Berichten met tag ‘geschiedenis Zeeuwse knoop’

Slotschrift : over hoe spinnetjes holden en knoopjes rolden en Loesje opnieuw gelijk kreeg: de weg loopt niet waar je ‘m verwacht

donderdag, 19 januari 2023

Hoe was het ook al weer

Op de kop af 9 jaar geleden begon ik met mijn zoektocht naar de oorsprong van de Zeeuwse knoop. Dat was na een bezoek in november 2013 aan de Foundation Beyeler in Basel, waar ik in de museumwinkel een boek vond over 25.000 jaar sieraden, uitgegeven door de gezamenlijke Berlijnse staatsmusea. De items op de coverfoto deden me sterk denken aan onze Zeeuwse knoop. Dit bracht me in de jaren erna virtueel de hele wereld over, maar het accent van deze reis lag aanvankelijk toch vooral in Europa. Ik schreef er dit blog over dat werd gepubliceerd op de site van de Zeeuwse Bibliotheek in Middelburg.

De aanleiding voor dit slotschrift, was een telefoontje in het voorjaar van 2020 van edelsmid Eva van Kempen uit Amsterdam. Een deel van haar werk richt zich op ambachtelijk erfgoed en filigrain en ze had mijn blog op internet gevonden.

Eva was op dat moment bezig met haar scriptie ter afronding van een Master aan het Sandberg Instituut (Rietveld Academie). Zij deed veldonderzoek naar de staat van filigrain in Nederland en in China.

De laatste Nederlandse filigrain-meester Cor Kuijf (Schoonhoven) gaat/ is inmiddels met pensioen, waarmee de techniek en bijbehorende vaardigheden in Nederland verloren dreigen te gaan.

Als reactie op het dreigend uitsterven van dit ambachtelijk vakmanschap in Nederland en voortbouwend op een recente heropleving van de belangstelling voor het ambacht, is Eva van plan een project te starten in de vorm van een online open source platform over filigrain (vooralsnog alleen op Instagram) onder de naam Filigree Embassy. Met als doel informatie over filigrain toegankelijker te maken voor Nederlandse vormgevers, kunstenaars, sieradenmakers en -dragers en om kennis te verzamelen en te delen.

Het filigrain als ambacht wordt gezien als een belangrijk deel van het Nederlandse immateriële erfgoed omdat de techniek veel gebruikt werd en wordt in traditionele Nederlandse streeksieraden, waaronder de Zeeuwse knoop in al zijn variaties.

Tijdens onze gedachtewisselingen kwamen we begin vorig jaar tot een conclusie over de oorsprong van filigrain in het algemeen en daarmee de techniek en ontwerp van de Zeeuwse knoop in het bijzonder. Een conclusie die naar mijn oordeel het vermelden waard is, al zal misschien niet iedereen die met evenveel enthousiasme ontvangen.

Het gaat daarbij onder meer om de spinnetjes, die zo kenmerkend zijn voor het ontwerp van de Zeeuwse knoop. Door wie, waar en wanneer werden ze voor het eerst gemaakt, waar duiken ze voor het eerst op? Tot nu is, of was de consensus dat de filigraintechniek (dus het draadwerk en de korrels door granulatie) werd ontwikkeld in het oude Mesopotamië, het Tweestromenland. Ook wel het Land van Eufraat en Tigris genoemd, “land van melk en honing”. Wat nu grofweg de landen Irak en Syrië zijn, de bakermat van onze Westerse beschaving, ontstaan meer dan 6000 jaar voor Christus, dus ongeveer 8000 jaar geleden.

Vandaaruit waren het met name (of is het onder meer?) de Etrusken (inwoners van Etrurië, het huidige Toscane, Umbrië en Latina in Italië) die de techniek importeerden naar Europa. Zij versierden hun sieraden soms ook met spinnetjes.

Maar… en het hiernavolgende is gebaseerd op de gesprekken die Eva van Kempen en ik vanaf maart 2021 over dit onderwerp voerden en op een artikel dat zij schreef voor het Engelse tijdschrift Journal of Jewellery Research, Volume 4 May 2021 – ISNN2516-337X.

Overigens, Wikipedia is en blijft natuurlijk de inmiddels bijna onuitputtelijke bron van talloze weetjes:


Het Holoceen is het geologische tijdvak van ca. 12.000 jaar geleden tot nu. Het is een relatief warme periode (ook Interglaciaal genoemd) vergeleken met de daaraan voorafgaande IJstijd, de koude periode aan het einde van het Pleistoceen.

De oude Steentijd eindigt officieel met het einde van het Pleistoceen. In de geschiedenis van de mens in Europa is het Holoceen de periode van de midden– en jonge steentijd, de kopertijd, de bronstijd en de ijzertijd, waarna de geschreven geschiedenis begint.

De midden Steentijd (vanaf bijna 12000 jaar geleden, het einde van de laatste ijstijd): culturen van jagers-verzamelaars

De jonge Steentijd vanaf 6000 voor Chr. (dus 8000 jaar geleden): begin van de landbouw

Kopertijd vanaf ca. 5500 voor Chr. (dus 7500 jaar geleden)

Bronstijd vanaf ca. 3500 voor Chr. (dus 5500 jaar geleden)

IJzertijd vanaf ca. 1200 voor Chr. (dus 3200 jaar geleden)

De Steentijd of het stenen tijdperk is de periode uit de prehistorie waarin mensen stenen en nog geen metalen werktuigen gebruikten. Helemaal aan het eind van de jonge steentijd, dus vanaf 8000 tot 7500 jaar geleden, werden van sommige metalen wel sieraden gemaakt.


China

Over China gesproken dus. Hoe het precies zit met de Chinese jonge Steentijd en Kopertijd is niet eenvoudig te achterhalen. Maar ook dit gebied kent klimatologische en ontwikkelingsperioden die min of meer vergelijkbaar zijn met die in Europa.

Er zijn geen Chinese schriftelijke bronnen uit de tijd voor 1300 v.Chr.. Pas vanaf 200 v.Chr. kunnen schriftelijke bronnen en archeologische vondsten met zekerheid aan elkaar worden gekoppeld.

Maar er is natuurlijk veel meer dan schriftelijk materiaal. Oeroude menselijke resten bijvoorbeeld. Zo las ik vorig jaar op de site van Scientias in een artikel van Rob Oele het volgende:

“In China liep al heel vroeg een ‘moderne’ mens(achtige) rond. Azië wordt steeds meer beschouwd als mede-brongebied van onze diepe roots. Als actueel voorbeeld moge een schedel uit China (Harbin) dienen. Die was al eerder gevonden maar hij werd pas in 2021 goed bekeken en voorts gedateerd op minstens 140.000 jaar oud, maar waarschijnlijk was hij nog een stuk ouder. De Drakenman (die naam kreeg hij) leek op een moderne mens want zijn herseninhoud was tenminste zo groot als die van een moderne mens en ook zijn aangezicht leek op dat van ons. Maar de rest van zijn langwerpige, plattere schedel duidt op andere genetische invloeden. Zou de ‘Afrikaanse’ Homo sapiens zich daar al zó vroeg vermengd hebben met een lokaal ontstane mens(achtige)? Of ontwikkelde de drakenman zich zonder die inmenging vanuit de Aziatische metapopulatie van mens(achtig)en? Wie het weet mag het zeggen.”

