Maria Sibylla Merian

silkmoth

Silkmoth

Voor een vrouw die eind 17e, begin 18e eeuw leefde, was Maria Sibylla Merian bijzonder avontuurlijk en zelfstandig te noemen.

Een paar hoofdlijnen uit haar levensloop:
(Anna) Maria Sibylla Merian (Frankfurt am Main, 2 april 1647 – Amsterdam, 13 januari 1717) was een Duitse kunstenares en entomologe. Ze bestudeerde planten en insecten en maakte daar gedetailleerde tekeningen van. Haar observaties en documentatie van de metamorfose van rupsen tot vlinders zijn een belangrijke, -zij het niet algemeen bekende- bijdrage aan de entomologie. Zij was voor zover bekend de eerste die de insecten tekende samen met de plant waar ze op gedijden.

Merian had op jonge leeftijd al belangstelling voor insecten, vooral de metamorfose van rupsen tot vlinders, aanvankelijk zijderupsen. Ze kweekte zelf rupsen om te zien welke vlinder er uit kwam. In 1679 verscheen ‘Der Raupen wunderbare Verwandlung und sonderbare Blumennahrung’ (‘Over de wonderbare verandering van de rupsen en (hun) merkwaardig bloemenvoedsel’). In 1685, na onenigheid binnen de familie over de verdeling van de boedel van haar overleden stiefvader (vrouwen konden in de 17e eeuw niet zelf erven, als ze getrouwd waren ging alles automatisch naar de man), en misschien ook door verschillen in religieus inzicht, verliet ze haar man. Ze trok met haar moeder en dochters naar het landgoed Walta-state in Friesland (Wieuwerd).

Jean de Labadie

Jean de Labadie

Het slot was eigendom van Cornelis van Sommelsdijck, de gouverneur van Suriname. In het slot was een woongroep gevestigd van de Labadisten, een religieuze groepering die leefde naar de ideeën van (de inmiddels al overleden) Jean de Labadie. Ze moesten hun wereldse bezittingen opgeven aan de commune en een huwelijk met iemand van buiten de commune werd niet erkend. Ze ging in deze periode door met het bestuderen van insecten en maakte voor het eerst kennis met de Surinaamse natuur (de labadisten hadden een plantage in Suriname, waar Van Sommelsdijck gouverneur was, La Providentia (De Voorzienigheid).

Merian verhuisde een paar jaar later naar Amsterdam. Daar kreeg ze vooral door haar rupsenboek snel contact met andere natuurliefhebbers en -onderzoekers, waardoor ze ook toegang kreeg tot volières, rariteitenkabinetten en oranjerieën van rijke particulieren zoals de burgemeester van Amsterdam, Nicolaas Witsen, en Frederik Ruysch, met zeldzame vogels en planten. Haar belangstelling voor de exotische natuur van de tropen werd mede door deze tuinen verder aangewakkerd.

Maria Sibylla maakte op 52-jarige leeftijd een reis naar Suriname samen met haar jongste dochter, Dorothea Maria Graff. Vanuit de hoofdstad Paramaribo trokken de vrouwen in diverse excursies het binnenland in. Ze documenteerde alles wat ze over de metamorfose van tropische insecten kon ontdekken en maakte een groot aantal tekeningen en aquarellen. In 1701 werd ze ziek en moest naar huis terugkeren samen met haar dochter. Haar tekeningen en schetsen dienden nu als bron voor een prachtwerk in groot formaat over de Surinaamse flora en fauna. Met behulp van verschillende Amsterdamse kopergraveurs verscheen het boek in 1705 in Amsterdam. Haar hoofdwerk is getiteld: Metamorphosis insectorum Surinamensium.

In 1714 of 1715 kreeg ze een beroerte en moest zich daarna per rolstoel verplaatsen. De laatste tweeënhalf jaar van haar leven heeft zij hierdoor niet of nauwelijks kunnen werken. Haar dochters hebben haar werk voortgezet.

Tsaar Peter de Grote kocht toen hij in Nederland woonde rond 1716 een aantal van haar werken die zich tegenwoordig in de collectie van de wetenschapsacademie in de Hermitage bevinden. Bij haar overlijden werd ze in het overlijdensregister gekenschetst als ‘arm’, maar kreeg wel een eigen graf. (bron:  Wikipedia)

Zie hier een portret van Maria Sybilla Merian.

In de collectie van de Zeeuwse Bibliotheek is één van haar originele werken opgenomen:

Sphinxmoth

Sphinxmoth

Der rupsen begin, voedzel en wonderbaare verandering … naauwkeurig onderzogt, na ’t leven geschildert, in print gebragt, en in ’t kort beschreven / door Maria Sibylla Merian. – Amsterdam : Gerard Valk, 1713.

Een herdruk uit 1982 in ook aanwezig in de collectie van de Zeeuwse Bibliotheek:
Metamorphosis insectorum Surinamensium, of, De verandering der Surinaamse insecten = Metamorphosis of the insects of Surinam / door Maria Sibylla Merian ; vert. door P.A. van der Laan. – Zutphen : De Walburg pers, 1982.

En een bijzondere uitgave uit 1978, over hoe rupsen vlinders worden. In een beperkte oplage van 500 exemplaren uitgebracht:

The wondrous transformation of caterpillars : fifty engravings selected from ‘Erucarum ortus’ (1718) / by Maria Sibylla Merian ; with an introduction by William T. Stearn. – London : Scolar press, 1978.

Haar veelbewogen leven inspireerde enkele (vrouwelijke) auteurs tot het schrijven van een roman:

De vlindervrouw : Maria Sibylla Merian : historische roman / door Dieuwke Winsemius. – Kampen : Kok, [1993].

Maria Sibylla : een ongebruikelijke passie : roman / Inez van Dullemen. – Amsterdam : De Bezige Bij, 2001.

Die Falterfrau : Maria Sibylla Merian : biographisher Roman / Utta Keppler. – Heilbronn : Salzer, cop. 1997.

Marlies Jongejan, hoofd afdeling Informatiediensten en Collecties.

Tags: , ,

Laat uw reactie achter

*