Archief van december 2013

De kroniek van de familie Radaeus : mooiste aanwinst van 2013 voor de Zeeuwse Bibliotheek

maandag, 23 december 2013

Aan het einde van een turbulent jaar kijk ik met veel plezier terug naar de schenking van een uniek werk aan Zeeuwse Bibliotheek.

Het was midden in de zomer en de zon scheen uitbundig toen het boek, of moet ik zeggen het manuscript, gerestaureerd en in een beschermende zuurvrije omslag aan de directeur van de bibliotheek werd aangeboden. De aanwinst betrof een zeventiende-eeuws aantekeningenboek van de familie Radaeus. Het was eerder geveild bij het Zeeuws Veilinghuis in Middelburg. De aanwinst voor de collectie werd gefinancierd door anonieme schenkers, die het manuscript lieten restaureren door Boekrestauratie-Marijn de Valk.

Het Radaeus-manuscript in een zuurvrije doos. Manuscript Johannes Radaeus.

Het Radaeus-manuscript in een zuurvrije doos

Johannes Radaeus
Het manuscript is afkomstig van Johannes Radaeus (1638-1712). In de tweede helft van de zeventiende eeuw pakt Radaeus perkament en papier en schrijft alles op wat hij weet over zijn familie. Hij begint met het huwelijk van zijn ouders in 1633 in Goedereede. Vanaf die tijd houdt hij bij wat er in zijn eigen leven en dat van zijn familie gebeurt. Hij registreert namen, plaatsen, geboorte- en sterfdata, begraafplaatsen en het beroep van de familieleden.

Uit de aantekeningen blijkt dat Johannes in 1658 begint aan zijn eerste baan als klerk bij de Zeeuwse Admiraliteit en woont in Middelburg. Het is de start van een grote carrière. Hij trouwt in 1661 met de Thoolse Adriana Rolle *) en na haar dood hertrouwt hij in 1669 met Anna Wilhelmii uit Middelburg.

Opengeslagen en beschreven pagina’s uit het manuscript familie Radaeus

Opengeslagen en beschreven pagina’s uit het manuscript

Zeeuwse geschiedenis
Radaeus noteert opmerkelijke zaken, zoals de blijdschap van de mennonieten in Ouddorp bij het overlijden van zijn vader, die daar predikant was. Hij vult regelmatig de lijst met de opsomming van al zijn functies aan en beschrijft de opleidingen van zijn zonen. Het wordt duidelijk dat bepaalde bestuurlijke functies binnen de familie blijven. Ze worden van vader op zoon of van broer op broer overgenomen. De familie Radaeus wordt steeds belangrijker binnen Zeeland en de banden met bekende Zeeuwse families Evertse, Boddaert, Macaré en De Cliever, enzovoorts worden nauwer. Uit het boek van M. van der Bijl, Idee en Interest (Groningen, 1981) blijkt dat de familie Radaeus in de periode 1650-1750 opklimt tot een invloedrijke familie.

Na de dood van Johannes worden de aantekeningen aangevuld door zijn zonen. Zij noteren vooral genealogische gegevens. De laatste aantekening stamt uit 1754 en is van Maria Gerlag, de weduwe van David Radaeus (1690-1741), schepen van Middelburg. Maria vermeldt het overlijden van haar tweede echtgenoot Daniel Beukelaer.

Van manuscript naar boek-manuscript
Rond het jaar 1700 of misschien wel bij het overlijden van Johannes Radaeus in 1712 heeft iemand uit de familie een prachtige band om het schrift laten maken en de bladzijden op maat laten snijden. De band getuigd van rijkdom door de bijzondere goudstempeling op de voor- en achterkant van de band. Het lijkt daardoor een boekband. Vooral het maken van de lintpatronen vereist vakmanschap. De boekband moet vervaardigd zijn bij een Middelburgse drukker c.q. boekbinder. Het is een prachtig voorbeeld van de typische Middelburgse waaierband: uniek binnen Nederland. Het opschrift op de voorkant luidt: “Geslagt rekening van Johannes Radaeus, anno 1638”. Aan de achterkant staan de namen van zijn vrouwen met het jaartal 1648, het geboortejaar van Anna Wilhelmii.

