Berichten met tag ‘Middelburg’

Middelburg verklaart bezoekers de oorlog

maandag, 3 april 2017

Vrolijk wappert de Middelburgse middenstand de toeristen toe vanaf de gevels van de monumentenstad. De helrode vlaggen die de viering van achthonderd jaar stadsrechten kleur moeten geven plooien langzaam in het zachte lentebriesje dat op zonovergoten aprildagen over de stad schijnt. Een lust voor het oog. Tenminste, voor de Middelburgers…

Want wat zou u ervan denken als van de Japanse ambassade niet de traditionele Hinomaru

maar deze vlag

zou waaien? Daar zou eenieder toch even raar van opkijken of zelfs een zeer ongemakkelijk gevoel van krijgen. Overlevenden van de Tweede Wereldoorlog in Zuid-Oost-Azië al helemaal. Nu gaat het hier om een wat verder verleden en zijn er waarschijnlijk geen mensen meer die zich hun jonge jaren voor 1800 nog kunnen heugen, maar die Middelburgse vlag heeft een soortgelijk verleden.

De rode vlag met de gouden burcht die nu overal in de stad wappert is namelijk niet de stadsvlag, maar de geuzen- of bloedvlag die in oorlogstijd gebruikt werd door schepen van de Admiraliteit en kapers die Middelburg als thuishaven hadden en zee en oceaan afstruinden op zoek naar vijanden om buit van te veroveren.

Deze bloedvlag waaide normaliter vanaf de bezaansmast. De prinsenwimpel (dus geen vlag) waaide vanaf de grote mast en vanaf de fokkenmast of de boegspriet waaide de officiële stadsvlag of een Zeeuwse vlag. Die indeling werd echter niet zo strikt gehanteerd, vaak genoeg werd er van afgeweken.

Op het beroemde schilderij van Adriaen Pieterszn. van de Venne, Gezicht op de haven van Middelburg uit 1615 (Rijksmuseum)

wappert de Middelburgse geus bijvoorbeeld aan de grote mast van het admiraliteitsschip Zeehond. Op de twee schilderijen die Cornelis Louw in 1714 (Scheepvaartmuseum Amsterdam) en 1725 (Maritiem Muzeeum Vlissingen) maakte van Vlissingse kaperschepen op de rede voor de stad zien we diezelfde bloedvlag terug op de boegspriet, maar nu met de Vlissingse kruik er op.

Gebruik van deze bloedvlag beperkte zich niet alleen tot zee. Conform het oorlogsrecht hoefden aanvallers geen ‘kwartier’ (genade of lijfsbehoud) te verlenen aan de andere partij indien deze weerstand bood bij een belegering of aanval, als vooraf tenminste de keuze voor overgave was gegeven. Om de intenties aan de vijand duidelijk te maken kon bijvoorbeeld de bloedvlag worden gehesen, ten teken dat geen ‘kwartier’ verleend of aanvaard zou worden.[1]

De meeste mensen die ooit een schip ontmoet hebben dat de rode vlag met de gouden burcht van Middelburg voerde zullen daar dus waarschijnlijk geen al te beste herinneringen aan over hebben gehouden, als ze het al na konden vertellen. Nu werd na overgave in de regel niet iedereen over de kling gejaagd, maar doorgaans gewoon krijgsgevangen gemaakt, al was ook dat in die tijd geen pretje.

De laatste keer dat de Middelburgse geus aan een scheepsdek van een kaperschip wapperde is waarschijnlijk in de Napoleontische tijd geweest; alweer meer dan tweehonderd jaar geleden. De laatste keer dat een dergelijke vlag op een admiraliteitsschip werd gevoerd dateert van nog verder terug, waarschijnlijk in de tijd van de Vierde Engelse Oorlog (1780-1784). Meer dan 230 jaar geleden dus en tijd blijkt een helend begrip in de historie. Zo is het wel bon ton om grapjes over Napoleon te maken, maar kan er een ongemakkelijk spanningsveld ontstaan als je eenzelfde soort grap over Hitler maakt. Het verleden is daarvoor te tastbaar aanwezig omdat er nog mensen zijn die de oorlog zelf hebben meegemaakt of nog te maken hebben met de gevolgen daarvan.

