Berichten met tag ‘slavenhandel’

Symposium de Zeeuwse belangen in de slavenhandel

dinsdag, 17 juni 2014

In een overvolle Aula van de Zeeuwse Bibliotheek werd vrijdagmiddag 13 juni 2014 een gedenkwaardig symposium gehouden over de Zeeuwse belangen in de slavenhandel en de herdenking van 200 jaar afschaffing slavenhandel. Deze was mogelijk gemaakt door de Zeeuwse Bibliotheek en de werkgroep Cultuurhistorie van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen en van subsidie voorzien door het Prins Bernhard Cultuurfonds, de Walburg Pers, uitgeverij Nieuw Amsterdam en de Provincie Zeeland.

symposium1

Marian Markelo

Hiertoe was een zestal sprekers uitgenodigd die zich allen op een apart terrein van de slavenhandel hebben gespecialiseerd en daarom een gevarieerd programma aan lezingen konden bieden. Twee minuten voor twaalf diende zich nog een extra gast aan. Marian Markelo van Het Ninsee (Nationaal Instituut Nederlands slavernijverleden en erfenis) zong na de opening door de dagvoorzitters een indrukwekkend voorouderlied met bijbehorend plengoffer.

Symposium3

Gert Oostindie

Gert Oostindie beet het spits af. Hij is directeur van het KITLV en doceert geschiedenis aan de Universiteit Leiden. Al vele jaren actief met betrekking tot studies over slavenhandel en slavernij m.b.t. het Caribisch Gebied weet hij als geen ander een algemeen beeld te schetsen van de problematiek rond het thema. Hij weet daarbij alle gebeurtenissen met elkaar te verbinden. Voor de intimi geen eye opener, maar in kort bestek wist Oostindie duidelijk te maken dat het kennen van vrijheid juist bijzonder is en slavenhandel en slavernij voor 1500 overal ter wereld onderdeel van de samenleving uitmaakten. Juist West-Europa, waar dit na de middeleeuwen verboden werd, was de uitzondering in dit geheel. Nog opmerkelijker is dat vanuit de Republiek aanvankelijk helemaal niets werd gedaan met slavenhandel met het oog op diverse bijbelboeken en de eigen ervaringen van zeelieden in de Middellandse Zee. Diezelfde bijbel werd echter weer gebruikt toen later bleek dat de handel lucratief en noodzakelijk was voor het exploiteren van plantages in de West.

Eind 17de eeuw heeft de Republiek dan ook een kwart van de internationale slavenhandel in handen omdat de plantages en slaven vanuit Brazilië naar het Caribisch gebied moeten worden overgebracht. Dat de intensiviteit daarna afneemt is relatief. Tussen Sint Eustatius en Curaçao vindt namelijk op grote schaal transitohandel plaats die nooit gedocumenteerd is, maar de Republiek uiteindelijk wel in het vaarwater van de Engelsen brengt.

Morele discussies over slavenhandel en slavernij zijn er in de Republiek tot 1814 eigenlijk niet geweest. Zolang het winstgevend is, wordt er geen actie tegen ondernomen. Sterker nog: het cultuurstelsel op Java blijkt dusdanig lucratief te werken dat afschaffing van slavernij vooralsnog onwenselijk blijkt. Ook stelt Oostindie dat koning Willem III ten onrechte wordt gehuldigd omdat hij de slavernij in het Caribisch gebied zou hebben afgeschaft: ‘De enige keer dat Willem III zich heeft beziggehouden met de afschaffing van de slavernij is geweest toen hij zijn handtekening onder de wet plaatste.’ Verder heeft de koning zich nooit ingelaten met de materie.

Symposium2

Ruud Paesie

Ruud Paesie, kenner van de smokkelhandel op Afrika en de West en van de Middelburgsche Commercie Compagnie (MCC) zette uiteen hoe de Zeeuwen in de 18de eeuw verwikkeld raakten in de slavenhandel. Na de Spaanse Successieoorlog ziet Zeeland zich gedwongen een concurrentiepositie ten opzichte van Amsterdam in te nemen. Oude handelsbedrijven als smokkelhandel, kaapvaart en wijnhandel blijken in dit tijdgewricht uitgeput. Sterk geworden in de risicovolle scheepvaart besluit de MCC zich rond 1730 op de slavenhandel te storten, al duurt het nog tot ruim 1740 voordat men hier echt in gaat investeren. De MCC ging zich dan ook pas na de neergang van de WIC op de slavenhandel richten en bereikte daar in het derde kwart van de 18de eeuw zijn hoogtepunt mee. Al langer is bekend dat de slavenhandel lang niet zo lucratief was als velen wel aannemen. De winst van de MCC op slavenreizen bedroeg slechts 3,4%. Paesie stelt dit bedrag nog naar beneden bij tot 2,6% omdat de uitreding van diverse schepen die vanuit Middelburg in ballast goederen in de West ophaalden hier niet bijgerekend waren. Hij weet dan ook aanschouwelijk te maken dat het doorgaan van de slavenhandel vooral besloten lag in het belang voor de lokale economie en de artikelen 21 en 25 van het ‘regulement van de MCC’ waarin investeerders en aandeelhouders de toezegging krijgen materiaal zoals scheepshout en victualie aan te kunnen leveren. Dat hield enkele honderden Middelburgers decennia lang aan een baan.

