Berichten met tag ‘Symposium’

How to act at a distance in the early modern world

dinsdag, 26 mei 2015

The case of the Commercie Compagnie Middelburg

Op de vrijdag na Hemelvaartsdag vond in de Aula van de Zeeuwse Bibliotheek het eerste door de University College Roosevelt binnen onze muren georganiseerde symposium plaats. Dit symposium werd georganiseerd in het kader van de afronding van het werkcollege dat Dr. Arjan van Dixhoorn zijn derdejaars gaf. Dat werkcollege, ‘Zeeland and the Early Modern World’, had als doel het informatienetwerk van de Middelburgse Commercie Compagnie (MCC) te onderzoeken. Alle studenten (en dat waren er acht) gaven daartoe een presentatie.

TH vanuit Opal (Large)

Voor diegenen onder u die in 2014 in een grot in Tora Bora verbleven: de Middelburgsche Commercie Compagnie was in opzet een rederij die in 1720 tijdens de zogenaamde South Sea Bubble (een kredietcrisis op basis van verkoop van luchtkastelen) werd gesticht en pas in 1889 geliquideerd zou worden. Het bedrijf is vooral beroemd geworden omdat het complete archief van de bedrijfsadministratie bewaard is gebleven in het Zeeuws Archief (en inmiddels op de werelderfgoed lijst van de Unesco staat) en de MCC tussen 1734 en 1809 113 slavenreizen heeft ondernomen. Nu de opgewaaide bladeren in de vorm van het vraagstuk van de slavenhandel na vorig jaar weer rustig op de grond geland zijn, was het tijd om te bezien wat je zoal nog meer kan doen met een dergelijk bedrijfsarchief. Onder andere onderzoeken hoe de directie het klaarspeelde om wereldwijd haar ogen en oren open te houden en over de gehele globe haar kapiteins probeerde te dirigeren.

ZB9 100_3716

Om dat te onderzoeken werden de studenten in het diepe gegooid om voor het eerst in hun leven zelfstandig een wetenschappelijk onderzoek op te zetten en uit te voeren. Daarmee is enerzijds aangegeven dat de verwachtingen niet te hoog gespannen mogen zijn. Het gaat hier immers niet om volwaardige geschiedenisstudenten, maar om studenten die in de toekomst én nog moeten kiezen of ze wel onderzoeker willen worden én -indien ze dit pad van de alfawetenschappen bewandelen- ze dan ook nog geschiedenis willen gaan studeren. Anderzijds is van de UCR studenten hun bevlogenheid en bovengemiddelde intelligentie bekend. Aldus zie je op zo’n middag vaak rijp en groen voorbij komen.

100_3721

Anders dan bij andere symposia was het hier vaak wel een zaak van herkauwen. Daarmee bedoel ik dat de studenten door hun docent dan wel het bos in werden gestuurd, maar niet zonder allen een identieke picknickmand mee te geven. Dat betekent dat driekwart van hen de luisteraars in de Aula vergaapt op het gegeven dat in dat mandje is genuttigd uit Wolfgang Krohns, The dynamics of science and technology: social values, technical norms and scientific criteria in the development of knowledge. Dit met als doel het onderzochte te kunnen toetsen aan de theoretische onderbouwing en uitgangspunten.

Gelukkig blijft er nog genoeg unieks over om er toch een boeiende middag van te maken.

Hermanus van de Putte2

Hermanus van de Putte (1661 – 1724 ), regent en slavenhandelaar

Het aardige aan dit werkcollege is dat studenten van nu, die zijn opgegroeid met smartphones, tablets, internet en sociale media als twitter en facebook gaan onderzoeken hoe onze voorouders driehonderd jaar geleden hun informatienetwerk opzetten. De, althans voor historici, niet-verrassende uitkomst is dat wij weliswaar in een informatie- en communicatie samenleving wonen, maar deze niet uniek is voor onze eeuw. Deze bestond namelijk al bij aanvang van de Nieuwe Tijd, zo rond 1600. De MCC, zo bleek die middag, heeft handelsagenten  gehad in alle grote havens ter wereld in Rusland, Noorwegen, Engeland, Frankrijk, Spanje,  Afrika, de Caraïben, de Kaapverdische Eilanden, Madeira, de Azoren tot St. Helena toe. Deze wereldgeschiedenis van een Middelburgs bedrijf leent zich uitstekend voor een geschiedeniscollege van de UCR, want daar wordt ‘glocal history’ onderwezen vanuit het idee dat alles wat in de wereld gebeurt ook vanuit het lokale perspectief bekeken kan worden. Met andere woorden: om een systeem te begrijpen hoef je niet naar het ageren van staten te kijken, maar is het bestuderen van kleinere instituties, gemeenschappen, bedrijven en netwerken voldoende om het geheel te overzien.

