Berichten met tag ‘Geschiedenis’

Goed Fout: Grafische vormgeving in de oorlog

dinsdag, 17 mei 2016

Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam, NBD Biblion en het NIOD hebben een banierententoonstelling ontwikkeld, bedoeld voor leerlingen uit het voorgezet onderwijs. De tentoonstelling bestaat uit vijf sets van vijftien banieren en reist sinds mei 2015 langs openbare bibliotheken in Nederland. Van 18 april tot en met 14 mei 2016 was deze tentoonstelling te zien in de ZB op het Plein.

Zeventig jaar na de bevrijding speelt de Tweede Wereldoorlog nog steeds een grote rol in onze herinneringscultuur. Hoe kijken wij anno 2016 terug op de mensen die in de oorlog hebben geleefd? Waarom ging iemand mee met het regime, waarom ging iemand in het verzet? Wat is ‘goed of ‘fout’ en welke betekenis hebben deze begrippen in onze huidige samenleving?

goed fout plein

De tentoonstelling op het Plein stelt een onderbelicht aspect van de bezettingsgeschiedenis aan de orde: de grafische vormgeving in Nederland in en rondom de Tweede Wereldoorlog. Zowel aan de goede als aan de foute kant waren- artistiek gezien- uitstekende ontwerpers aan het werk. De expositie brengt deze tegenstellingen helder en kleurrijk in beeld.

Het accent van de tentoonstelling ligt duidelijk op affiches, het communicatiemiddel bij uitstek om de bevolking destijds te informeren. Alle partijen gebruikten deze middelen: de bezettende Duitse autoriteiten; de met hen sympathiserende Nederlandse Nationaal-Socialistische Beweging (NSB) en het departement van Volksvoorlichting en Kunsten en niet te vergeten: het verzet.

banieren goed fout

Voor alle partijen gold: goede vormgeving is van groot belang. De boodschap moet in één oogopslag duidelijk zijn. Bezetter en Verzet maakten beiden gebruik van grafische wapens. De eerste om de Nederlanders zijn wil op te leggen, de tweede om hen te mobiliseren.

Goed Fout

De Nationaal-Socialistische Beweging en de Duitse bezetter gebruikten affiches en propaganda om de bevolking naar hun hand te zetten; het verzet en de ondergrondse pers streden met verzetskunst en illegaal drukwerk. Naast objecten uit de Bijzondere Collecties bevat de tentoonstelling voorwerpen uit andere erfgoedinstellingen zoals het Stedelijk Museum, het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies en het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis. Ook de unieke afficheverzameling van het NIOD, in beheer bij de Koninklijke Bibliotheek, is ruim vertegenwoordigd in deze expositie.

goed fout banier

Een boeiend thema dus: vormgeving aan weerszijden van de scheidslijn tussen goed en fout. Deze tweedeling geeft een indruk van de dilemma’s waarvoor alle Nederlanders maar in het bijzonder vormgevers zich tijdens de bezettingsjaren gesteld zagen. En aan beide kanten zien we vanuit zowel artistiek als ideologisch standpunt ‘goede’ en ‘foute’ ontwerpers aan het werk. Naar aanleiding van dit onderwerp is ook een boek verschenen dat ook te leen is bij ZB| Bibliotheek.

Goed-Fout-Purvis

Goed fout : grafische vormgeving in Nederland 1940-1945 / Alston W. Purvis ; Erik Somers, René Kok, Gerard Groeneveld ; redactie: Sytze van der Veen
[Nijmegen] : Uitgeverij Vantilt, ©2015
255 pagina’s : illustraties ; 28 cm. – Met literatuuropgave
ISBN 978-94-6004213-3 gebonden.

 

Janette Zuydweg,

Europe Direct Middelburg

Een aardige aanwinst

donderdag, 25 februari 2016

Bij beperkte middelen voor aanschaf, komen er gelukkig ook schenkingen van weldoeners binnen die de bijzondere collecties van ZB verrijken. Een van deze verzamelingen zijn de zogenaamde prijsbanden. In het verleden kregen leerlingen, die goed hun best gedaan hadden, een boek aangeboden door de onderwijsinstelling waar ze op school zaten. De leerkrachten lieten dat boek in een speciale luxe omslag inbinden. In het boek werd een inlegvel bijgebonden waar de opdracht aan de leerling en de handtekening van het hoofd der school op stonden.

OmslagZB heeft een behoorlijke collectie Zeeuwse, maar vooral Middelburgse prijsbanden. De oudste dateert van 1698. Het gebruik is in de tweede helft van de 19e eeuw verdwenen. Er waren verschillende instellingen die ze toekenden. De meest prestigieuze was de Latijnse School, die later gymnasium genoemd werd. De beste leerlingen uit een klas kregen dikwijls een klassiek Latijns literair werk aangeboden, gevat in een kalfsleren band, aan de voor- en achterzijde voorzien van het Middelburgse stadswapen in goudopdruk. Het waren lang niet altijd gloednieuwe boeken die geschonken werden. Wel liet men bij een boekbinder een nieuwe band om een kaal of tijdelijk ingebonden boekblok vervaardigen.
Maar er waren ook andere instellingen die goedkopere banden van halfleer, perkament of zelfs alleen maar papier lieten maken: bijvoorbeeld de (tegenwoordig zouden we zeggen openbare) scholen der stad, de doopsgezinde gemeente en armenscholen. Het gymnasium was alleen voor jongens toegankelijk, maar andere scholen stelden zich gaandeweg open voor meisjes. Er was een Franstalig instituut dat zich zelfs uitsluitend op de vorming van meisjes toelegde. Zeer fraaie prijsbanden, voorzien van een zegel, werden uitgereikt op de Tekenacademie: voor zover bekend, alleen aan jongens.
In de loop van de tijd heeft een deel van deze prijsbanden hun weg naar ZB gevonden, soms door aankoop, soms door schenking. Sommige banden zijn heel hun bestaan in Middelburg gebleven, andere zijn na tientallen jaren of zelfs eeuwen afwezigheid teruggekeerd naar de stad waar ze ooit uitgereikt werden. In veel gevallen is de opdracht eruit verdwenen, hetgeen het exemplaar als onderzoeksobject aanzienlijk minder waardevol maakt.

