SLAZ-lezing 16 november: een avond met P.F. Thomése
“Het heden wordt overschat: er is meer verleden dan heden“. “Hoe verhoudt zich het verhevene tot het banale?” en meer van dit soort scherpzinnige visies op de realiteit klinken dinsdagavond 16 november door de -jammer genoeg- maar half gevulde aula van de Zeeuwse Bibliotheek. Het publiek is ouder dan ik had verwacht, maar hangt desalniettemin als jeugdige bewonderaar aan zijn lippen.
Wat literaire critici allang weten, ontdek ik deze avond: Thomése is een two-faced writer. Enerzijds toont hij met historische romans vol lichte ironie een oeuvre aan ingetogen fictie. Met Vladiwostok! en J. Kessels: The Novel laat hij zich van een radicaal andere zijde zien; die van schmierende schelm. Zelf ken ik Thomese vooral van deze laatste krankzinnige kant en dankzij de grillen van J. Kessels (was hij nou ooit bibliothecaris of niet?) weet ik dat Sankt Pauli in het Duitse Hamburg behalve een bruisend stadsdeel ook een heuse cultclub is binnen de Bundesliga, compleet met piratenvlag en Totenkopf.
Schaduwkind (2003) betekende een breuk in zijn oeuvre, een breuk die overigens in het niet valt bij de ramp in het persoonlijke leven van de schrijver die eraan voorafging. Het (autobiografische) boek handelt over de dood van zijn zes weken oude dochtertje. Thomése opent de lezing met een aantal ontroerende en intens trieste fragmenten.
Zo lijken er aan de vooravond van de verschijning van de Weldoener, zijn nieuwste boek, wel haast twee Thoméses te bestaan, Schaduwkind daargelaten. Totdat de schrijver in kwestie bedachtzaam korte fragmenten begint voor te lezen uit de roman over het tragische leven van componist Sierk Wolffensberger (Theo Kiers voor de burgerlijke stand). De luisteraar komt die avond al snel tot de slotsom dat Thomése zichzelf heeft overtroffen met de Weldoener. Het verhevene en het banale zijn in balans en weemoed en verlangen en innemende vunzigheid wisselen elkaar af.
De Weldoener: een samenvatting (uit: recensie Parool) Hoofdpersoon is het type van de Bijbelse aansteller: ‘Theo Kiers heette hij vroeger, voordat hij zich om artistieke redenen Sierk Wolffensberger is gaan noemen, wat toch heel wat beter klinkt.’ In onze tijd heeft hij een enigszins ouderwets aandoend beroep: hij is plaatsvervangend stadskoordirigent in de provinciestad H***, een stadje waar overigens zonder al te veel problemen Haarlem in te herkennen is. Maar onze Theo, of Sierk, beschouwt zichzelf eigenlijk als een groot componist, een groot kunstenaar. Hij heeft zojuist een groots muziekwerk gecomponeerd, getiteld Duisternissen. En dan is hij natuurlijk ook ongelukkig getrouwd. Onze componist vindt in een verborgen nis in de kerk, waar Duisternissen zal worden uitgevoerd, een meisje, ‘Beertje’, dat een zelfmoordpoging heeft gedaan. Door zijn tussenkomst gaat ze niet dood. Maar Theo, alias Sierk, heeft wel het gevoel dat hij nu met dit meisje een grens heeft overschreden. Ze zijn in een ander gebied beland, een gebied dat zich ergens ná het leven bevindt, en daar ziet alles er anders uit. Als in een droom gaat hij er dan ook met dat meisje, aanvankelijk nog enigszins halfslachtig, maar later voluit, vandoor. En daar is Thomése op zijn best, in het oproepen van de droom van de verwarde componist. Dan komen ook die kenmerkende zinnen van Thomése, met tientallen tegelijk: ‘Hij bestaat niet, dat moet het zijn, en door niet te bestaan maakt hij de gebeurtenis mogelijk. Het gebeurt door hem en tegelijk buiten hem om.’ Het zal niet goed aflopen, maar via de duisternis die Thomése weet te creëren, en via de blikken die we via die betoverende verteller krijgen in het hoofd van de ontspoorde koordirigent, krijgen we wel degelijk weer een andere kijk op onze eigen werkelijkheid. Met deze roman is het Thomése wederom gelukt alles er anders uit te laten zien dan je dacht dat het was.Evenals het overgrote deel van het publiek in de aula van de Zeeuwse bibliotheek had ik De Weldoener nog niet gelezen. Echter zelden heeft een schrijver mij zo met zijn goed gekozen passages en zorgvuldige woorden getriggerd dit binnen zeer afzienbare tijd te doen. De twee Thoméses lijken één geworden en ik wil het beleven en wegzinken in deze veelbelovende roadnovel.
Janette Zuydweg, Vakreferent Kunst