Berichten met tag ‘Vlissingen’

Zee(uw)post

woensdag, 9 november 2016

Het kantelend beeld van historische dogma’s door brieven van de gewone man

In mijn vorige blog berichtte ik over de bijvangst van het project Zee(uw)post, ditmaal gaat het over daadwerkelijke vangst. In september zijn namelijk alle vrijwilligers aan de slag gegaan met het transcriberen en vertalen van de brieven en deze te voorzien van historische context. Met dat laatste wordt bedoeld dat de vrijwilligers nagaan wie de in de brief genoemde en geadresseerde personen zijn, wat er in de brief geschreven staat en waar dit mee te maken heeft.

Nu de eerste transcripties van brieven binnenkomen vielen mij enkele zaken op, waarvan ik een onderwerp wil uitlichten en de context verduidelijken. Globaal genomen bevat een persoonlijke brief uit de koloniën nieuws over wanneer men verwacht thuis te komen, de gezondheid van de schrijver en duizend-en-een groeten aan allerlei bekenden. Alleen al voor wat betreft die geadresseerden vielen enkele brieven op waarmee context geduid kon worden. Deze waren namelijk gericht aan zogenaamde logementshouders/sters.

Slaapbazen
Dat mensen een spreekwoordelijke poot uitgerukt wordt, daar waar financiële diensten worden verleend, is een gegeven zo oud als de mensheid. Vanuit de 17de en 18de eeuw hadden in dit verband de slaapbazen, logementhouders of volkhouders altijd een heel slechte naam. Dit waren mannen of vrouwen die er een logement voor zeelieden op na hielden (in het laatste geval vaak ook nog bordeelhoudsters!). In Middelburg bijvoorbeeld waren tussen 1730-1732 niet minder dan 49 logementen, waarvan er 43 door vrouwen werden gedreven.[1]

Aangezien veel zeelieden platzak waren, ofwel omdat ze hun verdiende geld verbrast hadden, ofwel vanuit het achterland kwamen om emplooi op zee te vinden en berooid van hun reis in de havenstad aankwamen, ofwel zo weinig hadden verdiend op zee (doordat de reder of kapitein hen gekapitteld had met allerlei straffen) dat ze zichzelf niet meer konden onderhouden, werd hen een slaapplaats aangeboden waar men ‘op de pof’ kon verblijven. U voelt hem natuurlijk al aankomen. Dat poffen kon achteraf nogal in de kosten lopen omdat mensen soms lang in een logement verbleven voordat ze emplooi vonden of omdat voor een vlooienbed Hiltontarieven werden gerekend.

Een zeeman die eenmaal emplooi vond en uiteindelijk met een schip de Republiek verliet, moest een schuldbekentenis of zogenaamde schuldbrief tekenen bij de slaapbaas/vrouw van het logement waar deze verbleef. Deze kon met deze zogenaamde transportbrief naar de reder stappen om hiermee vervolgens het verschuldigde bedrag te innen. Tenminste, zodra de bewuste zeeman recht op uitbetaling van zijn gage had. Dat betekende uiteraard dat veel zeelieden pas na maanden of jaren werken op zee hun schulden hadden afgelost en pas dan zelf geld gingen verdienen. Reden waarom ze eenmaal aan wal, zich al snel opnieuw in de schulden moesten steken.

Zulke transportbrieven konden dus niet meteen worden geïnd en werden daarom ook wel doorverkocht voor een lager bedrag dan de nominale waarde. Dit soort verkopers werd ook wel zielverkoper genoemd, omdat ze daadwerkelijk de zielen van mensen verkochten. Zo’n opkoper van transportbrieven kon namelijk ook de reder zelf zijn, die zich daarmee goedkoop van personeel kon voorzien. De VOC sloot hiertoe zelfs contracten met logementhouders af die hun gasten verplicht dienst lieten nemen bij de ‘loffelijke compagnie.’[2]

aepjen

Voormalig logement ’t Aepjen in Amsterdam, bron: wikipedia

In de Aap gelogeerd
Nu stond hier natuurlijk tegenover dat zo een zielverkoper of logementhouder wel het risico liep dat een opvarende overleed, deserteerde of zich nooit meer in patria liet zien. Zeker niet als iemand afgezet was door een logement van bedenkelijk allooi, of om het op zijn 17de eeuws Amsterdams te zeggen: in de Aap gelogeerd zijn, want dit spreekwoord komt van het bedenkelijke logement ’t Aepjen. Dit was een 16de eeuwse houten herberg aan het begin van de Zeedijk dat je vandaag de dag, als café, nog steeds kunt bezoeken. Gezien de geschiedenis is het niet vreemd dat er nu geen slaapplaatsen meer aan de backpackers aangeboden worden.