Onlangs kreeg ik van een mevrouw uit Den Haag een drietal prijsbanden geschonken, die nauw bij elkaar horen. Het eerste exemplaar bestaat uit een Franstalig leesboek, in 1805 door de “Écoles de la ville de Middelbourg” geschonken aan de toen elfjarige Petrus Ketner. Ofschoon het indertijd als jeugdboek beschouwd werd, is het niveau voor hedendaagse begrippen dat van een gevorderde student Frans. Ook in die tijd zal het boek eerder als aanmoediging bedoeld geweest zijn dan vanuit het idee dat dit kind het meteen zou kunnen lezen en bevatten. Petrus Ketner was de zoon van een Boheemse marktkoopman, die op een handelsreis verliefd was geworden op een Nederlands meisje, en zich in Middelburg vestigde.
Het tweede boek, dat Nederlandse korte verhalen bevat met bijbehorende moralistische vragen, werd in 1806 als prijs van naarstigheid door de “opzienders der schoolen der stad Middelburg” toegekend aan Maria Johanna van der Meer, nog maar zeven jaar oud. Nu treft het zo, dat de jonge heer Ketner en de jonge dame Van der Meer in 1825 met elkaar getrouwd zijn. De derde prijsband, eveneens een verzameling korte verhalen, werd in 1816 aan de dertienjarige Sara van der Meer, een zuster van Maria Johanna en altijd ongehuwd gebleven, overhandigd.

 

Inlegvellen in prijsbanden

Inlegvellen in prijsbanden

 

De familie Ketner heeft deze drie prijsbanden van vader op zoon overgedragen. De familie is later naar Rotterdam verhuisd. Nu heeft de achter-achterkleindochter van het echtpaar Ketner-Van der Meer dit dierbare familiebezit teruggebracht naar Middelburg en aan de bibliotheek geschonken. Haar overweging was, dat haar eigen nabestaanden wellicht de waarde van deze werken niet zouden inzien. ZB wordt daarmee nog sterker tot een schatkamer van de stad Middelburg. De prijzen voor de ijverige jongen, zijn (latere) vrouw en hun (schoon)zuster worden nu voor altijd naast elkaar in de kluis alhier bewaard.

Marinus Bierens
Conservator

Over de geschiedenis van de Zeeuwse knoop of: hoe een knoopje kan rollen : deel 2

dinsdag, 1 juli 2014

Etruskisch goud

De bakermat van de filigraintechniek en van de granulatietechniek (korrels) ligt – notabene – waarschijnlijk in Syrië. Dat staat op de site van het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden (april 2014). Het waren de Etrusken (de inwoners van Etrurië, dat is het huidige Toscane, Umbrië en Latina in Italië), die een kleine 3000 (!) jaar geleden de filigrain- en granulatietechnieken importeerden naar Europa en ‘tot perfectie hebben gebracht’. En: de Etrusken versierden hun sieraden soms ook met spinnetjes.

Gouden oorknop, Etruskisch, 530-500 voor Christus. Filigrainwerk en spinnetjes zijn zichtbaar

Gouden oorknop, Etruskisch, 530-500 voor Christus.
Copyright Trustees of the British Museum

Etruskische oorbellen waarbij duidelijk het spinnetje te zien is

Etruskische oorbellen
Bron: Louvre, Parijs

Gouden oorknop Etruskisch filigrain, 530-480 voor Christus. Tal van Zeeuwse knoopje lijken hier gebruikt

Gouden oorknoop, Etruskisch, 530-480 voor Christus
Copyright Trustees of the British Museum

De Etrusken hadden misschien nog geen knopen – de één zegt van wel, de ander zegt van niet. Maar ze hadden in elk geval broches en fibula’s om hun kledingstukken bij elkaar te houden.

Etruskische sierplaat (broche) van goud, met centraal een robijn als siersteen.

In de archaïsche periode (ca. 600-480 v. Chr.) werden ook edelstenen als extra decoratie toegevoegd. Deze gouden sierschijf heeft centraal een robijn. Hoewel ook schijfvormige oorbellen van deze afmetingen bestaan, heeft dit sieraad waarschijnlijk gediend als broche voor een rijke Etruskische dame, gezien het aanhechtingspunt voor een speld op de achterzijde van het stuk.
Bron: Rijksmuseum van Oudheden, Leiden

NB Ook Vivianne Veenemans (over haar werk later) maakt in een artikel in het Jaarboek Kostuum 2011 onder meer melding van het Etruskisch filigrain.

Zeeuws goud (en zilver)

Over de Zeeuwse streeksieraden is vrij veel bekend vanaf eind 17e eeuw. Onder meer door het werk van De Bree en Minderhoud, hun vakkennis en speurwerk in de archieven (boedelbeschrijvingen). En door de merktekens/ meestertekens die vanaf eind 17e eeuw in de sieraden werden gedrukt.

Hieronder informatie merendeels afkomstig uit Van de goudsmid van Piet Minderhoud:

‘Het gebruik om een paar knopen als hemdsluiting te dragen stamt al uit de 17e eeuwse burgermode. Dit was alleen een gebruik bij de mannen (…) Het oudst bekende gedateerde paar knopen (…) is gemaakt omstreeks 1690 door Jan Bravert te Amsterdam. Deze zilveren knopen zijn hol en opgebouwd uit twee iets bol gezette ronde delen. In het midden is een klein plat rozetje aangebracht met een randversiering eromheen.’

Zilveren keelknopen, circa 1700 uit collectie P. Minderhoud

Zilveren keelknopen, circa 1700
Copyright P. Minderhoud

Gouden keelknopen, circa 1725 copyright P. Minderhoud

Gouden keelknopen, circa 1725
Copyright P. Minderhoud

(TdR: Dit waren dus nog geen open filigrainknopen met spinnetjes. Die doen iets later, vanaf 1700 hun intrede. Althans, vanaf dat moment zijn ze via merktekens gedateerd).

‘Halverwege de 18e eeuw bestond een spinnetje al uit meer draadjes, zodat het geheel niet meer op een spin leek, maar deze benaming bleef in gebruik. Deze knopen leken een beetje op een braam, vandaar dat ze ook wel braamknopen (of brummels) werden genoemd (…) Dit model werd steeds verder aangepast, verfijnd en geperfectioneerd. Goudsmeden in onder meer Schoonhoven, Dordrecht, Amsterdam, (TdR: Hoorn en mogelijk ook in Middelburg) maakten de knopen veelal op bestelling. Keelknopen, jasknopen, hemdsknopen. Die werden en worden vooral gedragen op Walcheren en Zuid-Beveland en in Axel, in Staphorst, Urk, Marken en Volendam. Elke plaats heeft knopen met eigen accenten. Omdat de meeste knopen in Zeeland werden (en nog steeds worden) gedragen, kregen die rond 1915 de naam Zeeuwse kno(o)p.’

