Archief van categorie ‘Collecties’

Boeken uit een land dat niet meer bestaat

dinsdag, 16 januari 2018

De kaart van Oost-Europa van voor de Eerste Wereldoorlog zag er heel wat anders uit dan die van vandaag. Er zijn daar sindsdien vele legers overheen getrokken, grenzen heen en weer geschoven, hele volken verplaatst of zelfs opgeheven. Nog binnen mensenheugenis hebben zich drama’s voorgedaan die de Grote Volksverhuizingen aan het einde van de Oudheid doen verbleken. Deze achtergrond verklaart ook het gedrag van hun huidige regeringen.

Een van die verdwenen landen is (Oost-)Pruisen. In het dicht beboste en dun bevolkte gebied tussen Litouwen en Polen aan de zuidelijke kust van de Oostzee woonde lang geleden een Baltische bevolkingsgroep, de Pruisen. Vanaf de 13e eeuw hebben kolonisten uit het overbevolkte Duitsland onder bescherming van de kruisridders van de Duitse Orde daar de macht overgenomen, en zich met de oorspronkelijke bevolking vermengd. Het gebied eindigde als een afgelegen Duitse provincie in de winter van het jaar 1945, toen het Rode Leger in een orgie van wreedheid het gehate volk van de nazi’s de Oostzee in dreef. De overlevende Duitsers kwamen in de Bondsrepubliek of in de DDR terecht, met het laatste DNA van de Baltische Pruisen in hun lijven.

Hoe Rusland en Polen het land verdeelden (Bron: Google)

In hun plaats vestigden zich Russen in het noordelijke gedeelte, en Polen uit het huidige Wit-Rusland in het zuidelijke gedeelte. De grens is kaarsrecht getrokken. Koningsbergen, de ooit welvarende en bruisende hoofdstad van Pruisen aan de monding van de rivier de Pregel, werd eerst door Engelse bombardementen en vervolgens door de Sovjets van de kaart geveegd. Op het terrein van de nagenoeg verdwenen stad werd een nieuw communistisch woonoord gebouwd onder de naam Kalíningrad. Tientallen jaren was deze streek een verboden gebied voor buitenlanders. Na de onafhankelijkheid van Litouwen raakte Kalíningrad met zijn omringende district geïsoleerd van de rest van Rusland, en werd het een exclave aan de Oostzee.

De naam ‘Koningsbergen’ heb ik tijdens mijn studietijd leren kennen door het levensverhaal van Immanuel Kant (1724-1804), de beroemdste Europese filosoof ooit, die zijn leven lang die stad bijna niet uit geweest is. Wat mij toen trof, was dat hij als verzetje ’s avonds iedere dag stipt op de zelfde tijd vergezeld door zijn huisknecht precies dezelfde wandeling door de stad tot buiten de bebouwing ging maken. Ik had op dat moment geen idee waar Koningsbergen lag. Het bestond toen ook al lang niet meer.

Bij de Dom van Koningsbergen

Eind september 2012 ben ik dan zelf toch nog in Koningsbergen geweest. Of ben ik er niet meer geweest, omdat het niet meer bestond? Ben ik dan in Kalíningrad geweest? Of misschien juist in allebei tegelijk? De kennismaking was onvergetelijk. Ik heb heel het gebied van het voormalige (Oost-)Pruisen kunnen doorkruisen, als een kruisridder van vroeger die in de moderne tijd vreedzaam op de motor teruggekeerd is. Ik heb het grafmonument van Kant bij de bewaard gebleven dom van Koningsbergen gezien. Ik heb er kennis gemaakt met de huidige, zeer prettige inwoners van beide landsdelen. En ik heb het geluk gehad daar nog enkele overlevenden van het oude Pruisen te spreken.

Iedere conservator legt persoonlijke accenten in zijn collectiebeleid. Ik vertelde al eerder dat ik als oriëntalist graag exotische geschriften aan de bijzondere collecties toevoeg. Maar ook het oude Oost-Pruisen heeft mijn speciale aandacht. Er was trouwens ook een West-Pruisen, aan de oever van de Weichsel ten zuiden van Danzig. Diverse drukwerken van uitgevers uit het 18e-eeuwse Koningsbergen zijn inmiddels in onze kluis aanwezig: de bekendste huizen zijn Hartung, Reusner en Nicolovius. Het zijn stichtelijke werken, dichtbundels en Latijnse proefschriften van de universiteit Albertina.

Boek ‘Die Religion innerhalb der Grenzen der bloßen Vernunft’ geschreven door Kant, tijdens zijn leven in Koningsbergen verschenen

Maar het mooist is als je werken van Immanuel Kant zelf, die nog tijdens zijn leven in Koningsbergen verschenen zijn, bemachtigen kunt. Sinds kort hebben wij een eerste druk van ‘Die Religion innerhalb der Grenzen der bloßen Vernunft’, uitgegeven bij Kants buurman Friedrich Nicolovius in 1793. Het is bijzonder te bedenken hoe deze exemplaren uiteindelijk in Middelburg hun uiteindelijke bestemming gevonden hebben. Ze waren zeker al voor 1945 door verkoop en vererving naar het westen gekomen. Ooit gedrukt in inmiddels allang verwoeste panden aan de monding van de Pregel, rusten ze nu aan de monding van de Schelde.

Marinus Bierens,
Conservator Bijzondere collecties

 

Birmees handschrift aangeschaft

dinsdag, 10 oktober 2017

Met de aanwinst van een tekstdocument uit Birma beschikt ZB weer over een grotere rijkdom aan uiteenlopend schriftelijk materiaal. We hebben hier een soort waaier van langwerpige bladen, die slechts door een oranje touwtje bij elkaar gehouden worden. Je kunt het geschrift opvouwen of uitleggen, zoals je bij een waaier doet. Het bestaat uit 15 palmbladeren van 15 bij 52 cm, die tussen twee houten planken gevat zijn.

Behalve boeken, die uit een of meer katernen bestaan, zijn er wereldwijd veel verschillende schriftdragers ontwikkeld. Van sommige daarvan hebben wij in ZB een of meer voorbeelden. Zo heb je de boekrol, waarvan wij twee voorbeelden uit Ethiopië en India bezitten. De Hebreeuwse boekrol is vooral bekend uit de synagoge, waarvan wij helaas geen exemplaar meer kunnen tonen: onze Esther-rol is aan de plaatselijke synagoge geschonken. Bij de codex of leporello zijn de bladen aan elkaar geplakt, zodat het geheel maar van een kant leesbaar is. Ook hiervan hebben wij een voorbeeld uit India. Van Java is er een lontar, een manuscript op recht gesneden palmbladeren, aan weerskanten beschreven en bijeengehouden door twee touwtjes, en gevat tussen twee eenvoudige houten plankjes.

Aan het geschrift uit Birma is echter veel meer werk besteed. De palmbladeren zijn gelakt, waardoor ze heel stevig zijn. De bladen en de houten platten zijn uitbundig in rood en goud versierd, met abstracte bloemenmotieven en voorstellingen van hemelse figuren: godheden of engelen. De zwarte tekst in grote letters op de bladen is gesteld in het Pali, volgens de Birmese schriftvorm. Het Pali was in het oude India een vorm van Prakrit. Daar was het Sanskriet de taal van de officiële literatuur, waarin de geschriften van het Hindoeïsme gesteld zijn. Prakrits waren regionale dialecten. Boeddha heeft een dergelijke streektaal gesproken.