Detail van de goudstempeling aantekeningenboek familie Radaeus

Detail van de goudstempeling

Top aanwinst 2013
Naast de bijzonderheden die in de aantekeningen te vinden zijn, is zeker de buitenkant van het werk zeer interessant.

Met het standaardwerk Dutch decorated bookbinding in the eighteenth century (Den Haag, 2006) van Jan Storm van Leeuwen in de hand kan de Radaeus-boekband niet alleen gedateerd worden, maar is ook te ontdekken welke boekbinderij in Middelburg de band gemaakt moet hebben.

De luxe band kan door de grote hoeveelheid van motieven vergeleken worden met andere boekbanden in de collectie van de Zeeuwse Bibliotheek die uit de dezelfde tijd stammen, zoals een prachtband van de Zeeuwse Admiraliteit. Het detailonderzoek moet nog beginnen. Welke overeenkomsten zijn er in de vorm en het gebruik van de stempels? Dat betekent dat het medaillon, de verschillende bloemmotieven, het vogeltje, het mannetje en het vrouwtje, de hoekversieringen en de opgetreden slijtages in het gereedschap waarmee de motieven in de boekband werden gedrukt nauwkeurig bekeken moeten worden.

Boekband van de Zeeuwse Admiraliteit (ZB, 1074 B 11)

Boekband van de Zeeuwse Admiraliteit (ZB, 1074 B 11)

Dankzij de sponsoren blijft dit historisch belangrijke boek-manuscript in Zeeland bewaard en is het in een openbare collectie terecht gekomen. Iedereen die geïnteresseerd is of nader onderzoek wil doen kan het komen bekijken in de Zeeuwse Bibliotheek.

Liesbeth van der Geest,
conservator bijzondere collecties Zeeuwse Bibliotheek.

*) In de collectie van de Universiteitsbibliotheek van Leiden zijn twee gelegenheidsgedichten te vinden over het huwelijk van Johannes Radaeus en Adriana Rolle: “Brvlofts-koets voor monsr. Johannes Radaeus, en juffrouw Adriana Rolle, verheerlijct doe sy t’samen in trouw vergaderden binnen Tholen, op den xxxj. van Oughst-maent, MDCLXI”, ondertekend door Boudery en “Bruylofts-rym, ter eeren den […] bruydegom sr. Joannes Radaeus, en […] juffr. Adriana Rolle. Te samen vereenigt door den bant der houwelijcx, binnen Tholen, op den 31 augustus. Anno 1661”, ondertekend door D.R. Beide gedichten zijn in Middelburg gedrukt voor Jacobus Noenaert. In de landelijke bibliotheek-catalogus Picarta zijn meerdere publicaties te vinden van leden van de familie Radaeus en de vraag duikt op of er een link is met de Friese familie Radaeus?

Herman Koch en zijn nieuwe roman: “Graauw is op een goede manier ver weg”

vrijdag, 20 december 2013

Met zijn zesde roman Het Diner uit 2009 heeft Herman Koch een ware bestseller te pakken. Het boek van de auteur, die de meesten van ons toch kennen van zijn bijdragen aan Jiskefet, won de NS Publieksprijs, is in meer dan dertig landen uitgegeven en daarmee één van de succesvolste Nederlandse romans aller tijden. Inmiddels is er een nieuwe roman “Geachte heer M” in de maak die zich deels zal afspelen in Zeeuws Vlaanderen, waar Koch grotendeels zijn vrije tijd spendeert. Dit alles vertelt hij 17 december in helaas nauwelijks gevulde aula van de Zeeuwse bibliotheek in een door SLAZ georganiseerd vraaggesprek.