Homo Longi
Homo longi NT door Nobu Tamura, CC BY-SA 3.0 , via Wikimedia Commons Geraadpleegd op 10 januari 2023

En wat te denken van mogelijk millennialange overlevering van textiel- en kledingtradities en de edelsmeedkunst en sieraden. Juist en met name in Zuid-China wordt de filigraintechniek nog steeds van generatie op generatie overgedragen en volop toegepast. Hun filigrain is tot uiterste technische en artistieke perfectie ontwikkeld. *

Ik heb het hier met name over twee vrijheidslievende bergvolken, de Hmong (Miao) en Mien (Yao), met hun eigen nauw aan elkaar verwante taalfamilies. Met als meest waarschijnlijke thuisland Zuid-China, tussen de Yangtze- en de Mekongrivieren. Ze behoren tot of zijn de oudste volken in dit gebied, met hun eigen diaspora.

Volgens de Amerikaanse taalkundige Martha Ratliff is er taalkundig bewijs dat de Hmong/ Miao al meer dan 8000 jaar in Zuid-China leven. Ook de bevindingen uit het National Genographic Project (DNA-Haplogroepen) wijzen vermoedelijk in die richting (zie het rode gebied met haplogroep O3d-M7 (y-dna). Even googelen voor een grotere afbeelding).

Y-DNA van Haplogroepen
Chakazul, CC BY-SA 3.0 , via Wikimedia Commons. Geraadpleegd op 10 januari 2023 van https://commons.wikimedia.org/wiki/File:World_Map_of_Y-DNA_Haplogroups.png

*Een absolute aanrader: het boek “Zilver Het wonder uit het Oosten: filigrein van de Tsaren” door Maria Mensjikova en Jet Pijzel-Dommisse, uitgegeven in 2006 door Waanders Zwolle, Stichting De Hermitage aan de Amstel in Amsterdam en Staatsmuseum De Hermitage in Sint-Petersburg.

Dat ‘Oosten’ is voornamelijk China en voor een klein deel India (met medewerking van Chinese meesters?) en Batavia, 17e t/m 19e eeuw.

Voorzijde boek Zilver het wonder uit het Oosten filigrein van de tsaren door Maria Mensjikova en Jet Pijzel-Dommisse
Zilver het wonder uit het Oosten filigrein van de tsaren door Maria Mensjikova en Jet Pijzel-Dommisse

Oudste bron Hmong/Miao?

Een voorzichtige conclusie is dat de oudste bron van het filigrain als zodanig (de draad- en granulatietechnieken) Zuid-China zou kunnen zijn. In het bijzonder het Hmong/ Miao bergvolk. En dat van daaruit verspreiding plaatsvond over de rest van de wereld. Zoals Mesopotamië. Voor alle duidelijkheid: het is een mogelijkheid. Gebaseerd op de wat betreft techniek en artisticiteit uitzonderlijk verfijnde, hoogstaande objecten uit de collecties van de tsaren en het prachtige zilverwerk dat nog steeds gemaakt wordt door de Hmong/ Miao.

Baojing festival copyright Helga Peeters, bedrijfsleidster van reisfactorij Anubhuti in Moerbeke-Waas België

Chinese culturele revolutie

Tijdens de zogenaamde ‘grote proletarische culturele revolutie’ in China, van 1966 tot 1976 onder het regime van dictator Mao Zedong, vond massale vernietiging plaats van historisch cultureel erfgoed. De machthebbers zorgden voor vernietiging van de ‘Vier Ouden’ (oude cultuur, oude gewoontes, oude gebruiken en oude gedachten). In korte tijd werden veel gebouwen, voorwerpen, boeken en schilderijen vernield door hun Rode Gardes. Leden van etnische minderheden zoals de Boeddhistische Tibetanen en de Oeigoeren werden vervolgd omdat zij vasthielden aan hun oude gebruiken. Miljoenen Chinezen werden vervolgd, gemarteld en vermoord of stierven de hongerdood.

Ook textiel en sieraden werden vernietigd of omgesmolten. Het maken, dragen of bezitten van sieraden werd verboden. Maar omdat een bergvolk zoals de Hmong/ Miao zich vermoedelijk in elk geval ten dele aan deze destructie kon onttrekken, zijn hun oude kleding- en sieradentradities in stand gebleven. Inclusief het vakmanschap van hun meesteredelsmeden.

Als ik Internet afstroop kom ik hedendaagse en vintage Hmong/ Miao sieraden tegen die versierd zijn met spinnetjes. Maar het zijn er niet heel veel. En meestal niet in de vorm van een knoop of iets dat daarop lijkt, uitgezonderd een enkele haarpin. En daarmee kom ik wat betreft onze Zeeuwse knoop toch weer, met een sprongetje achteruit, terecht in de Europese 16e en 17e eeuw. In de ons inmiddels bekende landen Spanje en Portugal. In de Nederlanden. En bij de Sefardische Joden.

Bekijk een een afbeelding van een Miao haarpin op Pinterest: nl.pinterest.com/pin/heart-beat-big-sur-carmel-treasure-chest-the-collection-of-treasures–748019819331789153/

Bekijk een afbeelding van een Miao haarpint op Pinterest: nl.pinterest.com/pin/610097080742389390/

Azië en Europa

“Vanaf de zestiende en zeventiende eeuw werd de filigreintechniek in bijna alle Europese en Aziatische landen toegepast (…).

Tijdens de verbanning van de Joden uit Spanje in de 16e eeuw en de verbanning van Hugenoten uit Frankrijk in de 17e eeuw, trokken veel edelsmeden weg uit hun geboorteland. In de nieuwe woonomgeving vond een uitwisseling plaats tussen de nieuwe en de lokale meesters. Zo mengden de hun bekende filigreintechnieken zich met de techniek van de autochtone meesters.

Andere belangrijke factoren voor de totstandkoming van een universele stijl waren de ontdekkingsreizen, de verbreding van de invloedsfeer van de Europese landen en de oprichting door Portugal, Spanje, de Nederlanden en (effectief veel later) Groot-Brittannië van hun Oost-Indische Compagnieën ter ontwikkeling van de zeehandel met India, Zuidoost-Azië en China. In de zestiende eeuw werd Portugal het belangrijkste Europese centrum voor de handel met China (…).

Kunstvoorwerpen werden meegenomen door reizigers of bemanningsleden zelf; daarbij voldeden ze aan bestellingen, kochten de voorwerpen voor zichzelf (zoals ook aldaar vervaardigde knopen? T.) of verkochten ze op veilingen om winst te maken. De Nederlanders handelden tot 1661 via Taiwan, daarna werd Batavia de belangrijkste handelspost voor de Republiek.” (Mensjikova 2006).

Zie het naschrift van onderhavig blog van februari 2018. Daar is bovenstaand feitelijk een onderbouwing van en aanvulling op.