Het boeddhisme kent meerdere stromingen. In het Westen zijn het Zenboeddhisme uit Japan en het lamaïsme de bekendste. Deze laatste vorm wordt beleden in Tibet, Mongolië en bij de inheemse volkeren van Siberië. Vanaf Ceylon verspreidde zich echter rond het begin van de gebruikelijke jaartelling het Theravada-boeddhisme over Zuidoost-Azië. Deze stroming bewaarde in het Pali de overgeleverde toespraken van Boeddha, in een officiële tekst die ‘Ti-pițaka’ (drie manden) genoemd wordt.

Onderdeel daarvan is de monastieke code genaamd ‘Vinaya pițaka’ (de ‘regel-mand’). Enkele teksten daaruit, de zogenaamde negen ‘khandhaka’s’ (paragrafen), zijn op het bewuste Birmese handschrift overgeschreven. In Birma was het een traditie, dat wanneer een jongeman novice in een klooster werd, zijn familie een exemplaar van deze ‘Kammavâcâ’ (uitgesproken als ‘kommovaatsjaa’, en het betekent zoveel als acte) aan de instelling schonk. Dit bleef gebruikelijk tot de verovering van Birma door de Britten in 1885.

Het was heel boeiend om al deze achtergronden uit te zoeken. Het blijkt dat er nogal wat ‘Kammavâcâ’s’ in omloop gebracht zijn. Zo uitzonderlijk is deze aanwinst dus niet. De parate kennis hierover was echter niet aanwezig bij het veilinghuis Burgersdijk & Niermans, die dit kavel op 10 mei 2017 aanbood. Daar kwam men niet verder dan Birmees ritueel handschrift. Dank zij eigen speurwerk kan ik de belangstellenden van ZB de bovenstaande bevindingen melden.

Het handschrift is tot het eind van dit jaar 2017 in de vitrine met aanwinsten bijzondere collecties op de 1ste verdieping van de ZB te zien.

Marinus Bierens,
Conservator ZB

Stadsvlag of stadsgeus? (deel 2 in de Middelburgse vlaggenkwestie)

dinsdag, 4 april 2017

Mijn weblog van gisteren maakte nogal wat los in het Middelburgse stadhuis en daarbuiten. Het was toch geenszins mijn bedoeling geweest er een sensatieverhaal van te maken,[1] hooguit de historische context wat beter te duiden.

Woordvoerster Trude Northolt van de Gemeente Middelburg reageerde gisteren adequaat op vragen van de provinciale krant en stelde: ‘Op 22 april 1974 is de rode vlag met de gouden burcht officieel als gemeentevlag vastgesteld. Op 30 april 1975, Koninginnedag, wapperde die voor het eerst vanaf openbare gebouwen.’ De vlag heeft thans dus een officiële status. Hoe de stad daartoe gekomen is valt te lezen in de Faam van 21 mei 1975. In de raadsvergadering van 30 november 1973 werd een voorstel aan de Hoge Raad van Adel besproken waarbij werd gesteld: ‘Momenteel is in gebruik een niet officiële vlag die drie horizontale banen telt, van boven naar beneden resp. geel, wit en rood gekleurd. In november 1963 heeft het toenmalige college van b. en w. al een verzoek gericht aan de Hoge Raad van Adel om van Advies te dienen over het voeren van een verantwoorde vlag, in het midden van de stad of broekzijde beladen met een burcht’. Dat laatste werd namelijk passend geacht. Die vlag, die er een jaar later kwam, is dus geënt op het stadswapen en wapen en vlag zijn twee verschillende zaken.

Uit het citaat komen echter twee interessante zaken naar voren: a) Middelburg heeft voor 1974 zijn vlag nooit officieel laten vaststellen en b) de stad heeft zelf het verzoek bij de Hoge Raad van Adel ingediend om een stadsvlag op basis van het stadswapen met de burcht te ontwerpen. Zeer benieuwd ben ik dan ook of de Hoge Raad van Adel in zijn rapport aandacht besteedt aan de geschiedenis van de stadsvlaggen die in de loop van de historie, met name in de tijd van eind zestiende eeuw tot en met de 20ste eeuw zijn gebruikt of dat hier alleen over de heraldische oorsprong van het stadswapen zelf wordt gesproken.

Een van de oudste voorbeelden van de stadsvlag (vlaggenboeken komen voor eind zeventiende eeuw niet voor) komt uit een manuscript gedateerd rond 1669-1670, dat beschreven is door K.L. Sierksma. De Middelburgse vlag heeft hier wederom drie banen, maar nu in de kleuren groen-wit-blauw! Omdat dit de enige bron met die kleuren is wordt er overigens sterk aan getwijfeld of deze vlag wel bij Middelburg hoort, maar Sierksma geeft in ieder geval als verklaring voor de kleuren dat de groene baan een tegenhanger voor het rood van de Hollandse vlag zou zijn en symbolisch zou verwijzen naar het gewest Zeeland of de Admiraliteit daarvan en daarom een algemene vlag voor koopvaardijschepen zou zijn.[2] Een nog curieuzere Middelburgse stadsvlag komt voor op de door B. Lens omstreeks 1700 uitgegeven A General view of the Flags which most Nations bear at Sea.[3] Het is de Nederlandse driekleur met in het midden de gouden burcht.

De bekendste wapenkaart van Zeeland, die uit Mattheus Smalleganges Nieuwe cronyk van Zeeland (officieel 1696, maar pas enkele jaren later verschenen) laat er geen misverstand over bestaan. Daar zitten de zes in de Zeeuwse Staten stemhebbende steden Veere, Zierikzee, Tholen, Middelburg, Goes en Vlissingen bijeen samen met de Eerste Edele. Aan het hoofd van het tafereel is de provinciale vlag en het provinciale wapen (waarover ook al veel te doen is geweest) zichtbaar. De stemhebbende steden houden alle zowel het wapen als de vlag van hun stad vast. Daarbij is duidelijk te zien dat wapen en vlag bij bijvoorbeeld Vlissingen overeen stemmen (zij het dan dat de kruik op de vlag zilver en in het wapen goudkleurig is), maar bij Middelburg duidelijk anders zijn; het wapen, de burcht op een rode achtergrond en de vlag het geel-wit-rood.

Op het anonieme schilderij ‘het retourschip Popkensburg van de kamer Middelburg van de VOC’ (Scheepvaartmuseum Amsterdam), uit 1775, zien we op het scheepsportret duidelijk de geel-wit-rode Middelburgse vlag vanaf de achtersteven waaien.

Op het van drie jaar eerder, uit 1772 daterende schoorsteenstuk ‘fregatschip Essequebo Sociëteit voor de rede van Vlissingen’, van de Zeeuwse schilder Engel Hoogerheyden (Scheepvaartmuseum, Amsterdam) zien we op de achtergrond van deze West-Indiëvaarder een interessante vlag op een ander schip. Daar waait de Middelburgse vlag, maar dan ondersteboven: rood-wit-geel, zoals kapitein Paulus van der Dussen (zie eerdere weblog) hem ook beschreef.

