Berichten met tag ‘slavernij’

Caribische muziek: even stilstaan, maar dan meedansen!

maandag, 18 augustus 2014

Caribische muziek maakt vrolijk: een beeld van dansende mensen, opwaaiende rokjes, felle kleuren en vooral veel blije gezichten. Zodra de muziek begint, wordt het moeilijk om stil te blijven zitten. Een slechte bui verdwijnt en het lichaam ontspant, voelt opeens zelfs soepel!

De mix van Zuid-Amerikaanse, Afrikaanse, Europese en Aziatische klanken in perfecte symbiose heeft dit effect op bijna iedereen. Zeg nou zelf: als de zon begint te schijnen, lijken problemen weg te smelten; armoede lijkt minder zwaar en nu is belangrijker dan morgen.

De muziek die dit wonderbaarlijke effect heeft is ontstaan in grote ellende. Slaven die vanuit West-Afrika naar West-Indië werden vervoerd, als vee werden verhandeld en terechtkwamen op plantages of in fabrieken: ze hadden niets meer dan het ritme van hun continent in het hart.

Alles was hen ontnomen. Zelfs hun identiteit, wanneer er nieuwe namen werden toegewezen en in hun huid het merk van de eigenaar was gebrand.

Het verzet tegen deze positie vond uiting op verschillende manieren, van verborgen sabotage tot “playing stupid”- doen alsof men dom was. Het verdriet vond uiting in beurtzang, ritme en dans.

Muziek verbindt mensen. Geloof, hoop, liefde, blijheid, verdriet, woede en verzet- het vindt allemaal een stem in muziek, melodie, ritme en dans.

Ondanks het ontmoedigingsbeleid dat de Europese machthebbers er regelmatig op loslieten, werd er muziek gemaakt. En op deze manier ontstonden de beguine in St. Lucia, de mento in Jamaica, de salsa in Cuba, de bossa nova in Brazilië.  Met weer andere muzikale invloeden protesteren bijvoorbeeld de calypso (Trinidad) en de reggae (Jamaica) tegen racisme en sociale onrechtvaardigheden.

Trinidad– geboorteplek van de steel drum. In de tijd van de slavernij waren stokgevechten populair onder de slaven, maar ze werden verboden omdat de slavenhouders inzagen dat de stokken zeer effectieve wapens waren. Ook het ritueel gebruik van de stokken als ritme-instrumenten werd daarmee in de ban gedaan. De mensen moesten op zoek naar andere manieren om muziek te maken en hun cultuur vast te houden.

In de 20ste eeuw kwam de olie-industrie. De arbeiders begonnen stalen tonnen te gebruiken en te bewerken zodat er verschillende toonhoogtes speelbaar werden. De steel drum kreeg voor hen op deze manier ook een politieke betekenis: die van de Afrikaanse creativiteit en kracht.

aruba

Bovenstaand voorbeeld geeft aan hoe mensen zich aanpassen en toch hun eigen identiteit bewaren, verder ontwikkelen en uiten, ook al wordt door overheden geprobeerd dit te onderdrukken. Die elasticiteit en inventiviteit vind je terug in de muziek van het hele Caribisch gebied, van Cuba helemaal rondom de archipel tot de Nederlandse Antillen.

Hier vinden we op Curaçao de populaire tumba, hier uitgelegd, en op Aruba is de dande zeer populair met een jaarlijks festival gewijd aan deze vorm.

De smeltkroes van culturen kunt u beluisteren met cd’s die u kunt lenen uit de Zeeuwse Bibliotheek. U vindt hier onder meer deze aanraders:

*  Island in the Sun: a history of Caribbean Music bij rubriek 86/VC (Midden-en  Zuid-Amerika);

*  Mirror to the soul: music, culture and identity in the Caribbean 1920-73 bij de rubriek 86/MIRR

(Caribisch gebied)

* The rough guide to calypso gold bij rubriek 86/CALY (Trinidad)

* Mento, not calypso!: the original sound of Jamaica bij rubriek 86/VC (Jamaica)

En vergeet Bob Marley niet, diverse cd’s bij rubriek 78!

 

Els van de Wijdeven-Millenaar, Muziekspecialist

 

Bronnen:

1. The Garland Encyclopedia of World Music, Volume: South America, Mexico, Central America & the Caribbean. Martha Ellen Davis- The Music of the Caribbean.