MCC de Hoop Nieuwepoortstraat e

MCC De Hoop, Nieuwepoortstraat Middelburg

Het programma bestond uit een inleiding en slotopmerking van Prof. Dr. Arjan van Dixhoorn, zeven presentaties van twintig minuten door de studenten van het werkcollege en een korte film over het onderwerp. Daarmee was het een middag vullend programma dat van half twee tot kwart voor zes duurde. Net zoals met goede wijn in bijbelverhalen, werd ook hier het beste tot het laatst bewaard. Vooral de presentatie van Gina Leyva Freundt (de enige niet Nederlandstalige studente) over een handelsagent op Jamaica tussen 1738-1744 en die van Sjors Coenen over de correspondentie tussen het hoofdkantoor en kooplieden uit Marseille in de maanden maart tot en met juni 1733 brachten nieuwe zaken aan het licht.

Nestor Romero Clemente en Lewis Dean sloten af en brachten een geheel eigen bijdrage aan dit programma in de vorm van een korte film of teaser, waarin het betreffende werkcollege wordt aangeprezen. Eerder al bedacht Nestor een teaser voor een college van Prof. Dr. Albert Clement en een teaser voor de N8 van de n8 in Middelburg. Wat Nestor maakt met zijn huis-tuin-en-keukenapparatuur overstijgt het niveau van de gemiddelde documentairemaker van de NPO nu al. Wie de teaser van het college zag, weet dat Nestor in de voetsporen van David Attenborough treedt. We kunnen alleen maar hopen dat deze regisseur in spé niet geheel voor Zeeland verloren zal gaan, aangezien zijn opleiding, net als die van alle andere studenten van deze middag, is afgerond.

100_3718

Onder de pakweg vijftig aanwezigen bevond zich ook een afvaardiging van het Familiefonds Snouck Hurgronje. Met de leerstoel van Prof. Dr. Arjan van Dixhoorn is namelijk iets vreemds aan de hand; het is de enige leerstoel in Nederland die wordt bekostigd uit de opbrengst van een nalatenschap die in zijn geheel is geroofd van de Staat, of in dit geval de Staten van Zeeland, want de fraude werd al driehonderd jaar geleden gepleegd. Achteraf kunnen we er blij om zijn dat Isaac Hurgronje op deze wijze zijn rijkdommen alsnog teruggeeft aan hen van wie dit geld gestolen was: de gemeenschap, want het gaat om een niet onaanzienlijk bedrag van rond de zes ton in guldens.

Nu zijn er graaiers die daar tegenwoordig hun hand niet voor omdraaien, maar als we dit naar hedendaagse valuta omrekenen hebben we het toch over tenminste € 13,6 miljoen. Dat geld werd door de toenmalige vendumeester en later burgemeester van Vlissingen, achterovergedrukt uit de verkoop van tijdens de Negenjarige- en Spaanse Successieoorlog buitgemaakte schepen. Het Familiefonds houdt er thans toezicht op dat dit geld nuttig wordt besteed. Dat is wat mij betreft het geval, want hoe anders krijgt Zeeland ooit nog de kans toekomstige internationale wetenschappers bekend en enthousiast te maken voor de geschiedenis van dit gewest? Die kans mogen we na 1575 niet nog een keer door onze handen laten glippen.

 

Johan Francke, Informatiespecialist

Symposium de Zeeuwse belangen in de slavenhandel

dinsdag, 17 juni 2014

In een overvolle Aula van de Zeeuwse Bibliotheek werd vrijdagmiddag 13 juni 2014 een gedenkwaardig symposium gehouden over de Zeeuwse belangen in de slavenhandel en de herdenking van 200 jaar afschaffing slavenhandel. Deze was mogelijk gemaakt door de Zeeuwse Bibliotheek en de werkgroep Cultuurhistorie van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen en van subsidie voorzien door het Prins Bernhard Cultuurfonds, de Walburg Pers, uitgeverij Nieuw Amsterdam en de Provincie Zeeland.

symposium1

Marian Markelo

Hiertoe was een zestal sprekers uitgenodigd die zich allen op een apart terrein van de slavenhandel hebben gespecialiseerd en daarom een gevarieerd programma aan lezingen konden bieden. Twee minuten voor twaalf diende zich nog een extra gast aan. Marian Markelo van Het Ninsee (Nationaal Instituut Nederlands slavernijverleden en erfenis) zong na de opening door de dagvoorzitters een indrukwekkend voorouderlied met bijbehorend plengoffer.