Terug naar de geuzenvlag van Middelburg, want welke vlag moeten de Middelburgse grootgrutters dan wel uitsteken? Heel eenvoudig, de officiële Middelburgse vlag, die ziet er namelijk heel degelijk uit, zelfs een beetje saai. Deze heeft, net als de Nederlandse vlag, drie horizontale banen in de kleuren geel, wit en rood.[2]

Volgens Van der Dussen, een kapitein in dienst van de Admiraliteit, zou dit rond 1700 rood-wit-geel zijn geweest.[3] Uit overlevering is ons niets meer bekend over ’s mans drankgebruik, maar waarschijnlijk heeft hij de vlag ondersteboven gehangen. In de door Pieter Mortier uitgegeven Neptune François (Amsterdam, 1693) staat een afbeelding van de vlag, waarop de correcte volgorde te zien is: geel-wit-rood. Sterker nog, uitgever Mortier geeft twee afbeeldingen. Bij de bovenste staat de volgende tekst bij de officiële driekleur: ‘vlag van Middelburg in Zeeland, geel-wit-rood’ en bij de bloedvlag daaronder staat: ‘geus van Middelburg, rood met een goude burg.[4] Ook in tal van andere oude atlassen staat deze volgorde vermeld en worden zowel de officiële stadsvlag als de geus omschreven. De Neptune François echter, geeft er ook een ingekleurd voorbeeld bij.

Niet voor niets zijn de luiken van het oude stadhuis van de stad sinds jaar en dag geel-wit-rood geverfd. Misschien niet zo fleurig als die gouden burcht in dat helrode vlak die nu overal in de stad wappert, maar wel correct.

Johan Francke, informatiespecialist

*Maurits Sep schreef op 3 april 2017 een stukje in de PZC n.a.v. dit blog.
Hierin ook een reactie van de woordvoerster van de Gemeente Middelburg, Trude Northolt: “Op 22 april 1974 is de rode vlag met de gouden burcht officieel als gemeentevlag vastgesteld. Op 30 april 1975, Koninginnedag, wapperde die voor het eerst vanaf openbare gebouwen.”

Bronnen:

*J. Francke, Utiliteyt voor de gemeene saake; de Zeeuwse commissievaart en haar achterban tijdens de Negenjarige Oorlog, 1688-1697 (Middelburg, 2001) vlaggen, pag. 170-174.
*Charles Pené en Giovanni Domenico Cassini, De Fransche Neptunus, of nieuwe atlas van de zeekaarten, opgenomen en gegraveerd door uitdrukkelyke order des konings, tot het gebruik van zyne zeemachten: waar in men ziet de naauwkeurige beschryving van alle de kusten van den oceaan, en d’Oost-Zee, van Noorwegen af tot aan de Straat van Gibraltar (Amsterdam, 1693). (Zie: Duitse uitgave, 1977).
*K.L. Sierksma, Flags of the World, 1669-1670. A seventeenth century manuscript (Amsterdam, 1966).
*K.L. Sierksma, ‘Vlagge-boeck van den Heer Paulus van der Dussen, Capitein’, in: Spiegel Historiael. Maandblad voor geschiedenis en archeologie XIV (1979) 663-668.
*Timothy Wilson, Flags at sea; a guide to the flags flown at sea by British and some foreign ships, from the 16th century to the present day, illustrated from the collections of the National Maritime Museum (London, 1986).

 

[1] C.H. de Goeje, ‘Een verslag van den commandeur der kolonie Essequebo Pieter van der Heijden aan de kamer van Zeeland der West-Indische Compagnie over den aanval van Franse kapers in februari 1709’, in: West-Indische Gids 30 (1890) 36, 39.

[2] Wilson, Flags at Sea, 58, 68-69, 114-115 en Sierksma, Flags of the World, 155-162, 171-172.

[3] Sierksma, Vlagge-boeck, 668.

[4] Charles Pené en Giovanni Domenico Cassini, De Fransche Neptunus, of nieuwe atlas van de zeekaarten, opgenomen en gegraveerd door uitdrukkelyke order des konings, tot het gebruik van zyne zeemachten : waar in men ziet de naauwkeurige beschryving van alle de kusten van den oceaan, en d’Oost-Zee, van Noorwegen af tot aan de Straat van Gibraltar (Amsterdam, 1693).

