Archief van juli 2013

Oude muziekwerken in de bibliotheek

woensdag, 31 juli 2013

De Zeeuwse Bibliotheek heeft naast de open opstelling ook nog een groot magazijn tot haar beschikking. In dit magazijn bevindt zich al jaren een kast met muziekcollecties die nog afkomstig zijn uit de Kloveniersdoelen (de voormalige muziekbibliotheek). Deze materialen lagen nog ongeordend in een aparte kast. Hoe het één en ander in de muziekbibliotheek terecht is gekomen weet ik niet precies. Ik vermoed dat het meeste materiaal aan de muziekbibliotheek geschonken is. Alleen van de Stotijncollectie weten we dat de bibliotheek deze overgenomen heeft van het Zeeuws Orkest maar daar heeft mijn collega Els van de Wijdeven al wat over geschreven in het weblog van 12 juni j.l.

Ik ben aan de slag gegaan met de overige muziekmaterialen. Deze bevinden zich in grote mappen. Ik vond daarin heel veel sheets voor één bepaald instrument zoals piano, viool, cello. Daarnaast zijn er mappen vol met ensemblemuziek en mappen met allerlei Missen.

Ik heb al deze mappen doorgenomen en constateerde dat de kwaliteit van de sheets heel slecht is , er zit veel salonmuziek bij en ik betwijfel of dit van “hoogstaande” kwaliteit is. Maar het echte beoordelen laat ik liever aan een musicoloog over. Mijn taak als muziekbibliothecaris in deze is om te kijken wat er nog de moeite waard is om te bewaren in de bibliotheek en om het vervolgens toegankelijk te laten maken.

Bij het doorstruinen van de sheets kwam ik er al snel achter dat de meeste werken eind 19e begin 20e eeuw zijn uitgegeven. Er zit veel materiaal tussen dat weg kan, maar daarnaast zijn er ook muziekwerken die de moeite waard zijn en die naar mijn mening zelfs een plaats in de kluis van de bibliotheek verdienen.

Zo vond ik een aantal eerste drukken van composities zoals :

Trio voor piano, viool en violoncello op.34 van Josef Rheinberger, eerste druk uitgegeven in 1870 en het Trio nr. 3 voor piano, viool en violoncello van Anton Rubinstein op.52 eerste druk uitgegeven in 1857.

foto sheets 6

foto sheets 7

Josef Rheinberger leefde van 1839 tot 1901. Hij kwam uit Liechtenstein en was muziektheoreticus, muziekpedagoog en componist. Rheinberger schreef meer dan 200 werken. Tot zijn bekendere oeuvre horen zijn composities voor orgel.

Anton Rubinstein was een Russische componist die leefde van 1829 tot 1894. Daarnaast was hij één van de grootste pianisten in de negentiende eeuw. Een van z’n bekendste werken is “Melodie in F op.3 nr.1” voor piano.

In een map met allerlei koormuziek vond ik : Chorübungen der Münchener Musikschule; zusammengestellt von Franz Wüllner: zweite Stufe. München: Theodor Ackermann, 1883. In dit werk staat vermeld dat het eigendom is geweest van Henri Völlmar (1853-1939). Völlmar was een componist, dirigent en pianist die in Den Haag is geboren. Hij gaf concerten met o.a. de beroemde Henryk Wieniawski.

Zoals eerder aangegeven bevinden zich allerlei Missen in een aantal mappen. Bij het doornemen hiervan zag ik dat deze materialen het stempel Seminar St.Bonaventura Iseghem bevatten.

Deze Missen zijn afkomstig uit een kloosterbibliotheek te Iseghem, België. Tussen deze missen vond ik een eerste druk van Lorenzo Perosi – Messa Davidica eerste druk uitgegeven in 1897.

foto sheets 8 rea_1Ik vond hier het volgende over :”Het is onwaarschijnlijk dat deze compositie in ’t publiek domein is in de EU en in landen met een auteursrechtentermijn van 70 jaar”.

Daarnaast zijn er veel sheets met prachtige titelbladen. Wat ik heel apart vond was : Muziek uit het Water-Ballet “Badseizoen te land en te water” gegeven in den Koninklijk Nederlands Circus Carré – Maximiliaan Carré – uitgave ca. 1910. foto.sheets 1Ik kon hier het volgende over vinden: In 1894 vierde Oscar Carré  zijn zilveren jubileum als circusdirecteur en in 1895 werd een nieuw waterballet opgevoerd met muziek van Maximiliaan Carré. Dit werd een groot succes. (bron: www.amstelodamum.nl)

Een handige bron op internet die ik voor mijn speurwerk gebruikt heb is de Petrucci Music Library via www.imslp.org.  Naast het beschikbaarstellen van ca. 33.000 partituren in PDF formaat, is er ook informatie te vinden over de componisten, de uitgeverijen, wanneer een werk voor het eerst is uitgegeven.