2. www.academia.edu :

a. African-Caribbean Resistance Culture: Past and Contemporary

b.  Dennis R. Hidalgo – Africa and the Caribbean: Overview

3. Wikipedia: Music of the African Diaspora

4. You Tube: video’s.

De geschiedenis van Ghana in Zeeland – bijzondere documenten in de Zeeuwse Bibliotheek

donderdag, 5 juni 2014

Bijna niemand weet het. In de Zeeuwse Bibliotheek in Middelburg ligt een bron van informatie over de 19e eeuwse geschiedenis van Ghana.

Tot 1872 hoorde het gebied ‘Nederlandsche Bezittingen ter kuste van Guinea’ bij Nederland. Een van de laatste gouverneurs was C.J.M. Nagtglas (1814-1897). Een deel van zijn persoonlijke archief, waaronder brieven, notities, tekeningen, kaarten, West-Afrikaanse, Nederlandse en Engelse kranten en ambtelijke rapporten heeft hij geschonken aan het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen. Nagtglas’ broer Frederik (1821-1902), bestuurslid, bibliothecaris en conservator van het genootschap, speelde waarschijnlijk een bemiddelende rol. En zo kwam een prachtige documentatie over het West-Afrikaanse gebied in Zeeland terecht.

Wiki internet Cornelis_Nagtglas

C.J.M. Nagtglas. (Foto: Wikipedia)

Het nationale belang van deze bijzondere collectie wordt onderschreven door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Bij het programma Metamorfoze, dat door het ministerie is opgericht voor het behoud van het papieren erfgoed in Nederland, is een subsidie aangevraagd én toegekend om alle documenten te conserveren en te digitaliseren. De originele papieren worden nu verantwoord opgeborgen en kunnen daardoor langer behouden blijven. Iedere belangstellende kan straks de digitale versie van de verzameling bestuderen.

Nederlanders in West-Afrika

Op zoek naar nieuwe handelsgebieden verschenen de Nederlanders in het begin van de 17eeuw aan de kust van Guinea, West-Afrika. Ze wisten dat de Portugezen daar een zeer winstgevende handel in goud hadden opgezet. Voor de handel waren er aan de kust – de Goudkust – verschillende forten gebouwd. In 1637 kregen de Nederlanders voet aan wal door de verovering van het Portugese fort Elmina en vanaf die tijd werd het fort (ook wel kasteel genoemd) hét bestuurscentrum voor de Nederlanders. Van daaruit handelden zij met de lokale machthebbers.

ElminaIMG_9836

Tekening van het kasteel Elmina. (Zeeuwse Bibliotheek, collectie C.J.M. Nagtglas)

 DSC01710-eigen foto Elmina

Kasteel Elmina, binnenplein, 2009. (Foto: privécollectie)

De handel in goud, later gevolgd door de handel in slaven, was zeer succesvol. De West-Indische Compagnie bouwde nog meer forten aan de kust voor het verschepen van slaven naar de Caribische plantages. Na het verbod op de slavenhandel in 1814, nu 200 jaar geleden, verschoof de aandacht naar andere handelsactiviteiten, maar de grote economische bloei was voorbij. Aan het einde van de 19e eeuw was het gebied zelfs niet interessant meer voor de Nederlanders en ruilden zij het land met de Engelsen.

Marcel van Engelen heeft een heel interessant boek geschreven over deze geschiedenis, over de slavenhandel en het fort Elmina: Het Kasteel van Elmina, in het spoor van de Nederlandse slavenhandel in Afrika, (Amsterdam, De Bezige Bij, 2013)

Gouverneur C.J.M. Nagtglas

In 1851 vertrok Nagtglas als militair naar het gebied van de ‘Nederlandsche Bezittingen ter kuste van Guinea’. Het land was niet populair bij de Nederlandse ambtenaren. Niemand ging er graag naar toe, niet alleen omdat het salaris laag was, maar ook vanwege het ‘moordende’ klimaat. Het werd niet voor niets ‘het graf der blanken’ genoemd. De meeste ambtenaren probeerden met eigen handeltjes hun inkomsten te verbeteren, maar dat leidde tot problemen met de plaatselijke bevolking.