Zee(uw)post

woensdag, 9 november 2016

Het kantelend beeld van historische dogma’s door brieven van de gewone man

In mijn vorige blog berichtte ik over de bijvangst van het project Zee(uw)post, ditmaal gaat het over daadwerkelijke vangst. In september zijn namelijk alle vrijwilligers aan de slag gegaan met het transcriberen en vertalen van de brieven en deze te voorzien van historische context. Met dat laatste wordt bedoeld dat de vrijwilligers nagaan wie de in de brief genoemde en geadresseerde personen zijn, wat er in de brief geschreven staat en waar dit mee te maken heeft.

Nu de eerste transcripties van brieven binnenkomen vielen mij enkele zaken op, waarvan ik een onderwerp wil uitlichten en de context verduidelijken. Globaal genomen bevat een persoonlijke brief uit de koloniën nieuws over wanneer men verwacht thuis te komen, de gezondheid van de schrijver en duizend-en-een groeten aan allerlei bekenden. Alleen al voor wat betreft die geadresseerden vielen enkele brieven op waarmee context geduid kon worden. Deze waren namelijk gericht aan zogenaamde logementshouders/sters.

Slaapbazen
Dat mensen een spreekwoordelijke poot uitgerukt wordt, daar waar financiële diensten worden verleend, is een gegeven zo oud als de mensheid. Vanuit de 17de en 18de eeuw hadden in dit verband de slaapbazen, logementhouders of volkhouders altijd een heel slechte naam. Dit waren mannen of vrouwen die er een logement voor zeelieden op na hielden (in het laatste geval vaak ook nog bordeelhoudsters!). In Middelburg bijvoorbeeld waren tussen 1730-1732 niet minder dan 49 logementen, waarvan er 43 door vrouwen werden gedreven.[1]

Aangezien veel zeelieden platzak waren, ofwel omdat ze hun verdiende geld verbrast hadden, ofwel vanuit het achterland kwamen om emplooi op zee te vinden en berooid van hun reis in de havenstad aankwamen, ofwel zo weinig hadden verdiend op zee (doordat de reder of kapitein hen gekapitteld had met allerlei straffen) dat ze zichzelf niet meer konden onderhouden, werd hen een slaapplaats aangeboden waar men ‘op de pof’ kon verblijven. U voelt hem natuurlijk al aankomen. Dat poffen kon achteraf nogal in de kosten lopen omdat mensen soms lang in een logement verbleven voordat ze emplooi vonden of omdat voor een vlooienbed Hiltontarieven werden gerekend.

Een zeeman die eenmaal emplooi vond en uiteindelijk met een schip de Republiek verliet, moest een schuldbekentenis of zogenaamde schuldbrief tekenen bij de slaapbaas/vrouw van het logement waar deze verbleef. Deze kon met deze zogenaamde transportbrief naar de reder stappen om hiermee vervolgens het verschuldigde bedrag te innen. Tenminste, zodra de bewuste zeeman recht op uitbetaling van zijn gage had. Dat betekende uiteraard dat veel zeelieden pas na maanden of jaren werken op zee hun schulden hadden afgelost en pas dan zelf geld gingen verdienen. Reden waarom ze eenmaal aan wal, zich al snel opnieuw in de schulden moesten steken.

Zulke transportbrieven konden dus niet meteen worden geïnd en werden daarom ook wel doorverkocht voor een lager bedrag dan de nominale waarde. Dit soort verkopers werd ook wel zielverkoper genoemd, omdat ze daadwerkelijk de zielen van mensen verkochten. Zo’n opkoper van transportbrieven kon namelijk ook de reder zelf zijn, die zich daarmee goedkoop van personeel kon voorzien. De VOC sloot hiertoe zelfs contracten met logementhouders af die hun gasten verplicht dienst lieten nemen bij de ‘loffelijke compagnie.’[2]

aepjen

Voormalig logement ’t Aepjen in Amsterdam, bron: wikipedia

In de Aap gelogeerd
Nu stond hier natuurlijk tegenover dat zo een zielverkoper of logementhouder wel het risico liep dat een opvarende overleed, deserteerde of zich nooit meer in patria liet zien. Zeker niet als iemand afgezet was door een logement van bedenkelijk allooi, of om het op zijn 17de eeuws Amsterdams te zeggen: in de Aap gelogeerd zijn, want dit spreekwoord komt van het bedenkelijke logement ’t Aepjen. Dit was een 16de eeuwse houten herberg aan het begin van de Zeedijk dat je vandaag de dag, als café, nog steeds kunt bezoeken. Gezien de geschiedenis is het niet vreemd dat er nu geen slaapplaatsen meer aan de backpackers aangeboden worden.