Symposium4

Ad Tramper

De Vlissingse gemeentearchivaris Ad Tramper belichtte de komst van de slavenschepen op de Afrikaanse kust en de handel daar en met name het verschil in handel tussen Guinee (Ghana) en Angola. In Guinee kon de slavenhandel een zeer tijdrovend proces zijn, omdat er soms wel 200 dagen over gedaan werd voordat slaaf voor slaaf de ruimen van het schip gevuld waren. Uit noodzaak werd soms het kasteel Elmina aangedaan waar –tegen extra heffingen- slaven van de WIC gekocht konden worden. Op de kust van Angola werd direct naar een handelspost gevaren waar meteen enkele honderden slaven aan boord konden komen. Daar was men overigens flinke bedragen kwijt aan relatiegeschenken voor  de inheemse maboeke (prins) en mafoeke (makelaar). Opvallend is ook het verschil in handel: Op Guinee wordt voor 50% aan textiel verkocht, terwijl dat in Angola bijna 75% is. Daarentegen bedroeg de lading buskruit in Guinee ruim 32%, terwijl daar in Angola maar 12% deel van uitmaakte. Ongetwijfeld werden er in de binnenlanden van Guinee meer stammenoorlogen uitgevochten.

Ondertussen was ook  bestsellerauteur Lawrence Hill gearriveerd (schrijver van het Negerboek) die tijdens het symposium werd geïnterviewd (zie voorgaand blog van Harry van Waveren).

Symposium7

Henk den Heijer

Na de pauze trachtte Henk den Heijer, hoogleraar maritieme geschiedenis aan de Universiteit Leiden, leven en werken van bemanning en slaven aan boord van een slavenschip inzichtelijk te maken. Op basis van aanwezig bronnenmateriaal blijft de laatste groep daarbij vaak onderbelicht. Duidelijk werd dat ongeveer de helft van de bemanningsleden uit de Republiek kwam en vooral de officieren en vaklieden (timmermannen) uit de omgeving van de Middelburg kwamen (het ging immers om de MCC). De matrozen kwamen uit de wijdere regio of zelfs uit het buitenland. Toch had hier naar mijn smaak meer aandacht besteed kunnen worden aan de inrichting van het slavenschip, want ook dat maakt veel duidelijk over de bewegingsvrijheid aan boord van een dergelijk schip, maar ook de situatie waarin zowel bemanning als slaven zich bevonden.

Symposium5

Karwan Fatah-Black

De eveneens aan universiteit Leiden docerende Karwan Fatah-Black is postdoc en promoveerde in 2013 op Surinam and the Atlantic World, 1650-1800. Zijn verhaal belichtte vooral de slavenhandel aan de overzijde van de Atlantische Oceaan en sloot mooi aan op wat Paesie eerder besprak. Hij maakte inzichtelijk dat juist op het moment dat de winsten op de slavenhandel in het derde kwart van de achttiende eeuw enorm kelderden, er tegelijkertijd sprake was van een enorme omzetverhoging. Daaraan kwam geen einde na de voor de Republiek zo desastreus verlopen Vierde Engelse Oorlog (1780-1784), maar wel een transitie. In die periode vervoerden buitenlandse schepen vele slaven aan. Ook ontstaat in die periode (en die na 1814) een handelspatroon met slavenschepen vanuit de Europese koloniën in de West. Zo worden er bijvoorbeeld vanuit Nova Scotia en Granada slaven naar Suriname gebracht.