Spanje en Portugal

Over onderbouwing gesproken. De Middelburgse edelsmid Bert van Wijk bericht me sinds twee jaar over zijn reizen naar Portugal, waar hij met zijn camper langs edelsmeden en musea trekt waar traditioneel filigrain gemaakt en tentoongesteld wordt. Overigens werd daar door een museumdirecteur ontkend dat het ontwerp van de Zeeuwse knoop uit Portugal komt. Terecht denk ik. Maar na zijn vakantie in Portugal van afgelopen voorjaar doet Bert boodschappen bij de supermarkt en of het zo moet zijn gebeurt daar iets bijzonders:

“Thuis gekomen van mijn vakantie naar AH en naast de nodige etenswaren een tijdschriftje gekocht National Geographic Historia Nummer 5/2022. Hierin staat een artikel over de Sefardim, Iberische Joden in de diaspora. En nou is er een regeltje in dat artikel wat mijn aandacht trok.
‘Ambachten in Fez (Marokko T.). ‘Maar bovenal blonken ze (de Sefardim T.) uit in het edelsmeden. Als geen ander beheersten ze de techniek van het trekken van goud en zilverdraad.’
Artikel geschreven door Rafael M. Giron-Pascual”.

Een prachtige toevalstreffer. Deze Spaanse auteur even gegoogeld natuurlijk. Hij is werkzaam aan de universiteit van Cordoba (aan de masteropleiding genealogie, heraldiek en archieven).

Wat ik bijzonder vind, is dat Bert direct na zijn vakantie in Portugal notabene bij AH in een tijdschrift van Nat Geo nog een bevestiging heeft gevonden van wat ik noteerde in de laatste alinea van het naschrift bij dit blog (2/2018) met foto van de Spaanse Charro-knoop:

“Van goudsmid Luis Mendez Lopez (met Portugese voorouders T.) uit Salamanca kreeg ik november vorig jaar een aantal teksten die hij weer kreeg van de gemeente Salamanca. Hij had eerst navraag gedaan bij het Regionale Centrum voor traditionele studies in de regio Castilië en León. In de teksten staat dat de Charro-knoop, behorend bij de regionale streekdracht, gemaakt en gedragen werd en wordt in Salamanca, Zamora en de grensstreek met Portugal. En dat lang geleden in de sieradenworkshops van Astorga, León en Salamanca invloeden te zien waren van Joodse en Moorse goudsmeden, met filigraan en granulaat, zoals toegepast in de Charro-knoop. Die op hun beurt zijn afgeleid van decoratieve knopen uit de zestiende en vroege zeventiende eeuw.”

De knopen van Willem van Oranje

Tenslotte kreeg ik eind augustus jl. een mail van Martin van Wallenburg, archeoloog en historicus uit Den Haag met Zeeuwse achtergrond. Hij is sinds vele jaren geïnteresseerd in ‘Zeeland en de West’, waarbij het doorgronden van de Zeeuwse cultuur en tradities een belangrijk onderdeel is gaan vormen van zijn onderzoeksgebied.

Hij oppert op basis van bestudering van een in Middelburg gemaakt schilderij van Willem van Oranje uit 1588 of 1589, dat op diens mantel de oudst bekende afbeelding te zien is van een filigrain-knoop in een Zeeuwse context, met duidelijk zichtbaar een korfje met bovenop een granule.

Op de tweede foto hieronder een ander, ouder portret van Willem van Oranje, uit 1579. Daarop zijn vergelijkbare knopen te zien, alleen lijken de granulen te ontbreken.

De foto’s zijn afkomstig van respectievelijk de sites van het Zeeuws Archief in Middelburg en het Rijksmuseum in Amsterdam. Martin nam ze op in een artikel waar hij aan werkt.

Een mooie ontdekking, waarmee we weer 100 jaar verder terug in de tijd zijn gegaan, naar de 16e eeuw, misschien zelfs einde 15e eeuw.

In een andere suggestie van Van Wallenburg, dat dit type knopen (korfje met granule) een voorloper zou zijn van de Zeeuwse knoop, kan ik niet meegaan. Naar mijn oordeel is het niet zozeer een voorloper maar een broertje, één van de verschillende toepassingen van filigrain.

En voor het schilderij van Van den Queborn uit 1588 heeft Willem van Oranje niet geposeerd. Hij werd immers in 1584 vermoord. Wanneer je goed kijkt naar de details, met name het hoofddeksel en de bontkraag onder de kanten kraag en daaronder de details van de sluitingen van de jas en de schouderstukken, dan lijkt het om dezelfde jas te gaan. Ik denk dat het schilderij uit 1588 voor de gelegenheid (1574 stadsrechten voor Arnemuiden) ‘postuum’ is geschilderd naar het portret uit 1579. De knopen (met granule) zijn wellicht nageschilderd van knopen die Van den Queborn ergens anders heeft gezien. Misschien op een ander schilderij van Willem van Oranje of van een tijdgenoot. Of in het echt.

Portret van Prins Willem I, in zwarte kleding met goud/zilver borduursel, staande naast links een tafel waarop document met rood lakzegel
Portret van Prins Willem I, in zwarte kleding met goud/zilver borduursel, staande naast links een tafel waarop document met rood lakzegel / Queborn, Daniël van den (c. 1552-1605), Antwerpen (c. 1552-1605), Gemeente Middelburg, Stadhuiscollectie Arnemuiden, nr 5, Geraadpleegd op 21 februari 2023 https://hdl.handle.net/21.12113/61A11151DFD64472ADB320CA3A57C6CD

“Niet vaak speelt een archiefstuk zo’n prominente rol als op dit schilderij van Willem I, prins van Oranje. De oorkonde met uithangend zegel bevat het stadsrecht dat de prins in 1574 aan het dappere Arnemuiden verleende.

In tegenstelling tot de stad Middelburg die trouw bleef aan Spanje (tot 1574 T.), koos het dorp Arnemuiden voor de kant van de opstandelingen en van Willem van Oranje (1533-1584). Het werd voor zijn moed beloond met het stadsrecht.”

Portret van Willem I, prins van Oranje Willem I (1533-84), prins van Oranje, genaamd Willem de Zwijger / Adriaen Thomasz. Key, ca. 1579 Collectie Rijksmuseum Amsterdam, geraadpleegd 10 januari 2023 http://hdl.handle.net/10934/RM0001.COLLECT.9542

“Onder de edelen die in de Nederlanden in opstand kwamen tegen het gezag van Filips II groeide Willem van Oranje uit tot de grote leider van de opstand. Hij kwam voor zijn eigen belangen op, streefde naar grotere zelfstandigheid en bepleitte vrijheid van godsdienst. In 1580 zette Filips II een prijs op zijn hoofd; vier jaar later werd hij vermoord.”

En kijk dan toch ook nog even naar de haarpinnen van de Chinese Miao (onderste van de twee foto’s). De bovenste helft is een combinatie van een korfje en de spinnetjes zoals behorend bij de Zeeuwse knoop. Hoe bijzonder is dat.

Tenslotte

Beste lezers, dit was het. Nu echt vermoed ik. De cirkel is rond. Mijn eerder geopperde hypothese van drie mogelijke routes die de spinnetjes holden en de knoopjes rolden worden toch weer bevestigd. 1 Het verre Oosten, 2 Mesopotamië richting Italië en Balkan. En 3 Spanje waar relatief recentelijk toch duidelijk de eerste met de Zeeuwse vergelijkbare knopen werden gemaakt.