Veel van die logementhouders hadden dus een kwalijke reputatie en het is dan ook niet vreemd dat veel voormalige gasten nooit meer iets van zich lieten horen. Uit de brieven van vele gewone zeelieden in Zee(uw)post blijkt nu dat er ook opvarenden zijn geweest die niet alleen bij hun logementhouder/ster terugkwamen, maar er zelfs vriendschappelijke banden mee onderhielden. Dit blijkt uit diverse brieven, al moet daarbij vermeld worden dat gezien de inhoud van één van de brieven de kans groot is dat dit logement ook als bordeel diende. De klaarblijkelijk nog jonge Pieter Tallenboom scheef op 28 januari 1781 namelijk vanuit Rio Demerary (Guinée) aan logementshouder Joseph Jansen, die buiten de Noordpoort van Middelburg een thans onbekend logement runde:

hca-30-331-aanhef-seer-waarde-slaapbaas

Seer warde en seer geagte slaa[p]bas en slaa[p]vrou, deese di[e]nt om u te laaten weeten als dat ik nog en een volmaa[k]te staat van gesontheijt ben. Dat Talleboom een gezonde jonge jongen was blijkt uit de wensen die hij aan zijn slaapbaas en -bazin voorlegt, voor het geval hij na zijn reis weer in Middelburg arriveren zou:

hca-30-331-meijt

´Ik ferso[e]ik seer vr[i]endeleijk als dat gey of u vrou[w] een ijonge meijt sult opso[e]ike teegen dat ik tuijs kom, want ik kan meijn maagtdom ni[e]t langer bewaare[3]
Daarna volgen nog enkele zeer scabreuze zinnen die we hier omwille van de jonge lezers niet vermelden zullen, maar ons wel voor de reputatie van de herberg -die wel niet voor niets buiten de stadsgrenzen gelegen zal hebben- doen vrezen. Binnen deze zelfde brief geeft de jonge Talleboom meermalen aan dat hij op een goede gezondheid hoopt voor het echtpaar. Ook de zeelieden Gerret Vervoort en Jan Romero groeten hun slaapbaas Jacobus van Dijk, die een logement op het Vlissingse Wagenplein in Middelburg drijft en noemen hem zelfs vriend:
Zeer waarde goede vrint en slaapbaas Jacobes van Dijk.’ Zij hopen ‘uw zeer goede vrint slaapbaas en vrouw en al uw kinder aankoomende zoomer in een gewenste staat te vinden.’[4]
Ook deden ze nadrukkelijk de ‘groetenisse’ aan ‘Betien [Betje] uijt het Goude Verken.

hca-30-362-betje

Dat Vlissingse Wagenplein bestaat thans niet meer, maar lag in het verlengde van de Vlissingse straat naar de Vlissingse poort (thans Schroebrug) en was vooral in de achttiende en negentiende eeuw een beruchte volkswijk met tal van herbergen en bordelen. Wellicht een goede reden voor beide zeelieden om na een lange reis toch naar hun vlooienbed terug te keren? Ook hier kennen we de naam van de herberg helaas niet, noch weten we met zekerheid of het ook hier een bordeel betrof.

hca-30-322-aanhef-waarde-baas-en-vrou

In een andere brief gericht aan een logementshouder stond wel de naam van de herberg vermeld. J. Rolbers schreef op 22 november 1780 vanuit St. Eustatius aan Matthijs Artenaas, van Zeemans welvaren ‘op de dokke in Vlissingen, waarbij hij opende met ‘waarde baas en vrou.’ Dat duidt er op dat het ‘Zeemans welvaren’ bij het dok in Vlissingen (bedoeld zal hier zijn het Dokje van Perry) een verblijfplaats voor zeelieden of een logement is geweest. Hij was dus kennelijk van plan terug te keren en schreef dat ze zich niet ongerust moesten maken omdat de terugreis ernstige vertraging had opgelopen. Dat hij ook voordien in een goed logement ondergebracht was geweest, blijkt aan het slot van de brief waarin hij de groeten aan diverse mensen doet waaronder de ‘oude slaapvrouw van my van Middelburg.’[5]