Symposium8

Dienke Hondius

De laatste spreker, die meer op de erfenis van het cultureel erfgoed van de slavenhandel gericht was, betrof Dienke Hondius, onderzoekster op de Vrije Universiteit in Amsterdam, die onder meer het project Mapping Slavery leidt. Haar bijdrage richtte zich op de projecten die tot nu toe in Nederland zijn verricht met betrekking tot ‘plaatsen van herinnering.’ Zo zijn er slavenhandel stadswandelingen in Haarlem, Utrecht, Groningen en Amsterdam –waar men inmiddels ook een rondvaarttocht kan maken. En heeft zij in zowel Amsterdam als Middelburg een project lopen om huizen die gerelateerd kunnen worden aan de slavenhandel in kaart te brengen. Zij sloot verrassend af met kralensnoeren van bloedkoraal en gitten, welbekend in de Zeeuwse klederdracht, maar ook onder Surinamers. Opvallend was dan ook dat Ninsee bestuurslid Marian Markelo eenzelfde soort ketting van bloedkoralen droeg als onze boerinnen, zij het dan zonder goudslot met Zeeuwse knop.

Onderdeel van het symposium was het aanbieden van een nieuw boek over de Middelburgsche Commercie Compagnie door Ruud Paesie aan CdK van Zeeland, Han Polman, die daarmee alvast een voorzetje gaf voor de nationale herdenking, een dag later in de Abdij.

Concluderend kunnen we opmerken dat slavenhandel een voortbrengsel is van economische hoog- en laagconjunctuur, waarbij alleen economische overwegingen een leidende rol speelden en ethische vraagstukken pas steekhoudend werden zodra de economische grondslag onder de slavenhandel verdween. Daarbij was militaire wereldmacht van wezenlijk belang omdat schepen en handel anders niet beschermd konden worden. Schepen zonder bescherming verliezen veel scheepsruimte aan meer bemanning en bewapening en zijn daarom ongeschikt voor slavenhandel. De druk vanuit de Engelse overheid in 1814 en de daar actieve abolitionisten op de Nederlandse afschaffing van slavenhandel is veel doorslaggevender geweest dan de morele overtuiging van de Nederlanders: die was rond 1814 en ook later bij de afschaffing van de slavernij in 1863 goeddeels afwezig.

Johan Francke, informatiespecialist en samen met Hans Krabbendam organisator van het symposium.

 

 

Slavernijverleden en de grabbelton die geschiedenis heet

donderdag, 4 juli 2013

Het Nederlandse slavernijverleden…alleen die naam al doet mij als historicus de rillingen over de rug lopen alsof een ongenode kousenbandslang door mijn broekspijpen richting mijn nek probeert te sluipen. Ik houd mij graag aan de regels van het vak, maar als je in het publieke debat belandt blijkt dat onmogelijk. Het is natuurlijk sowieso evident dat je de juiste begrippen hanteert omdat de vlag anders de lading niet meer dekt en dat is hier duidelijk het geval. Nederland kende a priori namelijk geen slavernij. In de voormalige koloniën was dit -onder de vigerende wetgeving van diezelfde Nederlandse staat- uiteraard wel het geval, maar dat neemt niet weg dat hier twee werelden bij elkaar worden gebracht die niet te verenigen zijn. Nuance is voor de historicus geen probleem, die is gewend dat een zwart-wit beeld niet bestaat, maar wel voor de moderne trendy ‘News Hopper’ die de wereld alleen nog ziet door de bril die media hem of haar verschaffen en de huidige samenleving projecteert op die van driehonderd jaar terug. Zonder enige gêne worden daarbij lukraak zaken uit de historische grabbelton gegoocheld en door elkaar geschud zonder enige context aan te brengen.

knipsel wikimediaMet gekromde tenen zat ik enige weken geleden te luisteren naar een lezing over slavernij waarin een kleine driehonderd jaar Nederlandse geschiedenis in een tiental zinnen werd uiteengezet. Van overheidswege van commissie voorziene bedrijven werden als piraten bestempeld (want in 2013 kennen we geen particulier geweldsmonopolie, dus zal het in het verleden ook wel niet gedeugd hebben, terwijl diezelfde groep minkukels nu ijvert om malafide huurlingen aan boord van de Nederlandse schepen voor de kust van Somalië mee te sturen in plaats van mariniers). Cijfers over enkele jaren werden maatgevend voor de gehele periode, zo ook het beleid van de WIC, dat kennelijk ook maatgevend was voor alle andere slavenhalers. En uiteraard was geen enkele natie zo wreed geweest als de Nederlanders. Nu was het bewind in Suriname extreem wreed, maar wat is wreed, of wreder dan … als je het niet vergelijkt met andere naties? Twee is kleiner dan drie en vier groter dan drie, maar drie blijft drie als vier en twee er niet zijn. De spreker wist van 1596 tot 1814 een tijdspanne te maken die 250 jaar overbrugde waarbij hij zonder scrupules van 1621 naar 1795 sprong alsof u en ik ’s ochtends het raam openzetten en denken: ‘alweer een nieuwe dag.’

