The case of the Commercie Compagnie Middelburg
Op de vrijdag na Hemelvaartsdag vond in de Aula van de Zeeuwse Bibliotheek het eerste door de University College Roosevelt binnen onze muren georganiseerde symposium plaats. Dit symposium werd georganiseerd in het kader van de afronding van het werkcollege dat Dr. Arjan van Dixhoorn zijn derdejaars gaf. Dat werkcollege, ‘Zeeland and the Early Modern World’, had als doel het informatienetwerk van de Middelburgse Commercie Compagnie (MCC) te onderzoeken. Alle studenten (en dat waren er acht) gaven daartoe een presentatie.
Voor diegenen onder u die in 2014 in een grot in Tora Bora verbleven: de Middelburgsche Commercie Compagnie was in opzet een rederij die in 1720 tijdens de zogenaamde South Sea Bubble (een kredietcrisis op basis van verkoop van luchtkastelen) werd gesticht en pas in 1889 geliquideerd zou worden. Het bedrijf is vooral beroemd geworden omdat het complete archief van de bedrijfsadministratie bewaard is gebleven in het Zeeuws Archief (en inmiddels op de werelderfgoed lijst van de Unesco staat) en de MCC tussen 1734 en 1809 113 slavenreizen heeft ondernomen. Nu de opgewaaide bladeren in de vorm van het vraagstuk van de slavenhandel na vorig jaar weer rustig op de grond geland zijn, was het tijd om te bezien wat je zoal nog meer kan doen met een dergelijk bedrijfsarchief. Onder andere onderzoeken hoe de directie het klaarspeelde om wereldwijd haar ogen en oren open te houden en over de gehele globe haar kapiteins probeerde te dirigeren.
Om dat te onderzoeken werden de studenten in het diepe gegooid om voor het eerst in hun leven zelfstandig een wetenschappelijk onderzoek op te zetten en uit te voeren. Daarmee is enerzijds aangegeven dat de verwachtingen niet te hoog gespannen mogen zijn. Het gaat hier immers niet om volwaardige geschiedenisstudenten, maar om studenten die in de toekomst én nog moeten kiezen of ze wel onderzoeker willen worden én -indien ze dit pad van de alfawetenschappen bewandelen- ze dan ook nog geschiedenis willen gaan studeren. Anderzijds is van de UCR studenten hun bevlogenheid en bovengemiddelde intelligentie bekend. Aldus zie je op zo’n middag vaak rijp en groen voorbij komen.
Anders dan bij andere symposia was het hier vaak wel een zaak van herkauwen. Daarmee bedoel ik dat de studenten door hun docent dan wel het bos in werden gestuurd, maar niet zonder allen een identieke picknickmand mee te geven. Dat betekent dat driekwart van hen de luisteraars in de Aula vergaapt op het gegeven dat in dat mandje is genuttigd uit Wolfgang Krohns, The dynamics of science and technology: social values, technical norms and scientific criteria in the development of knowledge. Dit met als doel het onderzochte te kunnen toetsen aan de theoretische onderbouwing en uitgangspunten.
Gelukkig blijft er nog genoeg unieks over om er toch een boeiende middag van te maken.
Hermanus van de Putte (1661 – 1724 ), regent en slavenhandelaar
Het aardige aan dit werkcollege is dat studenten van nu, die zijn opgegroeid met smartphones, tablets, internet en sociale media als twitter en facebook gaan onderzoeken hoe onze voorouders driehonderd jaar geleden hun informatienetwerk opzetten. De, althans voor historici, niet-verrassende uitkomst is dat wij weliswaar in een informatie- en communicatie samenleving wonen, maar deze niet uniek is voor onze eeuw. Deze bestond namelijk al bij aanvang van de Nieuwe Tijd, zo rond 1600. De MCC, zo bleek die middag, heeft handelsagenten gehad in alle grote havens ter wereld in Rusland, Noorwegen, Engeland, Frankrijk, Spanje, Afrika, de Caraïben, de Kaapverdische Eilanden, Madeira, de Azoren tot St. Helena toe. Deze wereldgeschiedenis van een Middelburgs bedrijf leent zich uitstekend voor een geschiedeniscollege van de UCR, want daar wordt ‘glocal history’ onderwezen vanuit het idee dat alles wat in de wereld gebeurt ook vanuit het lokale perspectief bekeken kan worden. Met andere woorden: om een systeem te begrijpen hoef je niet naar het ageren van staten te kijken, maar is het bestuderen van kleinere instituties, gemeenschappen, bedrijven en netwerken voldoende om het geheel te overzien.
