Zee(uw)post

9 november 2016

Het kantelend beeld van historische dogma’s door brieven van de gewone man

In mijn vorige blog berichtte ik over de bijvangst van het project Zee(uw)post, ditmaal gaat het over daadwerkelijke vangst. In september zijn namelijk alle vrijwilligers aan de slag gegaan met het transcriberen en vertalen van de brieven en deze te voorzien van historische context. Met dat laatste wordt bedoeld dat de vrijwilligers nagaan wie de in de brief genoemde en geadresseerde personen zijn, wat er in de brief geschreven staat en waar dit mee te maken heeft.

Nu de eerste transcripties van brieven binnenkomen vielen mij enkele zaken op, waarvan ik een onderwerp wil uitlichten en de context verduidelijken. Globaal genomen bevat een persoonlijke brief uit de koloniën nieuws over wanneer men verwacht thuis te komen, de gezondheid van de schrijver en duizend-en-een groeten aan allerlei bekenden. Alleen al voor wat betreft die geadresseerden vielen enkele brieven op waarmee context geduid kon worden. Deze waren namelijk gericht aan zogenaamde logementshouders/sters.

Slaapbazen
Dat mensen een spreekwoordelijke poot uitgerukt wordt, daar waar financiële diensten worden verleend, is een gegeven zo oud als de mensheid. Vanuit de 17de en 18de eeuw hadden in dit verband de slaapbazen, logementhouders of volkhouders altijd een heel slechte naam. Dit waren mannen of vrouwen die er een logement voor zeelieden op na hielden (in het laatste geval vaak ook nog bordeelhoudsters!). In Middelburg bijvoorbeeld waren tussen 1730-1732 niet minder dan 49 logementen, waarvan er 43 door vrouwen werden gedreven.[1]

Aangezien veel zeelieden platzak waren, ofwel omdat ze hun verdiende geld verbrast hadden, ofwel vanuit het achterland kwamen om emplooi op zee te vinden en berooid van hun reis in de havenstad aankwamen, ofwel zo weinig hadden verdiend op zee (doordat de reder of kapitein hen gekapitteld had met allerlei straffen) dat ze zichzelf niet meer konden onderhouden, werd hen een slaapplaats aangeboden waar men ‘op de pof’ kon verblijven. U voelt hem natuurlijk al aankomen. Dat poffen kon achteraf nogal in de kosten lopen omdat mensen soms lang in een logement verbleven voordat ze emplooi vonden of omdat voor een vlooienbed Hiltontarieven werden gerekend.

Een zeeman die eenmaal emplooi vond en uiteindelijk met een schip de Republiek verliet, moest een schuldbekentenis of zogenaamde schuldbrief tekenen bij de slaapbaas/vrouw van het logement waar deze verbleef. Deze kon met deze zogenaamde transportbrief naar de reder stappen om hiermee vervolgens het verschuldigde bedrag te innen. Tenminste, zodra de bewuste zeeman recht op uitbetaling van zijn gage had. Dat betekende uiteraard dat veel zeelieden pas na maanden of jaren werken op zee hun schulden hadden afgelost en pas dan zelf geld gingen verdienen. Reden waarom ze eenmaal aan wal, zich al snel opnieuw in de schulden moesten steken.

Zulke transportbrieven konden dus niet meteen worden geïnd en werden daarom ook wel doorverkocht voor een lager bedrag dan de nominale waarde. Dit soort verkopers werd ook wel zielverkoper genoemd, omdat ze daadwerkelijk de zielen van mensen verkochten. Zo’n opkoper van transportbrieven kon namelijk ook de reder zelf zijn, die zich daarmee goedkoop van personeel kon voorzien. De VOC sloot hiertoe zelfs contracten met logementhouders af die hun gasten verplicht dienst lieten nemen bij de ‘loffelijke compagnie.’[2]

aepjen

Voormalig logement ’t Aepjen in Amsterdam, bron: wikipedia

In de Aap gelogeerd
Nu stond hier natuurlijk tegenover dat zo een zielverkoper of logementhouder wel het risico liep dat een opvarende overleed, deserteerde of zich nooit meer in patria liet zien. Zeker niet als iemand afgezet was door een logement van bedenkelijk allooi, of om het op zijn 17de eeuws Amsterdams te zeggen: in de Aap gelogeerd zijn, want dit spreekwoord komt van het bedenkelijke logement ’t Aepjen. Dit was een 16de eeuwse houten herberg aan het begin van de Zeedijk dat je vandaag de dag, als café, nog steeds kunt bezoeken. Gezien de geschiedenis is het niet vreemd dat er nu geen slaapplaatsen meer aan de backpackers aangeboden worden.

Veel van die logementhouders hadden dus een kwalijke reputatie en het is dan ook niet vreemd dat veel voormalige gasten nooit meer iets van zich lieten horen. Uit de brieven van vele gewone zeelieden in Zee(uw)post blijkt nu dat er ook opvarenden zijn geweest die niet alleen bij hun logementhouder/ster terugkwamen, maar er zelfs vriendschappelijke banden mee onderhielden. Dit blijkt uit diverse brieven, al moet daarbij vermeld worden dat gezien de inhoud van één van de brieven de kans groot is dat dit logement ook als bordeel diende. De klaarblijkelijk nog jonge Pieter Tallenboom scheef op 28 januari 1781 namelijk vanuit Rio Demerary (Guinée) aan logementshouder Joseph Jansen, die buiten de Noordpoort van Middelburg een thans onbekend logement runde:

hca-30-331-aanhef-seer-waarde-slaapbaas

Seer warde en seer geagte slaa[p]bas en slaa[p]vrou, deese di[e]nt om u te laaten weeten als dat ik nog en een volmaa[k]te staat van gesontheijt ben. Dat Talleboom een gezonde jonge jongen was blijkt uit de wensen die hij aan zijn slaapbaas en -bazin voorlegt, voor het geval hij na zijn reis weer in Middelburg arriveren zou:

hca-30-331-meijt

´Ik ferso[e]ik seer vr[i]endeleijk als dat gey of u vrou[w] een ijonge meijt sult opso[e]ike teegen dat ik tuijs kom, want ik kan meijn maagtdom ni[e]t langer bewaare[3]
Daarna volgen nog enkele zeer scabreuze zinnen die we hier omwille van de jonge lezers niet vermelden zullen, maar ons wel voor de reputatie van de herberg -die wel niet voor niets buiten de stadsgrenzen gelegen zal hebben- doen vrezen. Binnen deze zelfde brief geeft de jonge Talleboom meermalen aan dat hij op een goede gezondheid hoopt voor het echtpaar. Ook de zeelieden Gerret Vervoort en Jan Romero groeten hun slaapbaas Jacobus van Dijk, die een logement op het Vlissingse Wagenplein in Middelburg drijft en noemen hem zelfs vriend:
Zeer waarde goede vrint en slaapbaas Jacobes van Dijk.’ Zij hopen ‘uw zeer goede vrint slaapbaas en vrouw en al uw kinder aankoomende zoomer in een gewenste staat te vinden.’[4]
Ook deden ze nadrukkelijk de ‘groetenisse’ aan ‘Betien [Betje] uijt het Goude Verken.

hca-30-362-betje

Dat Vlissingse Wagenplein bestaat thans niet meer, maar lag in het verlengde van de Vlissingse straat naar de Vlissingse poort (thans Schroebrug) en was vooral in de achttiende en negentiende eeuw een beruchte volkswijk met tal van herbergen en bordelen. Wellicht een goede reden voor beide zeelieden om na een lange reis toch naar hun vlooienbed terug te keren? Ook hier kennen we de naam van de herberg helaas niet, noch weten we met zekerheid of het ook hier een bordeel betrof.