Symposium3

Gert Oostindie

Gert Oostindie beet het spits af. Hij is directeur van het KITLV en doceert geschiedenis aan de Universiteit Leiden. Al vele jaren actief met betrekking tot studies over slavenhandel en slavernij m.b.t. het Caribisch Gebied weet hij als geen ander een algemeen beeld te schetsen van de problematiek rond het thema. Hij weet daarbij alle gebeurtenissen met elkaar te verbinden. Voor de intimi geen eye opener, maar in kort bestek wist Oostindie duidelijk te maken dat het kennen van vrijheid juist bijzonder is en slavenhandel en slavernij voor 1500 overal ter wereld onderdeel van de samenleving uitmaakten. Juist West-Europa, waar dit na de middeleeuwen verboden werd, was de uitzondering in dit geheel. Nog opmerkelijker is dat vanuit de Republiek aanvankelijk helemaal niets werd gedaan met slavenhandel met het oog op diverse bijbelboeken en de eigen ervaringen van zeelieden in de Middellandse Zee. Diezelfde bijbel werd echter weer gebruikt toen later bleek dat de handel lucratief en noodzakelijk was voor het exploiteren van plantages in de West.

Eind 17de eeuw heeft de Republiek dan ook een kwart van de internationale slavenhandel in handen omdat de plantages en slaven vanuit Brazilië naar het Caribisch gebied moeten worden overgebracht. Dat de intensiviteit daarna afneemt is relatief. Tussen Sint Eustatius en Curaçao vindt namelijk op grote schaal transitohandel plaats die nooit gedocumenteerd is, maar de Republiek uiteindelijk wel in het vaarwater van de Engelsen brengt.

Morele discussies over slavenhandel en slavernij zijn er in de Republiek tot 1814 eigenlijk niet geweest. Zolang het winstgevend is, wordt er geen actie tegen ondernomen. Sterker nog: het cultuurstelsel op Java blijkt dusdanig lucratief te werken dat afschaffing van slavernij vooralsnog onwenselijk blijkt. Ook stelt Oostindie dat koning Willem III ten onrechte wordt gehuldigd omdat hij de slavernij in het Caribisch gebied zou hebben afgeschaft: ‘De enige keer dat Willem III zich heeft beziggehouden met de afschaffing van de slavernij is geweest toen hij zijn handtekening onder de wet plaatste.’ Verder heeft de koning zich nooit ingelaten met de materie.

Symposium2

Ruud Paesie

Ruud Paesie, kenner van de smokkelhandel op Afrika en de West en van de Middelburgsche Commercie Compagnie (MCC) zette uiteen hoe de Zeeuwen in de 18de eeuw verwikkeld raakten in de slavenhandel. Na de Spaanse Successieoorlog ziet Zeeland zich gedwongen een concurrentiepositie ten opzichte van Amsterdam in te nemen. Oude handelsbedrijven als smokkelhandel, kaapvaart en wijnhandel blijken in dit tijdgewricht uitgeput. Sterk geworden in de risicovolle scheepvaart besluit de MCC zich rond 1730 op de slavenhandel te storten, al duurt het nog tot ruim 1740 voordat men hier echt in gaat investeren. De MCC ging zich dan ook pas na de neergang van de WIC op de slavenhandel richten en bereikte daar in het derde kwart van de 18de eeuw zijn hoogtepunt mee. Al langer is bekend dat de slavenhandel lang niet zo lucratief was als velen wel aannemen. De winst van de MCC op slavenreizen bedroeg slechts 3,4%. Paesie stelt dit bedrag nog naar beneden bij tot 2,6% omdat de uitreding van diverse schepen die vanuit Middelburg in ballast goederen in de West ophaalden hier niet bijgerekend waren. Hij weet dan ook aanschouwelijk te maken dat het doorgaan van de slavenhandel vooral besloten lag in het belang voor de lokale economie en de artikelen 21 en 25 van het ‘regulement van de MCC’ waarin investeerders en aandeelhouders de toezegging krijgen materiaal zoals scheepshout en victualie aan te kunnen leveren. Dat hield enkele honderden Middelburgers decennia lang aan een baan.

Symposium4

Ad Tramper

De Vlissingse gemeentearchivaris Ad Tramper belichtte de komst van de slavenschepen op de Afrikaanse kust en de handel daar en met name het verschil in handel tussen Guinee (Ghana) en Angola. In Guinee kon de slavenhandel een zeer tijdrovend proces zijn, omdat er soms wel 200 dagen over gedaan werd voordat slaaf voor slaaf de ruimen van het schip gevuld waren. Uit noodzaak werd soms het kasteel Elmina aangedaan waar –tegen extra heffingen- slaven van de WIC gekocht konden worden. Op de kust van Angola werd direct naar een handelspost gevaren waar meteen enkele honderden slaven aan boord konden komen. Daar was men overigens flinke bedragen kwijt aan relatiegeschenken voor  de inheemse maboeke (prins) en mafoeke (makelaar). Opvallend is ook het verschil in handel: Op Guinee wordt voor 50% aan textiel verkocht, terwijl dat in Angola bijna 75% is. Daarentegen bedroeg de lading buskruit in Guinee ruim 32%, terwijl daar in Angola maar 12% deel van uitmaakte. Ongetwijfeld werden er in de binnenlanden van Guinee meer stammenoorlogen uitgevochten.