De eerste impuls was om deze oude sheets maar bij het oud papier te doen. In tijden van bezuinigingen is er minder tijd en geld voor dit soort werkzaamheden. Ik ben blij dat ik toch nog de mogelijkheid heb gehad om deze materialen goed uit te zoeken want er kwamen toch een aantal “juweeltjes’ boven water. Het zou fantastisch zijn als een aantal werken nog gerestaureerd en ontsloten kan worden.

Wordt vervolgd!

 

Rea Bensch, Vakspecialist muziek

Apprenez vos langues!

donderdag, 18 juli 2013
Materialen in vreemde talen

Materialen in vreemde talen

Als u het bovenstaande begrijpt, zal het onderstaande uw kennis hopelijk nog  helpen te verdiepen. Als u het niet begrijpt, kunt u hieronder misschien een drijfveer vinden om het alsnog te willen begrijpen.

De actuele collectie van de Zeeuwse Bibliotheek is vanouds heel sterk op het gebied van buitenlandse taal- en letterkunde. We zijn hierin de absolute topper onder de Plus-bibliotheken (grote openbare bibliotheken met een wetenschappelijke steunfunctie). En ook voor menige universiteitsbibliotheek doen we niet onder. Veel titels die wij bezitten, zijn zeldzaam of zelfs uniek in Nederland. Via nationale catalogi zoals Picarta of de Aquabrowser komt onze collectie via het interbibliothecair leenverkeer aan het hele land ten goede.

Er is een onderscheid tussen primaire en secundaire literatuur. Primaire literatuur zijn de literaire producten zelf, zoals romans, gedichten, toneelstukken, maar ook volksverhalen. Secundaire literatuur beschrijft de bestaande literatuur in de vorm van commentaren, levensbeschrijvingen van schrijvers, of besprekingen van de sociale positie van een taal. Hierbij hoort ook de taalkunde, namelijk de grammatica, woordenboeken en natuurlijk taalcursussen.

Bij niet-Nederlandse letterkunde denken we gauw aan het traditionele rijtje van Frans, Duits en Engels. Dat zijn de talen die nog altijd op vrijwel alle middelbare scholen onderwezen worden. In onze bibliotheek staat vrijwel alle primaire en secundaire literatuur op de eerste verdieping, met uitzondering van de Engelse romans, die op de begane grond te vinden zijn. Aan het begin van de romancollecties van de afzonderlijke talen, dus nog voor de letter A, staan de luisterboeken. Voorgelezen gedichten of geluidsopnames van toneelstukken staan tussen de boeken van de betreffende SISO-rubrieken.

Hoe gaan we nu de diepte in met het verzamelen van materiaal in en over vreemde talen? Een deel wordt aangeboden via de aanschafinformatie van de Nederlandse BibliotheekDienst Biblion. De titels die voor het gangbare openbaar bibliotheekwerk in aanmerking komen, worden op deze manier aangeschaft. Ik als vakreferent kijk welke titels van een zodanig belang zijn dat ze voor altijd bewaard moeten worden, en bepaal mijn keuze uit dit aanbod. Maar dan blijft er nog een groot gedeelte over waarnaar ik zelf op zoek moet.

Ik krijg een aantal buitenlandse literaire tijdschriften op mijn bureau die ik doorneem op belangrijke schrijvers. Van Nobelprijswinnaars moet je eigenlijk alles in huis hebben, voor zover mogelijk. Maar er is meer. Neem bijvoorbeeld Frans. Dat is de taal van Frankrijk, en we denken vooral aan schrijvers uit dat land. Maar er bestaat ook Franstalige literatuur in Zwitserland, Canada, het Caribisch gebied, Franstalige landen in Afrika, en zelfs in Polynesië. Het is ongelofelijk hoezeer de Franstalige literatuur uit ons buurland België in Nederland vrijwel onbekend is.