hca-30-322-groeten-slaapvrouw-middelburg

Op basis van deze brieven kunnen we concluderen dat zeelieden ook vriendschappelijke banden onderhielden met hun slaapbazen/bazinnen en dit lang niet altijd uitzuigers zullen zijn geweest. Een beeld dat de afgelopen decennia wel was ontstaan in de vakliteratuur, maar door deze brieven van gewone mensen nu kan worden bijgesteld. Daar staat tegenover dat het beeld van het logement als bordeel eerder wordt bevestigd dan ontkracht. En dit is uiteraard nog maar het topje van de ijsberg, want met de inhoud van deze brieven uit Zee(uw)post liggen nog vele andere onderzoeksmogelijkheden open.

Johan Francke,
Informatiespecialist en eindredacteur Zee(uw)post

Bronnen:
The National Archives, Kew (TNA), High Court of Admiralty (HCA) 30, inv.nrs. 322, 331 en 362.
Jaap R. Bruijn, Zeegang. Zeevarend Nederland in de achttiende eeuw (Zutphen, 2016) 37-42.
Matthias van Rossum, Werkers van de wereld. Globalisering, arbeid en interculturele ontmoetingen tussen Aziatische en Europese zeelieden in dienst van de VOC, 1600-1800 (Hilversum, 2014) 190-196, 204-205.

Noten:

[1] Jaap R. Bruijn, Zeegang. Zeevarend Nederland in de achttiende eeuw (Zutphen, 2016) 38.

[2] Jaap R. Bruijn, Zeegang. Zeevarend Nederland in de achttiende eeuw (Zutphen, 2016) 40-42 en Matthias van Rossum, Werkers van de wereld. Globalisering, arbeid en interculturele ontmoetingen tussen Aziatische en Europese zeelieden in dienst van de VOC, 1600-1800 (Hilversum, 2014) 191-192.

[3] TNA, HCA 30, inv.nr. 331.

[4] TNA, HCA 30, inv.nr. 362.

[5] TNA, HCA 30, inv.nr. 322.

Luchtvaart in Zeeland

maandag, 13 december 2010

Van 7 december 2010 t/m 29 januari 2011 is er op de tweede verdieping van de Zeeuwse Bibliotheek een tentoonstelling met foto’s van luchtvaart in Zeeland. Op de Beeldbank Zeeland staat het bijbehorende thema.

Een terugblik op de geschiedenis van de luchtvaart in Zeeland.

Eerste demonstraties

De eerste vliegdemonstraties in Zeeland vinden plaats in 1911 bij Goes en Vlissingen. Tien jaar later, in 1921 zijn er opnieuw grote vliegdemonstraties die in de laatste weken van augustus nabij Wilhelminadorp en het vliegveld van Vlissingen worden gehouden. Dit is echter niet de oudste Zeeuwse proef met de luchtvaart, want die vindt plaats in de 18de eeuw.  J.A. van de Perre laat op 5 april 1784 een ballon op vanuit de achtertuin van zijn huis aan het Hofplein (het huidige Zeeuws Archief). Op 29 april 1784 laat de Middelburgse fysicus Reghter een ballon opstijgen vanaf het voorplein van het gasthuis. De (onbemande) ballon is gevuld met damp van ‘vitrioolzuur en spykers’ en zweeft in niet minder dan vijf à zes uur naar Schiedam toe, waar de ballon in het riet komt vast te zitten.