Op de vlaggenkaart ‘Schouw-park aller scheeps-vlaggen des geheelen water waerelds’, uitgegeven door Gerard van Keulen in Amsterdam in 1726 zien we wederom twee Middelburgse vlaggen. Na de provincievlag komt eerst de geel-wit-rode stadsvlag van Middelburg en dan de rode geuzenvlag van de stad. Vervolgens komen de vlaggen van Vlissingen en Veere, beide rood met het stadswapen er in. Bij die twee steden wordt slechts één vlag gegeven, maar ook daar staat expliciet vermeld dat het om de geuzenvlag gaat.

Sinds enkele jaren hangt in het Maritiem Muzeeum te Vlissingen een particulier schilderij dat zeer waarschijnlijk het kaperschip Profeet Elias van de reders Sautijn voorstelt. Het is een scheepsportret waarbij het schip voor de havenuitgang van Middelburg is geschilderd in drie verschillende aanzichten en stamt uit de tijd van de Spaanse Successieoorlog (1702-1713). Dit is het vroegste tot op heden bekende schilderij waarop een Middelburgs kaperschip zichtbaar is. Aan de achtersteven hangt duidelijk zichtbaar een rode vlag, maar wat daarop is afgebeeld en is niet duidelijk omdat de vlag slap neerhangt.

Van het jaar 1842 is een afbeelding bekend van Jacob Spin, van het Middelburgse barkschip Pauline (Maritiem Museum, Rotterdam), van kapitein J.J. Brouwer en rederij Boddaert & Co. Daarop is wel een rode vlag met het Middelburgse stadswapen, de burcht, te zien. Deze waait vanaf de fokkenmast. Het bijzondere aan dit schilderij is dat het hier een koopvaardijschip betreft dat die rode -of oorspronkelijk geuzenvlag- voert, maar dan zitten we inmiddels in de 19de eeuw en is het al sinds 1815 vrede.

Er zijn kortom in de loop van de geschiedenis meerdere Middelburgse stadsvlaggen gebruikt, maar duidelijk is toch wel dat de rode vlag met de burcht een oorsprong als bloedvlag of stadsgeus heeft dat weer was geënt op het stadswapen.

Er is trouwens nog ontkenning mogelijk voor eventuele vermeende aansprakelijkheid van Middelburgers op basis van gewelddadigheden op zee. De stadsvlag van Hamburg zag er in de achttiende eeuw net zo uit[4] als de geuzenvlag van Middelburg…

Johan Francke

[1] Zie PZC, 4 april 2017, pag. 2. De verslaggever ging er aan voorbij dat ik binnen ZB informatiespecialist ben, maar op een ander vakgebied ben opgeleid; namelijk dat van de maritieme geschiedenis.

[2] Sierksma, Flags of the World, 161.

[3] Wilson, Flags at Sea, 69.

[4] Ibidem, 69.

Middelburg verklaart bezoekers de oorlog

maandag, 3 april 2017

Vrolijk wappert de Middelburgse middenstand de toeristen toe vanaf de gevels van de monumentenstad. De helrode vlaggen die de viering van achthonderd jaar stadsrechten kleur moeten geven plooien langzaam in het zachte lentebriesje dat op zonovergoten aprildagen over de stad schijnt. Een lust voor het oog. Tenminste, voor de Middelburgers…

Want wat zou u ervan denken als van de Japanse ambassade niet de traditionele Hinomaru

maar deze vlag

zou waaien? Daar zou eenieder toch even raar van opkijken of zelfs een zeer ongemakkelijk gevoel van krijgen. Overlevenden van de Tweede Wereldoorlog in Zuid-Oost-Azië al helemaal. Nu gaat het hier om een wat verder verleden en zijn er waarschijnlijk geen mensen meer die zich hun jonge jaren voor 1800 nog kunnen heugen, maar die Middelburgse vlag heeft een soortgelijk verleden.

De rode vlag met de gouden burcht die nu overal in de stad wappert is namelijk niet de stadsvlag, maar de geuzen- of bloedvlag die in oorlogstijd gebruikt werd door schepen van de Admiraliteit en kapers die Middelburg als thuishaven hadden en zee en oceaan afstruinden op zoek naar vijanden om buit van te veroveren.

Deze bloedvlag waaide normaliter vanaf de bezaansmast. De prinsenwimpel (dus geen vlag) waaide vanaf de grote mast en vanaf de fokkenmast of de boegspriet waaide de officiële stadsvlag of een Zeeuwse vlag. Die indeling werd echter niet zo strikt gehanteerd, vaak genoeg werd er van afgeweken.

Op het beroemde schilderij van Adriaen Pieterszn. van de Venne, Gezicht op de haven van Middelburg uit 1615 (Rijksmuseum)

wappert de Middelburgse geus bijvoorbeeld aan de grote mast van het admiraliteitsschip Zeehond. Op de twee schilderijen die Cornelis Louw in 1714 (Scheepvaartmuseum Amsterdam) en 1725 (Maritiem Muzeeum Vlissingen) maakte van Vlissingse kaperschepen op de rede voor de stad zien we diezelfde bloedvlag terug op de boegspriet, maar nu met de Vlissingse kruik er op.

Gebruik van deze bloedvlag beperkte zich niet alleen tot zee. Conform het oorlogsrecht hoefden aanvallers geen ‘kwartier’ (genade of lijfsbehoud) te verlenen aan de andere partij indien deze weerstand bood bij een belegering of aanval, als vooraf tenminste de keuze voor overgave was gegeven. Om de intenties aan de vijand duidelijk te maken kon bijvoorbeeld de bloedvlag worden gehesen, ten teken dat geen ‘kwartier’ verleend of aanvaard zou worden.[1]

De meeste mensen die ooit een schip ontmoet hebben dat de rode vlag met de gouden burcht van Middelburg voerde zullen daar dus waarschijnlijk geen al te beste herinneringen aan over hebben gehouden, als ze het al na konden vertellen. Nu werd na overgave in de regel niet iedereen over de kling gejaagd, maar doorgaans gewoon krijgsgevangen gemaakt, al was ook dat in die tijd geen pretje.

De laatste keer dat de Middelburgse geus aan een scheepsdek van een kaperschip wapperde is waarschijnlijk in de Napoleontische tijd geweest; alweer meer dan tweehonderd jaar geleden. De laatste keer dat een dergelijke vlag op een admiraliteitsschip werd gevoerd dateert van nog verder terug, waarschijnlijk in de tijd van de Vierde Engelse Oorlog (1780-1784). Meer dan 230 jaar geleden dus en tijd blijkt een helend begrip in de historie. Zo is het wel bon ton om grapjes over Napoleon te maken, maar kan er een ongemakkelijk spanningsveld ontstaan als je eenzelfde soort grap over Hitler maakt. Het verleden is daarvoor te tastbaar aanwezig omdat er nog mensen zijn die de oorlog zelf hebben meegemaakt of nog te maken hebben met de gevolgen daarvan.

Terug naar de geuzenvlag van Middelburg, want welke vlag moeten de Middelburgse grootgrutters dan wel uitsteken? Heel eenvoudig, de officiële Middelburgse vlag, die ziet er namelijk heel degelijk uit, zelfs een beetje saai. Deze heeft, net als de Nederlandse vlag, drie horizontale banen in de kleuren geel, wit en rood.[2]

Volgens Van der Dussen, een kapitein in dienst van de Admiraliteit, zou dit rond 1700 rood-wit-geel zijn geweest.[3] Uit overlevering is ons niets meer bekend over ’s mans drankgebruik, maar waarschijnlijk heeft hij de vlag ondersteboven gehangen. In de door Pieter Mortier uitgegeven Neptune François (Amsterdam, 1693) staat een afbeelding van de vlag, waarop de correcte volgorde te zien is: geel-wit-rood. Sterker nog, uitgever Mortier geeft twee afbeeldingen. Bij de bovenste staat de volgende tekst bij de officiële driekleur: ‘vlag van Middelburg in Zeeland, geel-wit-rood’ en bij de bloedvlag daaronder staat: ‘geus van Middelburg, rood met een goude burg.[4] Ook in tal van andere oude atlassen staat deze volgorde vermeld en worden zowel de officiële stadsvlag als de geus omschreven. De Neptune François echter, geeft er ook een ingekleurd voorbeeld bij.