Welke de meest waarschijnlijke is? Ik denk de route vanuit het verre oosten, waarbij naar mijn oordeel in elk geval de mogelijkheid van een Chinese oorsprong van de basistechniek van filigrain en granulatie serieus overwogen zou moeten worden. Het is zelfs niet uit te sluiten dat de spinnetjes daar ook voor het eerst werden gemaakt, al blijft Mesopotamië hiervoor natuurlijk kandidaat.

Maken we een grote sprong voorwaarts, naar de 16e en 17e eeuw waarin de eerste voor ons herkenbare knopen opduiken (Amsterdam, Middelburg), dan ga ik voor de Sefardim uit Spanje. Maar ze kunnen ook uit het verre oosten zijn meegenomen door onze scheepvaarders van de VOC. En wie weet was het een kwestie van beiden.

Dank

Met heel veel dank aan ieder die de afgelopen negen jaar een bijdrage leverde aan mijn zoektocht. Jullie zijn allen waardige leden van de Orde van de Zeeuwse Knoop.

Trude de Reij

Middelburg, 13 november 2022

Bekijk een afbeelding van Hmong oorbellen op Etsy www.etsy.com/nl/listing/668016078/hill-tribe-oude-zilveren-oorbellen-uit

Meer informatie:

Meer informatie:
Dit is een gastblog van een couch traveler. Trude de Reij heeft de verre geschiedenis van de Zeeuwse knop onderzocht. Zij publiceert dit onderzoek op uitnodiging van ZB Bibliotheek van Zeeland.
Lees ook:
Deel 1
Deel 2
Deel 3
Deel 4
Deel 5
Deel 6
Deel 7
Naschrift

Over de geschiedenis van de Zeeuwse knoop of: hoe een knoopje kan rollen : naschrift

woensdag, 21 juni 2017

In mei vorig jaar heb ik ‘De levens van Jan Six’ (2016, non-fictie) van Geert Mak gelezen. Voor mensen zoals ik die altijd op zoek zijn naar historische sensaties, is het een geweldig boek. Op de achterkant staat: “Dit is het verhaal van Jan Six, zijn familie en zijn vele levens. Zijn portret wordt beschouwd als het mooiste dat zijn vriend Rembrandt ooit heeft gemaakt. (…) De levens van Jan Six beschrijft de reis van een Amsterdamse elitefamilie door vier eeuwen geschiedenis. Het is tegelijk het verhaal van de stad en tijdgeest, van ambities en beperkingen, van grandeur en de eeuwige angst voor de neergang.”

In dit boek, op pagina 37, staat een foto van ‘Chloris’, een klein portret van een onbekende dame, van Gerard ter Borch uit 1640 (Privé Collectie Six). Zij draagt een broche met hanger. Het beeld in het boek was te klein om exact te kunnen zien wat de hanger is. Maar het was heel verleidelijk een gelijkenis te ontwaren met het ontwerp van de Zeeuwse knoop.

Portret van Chloris door Gerard ter Borch, 1640

Chloris door Gerard ter Borch, 1640

Portret van Jan Six I door Gerard ter Borch, 1640

Jan Six I door Gerard ter Borch, 1640

Diezelfde maand schreef ik mij en mijn man in voor een rondleiding door het huis van de familie Six aan de Amstel in Amsterdam. Door het verschijnen van het boek van Geert Mak was de wachtlijst daarvoor opgelopen tot 8 maanden. Maandag 15 januari jl. was het zover. Na afloop adviseerde jhr. Six (X) om voor meer informatie over het sieraad op het portretje contact op te nemen met Bianca du Mortier, conservator kostuum bij het Rijksmuseum en met Marieke de Winkel, zelfstandig onderzoekster. Hij wilde zelf ook wel weten hoe het zat.

Ik heb contact gezocht met het Rijksmuseum en sprak uiteindelijk met Suzanne van Leeuwen, jr. conservator/ restaurator juwelen. Zij stuurde me onder meer de masterscriptie van haar collega en researchfellow Monique Rakhorst met de titel Gedragen en vastgelegd, uit 2013.
Haar onderwerp van studie is de authenticiteit van sieraden op portretten van welgestelde Amsterdamse inwoners uit de 17e eeuw. Hoewel Chloris geen specifiek onderwerp van haar onderzoek is, is over het sieraad dat zij draagt wel het nodige te zeggen.

Het is een broche met ronde hanger, bezet met diamanten, op de borst gedragen, gangbaar vanaf de jaren ’40 17e eeuw. In dit geval zijn de stenen gezet in een bloemmotief.
De reden waarom er een gelijkenis is met het voorwerp van mijn onderzoek, is dat ook de basis van het ontwerp van de Zeeuwse knoop een bloemmotief is, mogelijk Astrantia (Sterrenkruid), dat in Nederland tevens de naam Zeeuws knopje draagt.
Op de oude schilderijen worden de diamanten op dit type broche vaak in zwart afgebeeld, omdat de reflectie in de stenen door de toen nog toegepaste slijptechniek beperkt was.

Het type sieraad dat Chloris draagt wordt tegenwoordig een ‘Devant de corsage’ genoemd (term uit de 19e eeuw), hoewel dat meestal een grotere, zgn. strikbroche is, met of zonder hanger. De broche op het portretje van Chloris heeft geen strik. Dat geldt overigens ook voor de broche waarmee burgemeestersdochter Agatha Bas (geen familie van Elisabeth Bas) door Rembrandt in 1641 is afgebeeld. Het kunnen de eerste modellen zijn geweest. De hangers aan de broches van beide vrouwen lijken vrijwel identiek. Dat geeft te denken. Ze werden gemaakt vanaf eind jaren ’30 17e eeuw. In dit geval wellicht door dezelfde goudsmid of juwelier, wonend en werkzaam ergens aan de grachtengordel of dicht daar in de buurt.

Portret van Agatha Bas met broche

Agatha Bas / Rembrandt van Rijn, 1641 – Royal Collection Trust

Interessant is dat onder de 17e eeuwse, in Amsterdam gevestigde juweliers en diamantslijpers ook een aantal Zeeuwen was, waaronder de Middelburgers Pieter van den Abeele (juwelier) en Jasper Baackelijn (diamantsnijder). En veel personen afkomstig uit Antwerpen. Een deel van de diamantslijpers was waarschijnlijk tevens goudsmid. Juwelenkooplieden/ juweliers lieten sieraden maken voor de handel (en eigen gebruik) en ontwierpen deze sieraden soms ook zelf.

Op de site van het Rijksmuseum, in de Rijksstudio, vond ik een portret van Mattheus van den Broucke, Raad van Indië te Dordrecht, door Samuel van Hoogstraten, geschilderd in de jaren ’70 17e eeuw. Op zijn jas en vest rijen met gouden knopen die het ontwerp van de Zeeuwse knoop heel dicht benaderen. Er kan zelfs sprake zijn van filigrain of anders een techniek die er veel op lijkt. De knopen op het onderste deel van het rechter voorpand zijn van opzij afgebeeld waardoor hun structuur goed zichtbaar is. Ik ga er vooralsnog vanuit dat het om gouden knopen gaat. Knopen werden en worden ook gemaakt van messing, al dan niet verguld. Het portret van Van den Broucke is geschilderd na zijn terugkeer in de Nederlanden in 1670. Voor en na zijn missies voor WIC en VOC woonde hij in zijn geboortestad Dordrecht.