Vlissingen

Het eerste vliegveld in Zeeland is een militair vliegveld. Door de gunstige ligging van Vlissingen nabij de Westerschelde ontstaat vlakbij de marinehaven een vliegveld op het voormalige exercitieterrein van de landmacht tussen Vlissingen en West-Souburg (tegenwoordig de wijk Westerzicht). Het vliegveld wordt nodig geacht tijdens de mobilisatie van 1914 en de dreiging van de Eerste Wereldoorlog. Na de oorlog geeft de noodlanding van een KLM-vliegtuig in 1922 de stoot tot het treffen van verschillende voorzieningen. Op 30 juni 1926 wordt het vliegveld officieel geopend. De luchthaven is inmiddels zowel voor burger- als militair luchtverkeer. In datzelfde jaar krijgt de luchthaven een loods en wordt zij tot ‘vliegveld Vlissingen’ gedoopt. Het stationsgebouw is pas in 1933 gereed. Op 1 januari 1927 wordt het vliegveld door de Koninklijke Marine overgedragen aan de directie Zeeland van Rijkswaterstaat. Het beheer komt in handen van de directeur van de luchtvaartdienst. Twee lichte bombardementen in de meidagen van 1940 maken een einde aan het vliegveld.

Vliegveld bij Vlissingen

Vliegveld bij Vlissingen

Haamstede
Het tweede Zeeuwse vliegveld komt tot stand door particulier initiatief. Het in 1925 in Zierikzee opgerichte comité tot bevordering van het luchtverkeer met Nederlands-Indië werkt zowel aan de langste als aan de kortste luchtverkeerslijn. Namelijk de lijn Rotterdam-Schouwen en Schouwen-Nederlands-Indië, ofschoon die laatste lijn nooit van de grond is gekomen. Nabij Haamstede wordt in de kop van Schouwen een geschikt terrein van 18 ha. groot gevonden waar noodlandingen kunnen worden uitgevoerd. Dit wordt op 4 mei 1931 geopend. Kort hierna breidt men het terrein al met 12 ha. uit. Het vliegveld Haamstede wordt officieel op 1 mei 1933 geopend. Het jaar daarop is het stationsgebouw gereed en wordt een radio mistbaken geplaatst. Tijdens de Tweede Wereldoorlog gebruiken de Duitsers het vliegveld voor verkenningsvluchten met Messerschmidts, maar het raakt eind 1944 onbruikbaar door het graven van sloten. Na de stormramp van 1953 doet het vliegveld nog korte tijd dienst als landingsbaan om een snelle verbinding met het geïnundeerde eiland mogelijk te maken, maar deze baan heeft weinig dienst gedaan. In 1956 neemt de zweefvliegtuigclub Haamstede het vliegveld in gebruik.

Douglas DC 20, de Kievit, op vliegveld Haamstede (1938)

Douglas DC 20, de Kievit, op vliegveld Haamstede (1938)

Midden-Zeeland
In 1963 wordt de werkgroep vliegveld Midden-Zeeland opgericht. Op 13 juni 1970 wordt het vliegveld geopend en het stationsgebouw is in april 1971 gereed. Op werkdagen wordt er viermaal de route Schiphol, Zestienhoven, Noord-Sloe gevlogen en tweemaal per dag naar Lille met de tweemotorige Dornier Skyservant (10 passagiers). De luchtlijn wordt op 1 juli 1970 geopend en op 1 oktober 1971 alweer stopgezet omdat het vervoer beneden verwachting blijft. In het weekeind worden rondvluchten georganiseerd. Tijdens een van deze rondvluchten stort eind augustus 1970 een vliegtuig neer op een plaat in het Veerse Meer waarbij drie mensen het leven verliezen en zeven mensen gewond raken. Het vliegveld is bestemd voor internationaal burgerluchtverkeer tot vijf ton. De vliegclub Midden-Zeeland telt vooral veel zweefvliegtuigen.

Starfighter op vliegveld Midden-Zeeland (2005)

Starfighter op vliegveld Midden-Zeeland (2005)

Lijnvluchten
In het voorjaar van 1921 neemt de KLM een proef met een luchtvaartdienst tussen Amsterdam, Rotterdam en Vlissingen. Het zal echter nog tien jaar duren voordat de eerste binnenlandse luchtlijn werkelijk wordt geopend; die tussen Rotterdam en Haamstede. Een jaar later, in 1932, wordt de lijn doorgetrokken naar Vlissingen. En vanaf 1933 kan in de zomer ook naar Knokke-Zoute worden doorgevlogen. In 1934 werden bijna 10.000 passagiers en 54 ton vracht vervoerd.  Na diverse ongelukken met KLM toestellen is op 1 oktober 1936 de luchtlijn stopgezet. Op aandringen van vaste passagiers wordt de luchtlijn in december weer driemaal per week hervat. In verband met de oorlogsdreiging wordt het binnenlands luchtverkeer op 22 augustus 1939  gestaakt. Het uitbreken van de oorlog maakt meteen een einde aan de Zeeuwse luchtlijn. Het succes van de lijn ligt hoofdzakelijk aan het toeristenverkeer naar de badplaatsen. De tocht Rotterdam-Schouwen, die anders vijfenhalf tot zeven uur duurt, wordt nu in 25 minuten afgelegd. De KLM maakt tijdens de lijnvluchten gebruik van Fokker F VIIa en F VIII toestellen en later de DC-2 en DC-3 die aan 8, 12, 14 en 21 passagiers zitplaats bieden.