Gouden keelknopen uit 1910. Filigrain achterkant is zichtbaar. Copyright foto P. Minderhoud

Gouden keelknopen, circa 1910
Copyright P. Minderhoud

Zwart, kamgaren boezeroen met keelknopen in functieloze knoopsgaten. Walcheren, circa 1920 Copyright foto: P Minderhoud

Boezeroen met keelknopen in functieloze knoopsgaten. Walcheren, circa 1920
Copyright P. Minderhoud

‘Vanaf 1915 werden (door de mannen gecombineerd met de keelknopen) ook gouden filigrain of plaatgouden, met spinnetjes versierde broches gedragen. Er waren tientallen soorten op de markt, de diameter en de uitvoering bepaalden vaak de welstand van de drager. De mooiste en grootste broches werden door de rijkere boeren mannen en vrouwen gedragen. Deze broches werden voor het grootste deel in Schoonhoven gemaakt. Er worden nog steeds drie modellen ‘mansbroches’ nieuw gemaakt, al lange tijd merendeels gedragen door vrouwen.’

Gouden broche voor mannen, circa 1920 copyright P. Minderhoud

Gouden broche voor mannen, circa 1920
Copyright P. Minderhoud

Het zal ook de lezer niet zijn ontgaan dat er een zekere gelijkenis is tussen het ontwerp van deze en dat van de Etruskische gouden broches. Zou daar op een of andere manier ook een link zijn?

Meer informatie:
Dit is een gastblog van een couch-traveller. Trude de Reij heeft de verre geschiedenis van de Zeeuwse knop onderzocht. Zij publiceert dit onderzoek op uitnodiging van de Zeeuwse Bibliotheek.
Lees ook:
Deel 1
Deel 3
Deel 4
Deel 5
Deel 6
Deel 7

De geschiedenis van Ghana in Zeeland – bijzondere documenten in de Zeeuwse Bibliotheek

donderdag, 5 juni 2014

Bijna niemand weet het. In de Zeeuwse Bibliotheek in Middelburg ligt een bron van informatie over de 19e eeuwse geschiedenis van Ghana.

Tot 1872 hoorde het gebied ‘Nederlandsche Bezittingen ter kuste van Guinea’ bij Nederland. Een van de laatste gouverneurs was C.J.M. Nagtglas (1814-1897). Een deel van zijn persoonlijke archief, waaronder brieven, notities, tekeningen, kaarten, West-Afrikaanse, Nederlandse en Engelse kranten en ambtelijke rapporten heeft hij geschonken aan het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen. Nagtglas’ broer Frederik (1821-1902), bestuurslid, bibliothecaris en conservator van het genootschap, speelde waarschijnlijk een bemiddelende rol. En zo kwam een prachtige documentatie over het West-Afrikaanse gebied in Zeeland terecht.

Wiki internet Cornelis_Nagtglas

C.J.M. Nagtglas. (Foto: Wikipedia)

Het nationale belang van deze bijzondere collectie wordt onderschreven door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Bij het programma Metamorfoze, dat door het ministerie is opgericht voor het behoud van het papieren erfgoed in Nederland, is een subsidie aangevraagd én toegekend om alle documenten te conserveren en te digitaliseren. De originele papieren worden nu verantwoord opgeborgen en kunnen daardoor langer behouden blijven. Iedere belangstellende kan straks de digitale versie van de verzameling bestuderen.

Nederlanders in West-Afrika

Op zoek naar nieuwe handelsgebieden verschenen de Nederlanders in het begin van de 17eeuw aan de kust van Guinea, West-Afrika. Ze wisten dat de Portugezen daar een zeer winstgevende handel in goud hadden opgezet. Voor de handel waren er aan de kust – de Goudkust – verschillende forten gebouwd. In 1637 kregen de Nederlanders voet aan wal door de verovering van het Portugese fort Elmina en vanaf die tijd werd het fort (ook wel kasteel genoemd) hét bestuurscentrum voor de Nederlanders. Van daaruit handelden zij met de lokale machthebbers.

ElminaIMG_9836

Tekening van het kasteel Elmina. (Zeeuwse Bibliotheek, collectie C.J.M. Nagtglas)

 DSC01710-eigen foto Elmina

Kasteel Elmina, binnenplein, 2009. (Foto: privécollectie)

De handel in goud, later gevolgd door de handel in slaven, was zeer succesvol. De West-Indische Compagnie bouwde nog meer forten aan de kust voor het verschepen van slaven naar de Caribische plantages. Na het verbod op de slavenhandel in 1814, nu 200 jaar geleden, verschoof de aandacht naar andere handelsactiviteiten, maar de grote economische bloei was voorbij. Aan het einde van de 19e eeuw was het gebied zelfs niet interessant meer voor de Nederlanders en ruilden zij het land met de Engelsen.

Marcel van Engelen heeft een heel interessant boek geschreven over deze geschiedenis, over de slavenhandel en het fort Elmina: Het Kasteel van Elmina, in het spoor van de Nederlandse slavenhandel in Afrika, (Amsterdam, De Bezige Bij, 2013)

Gouverneur C.J.M. Nagtglas

In 1851 vertrok Nagtglas als militair naar het gebied van de ‘Nederlandsche Bezittingen ter kuste van Guinea’. Het land was niet populair bij de Nederlandse ambtenaren. Niemand ging er graag naar toe, niet alleen omdat het salaris laag was, maar ook vanwege het ‘moordende’ klimaat. Het werd niet voor niets ‘het graf der blanken’ genoemd. De meeste ambtenaren probeerden met eigen handeltjes hun inkomsten te verbeteren, maar dat leidde tot problemen met de plaatselijke bevolking.