Toen Nagtglas in 1857 tot gouverneur was benoemd poogde hij de toestand te verbeteren, niet alleen door een loonsverhoging voor de ambtenaren, maar ook door verbeteringen in de gezondheidszorg en het onderwijs voor de inwoners. Om een goed beeld te krijgen van de Nederlandse bezittingen stuurde hij zijn ambtenaren het land in om dorpen of krommen, minutieus in kaart te brengen. Dat leverde veel informatie op over de samenstelling van de bevolking, de verschillen tussen de stammen, het dagelijks leven, gewoonten, familieleven, de positie van vrouwen, vormen van slavernij, ceremonies, religie, bestuur en regels, huizenbouw, fysische gesteldheid van het gebied en opbrengsten uit de landbouw. In het zoutkrom Adjenim vlakbij Elmina stonden bijvoorbeeld 64 huizen. De mensen leefden er van de ‘zoutkokerij’ en handelden met inwoners uit het noorden. Een ijverige ambtenaar meldde dat er een “grijsaard van nagenoeg honderd jaren” woonde. Soms werd zelfs de breedte van de paden gemeten.

Direct naast de Nederlandse bezittingen lagen de Engelse koloniën. De grenzen tussen beide delen vormden grote obstakels. Nagtglas was om die redenen voorstander van het ruilen van gronden. Onderhandelingen daarover werden tot tweemaal toe afgebroken en in 1862 ging hij met pensioen. Toen in 1865 opnieuw gesprekken werden gevoerd, reisde Nagtglas op verzoek van de Nederlandse regering, naar Londen. Samen met de gezant in Groot-Brittannië, mr. baron A.A. Bentinck, legde hij de basis voor een ‘Traktaat’ waarin de uitruil van de gebieden en de nieuwe grenzen werden vastgesteld.

Het Traktaat had rampzalige gevolgen, vooral omdat de bevolking aan de Goudkust niet was ingelicht over de veranderingen. Om de toestand te normaliseren werd Nagtglas in 1869 gevraagd opnieuw gouverneur te worden. Hij kreeg te maken met ernstige ongeregeldheden en oorlogsdreigingen met name in het krom Commenda. In de collectie Nagtglas zijn stukken te vinden waarin de schermutselingen worden beschreven en op een handgetekende kaart is aangegeven waar het allemaal gebeurde.

IMG_7737-Commenda JPEG

Tekening krijgsverrichtingen bij Commenda, 1869-1870. (Zeeuwse Bibliotheek, collectie C.J.M. Nagtglas)

De situatie veranderde door het aantreden van een nieuwe minister van Koloniën die het Traktaat ter discussie stelde en wilde bezuinigen. De kosten voor de kolonie aan de Goudkust liepen veel te hoog op. Ook dat is in de aantekeningen van Nagtglas terug te lezen. De minister wilde het gebied aan Groot-Brittannië overdragen en in ruil daarvoor uitbreiding van het gezag op Sumatra. In 1871 werd het ´Goudkust traktaat´ gesloten en in 1872 volgde de overdracht. Dat was ook de tijd dat Nagtglas Elmina moest verlaten vanwege zijn gezondheid. De laatste documenten in zijn collectie dateren van dat jaar. Hij moest de officiële ondertekening van het nieuwe traktaat overlaten aan zijn opvolger Ferguson.

Conserveren van belangrijke collecties en archieven in Nederland

De collectie C.J.M. Nagtglas is nauw verbonden met andere collecties en archieven in Nederland en Engeland. Het officiële archief van de ‘Directie van de Nederlandse Bezittingen ter kuste van Guinea (1658-1872)’ wordt bewaard in het Nationaal Archief in Den Haag. Delen van dit officiële archief zijn ook te vinden in The National Archives in Londen. Engelse kapers hebben een deel van de administratie, dat per schip van de Goudkust naar Nederland werd verzonden, buitgemaakt en vervolgens is het in het archief in Londen opgeborgen. Er is ook een C.J.M. Nagtglas-collectie in het Nationaal Militair Museum te Soesterberg (voorheen: Legermuseum). Daar worden vooral militaire documenten bewaard. Een collectie opgezette vogels uit de Goudkust, is terecht gekomen bij het museum Naturalis Biodiversity Center in Leiden en enkele etnografische voorwerpen, geschonken aan het Zeeuws Genootschap, in de collectie van het Zeeuws Museum in Middelburg.

DSC01117Andrews

Brief van Edward B. Andrews, Engels gouverneur, aan C.J.M. Nagtglas, 1861. (Zeeuwse Bibliotheek, collectie C.J.M. Nagtglas)

De conservering van de documenten in de Zeeuwse Bibliotheek is inmiddels uitgevoerd en nu wordt hard gewerkt aan de digitalisering. Het is de bedoeling dat de inhoud ervan volgend jaar digitaal beschikbaar is op de grote archieven-site www.europeana.eu.