hca-30-322-aanhef-waarde-baas-en-vrou

In een andere brief gericht aan een logementshouder stond wel de naam van de herberg vermeld. J. Rolbers schreef op 22 november 1780 vanuit St. Eustatius aan Matthijs Artenaas, van Zeemans welvaren ‘op de dokke in Vlissingen, waarbij hij opende met ‘waarde baas en vrou.’ Dat duidt er op dat het ‘Zeemans welvaren’ bij het dok in Vlissingen (bedoeld zal hier zijn het Dokje van Perry) een verblijfplaats voor zeelieden of een logement is geweest. Hij was dus kennelijk van plan terug te keren en schreef dat ze zich niet ongerust moesten maken omdat de terugreis ernstige vertraging had opgelopen. Dat hij ook voordien in een goed logement ondergebracht was geweest, blijkt aan het slot van de brief waarin hij de groeten aan diverse mensen doet waaronder de ‘oude slaapvrouw van my van Middelburg.’[5]

hca-30-322-groeten-slaapvrouw-middelburg

Op basis van deze brieven kunnen we concluderen dat zeelieden ook vriendschappelijke banden onderhielden met hun slaapbazen/bazinnen en dit lang niet altijd uitzuigers zullen zijn geweest. Een beeld dat de afgelopen decennia wel was ontstaan in de vakliteratuur, maar door deze brieven van gewone mensen nu kan worden bijgesteld. Daar staat tegenover dat het beeld van het logement als bordeel eerder wordt bevestigd dan ontkracht. En dit is uiteraard nog maar het topje van de ijsberg, want met de inhoud van deze brieven uit Zee(uw)post liggen nog vele andere onderzoeksmogelijkheden open.

Johan Francke,
Informatiespecialist en eindredacteur Zee(uw)post

Bronnen:
The National Archives, Kew (TNA), High Court of Admiralty (HCA) 30, inv.nrs. 322, 331 en 362.
Jaap R. Bruijn, Zeegang. Zeevarend Nederland in de achttiende eeuw (Zutphen, 2016) 37-42.
Matthias van Rossum, Werkers van de wereld. Globalisering, arbeid en interculturele ontmoetingen tussen Aziatische en Europese zeelieden in dienst van de VOC, 1600-1800 (Hilversum, 2014) 190-196, 204-205.

Noten:

[1] Jaap R. Bruijn, Zeegang. Zeevarend Nederland in de achttiende eeuw (Zutphen, 2016) 38.

[2] Jaap R. Bruijn, Zeegang. Zeevarend Nederland in de achttiende eeuw (Zutphen, 2016) 40-42 en Matthias van Rossum, Werkers van de wereld. Globalisering, arbeid en interculturele ontmoetingen tussen Aziatische en Europese zeelieden in dienst van de VOC, 1600-1800 (Hilversum, 2014) 191-192.

[3] TNA, HCA 30, inv.nr. 331.

[4] TNA, HCA 30, inv.nr. 362.

[5] TNA, HCA 30, inv.nr. 322.

De rol van Open Access: vrije toegang tot wetenschappelijke literatuur

20 oktober 2016

weblog open access

In Nederland financiert de nationale overheid grotendeels het verrichten van wetenschappelijk onderzoek door middel van publieke middelen. De resultaten van wetenschappelijk onderzoek worden gepubliceerd in wetenschappelijke tijdschriften en boeken. Met name in de natuurwetenschappen hebben artikelen in tijdschriften als publicatievorm de voorkeur, terwijl daarentegen in de geesteswetenschappen het publiceren van boeken van groter belang wordt geacht. Wetenschappelijke literatuur wordt vooral door commerciële uitgevers op de markt gebracht. Bibliotheken spelen van oudsher een belangrijke intermediaire rol in het toegankelijk maken van wetenschappelijke informatie voor geïnteresseerden en zijn voor uitgevers de belangrijkste afnemers van wetenschappelijke literatuur. Dat zijn niet alleen universiteitsbibliotheken, maar ook de grotere openbare Bibliotheken die beschikken over wetenschappelijke collecties.

Nu is het zo dat veel Bibliotheken in de afgelopen decennia werden geconfronteerd met bovenmatig stijgende prijzen voor abonnementen voor wetenschappelijke tijdschriften en daarnaast in recente jaren te kampen hadden met krimpende budgetten voor collectievorming door de economische crisis. Uiteindelijk had dit nadelige gevolgen niet alleen met betrekking tot de uitholling van bestaande collecties -minder titels beschikbaar- maar ook de beperkte toegankelijkheid van (digitale) wetenschappelijke informatie in Bibliotheken door de beperkingen en de gebruiksvoorwaarden zoals vastgesteld door uitgevers. Er wordt ook wel gesproken over literatuur achter ‘tolpoortjes’.

De beperking van toegang wordt tevens versterkt door de voortdurende groei van wetenschappelijke publicaties wereldwijd zonder toegang.

plaatje 2 open access

by Patrick Hochstenbach CC-BY

Vastgesteld kan worden dat de verhouding tussen aanbod en feitelijke beschikbaarheid (al dan niet digitaal) van wetenschappelijke informatie steeds schever groeit. Dit doet afbreuk aan de kwaliteit van een samenleving waarin de uitwisseling van informatie centraal staat ten behoeve van kennisproductie en als economische en sociale factor van betekenis bijdraagt aan welvaart en welzijn. Het is dus van wezenlijk belang om een informatierijke omgeving te creëren waarin iedereen makkelijk toegang heeft tot wetenschappelijke informatie.

Gelukkig heeft zich de afgelopen jaren een nieuwe ontwikkeling ingezet om de nodige financiële, juridische en technische barrières voor vrije toegang te slechten. Er is een nieuw businessmodel van wetenschappelijke publiceren ontstaan van Open Access waarbij gestreefd wordt naar vrije, gratis online toegang tot wetenschappelijke informatie. Belangrijk voordeel voor onderzoekers is de vergroting van zichtbaarheid en de mogelijkheden tot gebruik van wetenschappelijke informatie. Voor Bibliotheken zou het Open Access model vooral financieel voordeel opleveren. Tegelijkertijd is er nieuwe rol weggelegd voor de Bibliotheek als dienstverlener in het beter zichtbaar maken en het wegwijs maken van degenen die wetenschappelijke informatie zoeken en willen gebruiken. Daartoe is niet alleen media-educatie van belang maar ook het beheer, onderhoud en toegang van wetenschappelijke informatie. Vooral openbare Bibliotheken kunnen een rol van betekenis spelen op lokaal en regionaal niveau als een van de partijen in de keten van informatieproductie en kennisdistributie.

Nu klinkt het wellicht als toekomstmuziek, maar de ontwikkelingen gaan momenteel snel. Temeer omdat de nationale overheid zich inzet voor een volledige Open Access van wetenschappelijke artikelen. In Nederland verschijnen momenteel ruim 40.000 wetenschappelijke artikelen waarvan de helft in een of andere vorm in Open Access verschijnt. De vraag is of een volledige haalbaarheid in 2024 mogelijk is conform de Wetenschapsvisie 2025 van het ministerie van OCW.

De week van 24 tot 30 oktober staat in het teken van Open Access. De International Open Access Week is een jaarlijks terugkerend fenomeen geworden. Op diverse plaatsen worden activiteiten gehouden waaronder seminars.  Onderwerpen zijn bijvoorbeeld Science for Kids, het belang van openheid, de mogelijkheden van publiceren onder Open Access. Een volledig overzicht is hier te vinden. De Koninklijke Bibliotheek zal verder promotie maken voor Open Access met Wetenschappelijke literatuur voor iedereen.

Ook in ZB| Planbureau en Bibliotheek in Zeeland kunt u terecht voor wetenschappelijke informatie. Naast een uitgebreide collectie gedrukte tijdschriften en boeken biedt ZB toegang tot een digitale Bibliotheek met verschillende databanken die u in een aantal gevallen ook thuis kunt raadplegen.