Toen Nagtglas in 1857 tot gouverneur was benoemd poogde hij de toestand te verbeteren, niet alleen door een loonsverhoging voor de ambtenaren, maar ook door verbeteringen in de gezondheidszorg en het onderwijs voor de inwoners. Om een goed beeld te krijgen van de Nederlandse bezittingen stuurde hij zijn ambtenaren het land in om dorpen of krommen, minutieus in kaart te brengen. Dat leverde veel informatie op over de samenstelling van de bevolking, de verschillen tussen de stammen, het dagelijks leven, gewoonten, familieleven, de positie van vrouwen, vormen van slavernij, ceremonies, religie, bestuur en regels, huizenbouw, fysische gesteldheid van het gebied en opbrengsten uit de landbouw. In het zoutkrom Adjenim vlakbij Elmina stonden bijvoorbeeld 64 huizen. De mensen leefden er van de ‘zoutkokerij’ en handelden met inwoners uit het noorden. Een ijverige ambtenaar meldde dat er een “grijsaard van nagenoeg honderd jaren” woonde. Soms werd zelfs de breedte van de paden gemeten.

Direct naast de Nederlandse bezittingen lagen de Engelse koloniën. De grenzen tussen beide delen vormden grote obstakels. Nagtglas was om die redenen voorstander van het ruilen van gronden. Onderhandelingen daarover werden tot tweemaal toe afgebroken en in 1862 ging hij met pensioen. Toen in 1865 opnieuw gesprekken werden gevoerd, reisde Nagtglas op verzoek van de Nederlandse regering, naar Londen. Samen met de gezant in Groot-Brittannië, mr. baron A.A. Bentinck, legde hij de basis voor een ‘Traktaat’ waarin de uitruil van de gebieden en de nieuwe grenzen werden vastgesteld.

Het Traktaat had rampzalige gevolgen, vooral omdat de bevolking aan de Goudkust niet was ingelicht over de veranderingen. Om de toestand te normaliseren werd Nagtglas in 1869 gevraagd opnieuw gouverneur te worden. Hij kreeg te maken met ernstige ongeregeldheden en oorlogsdreigingen met name in het krom Commenda. In de collectie Nagtglas zijn stukken te vinden waarin de schermutselingen worden beschreven en op een handgetekende kaart is aangegeven waar het allemaal gebeurde.

IMG_7737-Commenda JPEG

Tekening krijgsverrichtingen bij Commenda, 1869-1870. (Zeeuwse Bibliotheek, collectie C.J.M. Nagtglas)

De situatie veranderde door het aantreden van een nieuwe minister van Koloniën die het Traktaat ter discussie stelde en wilde bezuinigen. De kosten voor de kolonie aan de Goudkust liepen veel te hoog op. Ook dat is in de aantekeningen van Nagtglas terug te lezen. De minister wilde het gebied aan Groot-Brittannië overdragen en in ruil daarvoor uitbreiding van het gezag op Sumatra. In 1871 werd het ´Goudkust traktaat´ gesloten en in 1872 volgde de overdracht. Dat was ook de tijd dat Nagtglas Elmina moest verlaten vanwege zijn gezondheid. De laatste documenten in zijn collectie dateren van dat jaar. Hij moest de officiële ondertekening van het nieuwe traktaat overlaten aan zijn opvolger Ferguson.

Conserveren van belangrijke collecties en archieven in Nederland

De collectie C.J.M. Nagtglas is nauw verbonden met andere collecties en archieven in Nederland en Engeland. Het officiële archief van de ‘Directie van de Nederlandse Bezittingen ter kuste van Guinea (1658-1872)’ wordt bewaard in het Nationaal Archief in Den Haag. Delen van dit officiële archief zijn ook te vinden in The National Archives in Londen. Engelse kapers hebben een deel van de administratie, dat per schip van de Goudkust naar Nederland werd verzonden, buitgemaakt en vervolgens is het in het archief in Londen opgeborgen. Er is ook een C.J.M. Nagtglas-collectie in het Nationaal Militair Museum te Soesterberg (voorheen: Legermuseum). Daar worden vooral militaire documenten bewaard. Een collectie opgezette vogels uit de Goudkust, is terecht gekomen bij het museum Naturalis Biodiversity Center in Leiden en enkele etnografische voorwerpen, geschonken aan het Zeeuws Genootschap, in de collectie van het Zeeuws Museum in Middelburg.

DSC01117Andrews

Brief van Edward B. Andrews, Engels gouverneur, aan C.J.M. Nagtglas, 1861. (Zeeuwse Bibliotheek, collectie C.J.M. Nagtglas)

De conservering van de documenten in de Zeeuwse Bibliotheek is inmiddels uitgevoerd en nu wordt hard gewerkt aan de digitalisering. Het is de bedoeling dat de inhoud ervan volgend jaar digitaal beschikbaar is op de grote archieven-site www.europeana.eu.

Dan kan iedereen kennis nemen van de gedetailleerde beschrijvingen van de krommen en van alle andere documenten uit de collectie, zoals het ‘Verslag van inlandsche wetten en gebruiken op Neerlandsch grondgebied ter kuste van Guinea’, het verzoek van koning Kudjo Diaho om beloond te worden voor bewezen diensten en een lijst met geneesmiddelen, die nodig waren in de garnizoensapotheek van kasteel Elmina.

Liesbeth van der Geest, conservator bijzondere collecties

 

Aanvullende tips:

Op de eerste verdieping van de Zeeuwse Bibliotheek is een tentoonstelling ingericht ‘Bedenckinge over den slaef-handel 1814-2014: 200 jaar afschaffing slavenhandel’.

Op 13 juni a.s. is in de Zeeuwse Bibliotheek een symposium over ‘De Zeeuwse belangen in de slavenhandel’. Zie voor verdere informatie: Zeeuwse Bibliotheek en www.wchzeeland.nl 

Verder lezen:

G.E.W. Visscher-Passmann, ‘C.J.M. Nagtglas, gouverneur en diplomaat aan de Goudkust’. In: Tijdschrift Zeeland (2003) jrg. 12, nr. 2, p. 62-68.

J.R. Verbeek, ‘De expeditie naar de kust van Guinea in 1869-1870 en haar voorgeschiedenis (I)’. In: Mars et Historia (1981) jrg. 15, nr. 6, p. 103-110.

J.R. Verbeek, ‘De expeditie naar de kust van Guinea in 1869-1870 en haar voorgeschiedenis (II)’. In: Mars et Historia (1982) jrg. 16, nr. 1, p. 6-12.