Portret van Mattheus van den Broucke door Samuel van Hoogstraten, 1670-1678

Mattheus van den Broucke door Samuel van Hoogstraten, 1670-1678

Sanne Roefs, destijds studente aan de RUG, schreef in 2013 een artikel over hem, met als onderwerp zijn ‘zelfpresentatie’ (zeg maar ‘persoonlijke pr’), n.a.v. drie in opdracht van hemzelf geschilderde portretten. Het is haar en ook mij helaas niet gelukt in het Dordrechts archief een boedelbeschrijving van deze man te vinden. Misschien is die er wel, maar nog niet gedigitaliseerd. In dergelijke beschrijvingen kunnen kostuums en knopen zijn opgenomen.
Het persoonlijk archief van Michiel de Ruyter werd in 2013 door nazaat Frits de Ruyter de Wildt overgedragen aan het Nationaal Archief. Op de site van het N.A. staan 48 scans van de boedelbeschrijvingen. Peter Blom, archivaris bij het Zeeuws Archief en Andrea van Boven, specialist infrastructuur bij de Zeeuwse Bibliotheek, vonden een papieren en een digitale vertaling naar modern Nederlands uit 1928 door het Historisch Genootschap. Helaas daarin geen vermelding van kostuums en knopen. De minutieuze beschrijving geeft wel een prachtig beeld van hoe het Amsterdamse huis van Michiel de Ruyter (aan de tegenwoordige Prins Hendrikkade 131) er qua inrichting uitgezien moet hebben. Frits de Ruyter heeft in zijn familie nog een paar vragen uitgezet. Het had gekund dat er tastbare zaken bewaard waren gebleven die nog in het bezit zijn van de familie. De kans was klein, en inderdaad, ook hier jammer genoeg geen resultaat.

Aanvankelijk leek het er op dat onze ‘Zeeuwse’ knoop vanaf 1700 in Nederland geïntroduceerd, gemaakt en gedragen werd. Met waarschijnlijk een Spaanse oorsprong, met mogelijk Joodse invloeden. Maar inmiddels lijkt het, op basis van wat op de diverse portretten te zien is, mogelijk dat de Zeeuwse knoop en voorlopers daarvan hier al in de 2e helft van de 17e eeuw in zwang raakte. Tussen 1670 en 1681 schilderde Gerard ter Borch ‘Jacob de Graeff in officiersuniform’. Op dit uniform zijn decoratieve zilveren knopen bevestigd die qua ontwerp een beetje in de buurt komen. Geen filigrain, maar wel met een granulen-achtige bovenkant.

Portret van Jacob de Graeff door Gerard ter Borch, 1670-1681

Jacob de Graeff door Gerard ter Borch, 1670-1681

Michiel de Ruyter als luitenant-admiraal Ferdinand Bol 1667

Rijen gouden en zilveren knopen te zien op het portret van Michiel de Ruyter, 1667

Op de kleding van Michiel de Ruyter en op die van zijn viceadmiraal Aert van Nes (portretten van Ferdinand Bol uit 1667 en Bartholomeus van der Helst uit 1668, Collectie Rijksmuseum Amsterdam) zien we eveneens rijen met gouden en zilveren knopen. Ze zijn het nog niet helemaal, maar gaan in de goede richting. Die van Van den Broucke lijken het meest.

Portret van Aert van Nes door Ferdinand Bol, 1667

Aert van Nes door Ferdinand Bol, 1667

Portret van Aert-van-Nes-door-Bartholomeus-van-der-Helst, 1668

Aert-van-Nes-door-Bartholomeus-van-der-Helst, 1668

De tweede helft van de 17e eeuw, onze Gouden Eeuw, lijkt de periode te zijn waarin verschillende soorten decoratieve (edel)metalen knopen mode werden voor degenen die het zich konden veroorloven. Ik vermoed dat er in die tijd weinig behoefte was om sieraden te dragen (inclusief gouden en zilveren knopen) die direct van de vroegere Spaanse bezetter afkwamen. De Tachtigjarige Oorlog eindigde immers nog maar kort tevoren, in 1648. Zij het dat het Plakkaat van Verlatinghe – ook wel de onafhankelijkheidsverklaring van Nederland genoemd en recentelijk verkozen tot Pronkstuk van Nederland – dateert uit 1581, waarmee een aantal provincies van de Habsburgse Nederlanden Filips II toen al afzetten als hun heerser (Wikipedia).

Er moeten in elk geval ook nieuwe ontwerpen zijn gemaakt. Het is goed mogelijk dat de waarschijnlijke voorloper van de Zeeuwse knoop, de Spaanse Charro knoop, vanaf de 60er of 70er jaren van de 17e eeuw via handelsactiviteiten werd geïntroduceerd door uit Spanje of Portugal gevluchte Sefardische Joden in onder meer Amsterdam en Middelburg, wellicht ook Rotterdam, en daar ook gemaakt werden, alsmede in Dordrecht en Schoonhoven.
En vervolgens evolueerde tot het streeksieraad zoals we dat nu kennen.
Door de Nederlandse boeren en vissers zouden in dit geval dus niet de hof kleding en -sieraden, maar die van onze zeehelden (zo blijf ik ze toch maar noemen…) kunnen zijn nagevolgd.

Van goudsmid Luis Mendez Lopez uit Salamanca kreeg ik november vorig jaar een aantal teksten die hij weer kreeg van de gemeente Salamanca. Hij had eerst navraag gedaan bij het Regionale Centrum voor traditionele studies in de regio Castilië en León.
In de teksten staat dat de Charro knoop, behorend bij de regionale streekdracht, gemaakt en gedragen werd en wordt in Salamanca, Zamora en de grensstreek met Portugal. En dat lang geleden in de sieradenworkshops van Astorga, León en Salamanca invloeden te zien waren van Joodse en Moorse goudsmeden, met filigraan en granulaat, zoals toegepast in de Charro-knoop. Die op hun beurt zijn afgeleid van decoratieve knopen uit de zestiende en vroege zeventiende eeuw.
Op naar Marokko en de Joodse gemeenschap daar? Misschien, ooit…

Trude de Reij

Middelburg, februari 2018

Spaanse Charroknoop gefotografeerd door Luis Mendez Salamanca

Spaanse Charroknoop gefotografeerd door Luis Mendez Salamanca


ordezeeuwseknop@zeelandnet.nl

English translation edition June 2017 : the-history-of-the-filigree-zeeland-button-by-trude-de-reij-epilogue (pdf-bestand)

Over de geschiedenis van de Zeeuwse knoop of: hoe een knoopje kan rollen : naschrift versie juni 2017 (pdf-bestand)

Meer informatie:
Dit is een gastblog van een couch traveler. Trude de Reij heeft de verre geschiedenis van de Zeeuwse knop onderzocht. Zij publiceert dit onderzoek op uitnodiging van ZB| Planbureau en Bibliotheek van Zeeland. Lees ook:
Deel 1
Deel 2
Deel 3
Deel 4
Deel 5
Deel 6
Deel 7

Over de geschiedenis van de Zeeuwse knoop of: hoe een knoopje kan rollen : deel 7: voorlopig slot

donderdag, 2 oktober 2014

Loesje kreeg inderdaad weer gelijk : de weg liep niet waar ik hem verwachtte

Gladde ring met stukje tekst zichtbaar: et emergo copyright Marielle Overdulve

Gladde ring. Zichtbaar is de gravure: ET EMERGO Copyright 2006-2014 Marielle Overdulve alle rechten voorbehouden

Ontknoping
De ontknoping van dit verhaal diende zich onverwacht snel aan.
Twee vragen waren blijven liggen. Over de ‘spider trail’, of hoe het oorspronkelijke ontwerp van de Zeeuwse knoop, met de spinnetjes, naar de Nederlanden liep. En wanneer we het plantje Astrantia ‘Zeeuws Knopje’ zijn gaan noemen.