MCC De Hoop, Nieuwepoortstraat Middelburg
Het programma bestond uit een inleiding en slotopmerking van Prof. Dr. Arjan van Dixhoorn, zeven presentaties van twintig minuten door de studenten van het werkcollege en een korte film over het onderwerp. Daarmee was het een middag vullend programma dat van half twee tot kwart voor zes duurde. Net zoals met goede wijn in bijbelverhalen, werd ook hier het beste tot het laatst bewaard. Vooral de presentatie van Gina Leyva Freundt (de enige niet Nederlandstalige studente) over een handelsagent op Jamaica tussen 1738-1744 en die van Sjors Coenen over de correspondentie tussen het hoofdkantoor en kooplieden uit Marseille in de maanden maart tot en met juni 1733 brachten nieuwe zaken aan het licht.
Nestor Romero Clemente en Lewis Dean sloten af en brachten een geheel eigen bijdrage aan dit programma in de vorm van een korte film of teaser, waarin het betreffende werkcollege wordt aangeprezen. Eerder al bedacht Nestor een teaser voor een college van Prof. Dr. Albert Clement en een teaser voor de N8 van de n8 in Middelburg. Wat Nestor maakt met zijn huis-tuin-en-keukenapparatuur overstijgt het niveau van de gemiddelde documentairemaker van de NPO nu al. Wie de teaser van het college zag, weet dat Nestor in de voetsporen van David Attenborough treedt. We kunnen alleen maar hopen dat deze regisseur in spé niet geheel voor Zeeland verloren zal gaan, aangezien zijn opleiding, net als die van alle andere studenten van deze middag, is afgerond.
Onder de pakweg vijftig aanwezigen bevond zich ook een afvaardiging van het Familiefonds Snouck Hurgronje. Met de leerstoel van Prof. Dr. Arjan van Dixhoorn is namelijk iets vreemds aan de hand; het is de enige leerstoel in Nederland die wordt bekostigd uit de opbrengst van een nalatenschap die in zijn geheel is geroofd van de Staat, of in dit geval de Staten van Zeeland, want de fraude werd al driehonderd jaar geleden gepleegd. Achteraf kunnen we er blij om zijn dat Isaac Hurgronje op deze wijze zijn rijkdommen alsnog teruggeeft aan hen van wie dit geld gestolen was: de gemeenschap, want het gaat om een niet onaanzienlijk bedrag van rond de zes ton in guldens.
Nu zijn er graaiers die daar tegenwoordig hun hand niet voor omdraaien, maar als we dit naar hedendaagse valuta omrekenen hebben we het toch over tenminste € 13,6 miljoen. Dat geld werd door de toenmalige vendumeester en later burgemeester van Vlissingen, achterovergedrukt uit de verkoop van tijdens de Negenjarige- en Spaanse Successieoorlog buitgemaakte schepen. Het Familiefonds houdt er thans toezicht op dat dit geld nuttig wordt besteed. Dat is wat mij betreft het geval, want hoe anders krijgt Zeeland ooit nog de kans toekomstige internationale wetenschappers bekend en enthousiast te maken voor de geschiedenis van dit gewest? Die kans mogen we na 1575 niet nog een keer door onze handen laten glippen.
Johan Francke, Informatiespecialist