Niet voor niets zijn de luiken van het oude stadhuis van de stad sinds jaar en dag geel-wit-rood geverfd. Misschien niet zo fleurig als die gouden burcht in dat helrode vlak die nu overal in de stad wappert, maar wel correct.

Johan Francke, informatiespecialist

*Maurits Sep schreef op 3 april 2017 een stukje in de PZC n.a.v. dit blog.
Hierin ook een reactie van de woordvoerster van de Gemeente Middelburg, Trude Northolt: “Op 22 april 1974 is de rode vlag met de gouden burcht officieel als gemeentevlag vastgesteld. Op 30 april 1975, Koninginnedag, wapperde die voor het eerst vanaf openbare gebouwen.”

Bronnen:

*J. Francke, Utiliteyt voor de gemeene saake; de Zeeuwse commissievaart en haar achterban tijdens de Negenjarige Oorlog, 1688-1697 (Middelburg, 2001) vlaggen, pag. 170-174.
*Charles Pené en Giovanni Domenico Cassini, De Fransche Neptunus, of nieuwe atlas van de zeekaarten, opgenomen en gegraveerd door uitdrukkelyke order des konings, tot het gebruik van zyne zeemachten: waar in men ziet de naauwkeurige beschryving van alle de kusten van den oceaan, en d’Oost-Zee, van Noorwegen af tot aan de Straat van Gibraltar (Amsterdam, 1693). (Zie: Duitse uitgave, 1977).
*K.L. Sierksma, Flags of the World, 1669-1670. A seventeenth century manuscript (Amsterdam, 1966).
*K.L. Sierksma, ‘Vlagge-boeck van den Heer Paulus van der Dussen, Capitein’, in: Spiegel Historiael. Maandblad voor geschiedenis en archeologie XIV (1979) 663-668.
*Timothy Wilson, Flags at sea; a guide to the flags flown at sea by British and some foreign ships, from the 16th century to the present day, illustrated from the collections of the National Maritime Museum (London, 1986).

 

[1] C.H. de Goeje, ‘Een verslag van den commandeur der kolonie Essequebo Pieter van der Heijden aan de kamer van Zeeland der West-Indische Compagnie over den aanval van Franse kapers in februari 1709’, in: West-Indische Gids 30 (1890) 36, 39.

[2] Wilson, Flags at Sea, 58, 68-69, 114-115 en Sierksma, Flags of the World, 155-162, 171-172.

[3] Sierksma, Vlagge-boeck, 668.

[4] Charles Pené en Giovanni Domenico Cassini, De Fransche Neptunus, of nieuwe atlas van de zeekaarten, opgenomen en gegraveerd door uitdrukkelyke order des konings, tot het gebruik van zyne zeemachten : waar in men ziet de naauwkeurige beschryving van alle de kusten van den oceaan, en d’Oost-Zee, van Noorwegen af tot aan de Straat van Gibraltar (Amsterdam, 1693).

Syrische muziek

woensdag, 22 februari 2017

Uit het nieuws kan afgeleid worden dat de vrede in Syrië ver weg is. De machtigste landen op de wereld weten geen vrede af te dwingen bij de strijdende partijen. Syrië ligt op een kruispunt van culturen waar de belangen maximaal zijn en waar vaak om werd gevochten. Het land kende echter ook vreedzame bloeiperiodes.

Om zijn woede en onmacht over de oorlog in Syrië kenbaar te maken besloot Jordi Savall dat hij de wereld wilde laten horen hoe mooi Syrische muziek was. Jordi Savall (1941) is een Spaans-Catalaans gambist, dirigent en componist. Hij geldt als een van de leidende figuren in de wereld van de Oude muziek. Jordi stelde een internationaal ensemble samen om daarmee de klassieke Syrische muziek te spelen. Syrië beleefde een gouden eeuw tussen 661 en 774, toen Damascus de hoofdstad was van een groot rijk dat zich uitstrekte van Spanje tot Pakistan. Dichtkunst en muziek stonden in hoog aanzien en Savall liet zich inspireren door dit repertoire. Het is te beluisteren op de cd Hesperion XXI- O aube ya fair.

Voor het uitbreken van de Syrische burgeroorlog was 10% van de Syriërs christen.
Hoewel het gebied vanaf de 7e eeuw vooral islamitisch werd, bleef er die eeuwen een christelijke minderheid in Syrië wonen. De Assyriërs leven op het grensgebied van Turkije en Syrië en zijn voor het grootste deel christelijk. De liturgie van de Syriërs behoort tot de oudste christelijke muziek. De muziek van deze psalmen grijpt waarschijnlijk zelfs terug naar de periode van vóór het christendom.  Een luistertip hierbij is Koor van de Mor Yakub-kerk-Haleluya.

Een van de redenen van de huidige oorlog is dat mensen met verschillende afkomst en geloof samen in een land werden gestopt. De Fransen en de Britten hebben het Midden-Oosten in 1922 opgedeeld. Er werden nieuwe grenzen ingesteld die geen rekening hielden met de lokale gevoeligheden.


Ibrahim Keivo

 

Er wonen Arabieren, Koerden,Yezidi’s, Assyriërs en Armeniërs in Syrië. De Armeniërs kwamen Syrië binnen als vluchtelingen naar aanleiding van de Eerste Wereldoorlog en de Armeense genocide. Een bekende musicus is Ibrahim Keivo, hij speelt liederen van alle volkeren die in de omgeving van Hasakah leven in Noord-Syrië. Een luistertip hierbij is Ibrahim Keivo – Az Khalfem. Keivo woont tegenwoordig in Duitsland.


Basel Rajoub

 

Ook Basel Rajoub woont niet meer in Syrië. Rajoub, woonde in Zwitserland toen de burgeroorlog uitbrak. Een luistertip is het album The Queen of Turquoise. Rajoub bewijst dat het geluid van de sax zich prima mengt met de traditionele Arabische instrumenten zoals de qanun en de oed.

Omar Souleyman

De bekendste Syrische muzikant in het Westen is Omar Souleyman. Hij speelde op grote popfestivals en is een opvallende verschijning.  Aanbevolen: Omar Souleyman-Wenu wenu.

Reden tot dansen is er in Syrië al vele jaren niet meer. Ik ben zelf vaak in Syrië geweest en het doet mij heel veel verdriet als ik zie hoe de bevolking moet lijden en hoe kapot het land nu is. Voorlopig zie ik nog geen lichtpunten hierin…

Met muziek proberen musici hun kwelling te uiten over extreme beestachtigheid die de bijna drie jaar durende oorlog in Syrië tekent. Bij de verschrikkelijke dingen die de mensen meemaken kan muziek heel belangrijk zijn, het is een universele taal die mensen verbindt. Het helpt om afleiding en hoop te vinden.