knipsel transatlantic slavery

Een nog flagrantere schending van de vakterminologie kwam ik afgelopen weken tegen toen ik het feestelijke programma rond de 150-jarige afschaffing van de slavernij las en zag dat er in Amsterdam een heus symposium werd georganiseerd onder de noemer Transatlantic slavery in perspective? Die transatlantische slavernij was ik eerder al tegen het lijf gelopen in de liturgie van een op 30 juni georganiseerde dienst in de Oostkerk, maar dat was in elkaar geflanst door amateurs, niet door mensen van wie je beter zou verwachten. Wat moet ik mij daarbij voorstellen, bij Transatlantische slavernij? Dat is toch zeker de slavernij op de Atlantische Oceaan? En heeft die dan bestaan? Welnee, dat is de Stratenmaker-op-zee-show. Ja, er zijn miljoenen slaven over de oceaan vervoerd en die zijn met miljoenen tegelijk tewerkgesteld op plantages in de Nieuwe wereld, maar aan slavenarbeid werd aan boord van de transatlantische schepen niet gedaan om de eenvoudige reden dat de toekomstige slaven daar geketend in de ruimen zaten -welbeschouwd ook nog als krijgsgevangenen. Ook hier dekt de vlag de lading dus niet.

De nuance is ver te zoeken en er was dan ook volop gelegenheid je de afgelopen dagen kapot te ergeren aan mensen die de klok wel hadden horen luiden, maar niet wisten waar de klepel hing. Zo had de nieuwslezer van Omroep Zeeland het in de uitzending van 1 juli in zijn eerste zin doodleuk over de 150-jarige afschaffing van de slavenhandel, maar ook in serieuzere media als het NOS-journaal hakkelden en stotterden de verslaggevers en nieuwslezers zich door begrippen als afschaffing van de slavernij, slavernijverleden en slavenhandel. En omdat het allemaal zo erg is geweest durft niemand eigenlijk te zeggen hoeveel onzin er gedebiteerd wordt. Niet in de laatste plaats doordat talloze organisatoren zelf met het Nederlandse aandeel in de slavenhandel hun betoog starten, en vervolgens op slavernij overgaan zonder dat eigenlijk de slavenarbeid op de plantages in de koloniën en de afschaffing daarvan nog aan bod komt. Terwijl het daar dit jaar toch om begonnen was.

fokke en sukke

door Reid, Geleijnse & Van Tol
uit: De historische canon van Fokke & Sukke

Bovenal klonk er die 1ste juli de roep om excuses aan de Nederlandse regering. Voor wie niet beter weet lijkt dat misschien logisch, maar dat is het niet. Die Nederlandse staat schafte weliswaar zeer laat de wetgeving af die de slavernij reguleerde, maar bracht zelf de facto geen mensen in slavernij. Dat deden immers de plantage-eigenaars en een stad als Amsterdam en de WIC die in de Sociëteit van Suriname aandelen bezaten, niet de rijksoverheid zelf (ten minste als we Nederlands-Indië hier even buiten beschouwing laten). Nu kwam er eindelijk, dus honderdvijftig jaar te laat, een diepe spijtbetuiging van de regering uit monde van vice-premier Asscher, moesten het weer excuses zijn. Omdat daar een juridisch staartje aan kan vastzitten werd hier waarschijnlijk vanaf gezien. En omdat de voormalige ‘Prins Pils’ in dit verband wellicht een wat al te vlotte babbel zou hebben, had de RIVD maar besloten dat hij als Willem IV (want daar hebben we het toch eigenlijk over) beter zijn lippen stijf op elkaar zou kunnen houden en vooral gezellig met zijn eega mee zou klappen na elke speech. Maar waarom zou de overheid eigenlijk geen excuses aanbieden als dat het leed verzachten kan, als de Surinamers, Indiërs en Antillianen daarmee een last van hun schouders weggenomen kan worden?