Via internet speur ik naar literaire prijzen, uitgeverscatalogi en nieuwsberichten. Negen van de tien keer ben ik de eerste in Nederland die een dergelijke titel bestelt. Op onze Vubis-catalogus geven ik en de medewerkers van de sectie catalogiseren aan, uit welk land een literair werk afkomstig is, bijvoorbeeld door de toevoeging “Duits-Zwitsers”, “Engels-Amerikaans” of “Frans-Polynesisch”. Het zal u wellicht verbazen dat er ook “Duits-Belgisch” bestaat, namelijk literatuur uit de Oostkantons rond Eupen en Sankt Vith.

Al vele jaren zijn we ook behoorlijk sterk op het gebied van Spaanse letterkunde. Een taal in opkomst, als je nagaat dat die ook al op veel middelbare scholen gegeven wordt. Maar ook veel Italiaanse en Portugese literaire werken hebben we in de grondtaal: de oudere natuurlijk in het magazijn, de nieuwere in de open opstelling. Klassieke letterkunde (Grieks en Latijn) vormt een apart aandachtspunt. De waardevolste uitgaven zijn die waar op de ene pagina de grondtaal staat en op de pagina daartegenover de vertaling in een moderne taal. Wat ik helaas niet kan doen, is het aanschaffen van romans in originele Scandinavische of Oost-Europese talen. Daarvan is geen wezenlijke collectie aanwezig, dus zal ik die met de beperkte middelen die ik tot mijn beschikking heb, ook niet aanvullen. Ik ga ervan uit dat deze literatuur in voldoende mate in vertaling binnenkomt.

Nu ik me goed in de buitenlandse literatuur verdiept heb, en ook veel in het buitenland kom, kan ik het niet nalaten om boekhandels binnen te lopen en te kijken wat ze aanprijzen. En ik ga er zelden weer uit zonder een aankoop voor de bibliotheek gedaan te hebben. Het is ronduit fantastisch om in die boekenpaleizen in Duitsland de actuele titels langs te lopen, om in Rome naar luisterboeken te zoeken, en om in Porto te speuren of ze ook werken van Braziliaanse schrijvers hebben. Een of twee maal per jaar ga ik naar Brussel, waar er aan één straat achter het Berlaymontgebouw een Spaanse, een Portugese en een Italiaanse boekhandel gevestigd zijn.

“Je bent een mens, wanneer je in staat bent een taal te spreken. Maar als je er twee beheerst, tel je voor twee mensen”. Zo ongeveer luidt een zegswijze uit het Midden-Oosten die ik daar regelmatig gehoord heb. Nu heb ik toevallig aanleg voor talen, en een ander zou dat minder kunnen hebben. Maar jezelf te verrijken door een andere taal goed te leren, kan ik alleen maar aanbevelen. Volstaan met Steenkolenengels is aardig, maar er is zoveel meer te vinden. Ten eerste bij het Engels zelf: wist u bijvoorbeeld dat Nieuw-Zeeland een sterke literaire traditie heeft? En als u met wat wilskracht en doorzettingsvermogen uw kennis van een romaanse taal verbreedt, biedt de collectie van de Zeeuwse Bibliotheek op alle niveaus voldoende ondersteunend materiaal. Dan bent u in staat boeken te lezen, die ooit in Hannover, Aosta of Coimbra op een plank gelegen hebben.

Marinus Bierens

Vakreferent niet-Nederlandse letterkunde

Tip: bij het lezen van een boek in een vreemde taal, geniet u dubbel als u dan ook het bijbehorende luisterboek opzet!

graham swift

Graham Swift, Last orders

Henrik van Osch, Pieter Cornelis Boutens en Jan Villée

donderdag, 11 juli 2013

Zomaar drie namen? Wat hebben Henrik van Osch (1759-1805), P.C. Boutens (1870-1943) en Jan Villée (1921-2003) met elkaar gemeen? Eigenlijk helemaal niets, behalve dat ze alle drie Middelburgers waren en dat er recent over hen interessante artikelen zijn gepubliceerd. Het betreft drie onderzoeken waarbij gebruik is gemaakt van de bijzondere collecties van de Zeeuwse Bibliotheek

Henrik van Osch

De eerste, Henrik van Osch, was drukker, uitgever en boekverkoper in Middelburg. Thera Folmer-von Oven en Jan Storm van Leeuwen schrijven in het Jaarboek van het Nederlands Genootschap van Bibliofielen (2012) over een bijzonder object in de Liberna-collectie van het Draiflessen Museum in Mettingen (D). Het object bestaat uit twee doosjes van verschillend formaat met in elk een miniatuur drukwerkje. Ze hebben dezelfde titel Mengelpoëzij en proeve. Alles is gemaakt door Henrik van Osch. Het kleine doosje zit vast aan een grotere schuifdoos en lijkt daardoor op de buidel van een kangoeroe. De schrijvers introduceren dan ook een nieuwe term: de kangoeroedoos.