Dan kan iedereen kennis nemen van de gedetailleerde beschrijvingen van de krommen en van alle andere documenten uit de collectie, zoals het ‘Verslag van inlandsche wetten en gebruiken op Neerlandsch grondgebied ter kuste van Guinea’, het verzoek van koning Kudjo Diaho om beloond te worden voor bewezen diensten en een lijst met geneesmiddelen, die nodig waren in de garnizoensapotheek van kasteel Elmina.

Liesbeth van der Geest, conservator bijzondere collecties

 

Aanvullende tips:

Op de eerste verdieping van de Zeeuwse Bibliotheek is een tentoonstelling ingericht ‘Bedenckinge over den slaef-handel 1814-2014: 200 jaar afschaffing slavenhandel’.

Op 13 juni a.s. is in de Zeeuwse Bibliotheek een symposium over ‘De Zeeuwse belangen in de slavenhandel’. Zie voor verdere informatie: Zeeuwse Bibliotheek en www.wchzeeland.nl 

Verder lezen:

G.E.W. Visscher-Passmann, ‘C.J.M. Nagtglas, gouverneur en diplomaat aan de Goudkust’. In: Tijdschrift Zeeland (2003) jrg. 12, nr. 2, p. 62-68.

J.R. Verbeek, ‘De expeditie naar de kust van Guinea in 1869-1870 en haar voorgeschiedenis (I)’. In: Mars et Historia (1981) jrg. 15, nr. 6, p. 103-110.

J.R. Verbeek, ‘De expeditie naar de kust van Guinea in 1869-1870 en haar voorgeschiedenis (II)’. In: Mars et Historia (1982) jrg. 16, nr. 1, p. 6-12.

J.R. Verbeek, ‘De expeditie naar de kust van Guinea in 1869-1870 en haar voorgeschiedenis (III)’. In: Mars et Historia (1982) jrg. 16, nr. 2, p. 44-51.

 

 

 

Slavernijverleden en de grabbelton die geschiedenis heet

donderdag, 4 juli 2013

Het Nederlandse slavernijverleden…alleen die naam al doet mij als historicus de rillingen over de rug lopen alsof een ongenode kousenbandslang door mijn broekspijpen richting mijn nek probeert te sluipen. Ik houd mij graag aan de regels van het vak, maar als je in het publieke debat belandt blijkt dat onmogelijk. Het is natuurlijk sowieso evident dat je de juiste begrippen hanteert omdat de vlag anders de lading niet meer dekt en dat is hier duidelijk het geval. Nederland kende a priori namelijk geen slavernij. In de voormalige koloniën was dit -onder de vigerende wetgeving van diezelfde Nederlandse staat- uiteraard wel het geval, maar dat neemt niet weg dat hier twee werelden bij elkaar worden gebracht die niet te verenigen zijn. Nuance is voor de historicus geen probleem, die is gewend dat een zwart-wit beeld niet bestaat, maar wel voor de moderne trendy ‘News Hopper’ die de wereld alleen nog ziet door de bril die media hem of haar verschaffen en de huidige samenleving projecteert op die van driehonderd jaar terug. Zonder enige gêne worden daarbij lukraak zaken uit de historische grabbelton gegoocheld en door elkaar geschud zonder enige context aan te brengen.

knipsel wikimediaMet gekromde tenen zat ik enige weken geleden te luisteren naar een lezing over slavernij waarin een kleine driehonderd jaar Nederlandse geschiedenis in een tiental zinnen werd uiteengezet. Van overheidswege van commissie voorziene bedrijven werden als piraten bestempeld (want in 2013 kennen we geen particulier geweldsmonopolie, dus zal het in het verleden ook wel niet gedeugd hebben, terwijl diezelfde groep minkukels nu ijvert om malafide huurlingen aan boord van de Nederlandse schepen voor de kust van Somalië mee te sturen in plaats van mariniers). Cijfers over enkele jaren werden maatgevend voor de gehele periode, zo ook het beleid van de WIC, dat kennelijk ook maatgevend was voor alle andere slavenhalers. En uiteraard was geen enkele natie zo wreed geweest als de Nederlanders. Nu was het bewind in Suriname extreem wreed, maar wat is wreed, of wreder dan … als je het niet vergelijkt met andere naties? Twee is kleiner dan drie en vier groter dan drie, maar drie blijft drie als vier en twee er niet zijn. De spreker wist van 1596 tot 1814 een tijdspanne te maken die 250 jaar overbrugde waarbij hij zonder scrupules van 1621 naar 1795 sprong alsof u en ik ’s ochtends het raam openzetten en denken: ‘alweer een nieuwe dag.’