Plant
Om met die laatste vraag te beginnen. In reactie op dit blog mailde Ans Kloet uit Borssele: ‘Als kweker van de plant Zeeuwse knoop kan ik je melden dat het vroeger de naam Sterrekruid droeg (uit een tuinboek van 1873). Kennelijk is daarna pas de naam Zeeuws Knoopje ontstaan. In de ons omringende landen heet het sterrenbloem of sterrenkruid’.
Mysterie opgelost. Dank je wel Ans. Met de naamgeving van het plantje is dus later hetzelfde gebeurd als eerder met de naamgeving van de knoop. De knoop kreeg rond 1915 zijn huidige naam. Het plantje op enig moment daarna, dus ergens de afgelopen 100 jaar. Wie precies weet wanneer mag het zeggen.

Spidertrail
Nu de eerste en belangrijkste vraag. De meest plausibele hypothese tot nu toe was dat de knoop in de 16e of 17e eeuw werd meegenomen naar de Nederlanden door de Spaanse bezetter tijdens de Tachtigjarige Oorlog. Dat Spaanse klopt waarschijnlijk wel. Maar het was niet de Spaanse bezetter die hem meebracht. Een vriendin van een vriendin (dank Machteld en Magda) las het blog en vertelde dat in haar familie altijd is gezegd dat de Zeeuwse knoop ooit is meegekomen met Sefardisch Joodse vluchtelingen (Sefardim) uit Portugal/ Spanje.
Iets zei me dat dit waar zou kunnen zijn. Dus de virtuele koffers weer gepakt en op zoek gegaan naar parallellen in migratieroutes van de Sefardim en productieplaatsen van de knoop in Nederland.
Dit is het verhaal, met een volgens mij aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid.

Dank
Met dank aan het Joods Historisch Museum in Amsterdam (conservator mevrouw M. Knotter, en site); Zeeuwse Ankers/ Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland (site); juwelier A. Rikkoert uit Schoonhoven; Historische Vereniging Schoonhoven (en site): de heren D. Mentink, L. Ouweneel en R. Kappers; meester-edelsmid C. Kuijf uit Schoonhoven – al meer dan 60 jaar ambachtelijk maker van de meest verfijnde Zeeuwse filigrainknopen – en edelsmid Marielle Overdulve/ Galerie Het Moment in Zierikzee. En hulpbron Wikipedia natuurlijk.

Het oude land, de oude tijd

Het land Kanaän

Het land Kanaän

De Joodse geschiedenis is uiterst complex. Dit blog leent zich niet voor een uitgebreide beschrijving. Maar het komt er op neer dat Joden uit het oude land van Kanaän waarschijnlijk al handelscontacten hadden met Spanje/ Portugal, men denkt vanaf 950 voor Chr. (De naam Kanaän komt behalve in religieuze geschriften, ook al voor in Egyptisch teksten uit de 16e eeuw voor Christus). Daadwerkelijke migratie naar Spanje vond plaats vanaf de Romeinse verovering van Israël in de 2e eeuw voor Chr. Toen de Romeinen de Joodse natie veroverden, werd een groot deel van de bevolking verbannen naar het Iberisch schiereiland (Spanje en Portugal), dat bekend werd door het Hebreeuwse woord SEPHARD, dat “ver weg” betekent. Daar komt ook de benaming Sefardisch en Sefardim vandaan.

Moorse overheersing
Ten tijde van de Moorse heerschappij over Spanje (vanaf 712 na Chr.) leefden de Joodse ballingen er in relatieve vrijheid. De situatie verslechterde als gevolg van de herovering (reconquista) van Spanje door de katholieke christenen op de Moren. In 1492 werden de Sefardim gedwongen Spanje te verlaten, dan wel zich tot het christendom te bekeren. Wie zich niet tot het christendom bekeerde vluchtte naar Portugal, het Ottomaanse Rijk of Noord-Afrika. Een kleinere groep vluchtte naar de Nederlanden, Frankrijk, Italië en Engeland. Overigens waren sommige Sefardim al vanaf 1391 naar elders, waaronder de Nederlanden getrokken.

Maranen
In tegenstelling tot de Spaanse joden die tussen 1391 en 1492 individueel hun keus tussen dood, doop of verdrijving hadden moeten maken, bleef de Portugese Joodse gemeenschap één geheel. Velen bleven in het geheim trouw aan hun Joodse traditie. Zij worden Maranen genoemd.
Een deel van de Joden in Portugal probeerde vanaf 1497 het land te verlaten, en zeker na de invoering van de Inquisitie in 1536 en de inlijving bij Spanje in 1580. De meeste Maranen vestigden zich in Brazilië, Italië, Zuid-Frankrijk, het Ottomaanse Rijk, maar ook in opkomende handelssteden als Antwerpen, Amsterdam, Hamburg en Londen. En in Middelburg.

Middelburg
In het Middelburgse huis van Marcus Perez kwam in september 1566 een verzoekschrift tot stand waarin koning Philips II om godsdienstvrijheid voor de Joden werd gevraagd. De koning werd een vermogen geboden in ruil voor godsdienstvrijheid. Omdat hij daar niet op in ging, werd het geld ingezet voor de gewapende opstand tegen Spanje. Op 18 februari 1574 gaf de Spaanse bevelhebber Mondragon Middelburg over aan de prins van Oranje. Vanaf 1588 waren de Joden vrij om hun eigen godsdienst in de stad te beoefenen.

Joodse geloofsgemeenten in de Nederlanden
In de nieuwe vestigingslanden kwamen de Sefardim gewoontegetrouw veelal in de handel terecht (geld, goud en zilver, diamant). In Nederland mede omdat de gilden (verbonden van ambachtslieden) tot 1792 geen Joden toelieten en er dus geen Joodse ambachtslieden werkzaam waren.
In de 17e eeuw ontstonden bloeiende Joodse geloofsgemeenten in het noordelijk deel van Europa. Ook in de 18e eeuw vestigden zich in de Nederlanden Joden in verschillende plaatsen.
De Sefardische geloofsgemeenten in onder andere Den Haag, Rotterdam en Middelburg ontwikkelden zich volgens het voorbeeld van de Amsterdamse ‘moedergemeente’.

Schoonhoven
Naast Sefardische Joden, kwamen Asjkenazische Joden naar Nederland. Zij waren vooral uit Duitsland afkomstig. Zilverstad Schoonhoven is één van de steden waar zij vanaf 1750 een gemeenschap vestigden. Naast het beroep van marskramer/ koopman (een kwart van de geregistreerde kooplieden in Schoonhoven was Joods) waren zij slachter en vleeshouwer. Enkelen van hen verdienden de kost in de goud- en zilverhandel en in de textiel.