Het object blijkt een meesterproef te zijn voor het Middelburgse gilde. Van Osch liet daarmee zien hoe deskundig hij was. Niet alleen de vormgeving is prachtig, maar ook het drukken van het woordlabyrint in het grotere boekje vereist vakmanschap.

De schrijvers van het artikel raadpleegden de collectie van de Zeeuwse Bibliotheek voor hun onderzoek naar de miniatuur drukwerken en de capaciteiten van Henrik van Osch. Uit het niet zo lang geleden aangekochte werk Privilegie van ’t gilde der Boeck-druckers, Boeck-verkoopers en Boeck-binders binnen Middelburgh in Zeelant (1674) blijkt dat het gebruikelijk was bij het boekdrukkersgilde om een ‘proeve’ te maken door het drukken van een miniatuurboekje. Twaalf Middelburgse proeven zijn bekend en negen daarvan bevinden zich in de collectie van de Zeeuwse Bibliotheek, waaronder een van Henrik van Osch. De onderzoekers concluderen dat Van Osch als 22–jarige met zijn twee bijzondere drukwerkjes in een kangoeroedoos aantoonde zeer kundig te zijn in het zetten, drukken, vormgeven en binden.

miniatuurboekjes

Miniatuurboekjes uit de collectie van de Zeeuwse Bibliotheek

Leestip:

Thera Folmer-von Oven en Jan Storm van Leeuwen, ‘Twee mini’s in een kangoeroedoos. Een Middelburgse meesterproef van Henrik van Osch’. In: Jaarboek van het Nederlands Genootschap van Bibliofielen, Amsterdam 2013, p. 123-148.

P.C. Boutens

Marco Goud, dé kenner van het werk van dichter P.C. Boutens, schrijft over de bijzondere bewerking van Boutens van het Middelnederlandse verhaal Beatrijs.

P.C. Boutens was in het begin van de 20ste eeuw een bekend en gewaardeerd dichter. Zijn gedichten zijn niet altijd even makkelijk en toegankelijk. Opvallend is dat zijn bewerking van de Beatrijs dat juist wel is. De dichtbundel was populair en werd vele malen herdrukt. Zijn tekst is gebruikt door voordrachtskunstenaars en was een inspiratiebron voor muzikanten en illustratoren. Goud vergelijkt de tekst van Boutens met de oorspronkelijke tekst van de Beatrijs en bekijkt enkele fraaie uitgaven van het werk, zoals die van C.A.J. van Dishoeck (1908), Joh. Enschedé & Zonen (1908) en de Vereeniging Joan Blaeu (1921). Voor het onderzoek maakte hij gebruik van de Boutenscollectie van de Zeeuwse Bibliotheek.

Boutens was bibliofiel en vond de vormgeving van zijn boeken van groot belang. Hij liet altijd enkele luxe exemplaren maken voor vrienden en bekenden. En ook die uitgaven bevinden zich in de Boutenscollectie. Een prachtig werk is het luxe exemplaar van de Beatrijs van Van Dishoeck met een perkamenten band en met het bandontwerp van Rie Cramer, waarbij een meisje omhoog kijkt naar de sterrenhemel.

Beatrys

Foto van het exemplaar met de illustratie van Rie Cramer, 1908.

Leestip:

Marco Goud, ’Ik schreef haar uit op weinig blaên’ :  P.C. Boutens’ Beatrijs in verschillende gedaantes’.
In: Ton van Kalmthout, Orsolya Réthelyi en Remco Sleiderink, Beatrijs de wereld in. Vertalingen en bewerkingen van het Middelnederlandse verhaal, Gent 2013; Lage Landen studies, dl. 6, p. 237-262.

Jan Villée

De minst bekende van de drie is schilder, tekenaar en etaleur van Vroom & Dreesmann, Jan Villée.
Zijn naam is verbonden met een zeer opvallende cartografische legpuzzel van Walcheren, die waarschijnlijk heel veel mensen wel kennen.