Het diner / Herman Koch

Al tijdens de aankondiging krijg ik het gevoel in een Jiskefet aflevering te zijn beland. Johan de Koning promoot in bijna archaïsche taal een evenement rondom het veilinghuis alsof het marmotten uit de dierenwinkel zijn en verbeeld ik me het of doet hij extra zijn best met zijn sonore stem de lijzige dierenverkoper (http://www.youtube.com/watch?v=nOYCCRffnbM) na te bootsen? Rolf Bosboom, journalist Kunst & Cultuur bij de PZC, neemt het roer na de inleiding over en start het interview met een voor de hand liggende vraag over Kochs jeugd in Zeeuws Vlaanderen, althans, de vakanties die hij daar doorbracht met name in de buurt van Retranchement. Koch beschrijft zijn groeiende genegenheid voor het Zeeuws Vlaamse landschap en leven en verteld het geboeide publiek dat de aantrekkingskracht nog volop aanwezig is, al huist hij tegenwoordig in een dijkhuis in Graauw.” Ver van Amsterdam, maar op een goeie manier ver weg. Niemand komt vanuit de randstad namelijk op het idee hem in Graauw op te zoeken tijdens zijn vakantie en/of schrijfmomenten”. En dat bevalt Koch eigenlijk wel.

Als kind had Koch al de ambitie om schrijver te worden, dat wil zeggen, hij was zeer bedreven in het verzinnen van fantastische verhalen. Toch legt hij zich in eerste instantie toe op televisiewerk. Jarenlang zien we Herman Koch als achtereenvolgens Tampert, Jos, en Kerstens en we lachen ons een bult alvorens we kennismaken met Koch als romanschrijver en in het bijzonder het Diner. Toch heeft Koch achter de coulissen van de VRPO ook naarstig boeken geschreven, zoals bijvoorbeeld Red ons Maria Montanelli (1989), alleen kreeg dit boek destijds veel minder media-aandacht. Hoe dat komt? Koch kan het niet precies verklaren, wel weet hij dat het Diner niet per se zijn beste boek is ondanks het feit dat het de bestsellerlijst van de New York Times heeft gehaald en inmiddels in 33 talen vertaald is. Zelfs in de Ethiopische boekhandel ligt het Diner in moedertaal in de schappen. Ook zijn overige oeuvre , onder andere Zomerhuis met Zwembad (2011) krijgt over de grens volop aandacht en wordt aan de lopende band vertaald.

Op de vraag van Bosboom wat de grootste succesfactor van het Diner is, antwoordt Koch dat het boek een mondiaal onderwerp betreft. “Het verhaal handelt over een universele angst over wat je kind uitvoert als jij als ouder niet in de buurt bent. Dat is de zenuw die in het boek zit”. Een nadeel aan het bestsellerschap is er ook. Volgens Koch is het grote publiek namelijk van mening dat elke auteur van een succesvol boek bij voorbaat een knieval heeft gemaakt naar het grote publiek. En dat betekent dat er getwijfeld wordt aan het literaire gehalte: “als een boek niet onleesbaar is, is het waarschijnlijk ook geen literatuur.”

Bemoeienis met de Nederlandse verfilming van het Diner (Menno Meyjes, 2013) heeft Koch nagenoeg niet gehad. Behalve dan misschien een lichte sturing wat de cast betreft (“geen Paul de Leeuw, zelfs niet als ober!”). Inmiddels is er een internationale remake in ontwikkeling waarin niemand minder dan Cate Blanchett de regisseur is. Koch blijft er vrij onbewogen onder. Hij bezoekt de première en verder gelooft hij het wel. Dat zijn roman in elke willekeurige boekhandel in Buenos Aires te koop is, vindt hij een stuk indrukwekkender, zegt hij.