J.R. Verbeek, ‘De expeditie naar de kust van Guinea in 1869-1870 en haar voorgeschiedenis (III)’. In: Mars et Historia (1982) jrg. 16, nr. 2, p. 44-51.

 

 

 

Zeeland en de Eerste Wereldoorlog

maandag, 3 maart 2014

Op het moment dat minister Plasterk van Binnenlandse Zaken dreigt de constitutie die het provinciale verband dat Nederland heet door een steek van het bureaucratische zwaard om zeep te helpen, viert de provincie Zeeland geheel ten onrechte haar 200-jarig bestaan.

De provincie als autonoom bestuur bestaat immers al sinds 1574 en als we het grafelijke bestuur bekijken al sinds de 13de eeuw. De Rijksoverheid vond het echter nodig het oranjeblazoen na de inauguratie van Willem IV (die om zijn foute voorgangers niet in herinnering te brengen niet zo mag heten) op te poetsen en kwam met dit lumineuze idee. Eerder al had ik het over de grabbelton die geschiedenis heet en ook in dit geval wordt er dankbaar gebruik gemaakt om zaken naar eigen hand te zetten, want politiek en geschiedenis is een dodelijke combinatie. Als je dit soort blije, door de rijksoverheid geïnitieerde sites ziet, bekruipt mij in ieder geval het gevoel dat de zogenaamde democratische staten die de vrijhandel hoog in het vaandel voeren wel heel erg graag leentjebuur spelen bij de propaganda ministeries van de oude Sovjet-Unie.

De Grote Oorlog

Wat elke Zeeuw echter hoort te weten, is dat het allesbehalve vanzelfsprekend is dat Zeeland in zijn huidige vorm nu nog bestaat. Honderd jaar geleden zat het kleine Nederland ingeklemd tussen oorlogvoerende grootmachten en lag Zeeland pal naast de frontlinie. Niet alleen nu, maar ook honderd jaar geleden moest voor het behoud van de provincie gestreden worden. De Belgen vonden namelijk dat Nederland zich door zijn neutraliteit tijdens de oorlog  pro-Duits had gedragen en wilde compensatie voor de oorlogsschade in de vorm van de annexatie van Zuid-Limburg en Zeeuws-Vlaanderen. Dit was uiteraard een even ridicule als hypocriete drogreden om de Limburgse steenkolenmijnen de toegang tot Antwerpen in handen te krijgen. De Zeeuws-Vlamingen reageerden dan ook als door een wesp gestoken. J.N. Pattist vond dat het gebied van Hulst tot Cadzand deel van Nederland moest blijven uitmaken en componeerde al in 1917 samen met J. Vreeken de tekst en muziek van het Zeeuws-Vlaamse volkslied. Protestbewegingen van meisjes gestoken in klederdracht togen naar Den Haag en uiteindelijk leverde die actie ook ons Zeeuws Volkslied op, dat in 1919 door hoofdonderwijzer D. A. Poldermans uit ’s-Gravenpolder werd geschreven en van muziek werd voorzien door Jan Morks.

 

11375

[Zeeuws Volkslied, Affiche, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 11375]

Eigenlijk heb ik het nu nog slechts gehad over de kleinste rimpeling die de Eerste Wereldoorlog in de provinciale vijver veroorzaakte. Vanaf  augustus 1914 had Zeeland namelijk behoorlijk wat te stellen met alle oorlogsproblematiek. Wie ’s avonds op de duinen van Walcheren stond, kon de kanonnen aan het front in België horen bulderen en de horizon rood zien oplichten van het vuur. Bij vergissingsbombardementen op Goes en Zierikzee  in 1917 waren doden te betreuren. Diverse vliegtuigen en schepen werden in beslag genomen, Duitse en geallieerde militairen geïnterneerd, honderden slachtoffers vielen langs de geëlektrificeerde grensafzetting, een miljoen vluchtelingen staken de grens over en tot na de oorlog waren bepaalde producten in Nederland alleen op de bon verkrijgbaar. Over dit alles wordt in Zeeland zelf veel voor het voetlicht gebracht, dat ik hier graag op een rijtje zet.

TE000088

[Prent met Belgische vluchtelingen in 1914, Tekeningen en prenten, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 88]

Boeken en collecties

Lopend door de Drvkkery bent u de stapels boeken over de Eerste Wereldoorlog ongetwijfeld tegengekomen, op de website geeft een zoekactie zelfs 191 resultaten. Voor wat betreft Zeeland zelf moet de geïnteresseerde nog even geduld hebben voordat het oorlogsgeweld in de boekhandel losbarst. Het was niet voor september 1914 dat de oorlog namelijk naar Zeeland kwam, dus voor die tijd -anno 2014- zullen we ons tevreden moeten stellen met wat er nu al te krijgen is in uw eigen Zeeuwse Bibliotheek.

John Keegans’, De Eerste Wereldoorlog 1914-1918 , dat al in 1998 verscheen, is een standaardwerk. Van Lyn MacDonald, verscheen een reeks boeken die de jaren 1914, 1915, 1916, en 1917 beslaan en waar telkens een gebeurtenis of beroemde slag centraal staat in het grotere thema. De Nederlanders zijn natuurlijk vooral benieuwd naar wat er hier in Zeeland zoal gebeurde. Alweer enige jaren geleden werd een groot project onder de titel De Grote Oorlog. Kroniek 1914-1918 gestart waarin in een twintigtal volumedelen een veelvoud aan artikelen over Nederland en de Eerste Wereldoorlog verscheen. Recent verscheen over de grensafscheiding tussen Zeeuws-Vlaanderen en Belgisch Vlaanderen van de hand van Alex Vanneste de doodendraad. In 2001 al werd met Plotseling een vreselijke knal door Hans van Lith aandacht besteed aan de verwoestingen die de oorlog ook in Nederland bracht. Bovenal is daar  natuurlijk de alom geprezen roman Meester Mitraillette van Jan Vantoortelboom die zowel door Omroep Zeeland als in DWDD werd besproken.