Peter van der Krogt, hoofd van het historisch-kartografisch onderzoekscluster UEU-Explokart van de Universiteit van Utrecht, vond bij het opruimen van zijn zolder de Zeeuwse puzzel en is op onderzoek gegaan naar het verhaal achter de kaart. Zijn artikel is verschenen in Zeeland, het tijdschrift van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen  en in het tijdschrift Caert Thresoor.

De legpuzzel, uitgegeven door V&D, was vooral rond Sinterklaas 1945 zeer gewild. Menig kind kreeg de puzzel cadeau en is met de 500 stukjes uren zoet geweest. De puzzel toont een panoramakaart van Walcheren tijdens de inundatie in het najaar van 1944. Geen vrolijk onderwerp, maar Jan Villée maakte er een amusante kaart van. De Belgische kunstenaar Pol Dom kleurde de kaart in. Op de afbeelding is te zien dat er druk gewerkt wordt aan het herstel van de dijken. Walcheren is geheel overstroomd, alleen de stoomlocomotief kan nog doorrijden. Een man vist vanaf zijn dak en op kleine eilandjes in het water staat een Zeeuws meisje, een varken, een koe, een man op een trekker, een huis en kerktorens. De kaart is uitgegeven bij het dichten van de Nolledijk op 2 oktober 1945. Met zoekacties in de Krantenbank Zeeland is veel informatie gevonden en is ook de advertentie van de ‘Walcheren puzzle’ van V&D te lezen.

Legpuzzel Walcheren

Legpuzzel Walcheren, 1945.

De legpuzzel van Peter van der Krogt is niet meer compleet. In de collectie van de Zeeuwse Bibliotheek is wel een compleet exemplaar aanwezig, zelfs nog in de originele doos. De puzzel behoort tot de collectie ‘Varia’, een Zeeuwse collectie waarin nog meer ‘bijzondere’ objecten te vinden zijn zoals bouwplaten, postzegels, tramkaartjes en treinkaartjes.

Leestip:

P.C.J. van der Krogt, ‘Walcheren 1945. Een komische kaart van een overstroming’. In: Tijdschrift Zeeland, jrg 21(2012), nr. 3, p. 100-104 en in: Caert Thresoor, jrg 32 (2013), nr. 1, p. 20-21.

 

Liesbeth van der Geest,
conservator oude drukken en bijzondere collecties.

 

 

Slavernijverleden en de grabbelton die geschiedenis heet

donderdag, 4 juli 2013

Het Nederlandse slavernijverleden…alleen die naam al doet mij als historicus de rillingen over de rug lopen alsof een ongenode kousenbandslang door mijn broekspijpen richting mijn nek probeert te sluipen. Ik houd mij graag aan de regels van het vak, maar als je in het publieke debat belandt blijkt dat onmogelijk. Het is natuurlijk sowieso evident dat je de juiste begrippen hanteert omdat de vlag anders de lading niet meer dekt en dat is hier duidelijk het geval. Nederland kende a priori namelijk geen slavernij. In de voormalige koloniën was dit -onder de vigerende wetgeving van diezelfde Nederlandse staat- uiteraard wel het geval, maar dat neemt niet weg dat hier twee werelden bij elkaar worden gebracht die niet te verenigen zijn. Nuance is voor de historicus geen probleem, die is gewend dat een zwart-wit beeld niet bestaat, maar wel voor de moderne trendy ‘News Hopper’ die de wereld alleen nog ziet door de bril die media hem of haar verschaffen en de huidige samenleving projecteert op die van driehonderd jaar terug. Zonder enige gêne worden daarbij lukraak zaken uit de historische grabbelton gegoocheld en door elkaar geschud zonder enige context aan te brengen.

knipsel wikimediaMet gekromde tenen zat ik enige weken geleden te luisteren naar een lezing over slavernij waarin een kleine driehonderd jaar Nederlandse geschiedenis in een tiental zinnen werd uiteengezet. Van overheidswege van commissie voorziene bedrijven werden als piraten bestempeld (want in 2013 kennen we geen particulier geweldsmonopolie, dus zal het in het verleden ook wel niet gedeugd hebben, terwijl diezelfde groep minkukels nu ijvert om malafide huurlingen aan boord van de Nederlandse schepen voor de kust van Somalië mee te sturen in plaats van mariniers). Cijfers over enkele jaren werden maatgevend voor de gehele periode, zo ook het beleid van de WIC, dat kennelijk ook maatgevend was voor alle andere slavenhalers. En uiteraard was geen enkele natie zo wreed geweest als de Nederlanders. Nu was het bewind in Suriname extreem wreed, maar wat is wreed, of wreder dan … als je het niet vergelijkt met andere naties? Twee is kleiner dan drie en vier groter dan drie, maar drie blijft drie als vier en twee er niet zijn. De spreker wist van 1596 tot 1814 een tijdspanne te maken die 250 jaar overbrugde waarbij hij zonder scrupules van 1621 naar 1795 sprong alsof u en ik ’s ochtends het raam openzetten en denken: ‘alweer een nieuwe dag.’