Of het zijn nieuwste roman :” Geachte heer M” (mei 2014) ook zo zal vergaan, is de vraag want volgens Koch wordt met dit boek, dat zich dus gedeeltelijk in Zeeuws Vlaanderen afspeelt, een nieuwe weg ingeslagen. Het klassieke gezinsleven, in zijn vorige romans nadrukkelijk aanwezig, heeft hij achterwege gelaten en bovendien wordt de eeuwige (enigszins onsympathieke) ik-persoon grotendeels vervangen door verschillende personages in de derde persoon enkelvoud. Bij wijze van voorproeve en omdat het tenslotte ook een literaire avond betreft, leest de auteur een kort fragment uit zijn nieuwe werk.

Vroeg of laat herkent het publiek zichzelf in zijn verhalen. Van tijd tot tijd melden aanvankelijk argeloze lezers zich met de vraag of hij wellicht aan hen dacht bij het creëren van zijn personages. Zoals ook wij als lezerspubliek tijdens het slotcitaat van Koch. Daarin mijmert een schrijver op leeftijd over het publiek in de zaal waarvoor hij na afloop tot vervelens toe boeken moet signeren en verfoeit hij de bibliothecaresse die hem straks gaat uitnodigen voor een borrel na afloop in het buurtcafé, waar hij vooral verhalen zal moeten aanhoren over de wilde avonturen van zijn collega-schrijvers in datzelfde etablissement. Hij gruwt bij de gedachte. Herkenning of niet, de signeerrij na afloop van de lezing is verdacht kort.

Janette Zuydweg
Vakreferent Zeeuwse Bibliotheek

Het Zeeuwse wapen: ’invention of tradition’?

dinsdag, 10 december 2013

Begin december week was er iemand jarig bij de provincie. De 65-jarige jubilaris was het wapen van de provincie dat in 1948 bij Koninklijk Besluit was goedgekeurd. Geen Zeeuw zal dit wapen kennen, omdat het opgetuigd is met even onzinnige als loze symboliek, die de provincie moeten inbedden in een historisch gedrocht waarin het zich nog slechts recent bevindt. Nu rekent tegenwoordig iedereen in (zijn eigen) mensenleven als het gaat over de factor tijd, maar historici kijken niet op een paar honderd jaar en voor geologen zijn we zelfs nog minder dan het knopje van de speld in de hooiberg.

Dit even terzijde, terug naar het begin. Met mijn historisch besef was ik die 4de december uit bed gestapt met het idee dat met ‘nog twee nachtjes slapen’ de Sint jarig zou zijn. Enigszins verbaasd was ik dan ook toen ik door een collega werd gebeld die meldde dat Omroep Zeeland ‘een specialist’ nodig had die een en ander over het provinciale wapen wist te melden: want dat bestond vandaag 65 jaar! ‘Dan weten ze meer dan ik’, dacht ik nog, voordat ik antwoordde dat ik dit varkentje wel ging wassen. Dat bleek ook toen de cameraploeg arriveerde, want die had al helemaal in het hoofd wat er wel en niet gezegd ging worden, want als je vragen moet stellen moet je je soms net zo goed voorbereiden als de geïnterviewde.

Het uur daarvoor had ik me namelijk bezig gehouden met het uit mijn hoofd leren van de volledige tekst in het Latijn, die sinds 1586 bij het provinciewapen hoort. Maar nee, dat was helegaar niet de bedoeling en als ik het in modern Nederlands ging uitleggen duurde het zeker tien keer te lang. Kortom, toen na vier pogingen en een half uur later een kwartier tekst op de band stond, was dit genoeg om eruit te knippen wat de redactie nodig had, zodat ik in de uitzending vrolijk aan het vertellen was hoe het wapen eind 16de eeuw zijn intrede deed (terwijl ik toch echt bij 1450 begonnen was). Daarmee natuurlijk de hoon op me halend van historisch geïnteresseerd Zeeland dat tandenknarsend zijn geschiedenis in de 16de eeuw geworteld zag worden door ‘de specialist.’

