Een goede koop hoeft niet duur te zijn. Voor het luttele bedrag van een halve gulden kocht de Provinciale Bibliotheek Middelburg in 1878 een bundel zeventiende-eeuwse aantekeningen. Reden hiervoor was dat de aantekeningen afkomstig waren van een Zeeuw.
Pas in 1905 ontdekte de jonge wis- en natuurkunde student Cornelis de Waard de werkelijke waarde van het manuscript. Hij wist het al snel te identificeren als het verloren gewaande handschrift van de internationaal vermaarde Zeeuwse natuuronderzoeker Isaac Beeckman (1588-1637).
Journaal van Beeckman (Beeldbank Zeeland/Zeeuwse Bibliotheek)
Bombardement
Cornelis de Waard begon in 1939 met de publicatie van een gedrukte versie van het manuscript: “Journal tenu par Isaac Beeckman de 1604 à 1634”. Hiermee heeft hij in feite diens gedachtengoed gered. Tijdens het bombardement van Middelburg in de tweede wereldoorlog, raakte het origineel namelijk zwaar beschadigd. Na restauratiewerkzaamheden wordt het nu echter goed geconserveerd in de kluis van de Zeeuwse Bibliotheek.
Afbeelding van een microscoop
Kaarsenmaker/buizenlegger
In 1588 werd Isaac Beeckman in een huis aan de Beestenmarkt in Middelburg geboren. Hij was de zoon van Abraham Beeckman, kaarsenmaker van beroep, maar tevens werkzaam als leidinglegger en –reparateur in brouwerijen en huizen van particulieren. In eerste instantie trad Isaac in de voetsporen van zijn vader. Hij maakte kaarsen, en ontpopte zich als inventief constructeur van waterleidingen en speelse fonteinen. Zijn journaal bevat allerhande beschouwingen over het verbeteren van leidingsystemen en pompen, maar ook over het gedrag van vloeistoffen en aanpassingen van het kaarsenmaakproces. Met die kaarsen voerde hij ook weer experimenten uit. Zo constateerde hij dat een deur doorboord kon worden met een afgeschoten kaarsstomp.
Links het woonhuis van Isaac Beeckman te Middelburg (Beeldbank Zeeland/Zeeuwse Bibliotheek)
Deeltjestheorie
Naast een opleiding als predikant, volgde Beeckman tevens studies op het gebied van letterkunde, geneeskunde en natuurwetenschappen. Dat was in die tijd niet ongewoon. Destijds, in de renaissance, was men van mening dat een mens zich op vele gebieden moest bekwamen, zowel lichamelijk en mentaal, als spiritueel. Een dergelijk mens heette homo universalis. Zo was Isaac Beeckman arts, predikant, filosoof en ambachtsman. Ook blijkt hij een innovatief wetenschappelijk theoreticus te zijn geweest. De door hem bedachte deeltjestheorie is in wezen een voorproefje van de huidige atoomtheorie, waarin atomen de bouwstenen zijn van materie (moleculen).
Volgens Beeckman waren alle objecten en levende wezens, maar ook geluiden en licht, opgebouwd uit deeltjes: homogenea physica. Deze homogenea bestaan uit verschillende combinaties van atomen van de vier elementen: lucht, aarde, water en vuur. De diepgelovige Beeckman zag in de vorm van deze atomen de voorzienigheid Gods weerspiegeld.
Descartes
In 1618 raakte Isaac Beeckman bevriend met de jonge student René Descartes, die destijds diende in het leger van Maurits van Oranje. Samen met Descartes ontwikkelde hij een nieuwe natuurfilosofie: het mechanistisch wereldbeeld. Beeckman stimuleerde Descartes ook om de draad van zijn leven weer op te pakken, en zich weer te gaan verdiepen in wiskunde en filosofie. Descartes was hem hiervoor dankbaar. Op 3 april 1619 schreef hij aan Beeckman:
“U bent namelijk inderdaad de enige die een lui iemand als mij in beweging hebt gebracht, de geleerdheid die al bijna uit het geheugen geglipt was weer hebt opgeroepen, en het verstand dat van ernstige bezigheden afgedwaald was naar iets beters hebt teruggebracht”.