knipsel transatlantic slavery

Een nog flagrantere schending van de vakterminologie kwam ik afgelopen weken tegen toen ik het feestelijke programma rond de 150-jarige afschaffing van de slavernij las en zag dat er in Amsterdam een heus symposium werd georganiseerd onder de noemer Transatlantic slavery in perspective? Die transatlantische slavernij was ik eerder al tegen het lijf gelopen in de liturgie van een op 30 juni georganiseerde dienst in de Oostkerk, maar dat was in elkaar geflanst door amateurs, niet door mensen van wie je beter zou verwachten. Wat moet ik mij daarbij voorstellen, bij Transatlantische slavernij? Dat is toch zeker de slavernij op de Atlantische Oceaan? En heeft die dan bestaan? Welnee, dat is de Stratenmaker-op-zee-show. Ja, er zijn miljoenen slaven over de oceaan vervoerd en die zijn met miljoenen tegelijk tewerkgesteld op plantages in de Nieuwe wereld, maar aan slavenarbeid werd aan boord van de transatlantische schepen niet gedaan om de eenvoudige reden dat de toekomstige slaven daar geketend in de ruimen zaten -welbeschouwd ook nog als krijgsgevangenen. Ook hier dekt de vlag de lading dus niet.

De nuance is ver te zoeken en er was dan ook volop gelegenheid je de afgelopen dagen kapot te ergeren aan mensen die de klok wel hadden horen luiden, maar niet wisten waar de klepel hing. Zo had de nieuwslezer van Omroep Zeeland het in de uitzending van 1 juli in zijn eerste zin doodleuk over de 150-jarige afschaffing van de slavenhandel, maar ook in serieuzere media als het NOS-journaal hakkelden en stotterden de verslaggevers en nieuwslezers zich door begrippen als afschaffing van de slavernij, slavernijverleden en slavenhandel. En omdat het allemaal zo erg is geweest durft niemand eigenlijk te zeggen hoeveel onzin er gedebiteerd wordt. Niet in de laatste plaats doordat talloze organisatoren zelf met het Nederlandse aandeel in de slavenhandel hun betoog starten, en vervolgens op slavernij overgaan zonder dat eigenlijk de slavenarbeid op de plantages in de koloniën en de afschaffing daarvan nog aan bod komt. Terwijl het daar dit jaar toch om begonnen was.

fokke en sukke

door Reid, Geleijnse & Van Tol
uit: De historische canon van Fokke & Sukke

Bovenal klonk er die 1ste juli de roep om excuses aan de Nederlandse regering. Voor wie niet beter weet lijkt dat misschien logisch, maar dat is het niet. Die Nederlandse staat schafte weliswaar zeer laat de wetgeving af die de slavernij reguleerde, maar bracht zelf de facto geen mensen in slavernij. Dat deden immers de plantage-eigenaars en een stad als Amsterdam en de WIC die in de Sociëteit van Suriname aandelen bezaten, niet de rijksoverheid zelf (ten minste als we Nederlands-Indië hier even buiten beschouwing laten). Nu kwam er eindelijk, dus honderdvijftig jaar te laat, een diepe spijtbetuiging van de regering uit monde van vice-premier Asscher, moesten het weer excuses zijn. Omdat daar een juridisch staartje aan kan vastzitten werd hier waarschijnlijk vanaf gezien. En omdat de voormalige ‘Prins Pils’ in dit verband wellicht een wat al te vlotte babbel zou hebben, had de RIVD maar besloten dat hij als Willem IV (want daar hebben we het toch eigenlijk over) beter zijn lippen stijf op elkaar zou kunnen houden en vooral gezellig met zijn eega mee zou klappen na elke speech. Maar waarom zou de overheid eigenlijk geen excuses aanbieden als dat het leed verzachten kan, als de Surinamers, Indiërs en Antillianen daarmee een last van hun schouders weggenomen kan worden?