Veel van die logementhouders hadden dus een kwalijke reputatie en het is dan ook niet vreemd dat veel voormalige gasten nooit meer iets van zich lieten horen. Uit de brieven van vele gewone zeelieden in Zee(uw)post blijkt nu dat er ook opvarenden zijn geweest die niet alleen bij hun logementhouder/ster terugkwamen, maar er zelfs vriendschappelijke banden mee onderhielden. Dit blijkt uit diverse brieven, al moet daarbij vermeld worden dat gezien de inhoud van één van de brieven de kans groot is dat dit logement ook als bordeel diende. De klaarblijkelijk nog jonge Pieter Tallenboom scheef op 28 januari 1781 namelijk vanuit Rio Demerary (Guinée) aan logementshouder Joseph Jansen, die buiten de Noordpoort van Middelburg een thans onbekend logement runde:

hca-30-331-aanhef-seer-waarde-slaapbaas

Seer warde en seer geagte slaa[p]bas en slaa[p]vrou, deese di[e]nt om u te laaten weeten als dat ik nog en een volmaa[k]te staat van gesontheijt ben. Dat Talleboom een gezonde jonge jongen was blijkt uit de wensen die hij aan zijn slaapbaas en -bazin voorlegt, voor het geval hij na zijn reis weer in Middelburg arriveren zou:

hca-30-331-meijt

´Ik ferso[e]ik seer vr[i]endeleijk als dat gey of u vrou[w] een ijonge meijt sult opso[e]ike teegen dat ik tuijs kom, want ik kan meijn maagtdom ni[e]t langer bewaare[3]
Daarna volgen nog enkele zeer scabreuze zinnen die we hier omwille van de jonge lezers niet vermelden zullen, maar ons wel voor de reputatie van de herberg -die wel niet voor niets buiten de stadsgrenzen gelegen zal hebben- doen vrezen. Binnen deze zelfde brief geeft de jonge Talleboom meermalen aan dat hij op een goede gezondheid hoopt voor het echtpaar. Ook de zeelieden Gerret Vervoort en Jan Romero groeten hun slaapbaas Jacobus van Dijk, die een logement op het Vlissingse Wagenplein in Middelburg drijft en noemen hem zelfs vriend:
Zeer waarde goede vrint en slaapbaas Jacobes van Dijk.’ Zij hopen ‘uw zeer goede vrint slaapbaas en vrouw en al uw kinder aankoomende zoomer in een gewenste staat te vinden.’[4]
Ook deden ze nadrukkelijk de ‘groetenisse’ aan ‘Betien [Betje] uijt het Goude Verken.

hca-30-362-betje

Dat Vlissingse Wagenplein bestaat thans niet meer, maar lag in het verlengde van de Vlissingse straat naar de Vlissingse poort (thans Schroebrug) en was vooral in de achttiende en negentiende eeuw een beruchte volkswijk met tal van herbergen en bordelen. Wellicht een goede reden voor beide zeelieden om na een lange reis toch naar hun vlooienbed terug te keren? Ook hier kennen we de naam van de herberg helaas niet, noch weten we met zekerheid of het ook hier een bordeel betrof.

hca-30-322-aanhef-waarde-baas-en-vrou

In een andere brief gericht aan een logementshouder stond wel de naam van de herberg vermeld. J. Rolbers schreef op 22 november 1780 vanuit St. Eustatius aan Matthijs Artenaas, van Zeemans welvaren ‘op de dokke in Vlissingen, waarbij hij opende met ‘waarde baas en vrou.’ Dat duidt er op dat het ‘Zeemans welvaren’ bij het dok in Vlissingen (bedoeld zal hier zijn het Dokje van Perry) een verblijfplaats voor zeelieden of een logement is geweest. Hij was dus kennelijk van plan terug te keren en schreef dat ze zich niet ongerust moesten maken omdat de terugreis ernstige vertraging had opgelopen. Dat hij ook voordien in een goed logement ondergebracht was geweest, blijkt aan het slot van de brief waarin hij de groeten aan diverse mensen doet waaronder de ‘oude slaapvrouw van my van Middelburg.’[5]

hca-30-322-groeten-slaapvrouw-middelburg

Op basis van deze brieven kunnen we concluderen dat zeelieden ook vriendschappelijke banden onderhielden met hun slaapbazen/bazinnen en dit lang niet altijd uitzuigers zullen zijn geweest. Een beeld dat de afgelopen decennia wel was ontstaan in de vakliteratuur, maar door deze brieven van gewone mensen nu kan worden bijgesteld. Daar staat tegenover dat het beeld van het logement als bordeel eerder wordt bevestigd dan ontkracht. En dit is uiteraard nog maar het topje van de ijsberg, want met de inhoud van deze brieven uit Zee(uw)post liggen nog vele andere onderzoeksmogelijkheden open.