Cees de Blaaij, vakreferent

doaj

logo open access

springer open access publishing

Zie verder:

  • Open Access boeken: OAPEN (ca. 1000 titels)

 

 

Twee bijzondere Zeeuwse aanwinsten

11 augustus 2016

In een tijd van krimpende budgetten, zijn schenkingen van weldoeners onontbeerlijk om de bijzondere collecties op peil te houden. Dat geldt niet alleen voor de restauratie van kwetsbare materialen, maar ook voor de verrijking van het bezit. Onlangs konden wij, dank zij de gulheid van een ons bevriend echtpaar, weer een tweetal waardevolle historische boekbanden toevoegen.

Middelburgse boekbinders

De achttiende eeuw vormde het hoogtepunt van de boekbinderskunst in Middelburg. Er zijn verschillende binderijen aan te wijzen, met ieder haar eigen stijlkenmerken. Aan de hand van bewaard gebleven exemplaren hebben die achteraf een naam gekregen. In de meeste gevallen is niet met zekerheid te zeggen wat de echte naam van de binder was. Het overgrote deel van de sierbanden is niet in Zeeland gebleven. Vele zijn via de verzameling van prins Willem V in de collectie van de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag terecht gekomen.

Rode voorzijde boek met letters C.V.D.P.

Band gemaakt door een Middelburgse boekbinder, in opdracht van Hendrik Souvrijn voor Catharina van der Plassche (C.V.D.P.), 1765
Gefotografeerd door Ester van Dooren

Bloemenrolbinderij
De binders en de boekverkopers zaten in hetzelfde gilde. Zo was er een binderij die later de naam Bloemenrolbinderij gekregen heeft, en die van ca. 1765 tot 1780 gefunctioneerd heeft. Vermoedelijk werden deze banden in opdracht van de uitgevers Pieter Gillissen en Isaac de Winter gemaakt. Alle exemplaren hebben hun weg buiten de provincie gevonden.

Terug in Zeeland
Alle exemplaren? Nee, er is er een die kort geleden na eeuwen naar Middelburg terugkeerde. Hij werd in veilinghuis Bubb Kuyper te Haarlem aangeboden, en kon dank zij de hulp van onze weldoeners aangekocht worden. Er waren serieuze tegenbieders, maar we hebben het voor een redelijke prijs kunnen bemachtigen. De band is van rood marokijn (korrelig geiteleer) gemaakt met gouden opdruk. Markant is, vanzelfsprekend, de bloemenrol. Op het voorplat zijn de letters C.V.D.P. gestempeld. Die verwijzen naar de inhoud.

C.V.D.P.
Die heeft betrekking op de opdrachtgever van de band. Dat was de doopsgezinde heer Hendrik Souvrijn, die in 1759 van Amsterdam naar Middelburg verhuisd was. Hij trouwde met Susanna van Kraeymers, mogelijk een dochter van de ontvanger van kerke- en armegoederen in de doopsgezinde gemeente te Aardenburg. Zij was klaarblijkelijk eerder getrouwd met een Van der Plassche, van wie zij een dochter Catharina had. Souvrijn raakte zodanig gesteld op zijn stiefdochter, dat hij op haar dertiende verjaardag, op 20 december 1765, handmatig een gedicht voor haar opschreef. Hij liet dat bij de Bloemenrolbinderij in een luxe band vatten. De letters op het omslag zijn de initialen van Catharina van der Plassche.

Verjaardagsgedicht
Twee maanden daarvoor, in oktober 1765, had Souvrijn voor de verjaardag van zijn echtgenote ook al een gedicht geschreven. Dat zit als losse bijlage bij de prachtband, maar is zelf in een eenvoudig brokaat papieren omslag gestoken.

Gedicht 25-jarig huwelijk
Tot het kavel behoort ook een handgeschreven gedicht uit 1797, ter gelegenheid van het 25-jarig huwelijk van de zelfde Catharina met Hendrik Winkelman, uit de doopsgezinde gemeente van Vlissingen. Daar zit helemaal geen omslag omheen, maar ontleent zijn betekenis natuurlijk als toevoeging aan de prachtband voor Catharina’s dertiende verjaardag.

Psalmen uitgave

Van Hendrik Souvrijn en zijn vrouw Susanna weten we verder, dat ze rond 1780 samen alle 150 getoonzette psalmen van David opnieuw bewerkt hebben. Dat is in drukvorm uitgegeven, waarschijnlijk ten gebruike van de Doopsgezinde Broederschap, en is uiterst zeldzaam. De ZB bezit helaas geen exemplaar.

Souvrijn
We hebben wel een ander handschrift van Souvrijn, namelijk een gelegenheidsgedicht voor het huwelijk van David van Visvliet en Susanna Elisabeth Sluijmer te Middelburg in 1777. We kunnen aannemen dat hij oog had voor dichtkunst en (kerk)muziek.

Voorzijde band Kinderpligt en zinnebeelden, gemaakt in opdracht van het armweeshuis van Middelburg. Het stempel van het armweeshuys is duidelijk zichtbaar.

Voorzijde band Kinderpligt en zinnebeelden, gemaakt in opdracht van het armweeshuis van Middelburg.
Gefotografeerd door Ester van Dooren
.

Band armweeshuis
Op de zelfde veiling, en dank zij de zelfde gulle gevers, kregen wij nog een andere en kleinere band in handen, waarvoor geen tegenbieders waren. Zodoende bleef het bij een betrekkelijk laag bedrag. Het is een kleine leren band, ook met goudopdruk, vervaardigd in opdracht van het armweeshuis van Middelburg. Het is het derde exemplaar in onze collectie. Bij het eerste aanwezige exemplaar ontbreekt de opdracht, bij het tweede het hele voorplat, maar dit is geheel compleet. Het bevat het opvoedkundige dichtwerk “Kinder-pligt en zinnebeelden” door Johannes Hazeu Corneliszoon. De band werd in 1790 uitgereikt aan Jacobus de Roover, die waarschijnlijk in 1799 of 1800 op 22-jarige leeftijd overleden is. Voor een armweeshuis ziet de band er als extreem luxe uit. Latere prijsbanden uit de 19e eeuw zijn van veel eenvoudiger materiaal gemaakt.

Band gemaakt in opdracht van het armweeshuis Middelburg. Hij bevat: Kinderpligt en zinnebeelden / Johannes Hazeu Corneliszoon.

Band gemaakt in opdracht van het armweeshuis Middelburg. Hij bevat: Kinderpligt en zinnebeelden / Johannes Hazeu Corneliszoon.
Gefotografeerd door Ester van Dooren

Schatkamervitrine
Beide banden zijn de komende maanden te bezichtigen in de schatkamervitrine ‘Recente aanwinsten bijzondere collecties’ op de eerste verdieping van ZB, naast het inlichtingenbureau.

Wijze van schenken
Weldoeners kunnen hun gift op diverse manieren voldoen, maar de schenkers van deze banden hebben de volgende werkwijze gekozen. De ZB heeft bij de veiling het bedrag voorgeschoten. De schenkers hebben de exemplaren later persoonlijk aan de directeur overhandigd. Daarbij hebben ze een overeenkomst ‘periodieke gift in natura’ ondertekend, ook al wordt de gift financieel vertaald. Deze is te downloaden van de website van de Belastingdienst. De overeenkomst houdt in, dat de gift uit vaste en gelijkmatige periodieke verstrekkingen bestaat, die een periode van vijf jaar beslaan. Zodoende wordt een vijfde van de gift in die periode ieder jaar in mindering gebracht voor de inkomstenbelasting. Een constructie die zowel voor de schenker als de ontvanger aantrekkelijk is.

Literatuur:
Goud en velijn : Middelburgse boekbanden van de 17de tot de 19de eeuw / inleiding Ronald Rijkse ; door Jan Storm van Leeuwen … [et al]. – Middelburg : Zeeuwse Katernen, 1992. – (Zeeuwse katernen : vol. 9)
Dutch decorated bookbinding in the eighteenth century : vol. IIb / by Jan Storm van Leeuwen. – t’Goy-Houten : HES & De Graaf, 2006

Marinus Bierens, conservator.