“Muziek geeft ware vrijheid” is een uitspraak van Omar Nurran, een Syrische musicus die momenteel in een vluchtelingenkamp in Jordanië woont.

De muziek die ik in dit schrijven aanbeveel is in de ZB te beluisteren in de strandhokjes op de begane grond. Bron: www.muziekweb.nl/luister

Rea Bensch,

Domeinspecialist muziek

Bron:

  • Muziekweb; Muzikale wereldreis: Syrië
  • Wikipedia
  • Youtube

Digitale duurzaamheid van publicaties

dinsdag, 7 februari 2017

Digitalisering speelt overal een steeds grotere rol
In de medische wetenschap, in de auto-industrie, van de huiskamer tot de uitgeverij, van bibliotheek tot wetgeving; overal wordt gebruik gemaakt van digitale technieken, digitale informatie en digitale weergave van die informatie. Deze digitalisering leidt tot steeds meer informatie. Het maken en vastleggen van grote hoeveelheden informatie is gemakkelijker in digitale en geautomatiseerde vorm dan het ooit was in papieren vorm. Maar digitale informatie is daarnaast ook erg kwetsbaar.

Kwetsbaarheid van digitale informatie
Digitale bestanden bestaan uit reeksen enen en nullen (010100001011110). Het zoekraken van een van die tekens, door bijvoorbeeld een storing, is genoeg om het hele bestand onbruikbaar te maken en de informatie onleesbaar te maken. Digitale bestanden zijn abracadabra zonder computers en software. Eigenlijk werken ze alleen goed met de computer en de software waarop ze gemaakt zijn. Bij het in gebruik nemen van een nieuwe computer, is er een kans dat de oude bestanden het niet meer doen. Natuurlijk proberen de leveranciers wel mogelijkheden te leveren om bestanden om te zetten naar de nieuwe computer, maar die technieken zijn nog verre van perfect en fouten zijn daardoor bijna onvermijdelijk.

Beperkte houdbaarheid van informatiedragers
Naast de kwetsbaarheid van de bestanden zelf is er de kwetsbaarheid van de dragers waarop de informatie bewaard wordt. Ze kunnen in onbruik raken (diskettes, floppy disks) of simpelweg kapot gaan. Ook informatie die op het internet staat, is in gevaar. Iedereen kent de foutmelding “404 – bestand kan niet gevonden worden”. De informatieketting breekt als een website verhuist of opgeheven wordt, en er wordt geen verhuisbericht bijgeleverd. Online informatie heeft vaak geen unieke vindplaats of uniek onveranderlijk nummer waarnaar je kan verwijzen. Dat is voor alle internetgebruikers vervelend, maar voor de wetenschappelijke wereld rampzalig: verwijzingen in wetenschappelijke artikelen kunnen niet meer worden geraadpleegd.

Duurzame toegang garanderen: ontwikkelingen in Nederland
Het bewerkstelligen van digitale duurzaamheid is een van de grootste uitdagingen van de huidige generatie. Wij zijn de eersten die methoden en grootschalige systemen hebben moeten ontwikkelen om digitale objecten in authentieke vorm voor de toekomst raadpleegbaar te houden. In de afgelopen jaren zijn er in Nederland flinke stappen gezet door het ontwikkelen van methoden en systemen voor duurzame opslag van en toegang tot digitale objecten. De Koninklijke Bibliotheek (KB) bijvoorbeeld liet in het begin van de 21ste eeuw een operationeel e-depot voor digitale publicaties bouwen. Beeld en Geluid behoort tot de internationale kopgroep op het gebied van beheer en behoud van digitaal audiovisueel erfgoed en het Nationaal Archief breidt haar huidige e-depotvoorziening uit tot een gemeenschappelijke infrastructuur voor de digitale archieven in Nederland. Tot slot beschikt DANS over een digitaal archief voor onderzoekdata dat terug gaat tot de jaren zestig van de 20e eeuw.

Als één ding voor alle betrokkenen duidelijk is, dan is het wel dat digitale duurzaamheid een activiteit is die alleen in een gezamenlijke aanpak tot goede resultaten kan leiden: het vergt simpelweg te veel verschillende kwaliteiten om door één instelling gedaan te worden. Doordat het digitale speelveld voortdurend wijzigt, is blijvend onderzoek en samenwerking nodig. (Bron: Nationale Coalitie Digitale Duurzaamheid)

Digitale duurzaamheid van eigen ZB publicaties
ZB| Planbureau heeft van oudsher veel opdrachten voor het doen van onderzoek en het publiceren daarover in rapporten. Naast de papieren uitgaven in de eigen boekcollectie en weergave van recente publicaties op de eigen website heeft ZB gezocht naar een duurzame opslag voor de digitale versies van deze rapporten. De digitale uitgaven van ZB en voorgangers zijn nu grotendeels met terugwerkende kracht opgenomen in het e-depot van de KB. Via dit kanaal zijn de publicaties van het Planbureau ook te vinden in diverse universiteits-, landelijke en internationale catalogi. Hiermee is het bereik en de digitale duurzaamheid van onze publicaties aanmerkelijk vergroot.

.

Voorbeeld in het e-depot van KB: De statistische atlas “Leven in Zeeland”.

Adriënne Withagen

Bijbels van H.F. Wolf

maandag, 12 december 2016

De bijzondere collecties van ZB zijn onlangs verrijkt met een serie bijbels uit de nalatenschap van de heer H.F. Wolf uit Alphen aan den Rijn. Deze is in augustus 2015 op 86-jarige leeftijd overleden. Hij bezat een verzameling van meer dan achthonderd voor het merendeel Nederlandstalige bijbels. Zijn nabestaanden besloten de collectie ten goede te laten komen aan Nederlandse bibliotheken. Een aantal van deze boeken is nu onlangs door schenking in het bezit van ZB gekomen.

Bijbels in soorten en maten

Flakkeesche bijbel uit 1904 (33 cm) met koperen sloten

Flakkeesche bijbel uit 1904 (33 cm) met koperen sloten

We hadden al enorm veel bijbels in alle soorten, maten en talen. Van alle Nederlandse vertalingen bezitten we menige druk en uitgave. Toch blijken er altijd nog aanvullingen mogelijk te zijn. Zo hadden wij nog steeds geen exemplaar van de zogenaamde ‘Flakkeesche bijbel’. En dat terwijl het Zuid-Hollandse eiland Goeree-Overflakkee tot het aandachtsgebied van de Zeelandcollectie behoort. Deze uitgave van de Statenvertaling kwam in 1895 tot stand bij de Flakkeesche Boekdrukkerij uit Middelharnis. In 1904 werd ze opnieuw uitgegeven door D. Bolle te Rotterdam. Ze is gevuld met illustraties in de vorm van afbeeldingen en kaarten. We hebben er nu twee stuks aan kunnen toevoegen, waarvan er een rijkelijk voorzien is van koperen sloten.

Gouden sluitingen

Nieuwe Testament uit 1856 (15 cm) met gouden slotje

Nieuwe Testament uit 1856 (15 cm) met gouden slotje

Bijzondere aanwinsten waren ook kleinere kerkboeken met metalen sluitingen. Wij hadden al enkele exemplaren met zilverwerk, maar dit rijtje is aanmerkelijk uitgebreid met nog mooier zilverwerk, en voor het eerst ook twee Nieuwe Testamenten met gouden sluitingen uit de beginjaren van de 20e eeuw.
Daarnaast is er een kerkboek met een ouderwets geborduurd omslag binnen gekomen, en een exemplaar met een zwart fluwelen bekleding. Dit laatste is ook om een andere reden bijzonder: het is afkomstig uit het bezit van de Walcherse familie Bierens, en door hen als teken van persoonlijke vriendschap aan de heer Wolf geschonken.