Edelambachtshuys
Tegen het einde van de 19e eeuw nam het aantal Joden in Schoonhoven af. Eind jaren dertig van de 20e eeuw hield de Joodse geloofsgemeente in feite op te bestaan en werd in 1947 formeel opgeheven. De synagoge is verkocht en kreeg diverse bestemmingen. Sinds 1983 is in het gebouw het Edelambachtshuys, het museum voor zilversmeedkunst, gevestigd. De oude Joodse begraafplaats wordt zorgvuldig onderhouden. Schoonhoven is zuinig op wat ooit een heilige plaats was. Of eigenlijk nog is…

Zeeuwse knoop in opdracht

Zilveren knoopje met spinnetjes, uit 1700-1725 copyright P. Minderhoud

Oudst ons bekend ‘Zeeuws’ knoopje met spinnetjes, ca. 1700
copyright P. Minderhoud

Het waren tot de 19e eeuw dus noch de Spaans/ Portugese Sefardim noch de Duitse Asjkenazi die de ‘Zeeuwse’ knoop produceerden. Zij mochten immers tot 1792 het ambacht van edelsmid niet uitoefenen. Maar het is wel aannemelijk dat edelsmeden in onder meer Amsterdam, Schoonhoven en Middelburg deze knopen maakten in opdracht van Sefardisch Joodse stadsgenoten en/of geïnspireerd werden door wat er door marskramers/ kooplieden aan zilverhandel werd aangeboden.
De edelsmeden die zich gedurende de 19e, 18e en wellicht ook 17e eeuw in Middelburg vestigden waren veelal afkomstig uit Schoonhoven.

Tussen 1400 en 1700
Op basis van de migratie-jaartallen moet de eerste wat nu Zeeuwse knoop heet, dan ergens tussen 1400 en 1700 met de Sefardim mee naar de Nederlanden zijn gekomen en in hun opdracht door niet-Joodse edelsmeden zijn vervaardigd. Voor eigen gebruik en/ of als handelswaar.

Schoonhovense edelsmeden
René Kappers van de Historische Vereniging Schoonhoven bevestigt desgevraagd nog eens dat de Schoonhovense edelsmeden meesters waren en zijn in het namaken en vervolmaken van succesvolle bestaande sieraadontwerpen zoals de Zeeuwse knoop. En dat er in de Nederlanden een fijn vertakt handelsnetwerk was via Joodse familieverbanden.

Zeeuwse keelknopen copyright Ria Overbeeke

Zeeuwse keelknopen copyright Ria Overbeeke

Vervoerd over water
Edelsmid Cor Kuijf uit Schoonhoven vertelt dat al in de 16e en 17e eeuw Schoonhovense marskramers stad en land afliepen met buidels vol zilver. Middelburg was via het water relatief eenvoudig bereikbaar. Amsterdam idem. Antwerpen, Westfalen, de noordelijke provincies. Hij vertelt over met name Zeeuwse beurtschippers (een eufemisme voor jatgrage vissers) die nog wel eens het door hen gebeurde geld van naar Zeeland geleverde waren niet afdroegen aan de Schoonhovense kooplieden. Plaatsvervangend bied ik hierbij m’n excuses aan voor deze wandaden.
Kuijf maakt de sieraden nog steeds. Ze worden verkocht in de galerie in Zierikzee van edelsmid Marielle Overdulve, waar zij zelf aan een nieuwe generatie Zeeuwse sieraden werkt.

Salamanca
In de Spaanse stad Salamanca zijn 19e eeuwse knoopjes gevonden die veel lijken op de oudst bekende knoopjes in Nederland. In een reactie op dit blog, waarvoor dank, schrijft Flip Nieuwenhuize uit Middelburg dat hij enige tijd geleden tijdens een vakantietrip door Spanje, in Salamanca getroffen werd door de gelijkenis van de daar gemaakte sieraden met onze Zeeuwse knoop (en andere Zeeuwse sieraden). Hij noemt met name het atelier van Luis Mendez. In een folder van dit atelier wordt vermeld dat de technieken die zij gebruiken geïntroduceerd werden door “Greek and Phoenician colonisers of Spain and Portugal”.

De Etrusken, Syriërs en Joden worden in die folder, waarschijnlijk ten onrechte, niet genoemd. Het eerder genoemde land Kanaän waar al deze volkeren leefden, omvatte (delen van) het huidige grondgebied van Turkije (waar mogelijk ook de Etrusken oorspronkelijk vandaan kwamen), Syrië, Libanon, Israël en Jordanië, met een immens handelsnetwerk. Het gebied ligt op de overlappingszone van vier oude culturen: de Mesopotamische in het oosten, de Anatolische in het noorden, Minoïsch Kreta in het westen en de Egyptische in het zuiden. De invloed van deze culturen op elkaar laat zich raden. Iedereen dreef handel. Dus allemaal kunnen ze het basisontwerp met de spinnetjes uit het oude land hebben meegenomen naar Spanje. Ik vind het aannemelijk dat de Sefardim het als knoopje meenamen naar de Nederlanden en dan ergens eerste of tweede helft 17e eeuw. Ik baseer dat laatste op het in Nederland oudst bekende exemplaar dat is gedateerd ca. 1700 (zie foto op blz. 4 van P. Minderhoud). Uit de 16e eeuw en daarvoor zijn knoopjes met dit ontwerp vooralsnog niet bekend/ gedateerd. Wie meer of beter weet, mag het zeggen.

Zeeuwse knop, gladde ring met Zeeuwse knop gravure en ring met daarop Zeeuws knoopje copyright Marielle Overdulve en Cor Kuijf

Drie generaties Zeeuwse knoop copyright Cor Kuijf en copyright 2006 – 2014 galerie het moment Marielle Overdulve alle rechten voorbehouden

Het nieuwe land, de nieuwe tijd

In de nieuwe tijd maakt men in het oude land tijdens sektarische stammenoorlogen de ander nog steeds een kopje kleiner. Oude gewoonten zijn erg taai. Het debat en de dialoog ver weg. Plato en de zijnen kwamen uit oude stammen voort, leerden wat beschaving ook kan zijn, maar hun lessen bereikten het oude land nog niet.

Ondertussen proberen we in het nieuwe land onze kop erbij en boven water te houden. We worstelen en proberen te ontkomen, bijvoorbeeld aan het door eigen toedoen stijgende water. Een tweede uitspraak van Loesje hangt aan de muur achter mijn bureau. Ze zegt: ‘Ik twijfel en kom boven’. Loesje is een wijs meisje, ik hoop dat ze weer gelijk krijgt.

Tenslotte drie auteurs. Baruch Spinoza, ofwel Benedictus de Spinoza in Latijn, Bento de Espinosa of d’Espinosa in het Portugees. Nederlands filosoof, wiskundige, politiek denker en lenzenslijper uit de vroege Verlichting. Hij was de in Amsterdam in 1632 geboren zoon van Portugees Joodse vluchtelingen. De Amerikaanse psychiater en romanschrijver Irvin Yalom schreef een boek (roman) over hem: Het raadsel Spinoza (2012).
De derde auteur: Frans de Waal. Waarom? Daar mag u zelf achter zien te komen.