Bijvangst

28 juni 2016

Bijvangst is volgens de Van Dale ‘de vangst van andere vissen dan waarop werd gevist.’ Meestal wordt die bijvangst weer overboord gekieperd, tenminste, als deze niet teveel waarde bezit. Als historicus, of liever als archiefonderzoeker, heb je soms ook zulke bijvangst. Zozeer zelfs dat de bijvangst soms belangrijker wordt dan de hoofdvangst. Graag laat ik hier wat van die vreemde, soms Zeeuwse, vissen zien die ik aan de oevers van de Thames naar boven hengelde.

Heron of Kew

Voor het Zee(uw)post project ben ik al enige malen in the National Archives (TNA) in Kew geweest. Daar wordt onder meer het archief van de High Court of Admiralty bewaard. Onderdeel daarvan zijn de zogenaamde Prize Papers: in oorlogstijd in beslag genomen papieren aan boord van buitenlandse of vijandelijke schepen. Aangezien De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden in de 17de en 18de eeuw meerdere oorlogen met Engeland heeft uitgevochten, zijn er heel wat Nederlandse schepen door de Engelsen buitgemaakt. Daarbij werden niet alleen de scheepsjournalen in beslag genomen, maar werkelijk alle papierwerk aan boord: brieven, rekeningen, kasboeken, almanakken, beurzen met inhoud, kranten, romans tot zelfs de ganzenveren pennen aan toe. Voor dit project gaat het vooral om de persoonlijke brieven die mensen van overzee naar Zeeland stuurden of omgekeerd. Anders dan bij normale archiefaanvragen waarbij je doorgaans weet wat je aanvraagt, kom je hierbij ook aardig wat andere verrassingen tegen. Zaken die in Nederland verloren zijn gegaan in de loop van de geschiedenis omdat niemand ze belangrijk vond, maar daar weer opduiken omdat ze samen met al die brieven in een doos zijn gestopt.
Net als wij tegenwoordig onszelf goed informeren over wat er om ons heen gebeurt, wilden de 17de-eeuwers dat ook weten. Daarom werd niet alleen een brief geschreven, maar werden bijvoorbeeld ook de laatste kranten meegestuurd. Zo zaten bij een brief naar de West de bijna volledige maanden oktober en november 1673 van de Opregte Haerlemsche Courant en de Amsterdamsche Courant van 9 november 1673. Die laatste krant is in geen enkel archief of bibliotheek in Nederland meer te vinden.

OHC-7-oktober-1673-pag-2

In de ‘Opregte” van 7 november valt te lezen dat het op 4 oktober stormde voor de Zeeuwse kust en ‘verscheyde avonturiers’ [kaperschepen] naar binnen moesten komen. Aan boord van de Fenix moest al het geschut overboord gezet worden ‘om hem te salveeren’ en bij de Metaelman brak de fokkemast af. Dat is niet alleen voer voor historici maar ook voor meteorologen die zich met weergeschiedenis bezig houden. Op deze wijze kon bijvoorbeeld J. Buisman zijn befaamde zesdelige meteorologische magnum opus Duizend jaar weer, wind en water in de Lage Landen schrijven.

AC-9november1673pag1

In de ‘Amsterdamse’ staat een kleine regel die ons Nederlanders er nog eens op wijst dat we ooit de meest roemruchte stad ter wereld bezaten, want op 3 november 1673 verneemt de redactie uit Engeland dat: ‘Den koningh heeft ordre gegeven voor het equiperen van een considerabel esquader oorlogh schepen … dat men voorheeft, Nieuw Jorck daer mede weder te vermeesteren.

De opnamen van deze kranten konden zodoende doorgegeven worden aan de KB voor hun krantenbank Delpher. Aan de kranten kunnen we al zien dat de mensen van toen, net als die van nu, bekenden graag wilden laten delen in het laatste nieuws, maar dat gold natuurlijk ook voor zeer persoonlijke zaken. Hoe laat je in de 18de eeuw aan iemand overzee weten wat voor nieuwe jurk je hebt gekocht, hoe de laatste mode in Parijs er uitziet of hoe je je eigen ontwerp wilt laten uitvoeren, zonder dat je over telefoon, mail of whatsapp beschikt? Simpel, je stuurt monstertjes op van de textiel, zoals deze jonge juffer uit West-Indië die met deze monsters vertelt wat zij voor het haar gezonden geld gekocht heeft: ‘dit is van de zwarte vouwjapon (het zwart-witte textiel). Dit is een present van Pietje (het blauw en bordeauxrode textiel). Dit is van mijn nieuwen japon die ik gekocht heb voor het geld dat u edele mijn voor een present gesonde heb.’ (het lichtblauwe en oranjerode textiel); zelfs de roestige speldjes zaten er nog bij, al had de Engelse archivaris die er van mij ook uit mogen halen -au.

HCA- 30-719 -katoenmonsters

Wie overzee verbleef wilde geliefden en familieleden natuurlijk ook graag op foto bij zich hebben; alleen zou dat eind 18de eeuw nog ruim een eeuw duren voordat dat wijdverspreid was. Omdat het schilderen van een medaillon ook de nodige centen kostte was er voor de minder gefortuneerden eind 18de eeuw een noviteit bedacht. Het uitknippen van schaduwportretten. Zo kreeg de heer Scheitz, de boekhouder en negotiehandelaar op het VOC kantoor te Cochin op de westkust van India rond 1780 silhouetportretten toegestuurd van zijn verwanten Ludwig, Magdalena, Margretha Gabriëlle, Maria Magdalena en Carl Ludwig.

HCA-30-722-portretten-Cochin

Of hij er ook van heeft kunnen genieten weten we natuurlijk niet, want op de heen- of terugreis werden de portretten in beslag genomen. Dat is natuurlijk het sneue verhaal van al deze brieven en paperassen: ze zijn allemaal verloren gegaan voor de eigenaar of degene voor wie het bestemd was.
Enigszins mysterieus zijn de sleutels die rond 1770 werden verstuurd. Een brief met sleutels…daar hoort ongetwijfeld een kist bij. En wat zat er dan in die kist dat die op slot gedaan werd? Deze sleutels werden natuurlijk separaat verzonden zodat tijdens transport de kist niet geopend kon worden. Of moeten we de fantasie de vrije loop laten en gaat het hier om een schat van een vrijbuiter waarbij de ontvanger van de sleutels naar een ander werelddeel of andere plaats moest reizen om de bijbehorende kist te kunnen openen? We zullen het nooit meer weten. Wat ik wel zeker weet is dat er tientallen portefeuilles zijn verstopt in de archieven van het TNA, maar ik daar nooit ofte nimmer geld in terug gevonden heb. Hooguit wisselbrieven; de voorloper van de cheque.

HCA 30-719 portefeuille HCA 30-719 sleutels

Aangezien veel post uit West-Indië komt zitten daar ook de nodige paperassen tussen die ons herinneren aan de plantage-economie en de slavernij. Plantages waren vaak in eigendom bij Zeeuwse of Amsterdamse eigenaren die zelf nooit een stap in Suriname zouden zetten. De plantages werden gerund door een directeur die er enkele jaren zat en die werd bijgestaan door een boekhouder, of hij deed het secretariële werk zelf. Deze boekhouding werd ter controle naar de Republiek teruggezonden. Daardoor is het archief van de High Court of Admiralty een goudschat voor onderzoekers naar de plantagesamenleving en slavernij in Suriname in de 17de en 18de eeuw. In een archiefdoos zat bijvoorbeeld de complete boekhouding van de plantage Geertruijdenberg uit 1778-1779. De zwarte bladzijden van onze geschiedenis komen dan wel heel dichtbij. Tegelijkertijd besef je dat zo een plantage door de achttiende-eeuwse boekhouder zuiver bedrijfsmatig werd bezien, zelfs de slaven die er werkten werden op de balans gezet. Hij noteerde in het kasboek aan de debetzijde alle geboorten en aan de creditzijde alle overledenen onderverdeeld in ‘Mans, Weijven, Jongens en Meisjes.’ Zo lezen we op 30 januari 1779 ‘de neegerin Susanna gekraamt van een neegerjong genaamt Daniël’ en aan de creditzijde op 4 januari van datzelfde jaar ‘de neegerin Theresa aan een langduurende siekte, obiit [gestorven].

kasboek-plantage-geertruijdenberg HCA 30 725
Tot zover het rariteitenkabinet, want daar was je als visser niet naar op zoek. Naast de garnalen en de krabben in het net waar je platvis in vangen wilt hoop je bijvoorbeeld ook eens een mammoetkies aan te treffen. In dit geval drukwerk uit Zeeland wat nog onbekend is, want dat zijn items waar ZB voor de collectie Zelandica altijd naar op zoek is. Zoiets trof ik in mei aan.