Wie na zoveel oorlogsgeschiedenis en romans zelf onderzoek wil gaan doen, bieden de Zeeuwse Bibliotheek en het Zeeuws Archief genoeg materiaal om in te speuren. Zo heeft de bibliotheek een collectie oorlogsdocumentatie van oud-burgemeester Dumon Tak en de collectie G.J. Sprenger. Daarnaast is er de documentatie van H.J.G. Hartman, destijds griffier van de Staten en belast met de opvang van de Belgische vluchtelingen.

afbeelding Een in scene gezet slachtoffer van de dodendraad

Middelburgsche Courant, 13 september 1918: Een in scene gezet slachtoffer van de dodendraad

Websites

Voor wie de gang naar de Kousteensedijk of het Hofplein allemaal te ver is, blijft er genoeg over om lui vanuit de bureaustoel of onderuitgezakt op de bank met de pad door de poppy-fields te surfen.

Binnenkort is er een landelijke lancering over de Eerste Wereldoorlog in Nederland via Europeana 1914-1918. Zoals de sitenaam al doet vermoeden een Europees initiatief. En ja, wie op de internetadressen van Duitsland, Engeland, België en Frankrijk zoekt, vindt op diezelfde site info over die landen, waarbij opvalt dat steeds dezelfde foto van twee zussen met grote vlinderstrikken terugkeert op de homepage. Voor de landelijke activiteiten is er ook een Nederlandse site ingericht, waar je per provincie kunt zien wat waar te doen is. De Zeeuwse geschiedenis kun je vinden op het themaveld Eerste Wereldoorlog van Geschiedenis Zeeland. Natuurlijk kun je ook naar Zeeuwse Ankers gaan, maar waarom zou je? Alles wat daar te vinden is over bombardementen en dodendraad kom je ook al tegen op eerstgenoemde site.

Informatief is het filmpje dat Omroep Zeeland alweer vier jaar geleden, op 10 juni 2010 uitzond in ‘de Zeeuw van Vlaanderen’ over smokkelpraktijken tijdens de oorlog en hoe je met vier houten latjes een stroomstoot van 2.000 Volt ontwijkt.

In de TV-uitzending van Omroep Zeeland over de Zeeuwse geschiedeniscanon wordt op dinsdag 23 september aandacht besteed aan venster 44: over de anti-annexatiebeweging in Zeeuws-Vlaanderen en Zeeland.

 

Afbeelding: Aanleg van de elektrische draad bij de grens van Eede, juli 1915

Aanleg van de elektrische draad bij de grens van Eede, juli 1915

Prent van Albert Hahn over de ‘dodendraad’ in de Notenkraker

Prent van Albert Hahn over de Dodendraad in de Notenkraker van 24 juli 1915

Activiteiten

Op 5 april organiseren het Zeeuws Archief en de Volksuniversiteit Zeeland de eendaagse cursus ‘Zeeland en de Eerste Wereldoorlog – Belgische vluchtelingen in de archieven’. Archivaris Toon Franken zal hier in woord en beeld het verhaal van de opvang van de Belgische vluchtelingen in Zeeland uit de doeken doen. Aanmelden voor deze cursus, die € 25 kost, kan via de Volksuniversiteit.

Ook de Dag van het Zeeuws Archief op 1 november is dit jaar gewijd aan de honderdjarige herdenking van de aanvang van de Eerste Wereldoorlog en de gevolgen daarvan in Zeeland.

In de week van 27 september t/m 4 oktober zal onder de titel ‘Grenzen aan de grenzeloze oorlog’ in Hulst een aantal activiteiten plaatsvinden. Op die 27ste september is er een opening van de herdenkingsweek in de Willibrordusbasiliek van Hulst en later die middag een lezing door professor Alex Vanneste, emeritus hoogleraar aan de Universiteit van Antwerpen. Hij zal zich in zijn lezing vooral richten op de elektrische draad tussen Sas van Gent en de Schelde. Aan het eind van de middag wordt de tentoonstelling ‘Grenzen aan een grenzeloze oorlog’ geopend in museum ‘De Vier Ambachten’, die tot 4 november van 14.00 tot 17.00 te zien zal zijn. De tentoonstelling wordt opgebouwd als een kennismaking met de wereldoorlog. Aan bod komen de Dodendraad, de vluchtelingen, het leven aan weerszijden van de Rijksgrens, het smokkelen, de grenswacht, neergekomen en neergeschoten oorlogsvliegtuigen en de annexatieperikelen na afloop van de oorlog.

Op 1 oktober wordt in de Truffinozaal van de Blaauwe Hoeve in Hulst (Truffinoweg 2, Hulst) om 20.00 uur door Alphons Kerckhaert een presentatie over de Grote Oorlog gehouden. Tevens een voorbereiding op een excursie naar Ieper die zal plaatsvinden op zaterdag 4 oktober. Daarbij als een bezoek aan het museum ‘In Flanders Fields’ in de Lakenhal op het programma staan en een bezoek aan het Duitse en Geallieerde oorlogskerkhof.

 

58107

[Anti-annexatieprotest in Den Haag van Axelse meisjes, 3 juni 1919, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, foto 58107]

Het onderwerp is zelfs zo groot aangepakt dat er ook theatervoorstellingen te bezoeken zijn. Voor wie het spektakel War Horse van Joop van den Ende iets te vrolijk en niet passend vindt, is er een prima alternatief. Nog tot eind mei kan de voorstelling Buiten schot van Diederik van Vleuten worden bezocht, waarin de acteur een familiekroniek verbindt aan de geschiedenis van Nederland en de Grote Oorlog.

Wie na 2014 nog beweert dat hem of haar niet is opgevallen dat de Eerste Wereldoorlog dit jaar werd herdacht, moet wel in een grot verstoken van enig licht de tijd hebben verbeid.