Laat ik daarom bij het einde beginnen. Het officiële wapen dat de provincie nu kent is bij Koninklijk Besluit van 4 december 1948 vastgesteld. Het was een van de eerste daden die de jonge koningin Juliana verrichtte; zij was juist haar moeder koningin Wilhelmina opgevolgd. Het wapen van de provincie wordt daarin vastgehouden door twee Nederlandse leeuwen, die de pre euro mensen onder ons nog wel kennen van de muntzijde van de gulden. Een vette kroon bovenop het wapen completeert het geheel.

wapen

Dat is natuurlijk grote onzin, want het wapenschild zelf bevat het wapen van Zeeland, de rest betreft erbij gefantaseerde flauwekul. Het huis van Oranje is pas eind 16de eeuw langzaamaan bij de provincie betrokken geraakt, met daarbij de kanttekening dat de stadhouderloze tijdperken (1650-1672 en 1702-1747) ongeveer de helft van onze Gouden Eeuw beslaan, dus ook zonder Oranje verging het de provincie prima. De twee Nederlandse leeuwen terzijde vormen het raamwerk waarbinnen de provincie past. De 17de-eeuwse Zeeuw was hierover vrijwel zeker ‘bysonder malcontent’ geweest. Zeeland was immers een ‘soevereine en independente staat.’ Niks Nederland! Een Republiek ja, maar dan alleen om samen met Holland en de andere vijf provincies defensie en buitenlands beleid te regelen, verder regelden wij hier alle zaken zelf.

In de radio-uitzending van Omroep Zeeland van 4 december 2013 was Guus van Breugel van het Centraal Bureau voor de Genealogie aan het woord. Hij beweerde dat het Zeeuwse wapen al in de 13de eeuw bestond. Er zou een afbeelding in een boek van Matthew Paris over de Engelse geschiedenis staan afgebeeld van de graaf van Holland. Daarnaast zou zich een schild hebben bevonden waarop aan de onderzijde een blauw veld was te zien met daarboven een gouden leeuw op een rood veld. Dat zou de eerste melding van het Zeeuwse wapen zijn geweest, in het geval de graaf ook Zeeland toebedeeld zou krijgen. De oudste afbeelding van het Zeeuwse wapen is -volgens de provincie zelf- te vinden als randversiering voor een manuscript uit 1450 dat in opdracht van Philips de Goede, hertog van Bourgondië (en graaf van Zeeland) is gemaakt. Dit wordt bewaard in de Nationale Bibliotheek van Oostenrijk in Wenen. Het wapen laat nog niet de leeuw rijzend uit de banen van azuur (blauw) en zilver (wit) zien: dat duikt voor het eerst rond 1470 op. De leeuw en de banen moeten dan ook los van elkaar worden gezien en dus niet als een zich aan het water ontworstelende leeuw.

Dit beeld is langzamerhand gegroeid met de spreuk ‘Luctor et emergo.‘ Die spreuk is zeker een eeuw jonger dan het wapen en het lijkt alsof wapen en spreuk naar elkaar zijn toegegroeid. De spreuk stamt namelijk uit 1585 en komt voor op een dan geslagen penning met het wapen van Zeeland aan de achterkant. In 1585 ging het slecht met de strijd tegen Spanje en lieten de Zeeuwse staten (met politieke bijbedoelingen) een penning slaan. Het opstandige gewest Zeeland uitte hiermee zijn vreugde over het Verdrag van Nonesuch. Daarin beloofde koningin Elisabeth I van Engeland de Opstand tegen Philips II te steunen. Dat blijkt ook uit de volledige tekst die in het Latijn luidt: ‘Autore Deo, favente regina, luctor et emergo’.