Het is het welbekend dat er in de 17de en 18de eeuw in de Republiek al levensverzekeringen afgesloten konden worden, maar bij wie dat was en waar deze maatschappijen zaten is nog slecht bekend. Tijdens werkzaamheden voor Krantenbank Zeeland was ik enige tijd geleden al op de Vlissingse Lyfrete Sociëteit gestuit. In de Middelburgsche Courant van 27 juni 1776 valt te lezen dat een dergelijke maatschappij ook in Vlissingen was opgericht. Tenminste, een afdeling, want zoals uit de oprichtingsartikelen blijkt zat het hoofdbestuur in Amsterdam. Groot was dan ook de verrassing toen tussen enkele scheepspapieren uit 1780 de artikelen van deze maatschappij zaten. In Nederlandse archieven is slechts één aandeel in een dergelijke levensverzekeringsmaatschappij bekend die ouder is dan die van Lyfrente Sociëteit de Zekere Verwagting uit Vlissingen van 1776 en hier lag de volledige oprichtingsakte van de onderneming met intekenlijsten en al! De Vlissingse afdeling had sinds 17 juni 1776 haar obligaties opengesteld voor intekenaars. Opmerkelijk was dat werkelijk iedereen deel kon nemen aan levensverzekeringsmaatschappij de Zekere Verwagting. Nu moeten we dat niet te letterlijk nemen, want de inleg van honderd Pond Vlaams (€ 271,50) was natuurlijk voor de gewone man ruim een jaarinkomen, maar daaruit werd wel intrest en dividend genoten. Hoe vaak en wanneer er uitgekeerd werd, welke voorwaarden er aan verbonden waren en wie behalve de boekhouder Johannes Nortier allemaal bij deze levensverzekeringsmaatschappij betrokken waren is nu dus bekend. Het is natuurlijk archiefmateriaal, dus het origineel moet in Kew blijven, maar ZB heeft dit boekwerkje nu in ieder geval digitaal tot haar beschikking.

lyfrente-societeit

Het werd bij de Vlissingse uitgeversfamilie Corbeleyn uitgebracht. In Middelburg waren nog veel meer drukkers actief dan in Vlissingen, al was het alleen in verband met tal van officiële uitgaven die hier vandaan kwamen. Zo trof ik ook drukwerk van Pieter Gillissen uit Middelburg die het drukwerk voor de VOC kamer Zeeland verzorgde. Daaronder bevinden zich een ‘Artykel-brief’ en een ‘Extract uit de Ordre en reglement van de Vergadering van de Zeventiene, de Generale Geoctroyeerde Oost-Indische Compagnie representerende…’ uit 1771 die nog niet in bezit van ZB waren. Dat leert ons weer meer over de productie en bezigheden van de drukkers die hier actief waren.

HCA 30-722 Extract_Orde_en_ReglementVOC_Pieter_Gillissen_Middelburg_1771

Zo blijkt maar weer dat elk nadeel zijn voordeel heeft. Want hoewel uit oorlogshandelingen doorgaans weinig goeds voorkomt is door het massaal in beslag nemen van Nederlandse papieren door de Engelsen in de zeventiende en achttiende eeuw een belangrijke culturele schat bewaard gebleven die anders vrijwel zeker was verdwenen. Hoewel in dit blog de gewone vangst, de vele honderden brieven van en aan Zeeuwen, onbesproken bleven, gaat ZB met vele vrijwilligers hard werken om al die brieven die óók in Kew gevonden zijn te ontsluiten ín het project Zee(uw)post. Waarover later meer.

Johan Francke,

Informatiespecialist

Goed Fout: Grafische vormgeving in de oorlog

17 mei 2016

Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam, NBD Biblion en het NIOD hebben een banierententoonstelling ontwikkeld, bedoeld voor leerlingen uit het voorgezet onderwijs. De tentoonstelling bestaat uit vijf sets van vijftien banieren en reist sinds mei 2015 langs openbare bibliotheken in Nederland. Van 18 april tot en met 14 mei 2016 was deze tentoonstelling te zien in de ZB op het Plein.

Zeventig jaar na de bevrijding speelt de Tweede Wereldoorlog nog steeds een grote rol in onze herinneringscultuur. Hoe kijken wij anno 2016 terug op de mensen die in de oorlog hebben geleefd? Waarom ging iemand mee met het regime, waarom ging iemand in het verzet? Wat is ‘goed of ‘fout’ en welke betekenis hebben deze begrippen in onze huidige samenleving?

goed fout plein

De tentoonstelling op het Plein stelt een onderbelicht aspect van de bezettingsgeschiedenis aan de orde: de grafische vormgeving in Nederland in en rondom de Tweede Wereldoorlog. Zowel aan de goede als aan de foute kant waren- artistiek gezien- uitstekende ontwerpers aan het werk. De expositie brengt deze tegenstellingen helder en kleurrijk in beeld.

Het accent van de tentoonstelling ligt duidelijk op affiches, het communicatiemiddel bij uitstek om de bevolking destijds te informeren. Alle partijen gebruikten deze middelen: de bezettende Duitse autoriteiten; de met hen sympathiserende Nederlandse Nationaal-Socialistische Beweging (NSB) en het departement van Volksvoorlichting en Kunsten en niet te vergeten: het verzet.

banieren goed fout

Voor alle partijen gold: goede vormgeving is van groot belang. De boodschap moet in één oogopslag duidelijk zijn. Bezetter en Verzet maakten beiden gebruik van grafische wapens. De eerste om de Nederlanders zijn wil op te leggen, de tweede om hen te mobiliseren.

Goed Fout

De Nationaal-Socialistische Beweging en de Duitse bezetter gebruikten affiches en propaganda om de bevolking naar hun hand te zetten; het verzet en de ondergrondse pers streden met verzetskunst en illegaal drukwerk. Naast objecten uit de Bijzondere Collecties bevat de tentoonstelling voorwerpen uit andere erfgoedinstellingen zoals het Stedelijk Museum, het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies en het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis. Ook de unieke afficheverzameling van het NIOD, in beheer bij de Koninklijke Bibliotheek, is ruim vertegenwoordigd in deze expositie.

goed fout banier

Een boeiend thema dus: vormgeving aan weerszijden van de scheidslijn tussen goed en fout. Deze tweedeling geeft een indruk van de dilemma’s waarvoor alle Nederlanders maar in het bijzonder vormgevers zich tijdens de bezettingsjaren gesteld zagen. En aan beide kanten zien we vanuit zowel artistiek als ideologisch standpunt ‘goede’ en ‘foute’ ontwerpers aan het werk. Naar aanleiding van dit onderwerp is ook een boek verschenen dat ook te leen is bij ZB| Bibliotheek.