René Descartes
Ledigheid
Beeckman wist Descartes uit zijn ledigheid te halen, maar was daar zelf ook niet afkerig van. Zijn wetenschappelijke teksten worden regelmatig onderbroken door lichtvoetige overpeinzingen als:
“Vijf of zes jaar van mijn leven, in het bijzonder toen ik in Zierikzee was, had ik nooit spijt van verloren uren, en vond ik het niet erg als ik niet gestudeerd had hoewel ik had kunnen studeren. De reden was omdat ik toen meende dat ik klaar was met mijn studie, en ik dacht niet aan enige verdere wetenschappelijke vorming. Deze manier van leven is hier op Aarde verreweg de gelukkigste, waarop de filosofen zich zouden moeten voorbereiden. Ik hoop die terug te krijgen zodra ik voor mijn gevoel bedreven ben in de geneeskunde. We moeten immers moeite doen om niet altijd moeite te hebben; ten slotte moeten we studeren wanneer we er zin in hebben, en nietsdoen zonder spijt wanneer we zin hebben in nietsdoen. “
Studie van een duikboot
Weerberichten
Menig verloren uur heeft Beeckman besteed aan het schouwen van de hemel. Zijn dagboeken van zijn verblijf in Zierikzee bevatten dagelijkse aantekeningen over bewolking en windrichting. Zo was er onder andere sprake van “soeten dan wel sterckachtige wind, die op 30 november 1612 echter zo sterck en geweldich was datter sommighe schepen van vergaen sijn”. De temperatuur voelde “kautachtlich, middelmatich, dan wel fraey” aan.
Over de barre winter van december 1607-februari 1608 schreef hij: “dat bij menschengedencken sulc een vorst niet gesien en was. Men kon over ijs van Harlingen naar Amsterdam lopen.”
De weerkundige aantekeningen in de dagboeken van Beeckman bleken van grote waarde te zijn voor het klimaatonderzoek door het KNMI.
Lenzen en telescopie
Uit Beeckmans aantekeningen spreekt ook een grote passie voor het slijpen van lenzen. Hij wilde graag zelf een telescoop maken gelijk aan die van Galileo Galilei. Het viel hem echter zwaar om een goeie lens te fabriceren. In zijn journaal doet hij uitgebreid verslag van zelfbedachte verbeteringen in zijn slijptechniek. Tegelijkertijd was hij bij diverse brillenslijpers in de leer, onder andere bij de Middelburgse Johannes Sachariassen. In zijn journaal merkt hij op dat diens vader, de brillenmaker Sacharius Janssen in 1604 de eerste “verrekycker” maakte. Die opmerking zorgde voor opschudding in wetenschappelijke kringen. Eertijds ging men er unaniem vanuit dat de Middelburgse brillenmaker Hans Lipperhey de telescoop had uitgevonden. Deze had hiervoor in 1608 octrooi aangevraagd. De opmerking van Beeckman bracht vertwijfeling. Jarenlang hebben wetenschappers elkaar betwist over aan wie nu de eer moest toekomen. Het was een feit dat beide potentiële uitvinders vrijwel buren waren van elkaar en de één wellicht de kunst van de ander had afgekeken. Na jaren discussie is de knoop in het voordeel van Lipperhey doorgehakt: hij wist als eerste een diafragma toe te passen in de telescoop.
Polijsten van een bekken voor het slijpen van lenzen
Boekpresentatie
In 1983 verscheen het proefschrift “Isaac Beeckman (1588-1637) en de mechanisering van het wereldbeeld” van de hand van Klaas van Berkel. Het boek bevat een uitgebreide beschrijving van het leven van Isaac Beeckman en diens betekenis voor de cultuurgeschiedenis.
Inmiddels heeft de wetenschapsgeschiedenis voor nieuwe inzichten gezorgd, waardoor de tekst van het boek diende te worden herzien. Klaas van Berkel, heden ten dage hoogleraar Geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen, zal op donderdag 26 september 2013 in de Zeeuwse Bibliotheek de nieuwe uitgave van zijn boek presenteren. Hierbij zal het eerste exemplaar overhandigd worden aan Commissaris van de Koning Han Polman. Rondom de presentatie zullen tevens lezingen gehouden worden door Huib Zuidervaart, onderzoeker Huygens/ING instituut van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, en door Floris Cohen, hoogleraar vergelijkende geschiedenis van de natuurwetenschap aan de Universiteit Utrecht. Zo zal die middag een beeld geschetst worden van het wetenschappelijke leven in Zeeland in de vroege zeventiende eeuw, en tevens de rol die Isaac Beeckman heeft gespeeld in de radicale vernieuwing van de wetenschap in die tijd.
Belangstellenden zijn van harte welkom. Meer informatie in de uitnodiging.
Anne-Marie van Houtert-Ponssen, vakreferent