Johan Francke,
Informatiespecialist en eindredacteur Zee(uw)post

Bronnen:
The National Archives, Kew (TNA), High Court of Admiralty (HCA) 30, inv.nrs. 322, 331 en 362.
Jaap R. Bruijn, Zeegang. Zeevarend Nederland in de achttiende eeuw (Zutphen, 2016) 37-42.
Matthias van Rossum, Werkers van de wereld. Globalisering, arbeid en interculturele ontmoetingen tussen Aziatische en Europese zeelieden in dienst van de VOC, 1600-1800 (Hilversum, 2014) 190-196, 204-205.

Noten:

[1] Jaap R. Bruijn, Zeegang. Zeevarend Nederland in de achttiende eeuw (Zutphen, 2016) 38.

[2] Jaap R. Bruijn, Zeegang. Zeevarend Nederland in de achttiende eeuw (Zutphen, 2016) 40-42 en Matthias van Rossum, Werkers van de wereld. Globalisering, arbeid en interculturele ontmoetingen tussen Aziatische en Europese zeelieden in dienst van de VOC, 1600-1800 (Hilversum, 2014) 191-192.

[3] TNA, HCA 30, inv.nr. 331.

[4] TNA, HCA 30, inv.nr. 362.

[5] TNA, HCA 30, inv.nr. 322.

Vergeten plekjes in Middelburg

donderdag, 1 september 2011

In 2010 heeft de Zeeuwse Bibliotheek een aantal fotoalbums van de Stichting Vrienden van Middelburg ontvangen. De fotoalbums bevatten foto’s die gemaakt zijn in de periode 1960-1980, met name van de oude binnenstad. Per straat zijn destijds nagenoeg alle panden gefotografeerd. Er zit een aantal foto’s bij van straten die allang niet meer in het hedendaagse Middelburg terug te vinden zijn.

Winterstraat

Winterstraat

Er zijn foto’s van de Teerpakhuizenstraat, Winterstraat, Vlissings Wagenplein en de Achtersingel. Al deze straten hebben in de jaren ’70 en ’80 plaats mogen maken voor het huidige gerechtshof. Veel foto’s uit de binnenstad geven een enigszins verpauperde indruk. Panden die de tand des tijds wel hebben overleefd, werden gerestaureerd en hebben nu een monumentale waarde.

R.K. jeugdhuis Don Bosco op de Kinderdijk

R.K. jeugdhuis Don Bosco op de Kinderdijk

Jachtwerf Jansen aan de Kinderdijk (2011) (bron: Googl Maps)

Jachtwerf Jansen aan de Kinderdijk (2011) (bron: Google Maps)

Een voorbeeld is Kinderdijk 94. Omstreeks 1972 is er Rooms-Katholiek jeugdhuis Don Bosco in het pand gehuisvest. Anno 2011 zit Jachtwerf Jansen in hetzelfde pand.

Naast panden die gerestaureerd zijn, is er de afgelopen jaren ook veel verdwenen. Wie kent niet de oude gloeilampenfabriek Vitrite, die op de plek stond waar nu appartementen staan aan de Loskade en de Touwbaan, ook wel Maisbaaigebied genoemd.

Ook de Dam heeft een grondige metamorfose ondergaan. In de jaren ’60 stonden er huizen en een graanbeurs. Deze zijn allemaal gesloopt en nu is er een parkeerplaats met een nieuwe graanbeurs.

Dam Noordzijde met Graanbeurs (1958)

Dam Noordzijde met Graanbeurs (1958)

Dam met parkeerplaatsen (2011) (bron: Google Maps)

Dam met parkeerplaatsen (2011) (bron: Google Maps)

Zo zijn er veel situaties die zich vooral oudere Middelburgers kunnen herinneren. Al die veranderingen maken de stad tot een levend iets. Iets verdwijnt, er komt iets anders voor in de plaats of de situatie verandert totaal.