Goed-Fout-Purvis

Goed fout : grafische vormgeving in Nederland 1940-1945 / Alston W. Purvis ; Erik Somers, René Kok, Gerard Groeneveld ; redactie: Sytze van der Veen
[Nijmegen] : Uitgeverij Vantilt, ©2015
255 pagina’s : illustraties ; 28 cm. – Met literatuuropgave
ISBN 978-94-6004213-3 gebonden.

 

Janette Zuydweg,

Europe Direct Middelburg

Een feestje

25 april 2016

Dat gevoel kreeg ik bij het 30ste Eenakterfestival vrijdagavond 22 april in het Spiegeltheater in Middelburg. De zaal was uitverkocht. Het toneel leeft in Zeeland.

In haar openingswoord sprak Ali Pankow van het Zeeuws Centrum voor Amateurtheater (ZCA) dan ook over bezielde liefhebbers.

Ali Pankow

Ali Pankow

De aftrap werd uitgevoerd door een groep leerlingen van de Jeugdtheaterschool Zeeland (JTSZ).
Wat een talent!

‘Van harte’, gespeeld door de JTSZ-jongeren

‘Van harte’, gespeeld door de JTSZ-jongeren

Zij werden gevolgd door een geweldige theatervrouw, Ans Schilders. Zij presenteerde haar boek ‘Leuk bezig’, een understatement van jewelste. Ans is een veelzijdige en getalenteerde vrouw. Ze schrijft gedichten, cabaretteksten, sketches, liedjes en nog veel meer. Deze bundel is een verzameling van dat alles. Daarnaast heeft Ans ook toneelstukken geschreven: eenakters, monologen en avondvullende toneelwerken. Misschien een deel 2 van haar Verzamelde werken?

Leuk bezig

Signeersessie Ans Schilders

Signeersessie Ans Schilders

Voor de pauze, waarin er veel belangstelling was voor de boekverkoop van de toneelwerken van de voormalige toneelcollectie van Scoop en het Zeeuws Centrum voor Amateurtheater, schitterden de spelers van Heer Hendrik in een nachtelijke dialoog.

Heer Hendrik

Toneelvereniging Heer Hendrik

Tussendoor gaf de vakjury onder voorzitterschap van Ron Lubbersen van ZB steeds tips aan de toeschouwers en beoordeelden zij de gespeelde eenakters.

vakjury bestaande uit: Ron Lubbersen, Lieneke le Roux en Luuk Eisema

Vakjury bestaande uit: Ron Lubbersen, Lieneke le Roux en Luuk Eisema

De Jeugdtheaterschool Zeeland & Ambitie (opleiding voor volwassenen) brachten vervolgens het stuk ‘Behind the scenes’. Daarover zei de vakjury dat het heel herkenbaar geschreven en gespeeld was. Het was als het ware een scene achter de schermen van een repetitie met een spelleider/regisseur en een aantal acteurs.

Behind the scenes

Behind the scenes

Bijzonder veel succes oogstte de groep Intermezzo. Onder regie van Marian en Ali Pankow genoten we van een barbecuefeest-eenakter.

Intermezzo met het stuk Grillen

Intermezzo met het stuk Grillen

Tenslotte zongen de Smarties een aantal smakelijke smartlappen met een knipoog.

Smarties

Smarties

Ik ben heel benieuwd naar de talenten die nog volgden op zaterdagmiddag en -avond. Wat een gevarieerd aanbod is er in Zeeland en daarbuiten.

Wil jij of wil jouw kind graag leren toneelspelen? Wil je meer weten over toneelverenigingen in Zeeland?
Neem dan contact op met het ZCA of de Jeugdtheaterschool Zeeland.

Adriënne Withagen
Webredacteur/ informatiespecialist

De drie vrijheden

22 april 2016

Op donderdag 20 april 2016 werd alweer voor de achttiende maal de Four Freedoms Award in Middelburg uitgereikt. Nog even resumerend om alles weer helder voor de geest te krijgen: de Four Freedoms Award is een prijs voor een persoon die zich op een bijzondere wijze heeft ingezet voor het waarborgen van de vier vrijheden van de Amerikaanse president Franklin Delano Roosevelt (1882-1945), nog altijd de grootste president die de VS ooit had. Hij heeft er zelf voor gezorgd dat hij dat wel zal blijven ook, want na zijn ambtsperiode werd het onmogelijk gemaakt nog langer dan twee presidentiële termijnen in het Witte Huis te vertoeven.

Roosevelt benoemde de vier vrijheden aan het Amerikaans Congres in zijn zogenoemde Four freedoms-toespraak tijdens de State of the Union van 6 januari 1941. Die vier vrijheden zijn in respectievelijke volgorde: de vrijheid van spreken en meningsuiting, de vrijheid van elk persoon om een god te aanbidden op zijn eigen manier, de vrijwaring van gebrek en de vrijwaring van vrees.

foto: Jaap Wolterbeek

Four freedoms 1990, foto: Jaap Wolterbeek

In het kader van de honderdste geboortedag van FDR en de tweehonderdjarige diplomatieke betrekkingen tussen de VS en Nederland werd in 1982 de uitreiking voor het eerst georganiseerd. Die tweehonderd jaar waren er toen 203, want de Republiek was het eerste land dat in 1779 de VS als onafhankelijk land had erkend, maar short-memory is niet alleen een gebrek van de tegenwoordige mens.

In principe worden jaarlijks vijf prijzen uitgereikt in afwisselend Middelburg in Nederland en Hyde Park in New York. Waarom dan toch het nietige Middelburg samen naast het grote New York? Wel omdat de voorvaderen van de Roosevelts – ook die van Teddy (1858-1919) – uit Oud-Vossemeer op Tholen kwamen. De Roosevelts hebben dus Zeeuwse roots.

Mooi dus dat Middelburg zich op deze wijze in de picture kan spelen en dat nog wel met een evenement dat eigenlijk een beetje het kleine zusje van de Nobelprijzen is. Mooi ook dat het om prijzen gaat die de basis vormen van een democratisch politiek bestel, dus louter positief nieuws zou je zeggen. Daarin schuilt echter een venijnige adder onder het gras. Want hoewel het gros van de inmiddels uitgedeelde prijzen naar personen en organisaties ging die zich geheel vrijwillig voor hun medemens hebben ingezet blijken er in de loop der jaren toch ook aardig wat politieke laureaten geweest te zijn. Dat begon al meteen in 1982 door koningin Juliana de Algemene Vrijheidsprijs toe te kennen. Nu zal ik niet ontkennen dat koningin Juliana haar hele leven voor wereldvrede heeft gepreekt en in de tijd van de Koude Oorlog een warm vredespleidooi voor het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden hield dat ronduit memorabel genoemd mag worden. Het is echter niet zo kies om bij de allereerste uitreiking maar meteen het staatshoofd van het organiserende land –die daar qualitate qua toch al aanwezig moest zijn- de prijs te overhandigen.

Four Freedoms, 1984 foto: J. Wolterbeek

Four Freedoms, 1984
foto: J. Wolterbeek

Dan haal je als organisatie op zijn minst de schijn van partijdigheid op je hals. Een nog grotere flater was het daaropvolgende jaar uitgerekend Robert McNamara de prijs voor vrijwaring van gebrek toe te kennen. Dat is net zoiets als Freddie Heineken de orde van de Blauwe knoop opspelden. McNamara had nog geen tien jaar daarvoor nu juist enkele honderdduizenden Vietnamezen  dakloos gemaakt door een bommentapijt over hun land uit te laten strooien. En daar bleef het niet bij, want ook de Israëlische premier Shimon Peres kreeg in 1996 de prijs voor vrijwaring van vrees. Nu heeft de man zich best moeite getroost de toestand in het land te verbeteren, maar om nu te zeggen dat de Palestijnse bevolking daar een goede nachtrust van kreeg of niets meer te vrezen had zou ik toch niet voor mijn rekening willen nemen.