Opening lijn Vlissingen - Haamstede (4 juli 1931)

Opening lijn Vlissingen - Haamstede (4 juli 1931)

Watersnoodramp
De watersnoodramp van 1953 blijkt een vreemde katalysator voor het nieuwe vliegverkeer in Nederland. Doordat mensen uit het water moeten worden gered en gebieden (ook per schip) volstrekt onbereikbaar zijn biedt alleen de helikopter uitkomst. Dit nieuwe luchtvoertuig kan in de lucht stil hangen. Veel mensen die gered worden blijken zelfs bang te zijn van het hefschroefvliegtuig. Zoveel mogelijk helikopters uit de Benelux landen –en dat zijn er op dat moment nog slechts enkele- worden ingezet bij het redden van de slachtoffers.

Helicopter boven Schouwen-Duiveland tijdens de Watersnoodramp

Helicopter boven Schouwen-Duiveland tijdens de Watersnoodramp

Tekst: Johan Francke, informatiespecialist Zeeuws Documentatiecentrum

Verzameling fotomateriaal: Ester van Dooren, beheerder audiovisuele en digitale collecties

Middelburg en Vlissingen, hoe het was

maandag, 25 oktober 2010

Momenteel hangen er op de tweede verdieping van de Zeeuwse Bibliotheek foto’s van de Middelburgse amateurfotograaf Jan Simonse. Hij hanteerde eind jaren ’60, in de jaren ’70 en begin jaren ’80 veelvuldig het fototoestel om het leven in de plaatsen Middelburg en Vlissingen vast te leggen.

Veel plekken die hij fotografeerde zijn verdwenen, gesloopt, gerenoveerd of opnieuw volgebouwd. Op de plaats van de huidige Zeeuwse Bibliotheek stond tot begin jaren ’80 IJzergieterij Boddaert.

IJzergieterij Boddaert aan de Kousteensedijk

IJzergieterij Boddaert aan de Kousteensedijk (1974)

In het gebied rondom de Lange Geere stonden veel panden die in bouwvallige staat waren, het was een schilderachtig gezicht. Nu staan er vele moderne panden die dienst doen als winkel, kantoor of woning.

Afbraakpanden aan de Lange Geere

Afbraakpanden aan de Lange Geere (1974)

Veel havenactiviteiten in Vlissingen zijn verplaatst naar het Sloehavengebied. Ooit domineerden de hijskranen en de grote schepen die op scheepswerf De Schelde werden gebouwd, de skyline van Vlissingen.

100-jarige De Schelde met op de voorgrond de opgespoten Spuikom

100-jarige De Schelde met op de voorgrond de opgespoten Spuikom (1979)

Het Spuikomgebied werd in de jaren ’70 helemaal opgespoten, voorheen was het watergebied. Nu is het een complete woonwijk.

Vissershaven met Nieuwendijk

Vissershaven met Nieuwendijk (1975)

De oude vissershaven aan de Nieuwendijk in de oude binnenstad van Vlissingen waar eb en vloed nog regeerden, en de boten soms droog kwamen te liggen. De huizen aan de Nieuwendijk werden later afgebroken. Ook was er veel gezelligheid in beide plaatsen. In de zomermaanden werden er braderieën, kermissen, wedstrijden ringrijden en optredens georganiseerd. Voor degenen die deze jaren bewust hebben meegemaakt, wellicht een feest van herkenning.

Op de Beeldbank Zeeland is er een speciaal thema aan gewijd. Ook op Zeelandnet zijn de foto’s te bekijken. De tentoonstelling loopt nog tot 4 december 2010.

Ester van Dooren, Beheerder audiovisuele en digitale collecties