Aan deze collectie foto’s is een fototentoonstelling gewijd op de tweede verdieping van de Zeeuwse Bibliotheek.  Deze tentoonstelling loopt van 30 augustus tot 29 oktober 2011. Tevens is er een thema hierover terug te vinden op  Beeldbank Zeeland.

Ester van Dooren, beheerder audiovisuele en digitale collecties


Stadsdichter, zou jij mijn woorden willen zijn?

donderdag, 13 januari 2011

‘Zou jij mijn woorden willen zijn?’ Dit verzoek en tevens deze opdracht heeft Henri Looymans aanvaard, vanaf januari 2011 is hij de nieuwe stadsdichter van Middelburg. Voor hij werd geïntroduceerd tijdens de nieuwjaarsbijeenkomst van de gemeente Middelburg in wijkcentrum Palet, zaterdag 8 januari, werd eerst officieel afscheid genomen van Joop Buma die twee jaar stadsdichter was, in 2009 en 2010. Wethouder van Cultuur Ed de Graaf citeerde uit diverse gedichten verschillende strofen waarin Joop Buma zijn liefde voor de stad ‘ondubbelzinnig’ verwoordde of zoals hij dit noemde, hoe Joop ‘de liefde bedreef’ met de stad. Een wethouder die dezelfde passie heeft voor de stad, in elk geval alles weet over de wonderlijke huisnamen van Middelburg, van ’t Land van Belofte, Arcadië tot De Veldroos en De Korenbloem.
Al eerder was er een afscheidreceptie voor Joop (Johannes Herman) Buma, de dichter die zijn rol altijd met plezier vervulde en zó graag had willen doorgaan in deze funktie. Een stadsdichter wordt echter in principe voor één jaar benoemd, verlenging met een jaar is mogelijk maar dan is de ‘rol’ uitgespeeld.

De nieuwe stadsdichter Henri Looymans (1956) heeft Tilburg als bakermat. Hij studeerde Nederlands in zijn geboortestad en Mediëvistiek in Nijmegen. Na een korte periode in het onderwijs is hij sedert twintig jaar werkzaam in de zakelijke dienstverlening waarvan de laatste jaren als zelfstandig verandermanager. Hij woont al 25 jaar in Middelburg. “Ik ben verliefd geworden op de stad”, vertelde hij. Tijdens de nieuwjaarsbijeenkomst mocht hij zijn debuut als stadsdichter meteen maken, hij verklaarde zijn liefde aldus:

Middelburg
Ik kan als ik wil op de wereld verblijven
Op iedere plek kan ik vreemdeling zijn
Maar waar ik ook ben en weer stellig verdwijn
Steeds roept mij die stad waar ik mij kan schrijven
Daar spreken de gevels en zwijgen de luiken
De kerk klimt er boven de daken uit
En als zaterdagnacht de kroegen sluit*
Dan kan je op zondag de schepping nog ruiken
Die stad roert mijn hart in wat het verlangt
Ik wandel haar straten zij vult mijn gezicht
Zij voert er mijn hand en ik schrijf haar gedicht
In een mantel van eeuwen die om mij hangt
Dit is mijn huis, de stad die mij ziet
Hier heb ik lief, en meer hoef ik niet.

In 2005 publiceerde Henri Looymans zijn eerste bundel “Zou jij mijn woorden willen zijn?” Een goed verzorgde uitgave met een prachtige omslag. Een vormvaste dichter die wat hij zeggen wil het liefst binnen klassieke vormen neerzet. De bundel bevat een grote variatie aan gedichten, de liefde wordt gezocht, gevonden en soms ook verloren. Een aanrader voor iedereen die kennis wil maken met de nieuwe stadsdichter!

Ik citeer de laatste 5 regels uit het gedicht ‘Mijn Lief’

Zou jij mijn woorden willen zijn
Opdat ik niets meer hoef te zeggen
Niets bewijzen niets weerleggen

Enkel schutten
Enkel zijn.

