk vooral de ‘Vernieuwde en verbeterde school- en huisbybel’ uit 1762, een van de oudste Bijbelse geschiedenissen voor de jeugd. Het boek is gesteld in de vorm van vragen en antwoorden en voor die tijd rijkelijk voorzien van illustraties. Onze al aanwezige historische kinderboeken van de 19e en 20e eeuw komen vooral uit traditioneel protestants-christelijke kring; daarom is het aardig dat we er nu ook wat werkjes over de bijbel van rooms-katholieke signatuur bij gekregen hebben, en iets heel anders: de zeldzame ‘Bijbel voor de jeugd uit vrijzinnige kringen verteld’ uit nog maar 1929. Weer uit katholieke kring komt de ‘Geschiedenis van het Oude en Nieuwe Testament’ door H. Wolffenbuttel-Van Rooijen, voorzien van gravures door Gustave Doré.
Gulle gever
Hendrik Frederik (Henk) Wolf is zijn loopbaan begonnen als huisschilder aan de Bloemgracht in Amsterdam. Later volgde hij een opleiding als verpleegkundige, en werd tenslotte directeur van een bejaardentehuis in Alphen. Zijn met veel plezier verzamelde bijbelcollectie had hij ondergebracht in zijn woonhuis aldaar. Van daaruit verzorgde hij lezingen en kleine exposities aan een divers publiek in kerken, bibliotheken, gemeenschapshuizen en scholen. Kleine groepen konden de collectie bij hem thuis bezichtigen.
Uiteindelijk heeft hij zijn rijke bezit ondergebracht in de ‘Stichting In de BibliAtheek bij H.F. Wolf’. Na zijn overlijden zag de Stichting geen mogelijkheid om de collectie blijvend te beheren. Daarom besloten de bestuursleden de Stichting te ontbinden en daarbij te handelen volgens de stichtingsakte en in de geest van de oprichter. Dat betekende dat de collectie zoveel als mogelijk aan het Nederlands Bijbelgenootschap (NBG) afgestaan werd. Deze al zeer rijke bibliotheek toonde echter slechts interesse voor een klein deel. Daarom kwam de bibliothecaris van het NBG op het idee de restanten aan te bieden aan (universiteits)bibliotheken. Ondergetekende, als lid van de Vereniging voor het Theologisch Bibliothecariaat, kreeg de titellijst toegestuurd. Ik heb daar een keuze uit gemaakt. De voorzitter van de Stichting, Marysa Otte uit Amsterdam, tevens schoondochter van de heer Wolf, is de schenking zelf komen brengen. Het betekent voor ons een verrijking van de collectie en een bevestiging van onze functie als theologische bewaarbibliotheek.
Marinus Bierens
Vakreferent godsdienst
Foto’s: Ester van Dooren
]]>Gitaartabs.nl tackelt beide problemen. De kwaliteit wordt bewaakt door de inbreng van Conservatorium geschoolde muzikanten en de website wil zich onderscheiden met de focus op muziek van Nederlandse bodem. Ondersteuning bij het leren gitaarspelen is ook aanwezig via Online Gitaarles. Daarnaast is er ook het internationale aanbod van relevante, actuele muziek.
Oprichter van de site is Jan van der Heide. Gitaartabs is in 1992 ontstaan vanuit de hobby gitaarspelen. Het is begonnen met het digitaal verzamelen van zelfgeschreven liedjes en lessen, het digitaliseren van en het herschrijven van lesboeken.
Jan van der Heide heeft het concept verder uitgewerkt richting een nieuw product onder de naam Protabs in de vorm van een abonnementsdienst voor bladmuziek. Dat zou de eerste streaming bladmuziekdienst in Nederland zijn. In contacten met belangrijke uitgevers is het op auteursrechtelijk gebied goed geregeld voor het publiceren van actuele bladmuziek. Muziekschatten.nl is met het wat oudere repertoire tot nu toe het enige serieuze Nederlandse initiatief dat scans van populaire bladmuziek gratis online aanbiedt. Protabs wil zich als abonnementsdienst onder andere richten op kwaliteit, meerdere notatievormen, meerdere instrumenten, actualiteit, online en live meespelen, weergave op PC, tablets en smartphones en een evenredige verdeling naar moeilijkheidsgraad.
Protabs heeft ongeveer 65.000 geregistreerde leden en 2500 bezoekers per dag. Er kan hier met recht gesproken worden over de grootste gitaarsite uit Nederland en België. Ik hoorde van mijn collega muziekspecialist John Valk van de Bibliotheek Rotterdam dat Protabs contact heeft gezocht met de bibliotheekwereld om een landelijke samenwerking tot stand te brengen. Ik volg de ontwikkeling met grote belangstelling. Er zou een soort functie gecreëerd kunnen worden als de Bibliotheken met muziekweb hebben, voor wat betreft het streamen van muziek.
Rea Bensch,
Domeinspecialist muziek
Bronnen:
Gitaartabs.nl
Blog van John Valk (Bibliotheek Rotterdam)