knipsel transatlantic slavery

Een nog flagrantere schending van de vakterminologie kwam ik afgelopen weken tegen toen ik het feestelijke programma rond de 150-jarige afschaffing van de slavernij las en zag dat er in Amsterdam een heus symposium werd georganiseerd onder de noemer Transatlantic slavery in perspective? Die transatlantische slavernij was ik eerder al tegen het lijf gelopen in de liturgie van een op 30 juni georganiseerde dienst in de Oostkerk, maar dat was in elkaar geflanst door amateurs, niet door mensen van wie je beter zou verwachten. Wat moet ik mij daarbij voorstellen, bij Transatlantische slavernij? Dat is toch zeker de slavernij op de Atlantische Oceaan? En heeft die dan bestaan? Welnee, dat is de Stratenmaker-op-zee-show. Ja, er zijn miljoenen slaven over de oceaan vervoerd en die zijn met miljoenen tegelijk tewerkgesteld op plantages in de Nieuwe wereld, maar aan slavenarbeid werd aan boord van de transatlantische schepen niet gedaan om de eenvoudige reden dat de toekomstige slaven daar geketend in de ruimen zaten -welbeschouwd ook nog als krijgsgevangenen. Ook hier dekt de vlag de lading dus niet.

De nuance is ver te zoeken en er was dan ook volop gelegenheid je de afgelopen dagen kapot te ergeren aan mensen die de klok wel hadden horen luiden, maar niet wisten waar de klepel hing. Zo had de nieuwslezer van Omroep Zeeland het in de uitzending van 1 juli in zijn eerste zin doodleuk over de 150-jarige afschaffing van de slavenhandel, maar ook in serieuzere media als het NOS-journaal hakkelden en stotterden de verslaggevers en nieuwslezers zich door begrippen als afschaffing van de slavernij, slavernijverleden en slavenhandel. En omdat het allemaal zo erg is geweest durft niemand eigenlijk te zeggen hoeveel onzin er gedebiteerd wordt. Niet in de laatste plaats doordat talloze organisatoren zelf met het Nederlandse aandeel in de slavenhandel hun betoog starten, en vervolgens op slavernij overgaan zonder dat eigenlijk de slavenarbeid op de plantages in de koloniën en de afschaffing daarvan nog aan bod komt. Terwijl het daar dit jaar toch om begonnen was.

fokke en sukke

door Reid, Geleijnse & Van Tol
uit: De historische canon van Fokke & Sukke

Bovenal klonk er die 1ste juli de roep om excuses aan de Nederlandse regering. Voor wie niet beter weet lijkt dat misschien logisch, maar dat is het niet. Die Nederlandse staat schafte weliswaar zeer laat de wetgeving af die de slavernij reguleerde, maar bracht zelf de facto geen mensen in slavernij. Dat deden immers de plantage-eigenaars en een stad als Amsterdam en de WIC die in de Sociëteit van Suriname aandelen bezaten, niet de rijksoverheid zelf (ten minste als we Nederlands-Indië hier even buiten beschouwing laten). Nu kwam er eindelijk, dus honderdvijftig jaar te laat, een diepe spijtbetuiging van de regering uit monde van vice-premier Asscher, moesten het weer excuses zijn. Omdat daar een juridisch staartje aan kan vastzitten werd hier waarschijnlijk vanaf gezien. En omdat de voormalige ‘Prins Pils’ in dit verband wellicht een wat al te vlotte babbel zou hebben, had de RIVD maar besloten dat hij als Willem IV (want daar hebben we het toch eigenlijk over) beter zijn lippen stijf op elkaar zou kunnen houden en vooral gezellig met zijn eega mee zou klappen na elke speech. Maar waarom zou de overheid eigenlijk geen excuses aanbieden als dat het leed verzachten kan, als de Surinamers, Indiërs en Antillianen daarmee een last van hun schouders weggenomen kan worden?