Johan Francke, Informatiespecialist Zeeuwse Bibliotheek

Slavernijverleden en de grabbelton die geschiedenis heet

donderdag, 4 juli 2013

Het Nederlandse slavernijverleden…alleen die naam al doet mij als historicus de rillingen over de rug lopen alsof een ongenode kousenbandslang door mijn broekspijpen richting mijn nek probeert te sluipen. Ik houd mij graag aan de regels van het vak, maar als je in het publieke debat belandt blijkt dat onmogelijk. Het is natuurlijk sowieso evident dat je de juiste begrippen hanteert omdat de vlag anders de lading niet meer dekt en dat is hier duidelijk het geval. Nederland kende a priori namelijk geen slavernij. In de voormalige koloniën was dit -onder de vigerende wetgeving van diezelfde Nederlandse staat- uiteraard wel het geval, maar dat neemt niet weg dat hier twee werelden bij elkaar worden gebracht die niet te verenigen zijn. Nuance is voor de historicus geen probleem, die is gewend dat een zwart-wit beeld niet bestaat, maar wel voor de moderne trendy ‘News Hopper’ die de wereld alleen nog ziet door de bril die media hem of haar verschaffen en de huidige samenleving projecteert op die van driehonderd jaar terug. Zonder enige gêne worden daarbij lukraak zaken uit de historische grabbelton gegoocheld en door elkaar geschud zonder enige context aan te brengen.

knipsel wikimediaMet gekromde tenen zat ik enige weken geleden te luisteren naar een lezing over slavernij waarin een kleine driehonderd jaar Nederlandse geschiedenis in een tiental zinnen werd uiteengezet. Van overheidswege van commissie voorziene bedrijven werden als piraten bestempeld (want in 2013 kennen we geen particulier geweldsmonopolie, dus zal het in het verleden ook wel niet gedeugd hebben, terwijl diezelfde groep minkukels nu ijvert om malafide huurlingen aan boord van de Nederlandse schepen voor de kust van Somalië mee te sturen in plaats van mariniers). Cijfers over enkele jaren werden maatgevend voor de gehele periode, zo ook het beleid van de WIC, dat kennelijk ook maatgevend was voor alle andere slavenhalers. En uiteraard was geen enkele natie zo wreed geweest als de Nederlanders. Nu was het bewind in Suriname extreem wreed, maar wat is wreed, of wreder dan … als je het niet vergelijkt met andere naties? Twee is kleiner dan drie en vier groter dan drie, maar drie blijft drie als vier en twee er niet zijn. De spreker wist van 1596 tot 1814 een tijdspanne te maken die 250 jaar overbrugde waarbij hij zonder scrupules van 1621 naar 1795 sprong alsof u en ik ’s ochtends het raam openzetten en denken: ‘alweer een nieuwe dag.’

knipsel transatlantic slavery

Een nog flagrantere schending van de vakterminologie kwam ik afgelopen weken tegen toen ik het feestelijke programma rond de 150-jarige afschaffing van de slavernij las en zag dat er in Amsterdam een heus symposium werd georganiseerd onder de noemer Transatlantic slavery in perspective? Die transatlantische slavernij was ik eerder al tegen het lijf gelopen in de liturgie van een op 30 juni georganiseerde dienst in de Oostkerk, maar dat was in elkaar geflanst door amateurs, niet door mensen van wie je beter zou verwachten. Wat moet ik mij daarbij voorstellen, bij Transatlantische slavernij? Dat is toch zeker de slavernij op de Atlantische Oceaan? En heeft die dan bestaan? Welnee, dat is de Stratenmaker-op-zee-show. Ja, er zijn miljoenen slaven over de oceaan vervoerd en die zijn met miljoenen tegelijk tewerkgesteld op plantages in de Nieuwe wereld, maar aan slavenarbeid werd aan boord van de transatlantische schepen niet gedaan om de eenvoudige reden dat de toekomstige slaven daar geketend in de ruimen zaten -welbeschouwd ook nog als krijgsgevangenen. Ook hier dekt de vlag de lading dus niet.

De nuance is ver te zoeken en er was dan ook volop gelegenheid je de afgelopen dagen kapot te ergeren aan mensen die de klok wel hadden horen luiden, maar niet wisten waar de klepel hing. Zo had de nieuwslezer van Omroep Zeeland het in de uitzending van 1 juli in zijn eerste zin doodleuk over de 150-jarige afschaffing van de slavenhandel, maar ook in serieuzere media als het NOS-journaal hakkelden en stotterden de verslaggevers en nieuwslezers zich door begrippen als afschaffing van de slavernij, slavernijverleden en slavenhandel. En omdat het allemaal zo erg is geweest durft niemand eigenlijk te zeggen hoeveel onzin er gedebiteerd wordt. Niet in de laatste plaats doordat talloze organisatoren zelf met het Nederlandse aandeel in de slavenhandel hun betoog starten, en vervolgens op slavernij overgaan zonder dat eigenlijk de slavenarbeid op de plantages in de koloniën en de afschaffing daarvan nog aan bod komt. Terwijl het daar dit jaar toch om begonnen was.

fokke en sukke

door Reid, Geleijnse & Van Tol
uit: De historische canon van Fokke & Sukke

Bovenal klonk er die 1ste juli de roep om excuses aan de Nederlandse regering. Voor wie niet beter weet lijkt dat misschien logisch, maar dat is het niet. Die Nederlandse staat schafte weliswaar zeer laat de wetgeving af die de slavernij reguleerde, maar bracht zelf de facto geen mensen in slavernij. Dat deden immers de plantage-eigenaars en een stad als Amsterdam en de WIC die in de Sociëteit van Suriname aandelen bezaten, niet de rijksoverheid zelf (ten minste als we Nederlands-Indië hier even buiten beschouwing laten). Nu kwam er eindelijk, dus honderdvijftig jaar te laat, een diepe spijtbetuiging van de regering uit monde van vice-premier Asscher, moesten het weer excuses zijn. Omdat daar een juridisch staartje aan kan vastzitten werd hier waarschijnlijk vanaf gezien. En omdat de voormalige ‘Prins Pils’ in dit verband wellicht een wat al te vlotte babbel zou hebben, had de RIVD maar besloten dat hij als Willem IV (want daar hebben we het toch eigenlijk over) beter zijn lippen stijf op elkaar zou kunnen houden en vooral gezellig met zijn eega mee zou klappen na elke speech. Maar waarom zou de overheid eigenlijk geen excuses aanbieden als dat het leed verzachten kan, als de Surinamers, Indiërs en Antillianen daarmee een last van hun schouders weggenomen kan worden?

Het lijkt mij dat de overheid niet bang hoeft te zijn voor claims omdat elke vraag om schadeloosstelling in principe verjaard is en er bovendien geen voormalige slaven meer in leven zijn. Als ‘nazaat’ van kan er toch moeilijk geclaimd worden? Dat zou een merkwaardige globale financiële claim carrousel opleveren. Dan kan ik ook wel geld van de Engelse staat gaan eisen voor wat de RAF mijn familie heeft aangedaan in de Tweede Wereldoorlog, de Duitsers en de Fransen omdat ze na 1940 Middelburg niet hebben gerestaureerd of, om dichter bij het onderwerp te blijven, de regering van Algerije aanklagen voor het onder slavernij brengen van mijn bet-bet-bet-bet-bet-overgrootvader die als zeeman gevangengenomen werd en als slaaf tewerk werd gesteld. Goed, ik hoef nu niet in Algerije te leven, maar waar het mij om gaat is dat mensen persoonlijk verantwoordelijk zijn voor hun daden en je kunt de nakomelingen daarvan niet de schuld geven, noch als nakomeling een ander aan gaan klagen.