En dit is nu precies mijn probleem met de Four Freedoms Award uitreikingen: waarom toch tal van die politieke leiders een laureaat verlenen terwijl je niet weet wat voor smeerlapperij dezen in het verleden hebben uitgehaald, of sterker nog in de toekomst nog gaan uitvoeren. Want de meeste van deze laureaten zijn gewoon nog politiek actief. Dat betekent alleen maar dat je als organisatie keihard onderuit kan gaan. Zo kreeg het echtpaar Clinton in respectievelijk 2005 en 2009 de Algemene Vrijheidsprijs, terwijl Bill zich nu dik laat betalen om een vorkje met hem te mogen prikken of hem een al tientallen malen herhaalde en herkauwde lezing te laten voordragen om de partijkas van zijn vrouw te spekken. Zijn vrouw zelf staat nota bene op het punt om tot president benoemd te worden en wie weet welke beslissingen met betrekking tot de defensie zij in de toekomst nog moet gaan nemen? Dan sta je er toch gekleurd op als organisatie?

In het geval van de uitreiking van 2016 werd de organisatie zelfs onaangenaam door de actualiteit ingehaald. De Duitse bondskanselier Angela Merkel krijgt de Algemene vrijheidsprijs voor haar optreden bij het binnenhalen van oorlogsvluchtelingen in Duitsland, maar lijkt onder druk van een dictator nu te zwichten om de vrijheid van meningsuiting in te perken. Toen de Duitse komiek Jan Böhmermann eind maart op de publieke televisie een schimpgedicht tegen de Turkse president Erdogan voordroeg waarin hij vragen stelde over de grenzen van de vrijheid van meningsuiting voelde de president zich voor de miljoenen Turken die in Duitsland wonen in zijn hemd gezet. Nu kon Erdogan gewoon een strafzaak wegens belediging aanspannen tegen Böhmermann, iets dat hij ook gedaan heeft, maar om nog een pfennig in het zakje te stoppen verklaarde Merkel die juist een akkoord met Erdogan had bereikt doodleuk dat de regering ook nog eens toe zou staan dat Böhmermann strafrechtelijk wordt vervolgd, waarmee ze zich politiek duidelijk in de rechtsstaat manoeuvreerde; eigenlijk een doodzonde in de democratie waar de trias politica hoog in het vaandel hoort te staan. Merkel werd hiervoor terecht gekapitteld, waarbij ze door meerdere cartoonisten afgebeeld werd terwijl ze voeten van Erdogan aan het kussen was; een man die nu juist die scheiding van machten liever gecentraliseerd ziet. Ondertussen moest ook de Middelburgse burgervader Harald Bergmann over eieren lopen. Het in een vrolijk voorjaarszonnetje suffende provinciestadje zou zomaar eens een kruitvat kunnen worden en de zondagsrust moest natuurlijk gekoesterd worden. Zoals tegenwoordig wel vaker gebeurt, wordt het wel toegestaan te demonstreren, mits dat op een zo-ver-mogelijk-weg-locatie is waar zelfs de koeien geen aanstoot aan de protesterenden nemen. Gelukkig werd tijdig beseft dat het nogal krom zou zijn indien er juist bij de uitreiking van de prijzen voor de vier vrijheden geen vrijheid van demonstratie zou zijn. De rechts radicale Voorpost en Pegida konden daarom op de Dam demonstreren met de niet geringe aanhang van wel vijftien personen. Minus één dan ook nog, want ik zag nog een bomberjack met kaal hoofd in een blauwe ME-bus afgevoerd worden. Wellicht had hij zijn tong op het verkeerde moment naar Bromsnor uitgestoken.

Four freedoms 1986, foto: J. Wolterbeek

Four freedoms 1986, foto: J. Wolterbeek

Het meest zielige van de geheel geregisseerde poppenkast is nog wel dat onze eigen goedlachse premier de prijs aan Merkel mocht overhandigen. Voor zover het laureaat nog geen politiek statement was maakt de organisatie zich hiermee volkomen belachelijk. Niet in de laatste plaats omdat het aantal hoge politieke kopstukken in de Nieuwe kerk opvallend hoog is ten aanzien van de overige genodigden. Dat maakt dat de uitreiking een wel erg politieke boodschap wordt waarbij de grenzen van de partijdigheid gevaarlijk dicht genaderd en soms overschreden worden terwijl het allemaal zo simpel en nobel zou kunnen zijn: haal die politieke angel voor eens en altijd uit die uitreiking. Nodig geen politieke leiders in de zaal uit en benoem vooral geen laureaten die nog een actieve politieke loopbaan bewandelen, dat scheelt meteen veel onnodige beveiligingskosten en je voorkomt dat Zeeland jaarlijks het lachertje van de klas wordt. Op de huidige voet doorgaan heeft hetzelfde effect als juichen voor de Tour de France winnaar: pas na tien jaar weet je wie er eigenlijk recht op de eerste prijs heeft gehad.

Johan Francke
Informatiespecialist

In memoriam Wim Brands

6 april 2016

Maandagavond, vlak voordat ik ging slapen, bereikte me via het late NOS-journaal het droevige bericht dat dichter, programmamaker en journalist Wim Brands in zijn woonplaats Amsterdam is overleden. Hij had al een paar weken eerder zijn televisietaken neergelegd. Karin de Bok, hoofdredacteur VPRO televisie, waarvoor hij al elf jaar het programma Brands met Boeken maakte, meldde: “Wim kampte sinds kort met een depressie, die hem totaal onverwacht naar een zelfgekozen einde dreef”.

Wim_Brands-1

Essentie
Ik werd er verdrietig van. Als literatuurliefhebber ga ik hem vreselijk missen, ik keek wekelijks op zondagmorgen naar zijn boekenprogramma en genoot ervan. Wat een respect voor boek en auteur, wat een warme liefde voor het vak. Steeds mild en constructief, altijd op zoek naar verheldering. Hij wist dat de potentiële lezer daar behoefte aan had. Ruim tijd makend om de diepgaande essentie van een boek gezegd te krijgen.

Poëzie
Brands was al sinds de jaren tachtig verbonden aan de VPRO en maakte er vele radio-uitzendingen over literatuur en filosofie. Samen met Wim Noordhoek richtte hij het programma De Avonden op. Op Radio 1 maakte hij lange tijd het wekelijkse interviewprogramma Brands met Boeken, dat vanaf 2005 op televisie werd uitgezonden.
Brands begon zijn journalistieke loopbaan bij het Leidsch Dagblad en was behalve omroepman ook dichter. Al toen hij 19 jaar was, werd er werk van hem gepubliceerd door K.L. Poll van Hollands Maandblad. Zijn laatste, prachtige bundel ’s Middags zwem ik in de Noordzee, kwam uit in 2014.

s-middags-zwem-ik-in-de-noordzee

Ode aan Vlissingen in Zeeuws Tijdschrift
Afgelopen jaar was hij nog in Vlissingen. Tijdens Film by the Sea interviewde hij prominente schrijvers in een literair café. En hij schreef nog een artikel, misschien zijn laatste, in het themanummer ‘Vlissingen 700’ van het Zeeuws Tijdschrift, dat onlangs verscheen. Ode aan Vlissingen; het licht van voor de schepping heet dat artikel (pagina 54). Toen ik het bericht van Brands dood hoorde, moest ik er meteen aan denken. Ik las het opnieuw en verwonderde me. De tekst lijkt wel een vooraf aangekondigde dood.

Het licht van voor de schepping
Brands beschrijft onder andere hoe de filosoof Elders ooit een monnik sprak met wie hij samen naar de overweldigende sterrenhemel keek. Ze hadden het over het licht dat zich maar moeilijk liet beschrijven. “Misschien”, zei de monnik, “is dit wel het licht dat je ziet als je sterft. Zo mooi was het licht wel”. “Wat bedoel je?”, vroeg Elders. En toen zei de monnik: “als je sterft zie je het licht van voor de schepping”. Het artikel eindigt zo:

Nu (…) weet ik waarom ik sinds die ochtend nog vaak terug wil
naar Vlissingen: om dat schip nog een keer te
zien wegvaren, in dat westelijk zonlicht aan scherven,
schitterend gebroken op Vlissingens rede. Terwijl ik
(…) weet dat het tevergeefs is want het is van een lieflijkheid die wij
niet bereiken kunnen.
Maar ik heb het gezien, op een ochtend in september,
in Vlissingen:
het licht van voor de schepping.