Het lijkt mij dat de overheid niet bang hoeft te zijn voor claims omdat elke vraag om schadeloosstelling in principe verjaard is en er bovendien geen voormalige slaven meer in leven zijn. Als ‘nazaat’ van kan er toch moeilijk geclaimd worden? Dat zou een merkwaardige globale financiële claim carrousel opleveren. Dan kan ik ook wel geld van de Engelse staat gaan eisen voor wat de RAF mijn familie heeft aangedaan in de Tweede Wereldoorlog, de Duitsers en de Fransen omdat ze na 1940 Middelburg niet hebben gerestaureerd of, om dichter bij het onderwerp te blijven, de regering van Algerije aanklagen voor het onder slavernij brengen van mijn bet-bet-bet-bet-bet-overgrootvader die als zeeman gevangengenomen werd en als slaaf tewerk werd gesteld. Goed, ik hoef nu niet in Algerije te leven, maar waar het mij om gaat is dat mensen persoonlijk verantwoordelijk zijn voor hun daden en je kunt de nakomelingen daarvan niet de schuld geven, noch als nakomeling een ander aan gaan klagen.

Het adagium dat men er na eenmaal excuses vanaf is klopt natuurlijk ook niet helemaal, want de Keti Koti viering keert elk jaar terug en je kan als Nederlander maar moeilijk gaan doen of dat een feestdag is. Waar wordt herdacht moeten ook officiële woorden gesproken worden, ook al zie ik liever tien Surinaamse vrouwen in vrolijke ‘lawaai’ jurken dansen dan dat ik gedeputeerde De Reu tien minuten een tekst hoor oplepelen waarvan ik weet dat hij hem zelf niet geschreven heeft.

Dan heb ik het nog niet gehad over de alom geventileerde oneliners als ‘de geschiedenisboeken zijn er wazig over’ (PZC 2 juli, pag. 22) of ‘dat verleden wordt de kinderen op Curaçao of in Nederland niet geleerd.’ Dat soort kolder klinkt politiek heel leuk, maar is inmiddels al lang verjaard en achterhaald natuurlijk. Het is weliswaar ronduit hilarisch als Surinaamse scholieren van tien jaar oud moeten leren dat ‘De Rijn bij Lobith ons land binnenstroomt’ (het is overigens bij Spijk), maar die kadaverdiscipline is toch onderhand prehistorisch. Even resumerend: De slavernij is vensternummer 23 van de nationale canon en laat die canon (samengesteld door Frits van Oostrom) nu uitgangspunt zijn voor de kerndoelen in het voortgezet onderwijs die alle 8 tot 15-jarigen onderwezen moeten krijgen. Er is, met andere woorden, geen nieuw schoolboek meer te vinden waar dit onderwerp niet in voorkomt.

Balans Doelen no3 16okt2012

Balans, Middelburg

Ook de steden Amsterdam en Middelburg kennen –naast een slavernijmonument- hun zwarte geschiedenispagina’s. De Sociëteit van Suriname is venster nummer 20 van de Canon van Amsterdam. De Zeeuwse canon kent zelfs drie aanknopingspunten. Fort Zeelandia 1667 is vensternummer 28, slavenhandel en slavernijmonument vensternummer 32 en Molukkenkamp Westkapelle 1955 is vensternummer 47, waarbij de Surinamers onderdeel uitmaken van de immigrantenstromen die na de oorlog in de provincie terecht kwamen. Dat er in het onderwijs geen aandacht voor zou zijn lijkt me dus een fabeltje.

Het erge aan dit alles vind ik namelijk dat er wel herdacht wordt, maar dat slavernij nog steeds voorkomt. Erger nog, het bestaat nu ook in Europa, zelfs in Nederland. Wat heeft het voor zin slavernij te herdenken als er vijf kilometer bij huis vandaan moderne plantage-eigenaren rondlopen die Polen twaalf uur per dag champignons laten plukken tegen een hongerloon en deze in caravans stallen, terwijl hen heel andere arbeidsvoorwaarden werden voorgeschoteld; terwijl wij op sportschoenen van een niet nader te noemen Amerikaans sportmerk rondlopen die voor een dollar door een 12-jarige in de nachtelijke uren bij het licht van een 25-watt lampje in elkaar genaaid zijn in Bangladesh en hier honderdvijftig euro kosten, terwijl in Antwerpen 15-jarige meisjes uit Senegal -wier paspoort is afgepakt- tot prostitutie worden gedwongen.

knipsel kindslaven nike

Laten we daarom eerst eens onze eigen hypocriete hedendaagse samenleving onder de loep nemen en er voor zorgen dat onze huidige samenleving geen slavernij meer kent. Pas dan heeft het zin om om te zien naar het verleden, te herdenken en de les te trekken waarom dit in de toekomst niet meer voorkomen mag.