Het adagium dat men er na eenmaal excuses vanaf is klopt natuurlijk ook niet helemaal, want de Keti Koti viering keert elk jaar terug en je kan als Nederlander maar moeilijk gaan doen of dat een feestdag is. Waar wordt herdacht moeten ook officiële woorden gesproken worden, ook al zie ik liever tien Surinaamse vrouwen in vrolijke ‘lawaai’ jurken dansen dan dat ik gedeputeerde De Reu tien minuten een tekst hoor oplepelen waarvan ik weet dat hij hem zelf niet geschreven heeft.

Dan heb ik het nog niet gehad over de alom geventileerde oneliners als ‘de geschiedenisboeken zijn er wazig over’ (PZC 2 juli, pag. 22) of ‘dat verleden wordt de kinderen op Curaçao of in Nederland niet geleerd.’ Dat soort kolder klinkt politiek heel leuk, maar is inmiddels al lang verjaard en achterhaald natuurlijk. Het is weliswaar ronduit hilarisch als Surinaamse scholieren van tien jaar oud moeten leren dat ‘De Rijn bij Lobith ons land binnenstroomt’ (het is overigens bij Spijk), maar die kadaverdiscipline is toch onderhand prehistorisch. Even resumerend: De slavernij is vensternummer 23 van de nationale canon en laat die canon (samengesteld door Frits van Oostrom) nu uitgangspunt zijn voor de kerndoelen in het voortgezet onderwijs die alle 8 tot 15-jarigen onderwezen moeten krijgen. Er is, met andere woorden, geen nieuw schoolboek meer te vinden waar dit onderwerp niet in voorkomt.

Balans Doelen no3 16okt2012

Balans, Middelburg

Ook de steden Amsterdam en Middelburg kennen –naast een slavernijmonument- hun zwarte geschiedenispagina’s. De Sociëteit van Suriname is venster nummer 20 van de Canon van Amsterdam. De Zeeuwse canon kent zelfs drie aanknopingspunten. Fort Zeelandia 1667 is vensternummer 28, slavenhandel en slavernijmonument vensternummer 32 en Molukkenkamp Westkapelle 1955 is vensternummer 47, waarbij de Surinamers onderdeel uitmaken van de immigrantenstromen die na de oorlog in de provincie terecht kwamen. Dat er in het onderwijs geen aandacht voor zou zijn lijkt me dus een fabeltje.

Het erge aan dit alles vind ik namelijk dat er wel herdacht wordt, maar dat slavernij nog steeds voorkomt. Erger nog, het bestaat nu ook in Europa, zelfs in Nederland. Wat heeft het voor zin slavernij te herdenken als er vijf kilometer bij huis vandaan moderne plantage-eigenaren rondlopen die Polen twaalf uur per dag champignons laten plukken tegen een hongerloon en deze in caravans stallen, terwijl hen heel andere arbeidsvoorwaarden werden voorgeschoteld; terwijl wij op sportschoenen van een niet nader te noemen Amerikaans sportmerk rondlopen die voor een dollar door een 12-jarige in de nachtelijke uren bij het licht van een 25-watt lampje in elkaar genaaid zijn in Bangladesh en hier honderdvijftig euro kosten, terwijl in Antwerpen 15-jarige meisjes uit Senegal -wier paspoort is afgepakt- tot prostitutie worden gedwongen.

knipsel kindslaven nike

Laten we daarom eerst eens onze eigen hypocriete hedendaagse samenleving onder de loep nemen en er voor zorgen dat onze huidige samenleving geen slavernij meer kent. Pas dan heeft het zin om om te zien naar het verleden, te herdenken en de les te trekken waarom dit in de toekomst niet meer voorkomen mag.

 

Johan Francke, Kennisdiensten & Collecties

Vlissingsche courant in Krantenbankzeeland

donderdag, 8 oktober 2009
Logo krantenbankzeeland

Logo krantenbankzeeland

De Vlissingse Courant is sinds enkele weken opgenomen in Krantenbankzeeland.
De krant verscheen –weliswaar aanvankelijk onder een andere naam- vanaf 1802 en werd in 1940 opgenomen in de Middelburgsche Courant, die enkele jaren daarna werd omgedoopt in Provinciale Zeeuwsche Courant. Met de plaatsing van de Vlissingse Courant (ruim 120.000 pagina’s) is Krantenbankzeeland de op één na grootste krantenbank van Nederland en telt ruim 384.000 pagina’s. Beschikbaar zijn de jaargangen 1835 t/m 1849 en 1872 t/m 1938.

Voorzijde Vlissingsch weekblad

Voorzijde Vlissingsch weekblad

De (Zeetijdingen en de) Vlissingse Courant verscheen vanaf 1802, maar zou pas vanaf 1835 regelmatig, twee maal per week, verschijnen. Aanvankelijk bestond de inhoud uit mededelingen van de stadsregering, nieuwstijdingen, mengelingen, advertenties en zeetijdingen over de vaart op Antwerpen. Vanaf 1839 kreeg de courant een uitgesproken politiek karakter. Zo werd er geprotesteerd tegen de wijze waarop de grondwet tot stand kwam en kregen de Middelburgsche- en de Goessche Courant er van langs in de commentaren. Wel leverden die beledigingen de krant enige processen op.

In 1843 en later jaren was de krant een spreekbuis van liberalen zoals D. Donker Curtius en P.L.F. Blussé. In 1849 hield de krant opnieuw op te bestaan, maar in 1861 werd, onder ultra-katholieke signatuur, het Vlissingsch Weekblad opgericht. Vanaf 1872 werd het weekblad opnieuw onder de naam Vlissingsche Courant voortgezet en werd het weer een krant.

Links:
www.krantenbankzeeland.nl
http://zoeken.krantenbankzeeland.nl/?krant=vco (zoeken in de Vlissingse Courant)

Johan Francke, Zeeuws Documentatiecentrum.