Aan de ene kant van de munt stond ‘Autore Deo, favente regina’, en aan de andere zijde ‘Luctor et Emergo.’ Destijds werd het wapen en de tekst in een pamflet als volgt uitgelegd: ‘Door Gods werck ende goetgunstigheyt der Connunghinne worstelt ende climt den Zeelandtschen Leeuw op uyt den water.’ Nu hield men in die tijd wel van lange titels, maar voor een muntje of een vlag was dat wat omslachtig, dus dat ‘Luctor et emergo’ onder het wapen terecht is gekomen, komt door de lengte van de spreuk. Daarbij komt, dat het eerste deel van de spreuk niet zelfstandig gelezen kan worden. Hoewel van begin af aan een relatie tussen de leeuw en het water is gelegd en vervolgens de spreuk in de volgende eeuwen alleen nog gelezen is als ‘Ik worstel en kom boven’ en in het Zeeuws Volkslied zelfs als ‘Ik worstel en ontzwem’, is de oorsprong dus niet de strijd tegen het water, maar de strijd tegen de Spanjaarden.

Hoe zeer de nood aan de man was blijkt wel als we de, volgens Beugelsdijk, oorspronkelijke -16de -eeuwse?- wapenspreuk optekenen, die luidde namelijk ‘Dómine, salva nos, quia perimus’, ofwel ‘Heer redt ons, want wij gaan ten onder’, een mooie pre-destinatieve uitdrukking die ook wonderwel bij godvruchtig Zeeland past. Het leuke is dat beide spreuken, los van de historische context gezien, nog steeds met het water in verband kunnen worden gebracht. Door de letterlijke betekenis en de eeuwenlange strijd van de Zeeuwen tegen het water, wordt dit tegenwoordig namelijk wel zo beleefd. Het is de oude rijksarchivaris P. Scherft geweest die dit dogma halverwege de 20ste eeuw wist te ontrafelen en de watermythe wist te ontzenuwen. Het staat namelijk vast dat de Zeeuwse leeuw niet uit de golven oprijst. Eigenlijk bestaat het Zeeuwse wapen uit twee gedeelten: de bovenste helft die een ‘klimmende leeuw’, toont die voor de helft is afgebeeld, en de onderste helft van zes golvende banen, ‘de zee’. Het geheel suggereert – ten onrechte – een leeuw die strijd levert tegen de woelende baren. Vroeger was die suggestie nauwelijks aanwezig. In de vormgeving van het wapen waren leeuw en golven door een strakke lijn gescheiden. De bovenste helft van het wapen bestond uit een goudgele achtergrond.

vlagvanzeeland

Detail van het schilderij hieronder. De vlag van Zeeland zoals deze omstreeks 1615 werd gevoerd: drie azuurblauwe en drie zilverwitte (vlakke) banen met daarboven een rode leeuw die uit het water oprijst tegen een geel vlak. Daarboven hangt de geuzenvlag van Middelburg; de stadsburcht op een rode vlag.

zeehondt

Het vertrek van een hoogwaardigheidsbekleder uit Middelburg. Het oorlogsschip de Zeehondt wordt door trekpaarden het Welsingekanaal voor Middelburg uitgetrokken richting zee. Het statenjacht van prins Maurits vuurt een saluutschot af. Hein Kluiver duidde dit schilderij als het vertrek van Sir Robert Sidney uit Middelburg in 1616, maar dit is niet zeker, olieverfschilderij door Adriaen Pieterszoon van de Venne, 63×131 cm., 1615, collectie Rijksmuseum Amsterdam.

vlag2

In de officiële vlag, zoals die sinds 1949 is vastgesteld is dat mooie contrasterende gele veld geheel verdwenen.