Kinderbijbels

Prenten voor Kerstmis in de ‘Huisbybel’ uit 1762

Prenten voor Kerstmis in de ‘Huisbybel’ uit 1762

Op het gebied van kinderbijbels valt er een mooie aanwinst te melden, namelijk vooral de ‘Vernieuwde en verbeterde school- en huisbybel’ uit 1762, een van de oudste Bijbelse geschiedenissen voor de jeugd. Het boek is gesteld in de vorm van vragen en antwoorden en voor die tijd rijkelijk voorzien van illustraties. Onze al aanwezige historische kinderboeken van de 19e en 20e eeuw komen vooral uit traditioneel protestants-christelijke kring; daarom is het aardig dat we er nu ook wat werkjes over de bijbel van rooms-katholieke signatuur bij gekregen hebben, en iets heel anders: de zeldzame ‘Bijbel voor de jeugd uit vrijzinnige kringen verteld’ uit nog maar 1929. Weer uit katholieke kring komt de ‘Geschiedenis van het Oude en Nieuwe Testament’ door H. Wolffenbuttel-Van Rooijen, voorzien van gravures door Gustave Doré.

Gulle gever
Hendrik Frederik (Henk) Wolf is zijn loopbaan begonnen als huisschilder aan de Bloemgracht in Amsterdam. Later volgde hij een opleiding als verpleegkundige, en werd tenslotte directeur van een bejaardentehuis in Alphen. Zijn met veel plezier verzamelde bijbelcollectie had hij ondergebracht in zijn woonhuis aldaar. Van daaruit verzorgde hij lezingen en kleine exposities aan een divers publiek in kerken, bibliotheken, gemeenschapshuizen en scholen. Kleine groepen konden de collectie bij hem thuis bezichtigen.

Nieuwe Testament uit 1918 (12 cm) met gouden slotje

Nieuwe Testament uit 1918 (12 cm) met gouden slotje

Uiteindelijk heeft hij zijn rijke bezit ondergebracht in de ‘Stichting In de BibliAtheek bij H.F. Wolf’. Na zijn overlijden zag de Stichting geen mogelijkheid om de collectie blijvend te beheren. Daarom besloten de bestuursleden de Stichting te ontbinden en daarbij te handelen volgens de stichtingsakte en in de geest van de oprichter. Dat betekende dat de collectie zoveel als mogelijk aan het Nederlands Bijbelgenootschap (NBG) afgestaan werd. Deze al zeer rijke bibliotheek toonde echter slechts interesse voor een klein deel. Daarom kwam de bibliothecaris van het NBG op het idee de restanten aan te bieden aan (universiteits)bibliotheken. Ondergetekende, als lid van de Vereniging voor het Theologisch Bibliothecariaat, kreeg de titellijst toegestuurd. Ik heb daar een keuze uit gemaakt. De voorzitter van de Stichting, Marysa Otte uit Amsterdam, tevens schoondochter van de heer Wolf, is de schenking zelf komen brengen. Het betekent voor ons een verrijking van de collectie en een bevestiging van onze functie als theologische bewaarbibliotheek.

Marinus Bierens
Vakreferent godsdienst

Foto’s: Ester van Dooren

Landelijke streaming bladmuziekdienst in Nederland

dinsdag, 29 november 2016

Mijn ervaring is dat het lastig zoeken is naar websites met bladmuziek, tabs voor gitaar en ook andere instrumenten. Bovendien blijkt dat de gevonden websites lang niet altijd even betrouwbaar zijn; onjuiste akkoorden, niet kloppende teksten, etcetera. Ook muziek van Nederlandse bands en artiesten is niet altijd makkelijk te vinden.

Gitaartabs.nl tackelt beide problemen. De kwaliteit wordt bewaakt door de inbreng van Conservatorium geschoolde muzikanten en de website wil zich onderscheiden met de focus op muziek van Nederlandse bodem. Ondersteuning bij het leren gitaarspelen is ook aanwezig via Online Gitaarles. Daarnaast is er ook het internationale aanbod van relevante, actuele muziek.

gitaartabs

Oprichter van de site is Jan van der Heide. Gitaartabs is in 1992 ontstaan vanuit de hobby gitaarspelen. Het is begonnen met het digitaal verzamelen van zelfgeschreven liedjes en lessen, het digitaliseren van en het herschrijven van lesboeken.

guitar-pro

Jan van der Heide heeft het concept verder uitgewerkt richting een nieuw product onder de naam Protabs in de vorm van een abonnementsdienst voor bladmuziek. Dat zou de eerste streaming bladmuziekdienst in Nederland zijn. In contacten met belangrijke uitgevers is het op auteursrechtelijk gebied goed geregeld voor het publiceren van actuele bladmuziek. Muziekschatten.nl is met het wat oudere repertoire tot nu toe het enige serieuze Nederlandse initiatief dat scans van populaire bladmuziek gratis online aanbiedt. Protabs wil zich als abonnementsdienst onder andere richten op kwaliteit, meerdere notatievormen, meerdere instrumenten, actualiteit, online en live meespelen, weergave op PC, tablets en smartphones en een evenredige verdeling naar moeilijkheidsgraad.

www_gitaartabs_nl-336x280-279829

Protabs heeft ongeveer 65.000 geregistreerde leden en 2500 bezoekers per dag. Er kan hier met recht gesproken worden over de grootste gitaarsite uit Nederland en België. Ik hoorde van mijn collega muziekspecialist John Valk van de Bibliotheek Rotterdam dat Protabs contact heeft gezocht met de bibliotheekwereld om een landelijke samenwerking tot stand te brengen. Ik volg de ontwikkeling met grote belangstelling. Er zou een soort functie gecreëerd kunnen worden als de Bibliotheken met muziekweb hebben, voor wat betreft het streamen van muziek.

Rea Bensch,
Domeinspecialist muziek

Bronnen:

Gitaartabs.nl
Blog van John Valk (Bibliotheek Rotterdam)

Zee(uw)post

woensdag, 9 november 2016

Het kantelend beeld van historische dogma’s door brieven van de gewone man

In mijn vorige blog berichtte ik over de bijvangst van het project Zee(uw)post, ditmaal gaat het over daadwerkelijke vangst. In september zijn namelijk alle vrijwilligers aan de slag gegaan met het transcriberen en vertalen van de brieven en deze te voorzien van historische context. Met dat laatste wordt bedoeld dat de vrijwilligers nagaan wie de in de brief genoemde en geadresseerde personen zijn, wat er in de brief geschreven staat en waar dit mee te maken heeft.

Nu de eerste transcripties van brieven binnenkomen vielen mij enkele zaken op, waarvan ik een onderwerp wil uitlichten en de context verduidelijken. Globaal genomen bevat een persoonlijke brief uit de koloniën nieuws over wanneer men verwacht thuis te komen, de gezondheid van de schrijver en duizend-en-een groeten aan allerlei bekenden. Alleen al voor wat betreft die geadresseerden vielen enkele brieven op waarmee context geduid kon worden. Deze waren namelijk gericht aan zogenaamde logementshouders/sters.

