Op Walcheren is de naam Bellamy vooral bekend door het Bellamypark. Toen ik via Google zocht met de woorden: Bellamy Wikipedia kreeg ik niet onze Bellamy, maar de voetballer Craig Bellamy uit Wales op mijn scherm. Ook Edward Bellamy moet een bekende schrijver zijn in Amerika en Matthew een musicus.
Voor de Vlissingse Bellamy moet ik dus Jacobus Bellamy in Wikipedia intypen. De informatie die daarin staat is vrij beknopt. De site van Literatuurgeschiedenis uit de achttiende eeuw geeft een beter beeld van de persoon en zijn belang voor de Nederlandse letteren.
Waarom een blog over Bellamy? In de handschriften van de Zeeuwse Bibliotheek zit een grote collectie brieven van Bellamy. Ze zijn ofwel door hem geschreven of aan hem gericht. Het zijn soms humoristische, soms droefgeestige brieven, bedelbrieven om geld, verzoeken om gedichten te publiceren en vriendschappelijke brieven. Zelf schrijft hij: “gekke” brieven, “zottissisme” aan zijn vrienden zijn er om zijn “verstandige brieven in een helder licht te plaatsen” en, voegt hij er “heel zagtjes” aan toe: die gekheid is nog zoo extra gek niet! Het luimige, vrolijke noemt hij voor zichzelf even noodzakelijk als springen en lopen. Een veiligheidsklep. Vaak is er een grote “somberheid” in hem, “pijn in zijn ziel” noemt hij het. “De ondragelijkste, afmattendste soort van pijnen die er in dit jammerdal bekend zijn”. Een selectie van zijn gedichten is te vinden via de site gedichten.nl
Terug naar zijn brieven. Die zijn voor een groot deel te lezen in de twee dikke pillen van J. Aleida Nijland. Zij schetst het ‘Leven en werken van Jacobus Bellamy’ aan de hand van zijn brieven en gedichten. In 1779 schrijft hij een verslag over het stranden van het schip de Woestduin aan Gabriel Manne.
In 1782 vertrekt hij naar Utrecht en schrijft hij naar zijn geliefde moeder, naar Ds. Broes, naar vrienden en via vrienden naar zijn geliefde Fransje. Grappig zijn de tekeningetjes die hij soms maakt, zoals die keer dat hij bij een pruikenmaker was en zichzelf met pruik weergaf. Meestal zet hij zijn eigen naam onder de brieven als is dat dan vaak Bellami met een i en geen y. Verder gebruikt hij het pseudoniem Zelandus.
Jacobus Bellamy is niet oud geworden. Tijdens de strenge winter van 1786 vat hij kou en schrijft hij zijn laatste, bijna onleesbare brief: “heele nagten verschriklijk hoesten, zonder dat er iets voor de dag komt. De Dr. begrijpt niet hoe ik het uihou en ik ook niet”. Op 11 maart overlijdt hij, zijn vrienden Jan Hinlopen en Willem Carp waakten bij hem. Tijdens een plechtige begrafenis wordt hij in Utrecht in de St. Nikolaaskerk begraven. Er verschijnen verschillende gelegenheidsgedichten over Bellamy na zijn verscheiden.
In 1793 en 1794 schrijft Jan Willem van Sonsbeeck brieven naar Jan Hinlopen, Wilhelmus Carp en anderen met de vraag om gegevens over Bellamy. Een biografie schrijven lukt hem niet. Ook doet hij een pleidooi om de brieven van Bellamy bij elkaar te brengen. Blijkbaar is dat wel gelukt,want een latere neef van hem schenkt in 1854 de Bellamiana aan het Zeeuwsch Genootschap. En wij beschrijven die brieven zodat er weer onderzoek gedaan kan worden naar de literaire en politieke waarde van onze Bellamy.
En al mijmerend over Bellamy zit voortdurend het liedje Ma belle amie in mijn hoofd …
Cocky Klaver, Zeeuws Documentatiecentrum