Zeeland bestond immers niet alleen uit water, maar ook uit (landbouw)land. In de nieuwste vlag is het water alom. Over het ontwerp is nogal wat te doen geweest: moest het een vlag zijn die gedachten opriep aan de nationale driekleur, moesten juist de Zeeuwse kleuren worden geaccentueerd, was het verantwoord het wapen in de vlag op te nemen? Uiteindelijk kozen Gedeputeerde Staten voor een ontwerp dat was ingediend door het toenmalige statenlid jhr. mr. T.A.J.W. Schorer. Aanvankelijk bestond er voorkeur voor een vlag van zes banen, zoals die er altijd geweest was: drie blauwe en drie witte banen. Het statenlid won het pleit door te stellen dat een zevenbanige vlag evenwichtiger was en dat een donkere baan aan onder- en bovenkant beter afstak tegen de lucht. Daarmee verdween de veelkleurigheid in de originele vlag waarin de rode leeuw op een gele achtergrond oprees, hetgeen nu alleen nog op het wapenschild te zien is.

U begrijpt het al, als historicus moet ik niks hebben van dit nieuwe stukje vod, noch van die 65-jarige; voor mij is dit ‘invention of tradition.’

Johan Francke, informatiespecialist (Zelandica)

Bronnen:
-site Rijksmuseum
-site Zeeuwse Bibliotheek, Zeeuwse Collectie, wapen van Zeeland
-site Provincie Zeeland over het wapen en de vlag.

-site Omroep Zeeland: bekijk hier het item.

 

KennisCafé e-health

dinsdag, 3 december 2013

Afgelopen vrijdag, 29 november 2013, was het weer tijd voor het KennisCafé. Deze keer ging het over de medialisering van gezondheid en de zorgsector. Deze trend is onder andere te zien in de vele medische apps die tegenwoordig te verkrijgen zijn voor op je smartphone of tablet. Andere verschijnselen zijn het online spreekuur of de website SENSE van de GGD. Er zijn op deze avond drie functies van medische apps geïdentificeerd: ten eerste zijn er medische apps die dingen vergemakkelijken, zoals bijvoorbeeld het stoppen met roken. Ook zijn er apps die de uitwisseling van informatie tussen verschillende mensen stimuleren; dit kunnen bijvoorbeeld doktoren en patiënten zijn. Als laatste ondersteunen en stimuleren medische apps mensen om zelf naar een oplossing te zoeken.

Kenniscafe 29 nov 011

Er zat weer een breed scala aan gasten om te vertellen over hun visie en achtergrond. Allereerst aan het woord was Joost Plattel, medeoprichter van Quantified self. Dit is niet zozeer enkel een app of website, maar meer nog een wereldwijde beweging die draait om het opslaan van data over jezelf. Dit kan gedaan worden op allerlei vlakken; slaap is een thema wat vaker genoemd werd deze avond, maar ook dingen als het niveau van glucose in het bloed kunnen worden bijgehouden. De data die wordt opgeslagen kan gebruikt worden als zelf verrijking (“Mijn eigen onderzoekje heeft uitgewezen dat ik beter slaap als ik deze specifieke instellingen voor mijn telefoon gebruik”) maar zou ook gebruikt kunnen worden voor grotere onderzoeken (“Waar hebben de meeste mensen in de stad last van?”).

Kenniscafe 29 nov 039

Dennis van Overbeeke, van origine maatschappelijk werker, ziet het nut van medische apps ook. Hij heeft zelf een app ontwikkeld die vooral goed werkt voor autistische kinderen. Bijvoorbeeld bij het geven van trainingen in gewenst maatschappelijk gedrag worden door de app plaatjes en icoontjes gekoppeld aan de stap in de training. Hierdoor zijn kinderen beter in staat om de lessen te onthouden.  Ook kunnen ze de informatie op de app altijd terug halen, waardoor het meer gaat om het toepassen van de geleerde vaardigheden, in plaats van de regeltjes uit het hoofd leren.