Slaapbazen
Dat mensen een spreekwoordelijke poot uitgerukt wordt, daar waar financiële diensten worden verleend, is een gegeven zo oud als de mensheid. Vanuit de 17de en 18de eeuw hadden in dit verband de slaapbazen, logementhouders of volkhouders altijd een heel slechte naam. Dit waren mannen of vrouwen die er een logement voor zeelieden op na hielden (in het laatste geval vaak ook nog bordeelhoudsters!). In Middelburg bijvoorbeeld waren tussen 1730-1732 niet minder dan 49 logementen, waarvan er 43 door vrouwen werden gedreven.[1]

Aangezien veel zeelieden platzak waren, ofwel omdat ze hun verdiende geld verbrast hadden, ofwel vanuit het achterland kwamen om emplooi op zee te vinden en berooid van hun reis in de havenstad aankwamen, ofwel zo weinig hadden verdiend op zee (doordat de reder of kapitein hen gekapitteld had met allerlei straffen) dat ze zichzelf niet meer konden onderhouden, werd hen een slaapplaats aangeboden waar men ‘op de pof’ kon verblijven. U voelt hem natuurlijk al aankomen. Dat poffen kon achteraf nogal in de kosten lopen omdat mensen soms lang in een logement verbleven voordat ze emplooi vonden of omdat voor een vlooienbed Hiltontarieven werden gerekend.

Een zeeman die eenmaal emplooi vond en uiteindelijk met een schip de Republiek verliet, moest een schuldbekentenis of zogenaamde schuldbrief tekenen bij de slaapbaas/vrouw van het logement waar deze verbleef. Deze kon met deze zogenaamde transportbrief naar de reder stappen om hiermee vervolgens het verschuldigde bedrag te innen. Tenminste, zodra de bewuste zeeman recht op uitbetaling van zijn gage had. Dat betekende uiteraard dat veel zeelieden pas na maanden of jaren werken op zee hun schulden hadden afgelost en pas dan zelf geld gingen verdienen. Reden waarom ze eenmaal aan wal, zich al snel opnieuw in de schulden moesten steken.

Zulke transportbrieven konden dus niet meteen worden geïnd en werden daarom ook wel doorverkocht voor een lager bedrag dan de nominale waarde. Dit soort verkopers werd ook wel zielverkoper genoemd, omdat ze daadwerkelijk de zielen van mensen verkochten. Zo’n opkoper van transportbrieven kon namelijk ook de reder zelf zijn, die zich daarmee goedkoop van personeel kon voorzien. De VOC sloot hiertoe zelfs contracten met logementhouders af die hun gasten verplicht dienst lieten nemen bij de ‘loffelijke compagnie.’[2]

aepjen

Voormalig logement ’t Aepjen in Amsterdam, bron: wikipedia

In de Aap gelogeerd
Nu stond hier natuurlijk tegenover dat zo een zielverkoper of logementhouder wel het risico liep dat een opvarende overleed, deserteerde of zich nooit meer in patria liet zien. Zeker niet als iemand afgezet was door een logement van bedenkelijk allooi, of om het op zijn 17de eeuws Amsterdams te zeggen: in de Aap gelogeerd zijn, want dit spreekwoord komt van het bedenkelijke logement ’t Aepjen. Dit was een 16de eeuwse houten herberg aan het begin van de Zeedijk dat je vandaag de dag, als café, nog steeds kunt bezoeken. Gezien de geschiedenis is het niet vreemd dat er nu geen slaapplaatsen meer aan de backpackers aangeboden worden.

Veel van die logementhouders hadden dus een kwalijke reputatie en het is dan ook niet vreemd dat veel voormalige gasten nooit meer iets van zich lieten horen. Uit de brieven van vele gewone zeelieden in Zee(uw)post blijkt nu dat er ook opvarenden zijn geweest die niet alleen bij hun logementhouder/ster terugkwamen, maar er zelfs vriendschappelijke banden mee onderhielden. Dit blijkt uit diverse brieven, al moet daarbij vermeld worden dat gezien de inhoud van één van de brieven de kans groot is dat dit logement ook als bordeel diende. De klaarblijkelijk nog jonge Pieter Tallenboom scheef op 28 januari 1781 namelijk vanuit Rio Demerary (Guinée) aan logementshouder Joseph Jansen, die buiten de Noordpoort van Middelburg een thans onbekend logement runde:

hca-30-331-aanhef-seer-waarde-slaapbaas

Seer warde en seer geagte slaa[p]bas en slaa[p]vrou, deese di[e]nt om u te laaten weeten als dat ik nog en een volmaa[k]te staat van gesontheijt ben. Dat Talleboom een gezonde jonge jongen was blijkt uit de wensen die hij aan zijn slaapbaas en -bazin voorlegt, voor het geval hij na zijn reis weer in Middelburg arriveren zou:

hca-30-331-meijt

´Ik ferso[e]ik seer vr[i]endeleijk als dat gey of u vrou[w] een ijonge meijt sult opso[e]ike teegen dat ik tuijs kom, want ik kan meijn maagtdom ni[e]t langer bewaare[3]
Daarna volgen nog enkele zeer scabreuze zinnen die we hier omwille van de jonge lezers niet vermelden zullen, maar ons wel voor de reputatie van de herberg -die wel niet voor niets buiten de stadsgrenzen gelegen zal hebben- doen vrezen. Binnen deze zelfde brief geeft de jonge Talleboom meermalen aan dat hij op een goede gezondheid hoopt voor het echtpaar. Ook de zeelieden Gerret Vervoort en Jan Romero groeten hun slaapbaas Jacobus van Dijk, die een logement op het Vlissingse Wagenplein in Middelburg drijft en noemen hem zelfs vriend:
Zeer waarde goede vrint en slaapbaas Jacobes van Dijk.’ Zij hopen ‘uw zeer goede vrint slaapbaas en vrouw en al uw kinder aankoomende zoomer in een gewenste staat te vinden.’[4]
Ook deden ze nadrukkelijk de ‘groetenisse’ aan ‘Betien [Betje] uijt het Goude Verken.

hca-30-362-betje

Dat Vlissingse Wagenplein bestaat thans niet meer, maar lag in het verlengde van de Vlissingse straat naar de Vlissingse poort (thans Schroebrug) en was vooral in de achttiende en negentiende eeuw een beruchte volkswijk met tal van herbergen en bordelen. Wellicht een goede reden voor beide zeelieden om na een lange reis toch naar hun vlooienbed terug te keren? Ook hier kennen we de naam van de herberg helaas niet, noch weten we met zekerheid of het ook hier een bordeel betrof.

hca-30-322-aanhef-waarde-baas-en-vrou

In een andere brief gericht aan een logementshouder stond wel de naam van de herberg vermeld. J. Rolbers schreef op 22 november 1780 vanuit St. Eustatius aan Matthijs Artenaas, van Zeemans welvaren ‘op de dokke in Vlissingen, waarbij hij opende met ‘waarde baas en vrou.’ Dat duidt er op dat het ‘Zeemans welvaren’ bij het dok in Vlissingen (bedoeld zal hier zijn het Dokje van Perry) een verblijfplaats voor zeelieden of een logement is geweest. Hij was dus kennelijk van plan terug te keren en schreef dat ze zich niet ongerust moesten maken omdat de terugreis ernstige vertraging had opgelopen. Dat hij ook voordien in een goed logement ondergebracht was geweest, blijkt aan het slot van de brief waarin hij de groeten aan diverse mensen doet waaronder de ‘oude slaapvrouw van my van Middelburg.’[5]

hca-30-322-groeten-slaapvrouw-middelburg

Op basis van deze brieven kunnen we concluderen dat zeelieden ook vriendschappelijke banden onderhielden met hun slaapbazen/bazinnen en dit lang niet altijd uitzuigers zullen zijn geweest. Een beeld dat de afgelopen decennia wel was ontstaan in de vakliteratuur, maar door deze brieven van gewone mensen nu kan worden bijgesteld. Daar staat tegenover dat het beeld van het logement als bordeel eerder wordt bevestigd dan ontkracht. En dit is uiteraard nog maar het topje van de ijsberg, want met de inhoud van deze brieven uit Zee(uw)post liggen nog vele andere onderzoeksmogelijkheden open.