Het lijkt mij dat de overheid niet bang hoeft te zijn voor claims omdat elke vraag om schadeloosstelling in principe verjaard is en er bovendien geen voormalige slaven meer in leven zijn. Als ‘nazaat’ van kan er toch moeilijk geclaimd worden? Dat zou een merkwaardige globale financiële claim carrousel opleveren. Dan kan ik ook wel geld van de Engelse staat gaan eisen voor wat de RAF mijn familie heeft aangedaan in de Tweede Wereldoorlog, de Duitsers en de Fransen omdat ze na 1940 Middelburg niet hebben gerestaureerd of, om dichter bij het onderwerp te blijven, de regering van Algerije aanklagen voor het onder slavernij brengen van mijn bet-bet-bet-bet-bet-overgrootvader die als zeeman gevangengenomen werd en als slaaf tewerk werd gesteld. Goed, ik hoef nu niet in Algerije te leven, maar waar het mij om gaat is dat mensen persoonlijk verantwoordelijk zijn voor hun daden en je kunt de nakomelingen daarvan niet de schuld geven, noch als nakomeling een ander aan gaan klagen.

Het adagium dat men er na eenmaal excuses vanaf is klopt natuurlijk ook niet helemaal, want de Keti Koti viering keert elk jaar terug en je kan als Nederlander maar moeilijk gaan doen of dat een feestdag is. Waar wordt herdacht moeten ook officiële woorden gesproken worden, ook al zie ik liever tien Surinaamse vrouwen in vrolijke ‘lawaai’ jurken dansen dan dat ik gedeputeerde De Reu tien minuten een tekst hoor oplepelen waarvan ik weet dat hij hem zelf niet geschreven heeft.

Dan heb ik het nog niet gehad over de alom geventileerde oneliners als ‘de geschiedenisboeken zijn er wazig over’ (PZC 2 juli, pag. 22) of ‘dat verleden wordt de kinderen op Curaçao of in Nederland niet geleerd.’ Dat soort kolder klinkt politiek heel leuk, maar is inmiddels al lang verjaard en achterhaald natuurlijk. Het is weliswaar ronduit hilarisch als Surinaamse scholieren van tien jaar oud moeten leren dat ‘De Rijn bij Lobith ons land binnenstroomt’ (het is overigens bij Spijk), maar die kadaverdiscipline is toch onderhand prehistorisch. Even resumerend: De slavernij is vensternummer 23 van de nationale canon en laat die canon (samengesteld door Frits van Oostrom) nu uitgangspunt zijn voor de kerndoelen in het voortgezet onderwijs die alle 8 tot 15-jarigen onderwezen moeten krijgen. Er is, met andere woorden, geen nieuw schoolboek meer te vinden waar dit onderwerp niet in voorkomt.

Balans Doelen no3 16okt2012

Balans, Middelburg

Ook de steden Amsterdam en Middelburg kennen –naast een slavernijmonument- hun zwarte geschiedenispagina’s. De Sociëteit van Suriname is venster nummer 20 van de Canon van Amsterdam. De Zeeuwse canon kent zelfs drie aanknopingspunten. Fort Zeelandia 1667 is vensternummer 28, slavenhandel en slavernijmonument vensternummer 32 en Molukkenkamp Westkapelle 1955 is vensternummer 47, waarbij de Surinamers onderdeel uitmaken van de immigrantenstromen die na de oorlog in de provincie terecht kwamen. Dat er in het onderwijs geen aandacht voor zou zijn lijkt me dus een fabeltje.

Het erge aan dit alles vind ik namelijk dat er wel herdacht wordt, maar dat slavernij nog steeds voorkomt. Erger nog, het bestaat nu ook in Europa, zelfs in Nederland. Wat heeft het voor zin slavernij te herdenken als er vijf kilometer bij huis vandaan moderne plantage-eigenaren rondlopen die Polen twaalf uur per dag champignons laten plukken tegen een hongerloon en deze in caravans stallen, terwijl hen heel andere arbeidsvoorwaarden werden voorgeschoteld; terwijl wij op sportschoenen van een niet nader te noemen Amerikaans sportmerk rondlopen die voor een dollar door een 12-jarige in de nachtelijke uren bij het licht van een 25-watt lampje in elkaar genaaid zijn in Bangladesh en hier honderdvijftig euro kosten, terwijl in Antwerpen 15-jarige meisjes uit Senegal -wier paspoort is afgepakt- tot prostitutie worden gedwongen.

knipsel kindslaven nike

Laten we daarom eerst eens onze eigen hypocriete hedendaagse samenleving onder de loep nemen en er voor zorgen dat onze huidige samenleving geen slavernij meer kent. Pas dan heeft het zin om om te zien naar het verleden, te herdenken en de les te trekken waarom dit in de toekomst niet meer voorkomen mag.

 

Johan Francke, Kennisdiensten & Collecties