Ook de GGD gebruikt het internet om jongeren te bereiken. Zo worden onder andere social media gebruikt om jongeren in te lichten over bijvoorbeeld seksualiteit. Hiervoor heeft de GGD ook een speciale website, SENSE. Leo Meijaard, representant van de GGD op deze avond, zegt dat er veel apps worden gebruikt en aanbevolen door de GGD, maar dat de GGD ze niet zelf ontwikkelt.

Kenniscafe 29 nov 077

Een interessant punt wat werd aangesneden ging over de ‘supercomputer’ Watson, die veel data kan verzamelen en analyseren. Tot nog toe is er altijd een expert nodig geweest voor de interpretatie van die analyse; het is de vraag hoe lang het duurt voor Watson de interpretatie ook kan maken. Desalniettemin was er een algemeen geluid dat de menselijkheid niet te missen is, waardoor een dokter of expert altijd nodig zal blijven. Dit is bijvoorbeeld omdat een dokter de data in jouw specifieke situatie kan plaatsen, en deze context is belangrijk in het stellen van een diagnose. Hier tegenover staat de realisatie dat jongeren toch al in een digitale wereld leven, dus als er informatie via internet kan worden verkregen zullen ze dat ook doen, omdat het makkelijker is en veelal anoniem.

Kenniscafe 29 nov 046

Ook werd er gesproken over de betrouwbaarheid van de medische apps, waarvan het wel handig is om het soms even te controleren. Professor Dr. Frans van Overveld opperde het idee om medische apps ook te kalibreren, zoals nu met andere (medische) apparatuur in ziekenhuizen en laboratoria wordt gedaan. Verder is het altijd belangrijk om de achtergrond van een app te checken, voornamelijk de vraag “Wie heeft het gemaakt of laten maken?”.  Zeker de farmaceutische industrie kan soms een app laten ontwikkelen met de achterliggende bedoeling om de gebruiker meer medicijnen te laten kopen.

Peter van den Berg, van het Klaverblad (een patiëntenorganisatie), geeft aan dat ook privacy een belangrijk punt is om op te letten. Waar wordt uw informatie voor gebruikt, en aan wie wordt het doorgegeven? Het is misschien niet helemaal wenselijk als bijvoorbeeld de zorgverzekeraars alle informatie over uw gebruik van medische apps te weten komt.

De huisarts aan tafel, Peter de Doelder, gaf aan graag apps te gebruiken en ze ook aan te raden bij zijn patiënten, bijvoorbeeld als het gaat om stoppen met roken of afvallen. Dit kan echt helpen voor mensen, onder andere als extra stok achter de deur. Ook is hij voorstander van de website thuisarts.nl, waar patiënten onder meer diagnoses kunnen nazoeken.

Kenniscafe 29 nov 017

Op de vraag of e-health de kosten van de gezondheidzorg zal verlagen kan niemand een eenduidig antwoord geven. Het zou kunnen van wel, als de medische apps proactief zouden worden gebruikt en ze daardoor voorkomen dat iemand ernstig ziek wordt. Aan de andere kant zou het weleens zo kunnen zijn dat mensen zo veel data gaan verzamelen en zo druk met hun gezondheid in de weer gaan dat alle verwerkingen van die data meer tijd en geld gaat kosten, zo ook voor het kalmeren van ongeruste medische-app gebruikers.

Uiteindelijk is de conclusie dat e-health een leuke uitdaging is en een bijzondere verrijking. We zullen er de goede dingen uit moeten halen, en het moet altijd een vrije keuze zijn om een app te gebruiken. Of het een echt grote rol gaat spelen? Zodra de samenleving er klaar voor is, zal het opkomen! En als dat gebeurt, zou het zomaar kunnen dat we nóg ouder kunnen worden.

En laat dat laatste nou precies zijn waar het volgende KennisCafé op 20 december over gaat: Gezond 100 worden! Met onder andere prof. Dr. Ger Rijkers, ZorgSaam en andere zorginstellingen.

Tessa van Hoorn
Studente University College Roosevelt