In mei verschijnt er een nieuwe dichtbundel, daarin zal Zeeland, zijn tweede land van belofte, een prominente rol spelen. In ‘Zou jij mijn woorden willen zijn?’ is de liefde voor Zeeland, hier enkel hier, al aanwezig. Ik hoop dat dit gedicht, een ode aan de winter in Zeeland, ook in de volgende bundel opgenomen wordt:
Omnes Zeelandiae loci (1):
Hibernum
voor Marsman
Hier overlands langs de duinen te zwenken
De velden ze wenken
Ze reiken tot mij in mijn Zeeuws schilderij:
Pikkende zwermen op slapende akkers
Met linksom en rechtsom het broedende water
De schorren waarin je de hemel ziet drijven
En slakende meeuwen als kijvende wijven
(Ze klinken naar later ze hoeden de trekkers in
grijskoude klei)
En robuust als de wallen van Jericho
Schutten de dijken de armen de rijken
Ze wachten de zee:

Torens als bakens en
Dorpen als vlaaien en
Boeren als goden die
Ploegen en zaaien
Hier enkel hier
In dit land zonder grenzen
Dit groen en godswonderlijk wiegenkleed
Hier draagt de aarde haar zondagsgewaden
En sluiert de nevel
Mijn sluimerend zilte
Mijn winters verstilde
Mijn Zeeuwse land

Voor Henri Looymans ‘geen dier’der plek voor ons op aard’ dan Zeeland, waar de stad waar hij kan schrijven hem nu heeft geroepen. ‘Zou jij mijn woorden willen zijn?’ Over de markt heeft hij al een gedicht geschreven… een plek waar het hart van de stad klopt en er met liefde volop handel wordt gedreven? We zijn benieuwd hoe hij verslag zal doen van deze spannende en hoopvolle relatie.

*de kroegen sluit – lijkt wellicht vreemd, staat letterlijk op de tekst die op 8-01 werd uitgedeeld.

P.S. het laatste nieuws vandaag is dat de stadsdichter wordt wegbezuinigd. Oei, nu al liefdesverdriet, welk gedicht gaat dit opleveren?

Anke Nijsse, medewerker Onderwijsbibliotheekdienst

(Dit blog is eerder verschenen op zeeuwsknoopje.blogspot.com)

Middelburg en Vlissingen, hoe het was

maandag, 25 oktober 2010

Momenteel hangen er op de tweede verdieping van de Zeeuwse Bibliotheek foto’s van de Middelburgse amateurfotograaf Jan Simonse. Hij hanteerde eind jaren ’60, in de jaren ’70 en begin jaren ’80 veelvuldig het fototoestel om het leven in de plaatsen Middelburg en Vlissingen vast te leggen.

Veel plekken die hij fotografeerde zijn verdwenen, gesloopt, gerenoveerd of opnieuw volgebouwd. Op de plaats van de huidige Zeeuwse Bibliotheek stond tot begin jaren ’80 IJzergieterij Boddaert.

IJzergieterij Boddaert aan de Kousteensedijk

IJzergieterij Boddaert aan de Kousteensedijk (1974)

In het gebied rondom de Lange Geere stonden veel panden die in bouwvallige staat waren, het was een schilderachtig gezicht. Nu staan er vele moderne panden die dienst doen als winkel, kantoor of woning.

Afbraakpanden aan de Lange Geere

Afbraakpanden aan de Lange Geere (1974)

Veel havenactiviteiten in Vlissingen zijn verplaatst naar het Sloehavengebied. Ooit domineerden de hijskranen en de grote schepen die op scheepswerf De Schelde werden gebouwd, de skyline van Vlissingen.

100-jarige De Schelde met op de voorgrond de opgespoten Spuikom

100-jarige De Schelde met op de voorgrond de opgespoten Spuikom (1979)

Het Spuikomgebied werd in de jaren ’70 helemaal opgespoten, voorheen was het watergebied. Nu is het een complete woonwijk.

Vissershaven met Nieuwendijk

Vissershaven met Nieuwendijk (1975)

De oude vissershaven aan de Nieuwendijk in de oude binnenstad van Vlissingen waar eb en vloed nog regeerden, en de boten soms droog kwamen te liggen. De huizen aan de Nieuwendijk werden later afgebroken. Ook was er veel gezelligheid in beide plaatsen. In de zomermaanden werden er braderieën, kermissen, wedstrijden ringrijden en optredens georganiseerd. Voor degenen die deze jaren bewust hebben meegemaakt, wellicht een feest van herkenning.

Op de Beeldbank Zeeland is er een speciaal thema aan gewijd. Ook op Zeelandnet zijn de foto’s te bekijken. De tentoonstelling loopt nog tot 4 december 2010.

Ester van Dooren, Beheerder audiovisuele en digitale collecties