Aan Paul van der Velde, hoofdredacteur van het Zeeuws Tijdschrift, heb ik toestemming gevraagd om het artikel van Brands te mogen publiceren in dit blog. Dat vond hij gelukkig goed. En zo kan ik het delen met jullie, de lezers van dit blog. Het licht van voor de schepping… Laten we hopen dat Wim Brands het nu opnieuw heeft gezien.

Anya Marinissen

Neue Ausgabe sämmtlicher Werke

21 maart 2016

De muziekafdeling van ZB| Planbureau en Bibliotheek van Zeeland is in het bezit van zeer kostbare series, genaamd Neue Ausgabe sämmtlicher Werke. ZB bezit de uitgaven van  Johann Sebastian Bach, Georg Friedrich Händel, Wolfgang Amadeus Mozart en Franz Schubert.

De series bevatten de volledige uitgaven van deze componisten en zijn gepubliceerd door de uitgeverij Bärenreiter. Een aantal delen is uitgebreid met de uitgave van Kritische Berichte. Het zijn historisch-kritische wetenschappelijke edities en zeer betrouwbaar voor zowel wetenschappers als voor performers.

IMG_4089 (2)

De boeken zijn belangrijke bronnen  voor muziekstudenten en docenten, musicologen en uitvoerende musici. De Bach-serie staat sinds jaren in de open opstelling in een speciale ‘Bach-kast’ terwijl de Gesammtausgaben van de andere componisten tot op heden in het magazijn geplaatst werden.

Echter de ervaring heeft ons geleerd dat ‘muziekmensen’ niet vaak zoeken via de catalogus en dat daarom de boeken die in het magazijn geplaatst waren, nauwelijks geraadpleegd werden. Bovendien is het zonde om zulke prachtige exemplaren in het magazijn weg te stoppen.

Mozart

Eén van de onderdelen van het ZB beleid is om de samenwerking met UCR te intensiveren. Hieronder bevinden zich ook musicologiestudenten die zeker baat kunnen hebben bij het gebruik van de Gesammtausgaben.

Neue Ausgabe handel

Het idee is ontstaan een projectje op te starten om de boeken te kunnen plaatsen op de muziekafdeling zodat ze voor het publiek direct zichtbaar zijn. Op de muziekafdeling is vervolgens ruimte gemaakt voor deze series.

Neue Ausgabe Mozart

Mijn collega’s van de catalogusafdeling zijn voortvarend aan de slag gegaan met het omwerken van de boeken. Inmiddels zijn de Gesammtausgaben van Mozart en Händel omgewerkt en geplaatst op de muziekafdeling. De Schubertcollectie zal binnenkort volgen. Ik hoop dat onze verwachting waargemaakt wordt en dat deze collecties meer gebruikt gaan worden.

Rea Bensch,

Domeinspecialist muziek

 

Een aardige aanwinst

25 februari 2016

Bij beperkte middelen voor aanschaf, komen er gelukkig ook schenkingen van weldoeners binnen die de bijzondere collecties van ZB verrijken. Een van deze verzamelingen zijn de zogenaamde prijsbanden. In het verleden kregen leerlingen, die goed hun best gedaan hadden, een boek aangeboden door de onderwijsinstelling waar ze op school zaten. De leerkrachten lieten dat boek in een speciale luxe omslag inbinden. In het boek werd een inlegvel bijgebonden waar de opdracht aan de leerling en de handtekening van het hoofd der school op stonden.

OmslagZB heeft een behoorlijke collectie Zeeuwse, maar vooral Middelburgse prijsbanden. De oudste dateert van 1698. Het gebruik is in de tweede helft van de 19e eeuw verdwenen. Er waren verschillende instellingen die ze toekenden. De meest prestigieuze was de Latijnse School, die later gymnasium genoemd werd. De beste leerlingen uit een klas kregen dikwijls een klassiek Latijns literair werk aangeboden, gevat in een kalfsleren band, aan de voor- en achterzijde voorzien van het Middelburgse stadswapen in goudopdruk. Het waren lang niet altijd gloednieuwe boeken die geschonken werden. Wel liet men bij een boekbinder een nieuwe band om een kaal of tijdelijk ingebonden boekblok vervaardigen.
Maar er waren ook andere instellingen die goedkopere banden van halfleer, perkament of zelfs alleen maar papier lieten maken: bijvoorbeeld de (tegenwoordig zouden we zeggen openbare) scholen der stad, de doopsgezinde gemeente en armenscholen. Het gymnasium was alleen voor jongens toegankelijk, maar andere scholen stelden zich gaandeweg open voor meisjes. Er was een Franstalig instituut dat zich zelfs uitsluitend op de vorming van meisjes toelegde. Zeer fraaie prijsbanden, voorzien van een zegel, werden uitgereikt op de Tekenacademie: voor zover bekend, alleen aan jongens.
In de loop van de tijd heeft een deel van deze prijsbanden hun weg naar ZB gevonden, soms door aankoop, soms door schenking. Sommige banden zijn heel hun bestaan in Middelburg gebleven, andere zijn na tientallen jaren of zelfs eeuwen afwezigheid teruggekeerd naar de stad waar ze ooit uitgereikt werden. In veel gevallen is de opdracht eruit verdwenen, hetgeen het exemplaar als onderzoeksobject aanzienlijk minder waardevol maakt.

Onlangs kreeg ik van een mevrouw uit Den Haag een drietal prijsbanden geschonken, die nauw bij elkaar horen. Het eerste exemplaar bestaat uit een Franstalig leesboek, in 1805 door de “Écoles de la ville de Middelbourg” geschonken aan de toen elfjarige Petrus Ketner. Ofschoon het indertijd als jeugdboek beschouwd werd, is het niveau voor hedendaagse begrippen dat van een gevorderde student Frans. Ook in die tijd zal het boek eerder als aanmoediging bedoeld geweest zijn dan vanuit het idee dat dit kind het meteen zou kunnen lezen en bevatten. Petrus Ketner was de zoon van een Boheemse marktkoopman, die op een handelsreis verliefd was geworden op een Nederlands meisje, en zich in Middelburg vestigde.
Het tweede boek, dat Nederlandse korte verhalen bevat met bijbehorende moralistische vragen, werd in 1806 als prijs van naarstigheid door de “opzienders der schoolen der stad Middelburg” toegekend aan Maria Johanna van der Meer, nog maar zeven jaar oud. Nu treft het zo, dat de jonge heer Ketner en de jonge dame Van der Meer in 1825 met elkaar getrouwd zijn. De derde prijsband, eveneens een verzameling korte verhalen, werd in 1816 aan de dertienjarige Sara van der Meer, een zuster van Maria Johanna en altijd ongehuwd gebleven, overhandigd.

 

Inlegvellen in prijsbanden

Inlegvellen in prijsbanden

 

De familie Ketner heeft deze drie prijsbanden van vader op zoon overgedragen. De familie is later naar Rotterdam verhuisd. Nu heeft de achter-achterkleindochter van het echtpaar Ketner-Van der Meer dit dierbare familiebezit teruggebracht naar Middelburg en aan de bibliotheek geschonken. Haar overweging was, dat haar eigen nabestaanden wellicht de waarde van deze werken niet zouden inzien. ZB wordt daarmee nog sterker tot een schatkamer van de stad Middelburg. De prijzen voor de ijverige jongen, zijn (latere) vrouw en hun (schoon)zuster worden nu voor altijd naast elkaar in de kluis alhier bewaard.

Marinus Bierens
Conservator