Johan Francke,
Informatiespecialist en eindredacteur Zee(uw)post

Bronnen:
The National Archives, Kew (TNA), High Court of Admiralty (HCA) 30, inv.nrs. 322, 331 en 362.
Jaap R. Bruijn, Zeegang. Zeevarend Nederland in de achttiende eeuw (Zutphen, 2016) 37-42.
Matthias van Rossum, Werkers van de wereld. Globalisering, arbeid en interculturele ontmoetingen tussen Aziatische en Europese zeelieden in dienst van de VOC, 1600-1800 (Hilversum, 2014) 190-196, 204-205.

Noten:

[1] Jaap R. Bruijn, Zeegang. Zeevarend Nederland in de achttiende eeuw (Zutphen, 2016) 38.

[2] Jaap R. Bruijn, Zeegang. Zeevarend Nederland in de achttiende eeuw (Zutphen, 2016) 40-42 en Matthias van Rossum, Werkers van de wereld. Globalisering, arbeid en interculturele ontmoetingen tussen Aziatische en Europese zeelieden in dienst van de VOC, 1600-1800 (Hilversum, 2014) 191-192.

[3] TNA, HCA 30, inv.nr. 331.

[4] TNA, HCA 30, inv.nr. 362.

[5] TNA, HCA 30, inv.nr. 322.

De rol van Open Access: vrije toegang tot wetenschappelijke literatuur

donderdag, 20 oktober 2016

weblog open access

In Nederland financiert de nationale overheid grotendeels het verrichten van wetenschappelijk onderzoek door middel van publieke middelen. De resultaten van wetenschappelijk onderzoek worden gepubliceerd in wetenschappelijke tijdschriften en boeken. Met name in de natuurwetenschappen hebben artikelen in tijdschriften als publicatievorm de voorkeur, terwijl daarentegen in de geesteswetenschappen het publiceren van boeken van groter belang wordt geacht. Wetenschappelijke literatuur wordt vooral door commerciële uitgevers op de markt gebracht. Bibliotheken spelen van oudsher een belangrijke intermediaire rol in het toegankelijk maken van wetenschappelijke informatie voor geïnteresseerden en zijn voor uitgevers de belangrijkste afnemers van wetenschappelijke literatuur. Dat zijn niet alleen universiteitsbibliotheken, maar ook de grotere openbare Bibliotheken die beschikken over wetenschappelijke collecties.

Nu is het zo dat veel Bibliotheken in de afgelopen decennia werden geconfronteerd met bovenmatig stijgende prijzen voor abonnementen voor wetenschappelijke tijdschriften en daarnaast in recente jaren te kampen hadden met krimpende budgetten voor collectievorming door de economische crisis. Uiteindelijk had dit nadelige gevolgen niet alleen met betrekking tot de uitholling van bestaande collecties -minder titels beschikbaar- maar ook de beperkte toegankelijkheid van (digitale) wetenschappelijke informatie in Bibliotheken door de beperkingen en de gebruiksvoorwaarden zoals vastgesteld door uitgevers. Er wordt ook wel gesproken over literatuur achter ‘tolpoortjes’.

De beperking van toegang wordt tevens versterkt door de voortdurende groei van wetenschappelijke publicaties wereldwijd zonder toegang.

plaatje 2 open access

by Patrick Hochstenbach CC-BY

Vastgesteld kan worden dat de verhouding tussen aanbod en feitelijke beschikbaarheid (al dan niet digitaal) van wetenschappelijke informatie steeds schever groeit. Dit doet afbreuk aan de kwaliteit van een samenleving waarin de uitwisseling van informatie centraal staat ten behoeve van kennisproductie en als economische en sociale factor van betekenis bijdraagt aan welvaart en welzijn. Het is dus van wezenlijk belang om een informatierijke omgeving te creëren waarin iedereen makkelijk toegang heeft tot wetenschappelijke informatie.

Gelukkig heeft zich de afgelopen jaren een nieuwe ontwikkeling ingezet om de nodige financiële, juridische en technische barrières voor vrije toegang te slechten. Er is een nieuw businessmodel van wetenschappelijke publiceren ontstaan van Open Access waarbij gestreefd wordt naar vrije, gratis online toegang tot wetenschappelijke informatie. Belangrijk voordeel voor onderzoekers is de vergroting van zichtbaarheid en de mogelijkheden tot gebruik van wetenschappelijke informatie. Voor Bibliotheken zou het Open Access model vooral financieel voordeel opleveren. Tegelijkertijd is er nieuwe rol weggelegd voor de Bibliotheek als dienstverlener in het beter zichtbaar maken en het wegwijs maken van degenen die wetenschappelijke informatie zoeken en willen gebruiken. Daartoe is niet alleen media-educatie van belang maar ook het beheer, onderhoud en toegang van wetenschappelijke informatie. Vooral openbare Bibliotheken kunnen een rol van betekenis spelen op lokaal en regionaal niveau als een van de partijen in de keten van informatieproductie en kennisdistributie.

Nu klinkt het wellicht als toekomstmuziek, maar de ontwikkelingen gaan momenteel snel. Temeer omdat de nationale overheid zich inzet voor een volledige Open Access van wetenschappelijke artikelen. In Nederland verschijnen momenteel ruim 40.000 wetenschappelijke artikelen waarvan de helft in een of andere vorm in Open Access verschijnt. De vraag is of een volledige haalbaarheid in 2024 mogelijk is conform de Wetenschapsvisie 2025 van het ministerie van OCW.

De week van 24 tot 30 oktober staat in het teken van Open Access. De International Open Access Week is een jaarlijks terugkerend fenomeen geworden. Op diverse plaatsen worden activiteiten gehouden waaronder seminars.  Onderwerpen zijn bijvoorbeeld Science for Kids, het belang van openheid, de mogelijkheden van publiceren onder Open Access. Een volledig overzicht is hier te vinden. De Koninklijke Bibliotheek zal verder promotie maken voor Open Access met Wetenschappelijke literatuur voor iedereen.

Ook in ZB| Planbureau en Bibliotheek in Zeeland kunt u terecht voor wetenschappelijke informatie. Naast een uitgebreide collectie gedrukte tijdschriften en boeken biedt ZB toegang tot een digitale Bibliotheek met verschillende databanken die u in een aantal gevallen ook thuis kunt raadplegen.

Cees de Blaaij, vakreferent

doaj

logo open access

springer open access publishing

Zie verder:

  • Open Access boeken: OAPEN (ca. 1000 titels)