 

Johan Francke, Kennisdiensten & Collecties

Bike Friendly Cities

maandag, 1 juli 2013

Vroeg u zich ook al die tijd af waarom toch al die gratis witte leenfietsen in Middelburg op de gekste plaatsen opdoken? Wie net als de meeste inwoners associaties kreeg met de Provo’s, collectief bezit en het Lieverdje is historisch goed onderlegd, maar zat er naast. Dit hedendaagse witte fietsenplan (inmiddels is de proef afgesloten) was namelijk onderdeel van het ambitieuze project Bike Friendly Cities.

bikes

Project

Sinds 2012 is Middelburg één van de zeven fietsvriendelijke steden van Europa. Dat stempel krijg je niet zomaar. Provincie Zeeland, Gemeente Middelburg en partners uit Engeland (Southend en Cambridge), Frankrijk (Boulogne sur Mer) en Belgie (Kortrijk) werken intensief samen en zetten in op de sterkste punten in hun gebied om fietsvriendelijke steden te creëren.

Bike Friendly Cities is de naam van dit project en is bedoeld om fietsgebruik te promoten en te stimuleren. Dit Interregproject IV 2 Zeeën stimuleert grensoverschrijdende samenwerking en kennisoverdracht tussen verschillende regio’s met dezelfde problematiek en wordt mede gefinancierd met Europese subsidie. Elke partner heeft zijn eigen deelprojecten en doet zijn voordeel met de kennis en ervaring die de andere deelnemers inbrengen. Er worden onder meer verbanden gelegd tussen fietsen en terreinen als vervoer, duurzaamheid en natuurlijk gezondheid.

interreg

Om deze grensoverschrijdende samenwerking te bevorderen is er een digitaal fietsplatform in ontwikkeling. Op dit toekomstige online kennisplatform kunnen professionals informatie en ervaring uitwisselen, maar ook de fietsliefhebbers kunnen op de hoogte blijven van de actualiteiten die vanuit de diverse projecten worden gerealiseerd. De Zeeuwse Bibliotheek en SCOOP werken intensief samen met de partners om de website binnen afzienbare tijd te vullen met relevante informatie. Voor alle fietsliefhebbers die niet kunnen wachten is hier alvast een voorproefje.

Middelburg

Deelname van de Zeeuwse hoofdstad komt voort uit de al langer bestaande ambitie om de stad vriendelijker en veiliger te maken voor de vele fietsers die dagelijks de stad en de omgeving doorkruisen. Bovendien is het streven om uiterlijk 2014 fietsstad van Nederland te zijn. Een aanzet daartoe is de ontwikkeling van de Cycle Hub aan de oostzijde van Middelburg.

Een Cycle Hub is in gewoon Nederlands een plek om vanuit de auto op de fiets te stappen. Zo’n Hub werkt stimulerend volgens de Provincie Zeeland, om de auto achter te laten en de reis te vervolgen per fiets.  De Cycle Hub is één van de maatregelen om filevorming en parkeerproblematiek in het centrum van de stad te verminderen en de uitstoot van verkeer-gerelateerde broeikasgassen en vervuiling terug te dringen. Naast dit nobele streven kan de Cycle Hub bijdragen aan de volksgezondheid, de recreatiemogelijkheden, het stedelijk welzijn en last but not least: het aantal bezoekers van de stad.

transferium

In Middelburg wordt het veelbesproken fietstransferium begin 2014 in gebruik genomen aan de Oude Veerseweg, voorlopig alleen voor Provincieambtenaren. Maar in de toekomst kan waarschijnlijk elke Europese burger gebruik maken van de Cycle Hub. Het is zelfs de bedoeling dat er ook een servicepunt komt waar fietsers een kop koffie kunnen drinken, kleine reparaties kunnen laten uitvoeren en toeristische informatie te verkrijgen is. Als Middelburg hiermee de felbegeerde prijs van fietsstad van Nederland 2014 niet binnensleept, weet ik het ook niet meer.

 

Janette Zuydweg, Europe Direct Middelburg