Het lijkt mij dat de overheid niet bang hoeft te zijn voor claims omdat elke vraag om schadeloosstelling in principe verjaard is en er bovendien geen voormalige slaven meer in leven zijn. Als ‘nazaat’ van kan er toch moeilijk geclaimd worden? Dat zou een merkwaardige globale financiële claim carrousel opleveren. Dan kan ik ook wel geld van de Engelse staat gaan eisen voor wat de RAF mijn familie heeft aangedaan in de Tweede Wereldoorlog, de Duitsers en de Fransen omdat ze na 1940 Middelburg niet hebben gerestaureerd of, om dichter bij het onderwerp te blijven, de regering van Algerije aanklagen voor het onder slavernij brengen van mijn bet-bet-bet-bet-bet-overgrootvader die als zeeman gevangengenomen werd en als slaaf tewerk werd gesteld. Goed, ik hoef nu niet in Algerije te leven, maar waar het mij om gaat is dat mensen persoonlijk verantwoordelijk zijn voor hun daden en je kunt de nakomelingen daarvan niet de schuld geven, noch als nakomeling een ander aan gaan klagen.

Het adagium dat men er na eenmaal excuses vanaf is klopt natuurlijk ook niet helemaal, want de Keti Koti viering keert elk jaar terug en je kan als Nederlander maar moeilijk gaan doen of dat een feestdag is. Waar wordt herdacht moeten ook officiële woorden gesproken worden, ook al zie ik liever tien Surinaamse vrouwen in vrolijke ‘lawaai’ jurken dansen dan dat ik gedeputeerde De Reu tien minuten een tekst hoor oplepelen waarvan ik weet dat hij hem zelf niet geschreven heeft.

Dan heb ik het nog niet gehad over de alom geventileerde oneliners als ‘de geschiedenisboeken zijn er wazig over’ (PZC 2 juli, pag. 22) of ‘dat verleden wordt de kinderen op Curaçao of in Nederland niet geleerd.’ Dat soort kolder klinkt politiek heel leuk, maar is inmiddels al lang verjaard en achterhaald natuurlijk. Het is weliswaar ronduit hilarisch als Surinaamse scholieren van tien jaar oud moeten leren dat ‘De Rijn bij Lobith ons land binnenstroomt’ (het is overigens bij Spijk), maar die kadaverdiscipline is toch onderhand prehistorisch. Even resumerend: De slavernij is vensternummer 23 van de nationale canon en laat die canon (samengesteld door Frits van Oostrom) nu uitgangspunt zijn voor de kerndoelen in het voortgezet onderwijs die alle 8 tot 15-jarigen onderwezen moeten krijgen. Er is, met andere woorden, geen nieuw schoolboek meer te vinden waar dit onderwerp niet in voorkomt.

Balans Doelen no3 16okt2012

Balans, Middelburg

Ook de steden Amsterdam en Middelburg kennen –naast een slavernijmonument- hun zwarte geschiedenispagina’s. De Sociëteit van Suriname is venster nummer 20 van de Canon van Amsterdam. De Zeeuwse canon kent zelfs drie aanknopingspunten. Fort Zeelandia 1667 is vensternummer 28, slavenhandel en slavernijmonument vensternummer 32 en Molukkenkamp Westkapelle 1955 is vensternummer 47, waarbij de Surinamers onderdeel uitmaken van de immigrantenstromen die na de oorlog in de provincie terecht kwamen. Dat er in het onderwijs geen aandacht voor zou zijn lijkt me dus een fabeltje.

Het erge aan dit alles vind ik namelijk dat er wel herdacht wordt, maar dat slavernij nog steeds voorkomt. Erger nog, het bestaat nu ook in Europa, zelfs in Nederland. Wat heeft het voor zin slavernij te herdenken als er vijf kilometer bij huis vandaan moderne plantage-eigenaren rondlopen die Polen twaalf uur per dag champignons laten plukken tegen een hongerloon en deze in caravans stallen, terwijl hen heel andere arbeidsvoorwaarden werden voorgeschoteld; terwijl wij op sportschoenen van een niet nader te noemen Amerikaans sportmerk rondlopen die voor een dollar door een 12-jarige in de nachtelijke uren bij het licht van een 25-watt lampje in elkaar genaaid zijn in Bangladesh en hier honderdvijftig euro kosten, terwijl in Antwerpen 15-jarige meisjes uit Senegal -wier paspoort is afgepakt- tot prostitutie worden gedwongen.

knipsel kindslaven nike

Laten we daarom eerst eens onze eigen hypocriete hedendaagse samenleving onder de loep nemen en er voor zorgen dat onze huidige samenleving geen slavernij meer kent. Pas dan heeft het zin om om te zien naar het verleden, te herdenken en de les te trekken waarom dit in de toekomst niet meer voorkomen mag.

 

Johan Francke, Kennisdiensten & Collecties