Ondertussen was ook  bestsellerauteur Lawrence Hill gearriveerd (schrijver van het Negerboek) die tijdens het symposium werd geïnterviewd (zie voorgaand blog van Harry van Waveren).

Symposium7

Henk den Heijer

Na de pauze trachtte Henk den Heijer, hoogleraar maritieme geschiedenis aan de Universiteit Leiden, leven en werken van bemanning en slaven aan boord van een slavenschip inzichtelijk te maken. Op basis van aanwezig bronnenmateriaal blijft de laatste groep daarbij vaak onderbelicht. Duidelijk werd dat ongeveer de helft van de bemanningsleden uit de Republiek kwam en vooral de officieren en vaklieden (timmermannen) uit de omgeving van de Middelburg kwamen (het ging immers om de MCC). De matrozen kwamen uit de wijdere regio of zelfs uit het buitenland. Toch had hier naar mijn smaak meer aandacht besteed kunnen worden aan de inrichting van het slavenschip, want ook dat maakt veel duidelijk over de bewegingsvrijheid aan boord van een dergelijk schip, maar ook de situatie waarin zowel bemanning als slaven zich bevonden.

Symposium5

Karwan Fatah-Black

De eveneens aan universiteit Leiden docerende Karwan Fatah-Black is postdoc en promoveerde in 2013 op Surinam and the Atlantic World, 1650-1800. Zijn verhaal belichtte vooral de slavenhandel aan de overzijde van de Atlantische Oceaan en sloot mooi aan op wat Paesie eerder besprak. Hij maakte inzichtelijk dat juist op het moment dat de winsten op de slavenhandel in het derde kwart van de achttiende eeuw enorm kelderden, er tegelijkertijd sprake was van een enorme omzetverhoging. Daaraan kwam geen einde na de voor de Republiek zo desastreus verlopen Vierde Engelse Oorlog (1780-1784), maar wel een transitie. In die periode vervoerden buitenlandse schepen vele slaven aan. Ook ontstaat in die periode (en die na 1814) een handelspatroon met slavenschepen vanuit de Europese koloniën in de West. Zo worden er bijvoorbeeld vanuit Nova Scotia en Granada slaven naar Suriname gebracht.

Symposium8

Dienke Hondius

De laatste spreker, die meer op de erfenis van het cultureel erfgoed van de slavenhandel gericht was, betrof Dienke Hondius, onderzoekster op de Vrije Universiteit in Amsterdam, die onder meer het project Mapping Slavery leidt. Haar bijdrage richtte zich op de projecten die tot nu toe in Nederland zijn verricht met betrekking tot ‘plaatsen van herinnering.’ Zo zijn er slavenhandel stadswandelingen in Haarlem, Utrecht, Groningen en Amsterdam –waar men inmiddels ook een rondvaarttocht kan maken. En heeft zij in zowel Amsterdam als Middelburg een project lopen om huizen die gerelateerd kunnen worden aan de slavenhandel in kaart te brengen. Zij sloot verrassend af met kralensnoeren van bloedkoraal en gitten, welbekend in de Zeeuwse klederdracht, maar ook onder Surinamers. Opvallend was dan ook dat Ninsee bestuurslid Marian Markelo eenzelfde soort ketting van bloedkoralen droeg als onze boerinnen, zij het dan zonder goudslot met Zeeuwse knop.

Onderdeel van het symposium was het aanbieden van een nieuw boek over de Middelburgsche Commercie Compagnie door Ruud Paesie aan CdK van Zeeland, Han Polman, die daarmee alvast een voorzetje gaf voor de nationale herdenking, een dag later in de Abdij.

Concluderend kunnen we opmerken dat slavenhandel een voortbrengsel is van economische hoog- en laagconjunctuur, waarbij alleen economische overwegingen een leidende rol speelden en ethische vraagstukken pas steekhoudend werden zodra de economische grondslag onder de slavenhandel verdween. Daarbij was militaire wereldmacht van wezenlijk belang omdat schepen en handel anders niet beschermd konden worden. Schepen zonder bescherming verliezen veel scheepsruimte aan meer bemanning en bewapening en zijn daarom ongeschikt voor slavenhandel. De druk vanuit de Engelse overheid in 1814 en de daar actieve abolitionisten op de Nederlandse afschaffing van slavenhandel is veel doorslaggevender geweest dan de morele overtuiging van de Nederlanders: die was rond 1814 en ook later bij de afschaffing van de slavernij in 1863 goeddeels afwezig.

Johan Francke, informatiespecialist en samen met Hans Krabbendam organisator van het symposium.