De kaart van Oost-Europa van voor de Eerste Wereldoorlog zag er heel wat anders uit dan die van vandaag. Er zijn daar sindsdien vele legers overheen getrokken, grenzen heen en weer geschoven, hele volken verplaatst of zelfs opgeheven. Nog binnen mensenheugenis hebben zich drama’s voorgedaan die de Grote Volksverhuizingen aan het einde van de Oudheid doen verbleken. Deze achtergrond verklaart ook het gedrag van hun huidige regeringen.
Een van die verdwenen landen is (Oost-)Pruisen. In het dicht beboste en dun bevolkte gebied tussen Litouwen en Polen aan de zuidelijke kust van de Oostzee woonde lang geleden een Baltische bevolkingsgroep, de Pruisen. Vanaf de 13e eeuw hebben kolonisten uit het overbevolkte Duitsland onder bescherming van de kruisridders van de Duitse Orde daar de macht overgenomen, en zich met de oorspronkelijke bevolking vermengd. Het gebied eindigde als een afgelegen Duitse provincie in de winter van het jaar 1945, toen het Rode Leger in een orgie van wreedheid het gehate volk van de nazi’s de Oostzee in dreef. De overlevende Duitsers kwamen in de Bondsrepubliek of in de DDR terecht, met het laatste DNA van de Baltische Pruisen in hun lijven.
In hun plaats vestigden zich Russen in het noordelijke gedeelte, en Polen uit het huidige Wit-Rusland in het zuidelijke gedeelte. De grens is kaarsrecht getrokken. Koningsbergen, de ooit welvarende en bruisende hoofdstad van Pruisen aan de monding van de rivier de Pregel, werd eerst door Engelse bombardementen en vervolgens door de Sovjets van de kaart geveegd. Op het terrein van de nagenoeg verdwenen stad werd een nieuw communistisch woonoord gebouwd onder de naam Kalíningrad. Tientallen jaren was deze streek een verboden gebied voor buitenlanders. Na de onafhankelijkheid van Litouwen raakte Kalíningrad met zijn omringende district geïsoleerd van de rest van Rusland, en werd het een exclave aan de Oostzee.
De naam ‘Koningsbergen’ heb ik tijdens mijn studietijd leren kennen door het levensverhaal van Immanuel Kant (1724-1804), de beroemdste Europese filosoof ooit, die zijn leven lang die stad bijna niet uit geweest is. Wat mij toen trof, was dat hij als verzetje ’s avonds iedere dag stipt op de zelfde tijd vergezeld door zijn huisknecht precies dezelfde wandeling door de stad tot buiten de bebouwing ging maken. Ik had op dat moment geen idee waar Koningsbergen lag. Het bestond toen ook al lang niet meer.
Eind september 2012 ben ik dan zelf toch nog in Koningsbergen geweest. Of ben ik er niet meer geweest, omdat het niet meer bestond? Ben ik dan in Kalíningrad geweest? Of misschien juist in allebei tegelijk? De kennismaking was onvergetelijk. Ik heb heel het gebied van het voormalige (Oost-)Pruisen kunnen doorkruisen, als een kruisridder van vroeger die in de moderne tijd vreedzaam op de motor teruggekeerd is. Ik heb het grafmonument van Kant bij de bewaard gebleven dom van Koningsbergen gezien. Ik heb er kennis gemaakt met de huidige, zeer prettige inwoners van beide landsdelen. En ik heb het geluk gehad daar nog enkele overlevenden van het oude Pruisen te spreken.
Iedere conservator legt persoonlijke accenten in zijn collectiebeleid. Ik vertelde al eerder dat ik als oriëntalist graag exotische geschriften aan de bijzondere collecties toevoeg. Maar ook het oude Oost-Pruisen heeft mijn speciale aandacht. Er was trouwens ook een West-Pruisen, aan de oever van de Weichsel ten zuiden van Danzig. Diverse drukwerken van uitgevers uit het 18e-eeuwse Koningsbergen zijn inmiddels in onze kluis aanwezig: de bekendste huizen zijn Hartung, Reusner en Nicolovius. Het zijn stichtelijke werken, dichtbundels en Latijnse proefschriften van de universiteit Albertina.
Maar het mooist is als je werken van Immanuel Kant zelf, die nog tijdens zijn leven in Koningsbergen verschenen zijn, bemachtigen kunt. Sinds kort hebben wij een eerste druk van ‘Die Religion innerhalb der Grenzen der bloßen Vernunft’, uitgegeven bij Kants buurman Friedrich Nicolovius in 1793. Het is bijzonder te bedenken hoe deze exemplaren uiteindelijk in Middelburg hun uiteindelijke bestemming gevonden hebben. Ze waren zeker al voor 1945 door verkoop en vererving naar het westen gekomen. Ooit gedrukt in inmiddels allang verwoeste panden aan de monding van de Pregel, rusten ze nu aan de monding van de Schelde.
Marinus Bierens,
Conservator Bijzondere collecties