Sefardim en bolus
Wist u trouwens dat de Zeeuwse bolus, zoete lekkernij van deeg, bruine suiker en kaneel, zijn naam (en bestaan) waarschijnlijk (ook) te danken heeft aan de aanwezigheid van de Sefardim in onze provincie? Het Jiddische bole (dat ‘fijn gebak’ betekent) is afgeleid van het Spaans-Portugees bollo, dat fijn broodje betekent (Bron: Zeeuwse Ankers).

Ik herhaal mezelf toen ik april 2005 op het voorblad van een andere geschiedenis schreef: In the end this is (in de betekenis van ‘uiteindelijk is dit toch’) One world One people. Je kunt net zo goed zeggen ‘In the beginning this was…’. Dat weten we inmiddels dankzij het National Genographic Project. Kent u dat? Het bevestigt ook dat het metaforisch verhaal over Adam en Eva een kern van historische betekenis heeft. Erg interessant hoor. Google!

Trude de Reij, 1 september 2014
ordezeeuwseknop@zeelandnet.nl

English translation : The history of the filigree Zeeland button, characteristic of the regional jewellery (filigrain Zeeuwse knoop / Zeeuwse knop) (pdf-bestand)

Meer informatie:
Dit is een gastblog van een couch-traveler. Trude de Reij heeft de verre geschiedenis van de Zeeuwse knop onderzocht. Zij publiceert dit onderzoek op uitnodiging van de Zeeuwse Bibliotheek. Lees ook:
Deel 1
Deel 2
Deel 3
Deel 4
Deel 5
Deel 6

Over de geschiedenis van de Zeeuwse knoop of: hoe een knoopje kan rollen : deel 6

maandag, 7 juli 2014

Bestemming nog niet helemaal bereikt

Ik ben nu op de kop af zes maanden onderweg. En deze zoektocht naar de verre oorsprong van de Zeeuwse knoop is nog niet afgerond. Een duidelijke plot laat namelijk voorlopig op zich wachten. Dat heeft te maken met een gebrek aan overtuigend bewijs voor één van de drie voorgestelde spidertrail-opties. Wat is het probleem.

Op organisch materiaal kun je koolstofdatering toepassen. Op metalen niet. Dus wanneer op sieraden meestertekens ontbreken (meestertekens maken datering van een sieraad mogelijk), kan er hooguit sprake zijn van indirect bewijs. Met andere woorden: wanneer metalen sieraden worden opgegraven samen met andere, wel via koolstof te dateren voorwerpen, dan kun je daar uit afleiden wat de vermoedelijke leeftijd van de in de buurt gevonden sieraden is. Wanneer die andere voorwerpen zijn vergaan en niet meer te dateren, dan is dus ook de leeftijd van de metalen vaak niet meer te achterhalen.

Maar er is hoop. Op Wetenschap24 las ik dat al meer dan tien jaar geleden Israëlische wetenschappers een manier hebben gevonden om de leeftijd van lood te bepalen. Oude loden objecten kunnen nu dus vrij nauwkeurig gedateerd worden. Het lijkt me een kwestie van tijd vooraleer dit ook mogelijk wordt met voorwerpen van goud, zilver, koper, brons en andere metalen.
Dan zal Loesje misschien haar gelijk weer eens krijgen met haar uitspraak dat de weg niet loopt waar je hem verwacht. Misschien zal dan blijken dat de spinnetjes geen van de drie voorgestelde routes hebben gelopen en dat het allemaal heel anders is gegaan.

Ik weet evengoed nu veel meer dan toen, in november 2013, in dat schitterende museum in Basel. Dat is onder meer dankzij de medewerking van een aantal al even enthousiaste als deskundige mensen uit verschillende Europese landen, die door hun kennis te delen me hielpen zelf ook een klein beetje deskundig te worden. En het mogelijk maakten deze kennis op mijn beurt weer met anderen te delen.
Ik hoop dat het effect van dit blog zal zijn, dat mensen zich melden die hiaten kunnen opvullen. Die meer kunnen zeggen over de bij wijze van hypothese voorgestelde ‘spidertrails’ in de 16e/ 17e eeuw van Noord-Italië naar de Nederlanden. (Dat zijn er tot nu toe dus drie. Via Spanje. Via één of meer midden Europese landen, waarbij mijns inziens Tsjechië en Slowakije in aanmerking komen. Of via de bovengenoemde langere derde route.)

Astrantia

En de mooie Astrantia van de bergweiden? Was zij de muze van een goudsmid? Ik ben het helaas niet te weten gekomen. Misschien blijft dat wel voor altijd een geheim. Het is in elk geval een niet-inheems plantje, dat het hier in Nederland heel goed doet. In al haar variëteiten. Er leeft in Nederland heel veel dat niet-inheems is en het in allerlei variëteiten heel goed doet. Het Zeeuwse knoopje mag daar wat mij betreft in het vervolg symbool voor staan.

Namenbank / netwerk

Ik wil graag een namenbank en netwerk/ kennisnet opzetten van mensen die over een beetje of veel kennis beschikken over de Zeeuwse knoop en andere klassieke of moderne Zeeuwse streeksieraden. Of die de traditionele Zeeuwse sieraden op één of andere manier, direct of indirect, een warm hart toedragen. Deze namenbank, dit netwerk doop ik met een knipoog de ‘Orde van de Zeeuwse Knoop’.
Je kunt je via het e-emailadres ordezeeuwseknop@zeelandnet.nl alvast aanmelden met je naam, woonplaats, telefoonnummer en reden van aanmelding. Een website is in de maak.
Je kunt er geen andere rechten aan ontlenen dan het lidmaatschap zelf. De enige ‘plichten’ die je hebt zijn het op feest- en hoogtijdagen dragen van een Zeeuws sieraad. En je kennis en enthousiasme delen met iedereen die dat wil.

Voor de mannen die de traditionele Zeeuwse knoop – ooit het toppunt van mannelijkheid en welstand – inmiddels te vrouwelijk vinden, een paar tips. Manchetknopen, naar het ontwerp van de oudhollandse holle keelknopen zoals eerder beschreven, of naar een karakteristieke Middelburgse knoop (die zowel op Walcheren als Zuid-Beveland werd gedragen en daarmee een echte Zeeuwse knoop is).

Zilveren knoop, niet opengewerkt 1828-1849, Zuid-Beveland of Walcheren

Zilveren knoop, vervaardigd 1828-1844 door de Middelburgse edelsmid C. Wendels
Bron: Nederlands openlucht museum, Arnhem

Een andere optie: een riem met een klassiek zilveren broekstuk als sluiting. Of een leren polsband met daarop een zilveren klepstuk bevestigd.

Mijn dochter heeft vorig jaar een grote zilveren Zeeuwse knoop laten ombouwen tot ring, waarbij de middelste dop is vervangen door een kleine blauwzwarte parel.

Zeeuwse knoop met in het midden een zwarte parel. Het is een moderne zilveren ring.

Voorkant ring met Zeeuwse knoop
copyright G.J. de Reij

Achterkant ring met Zeeuwse knoop in moderne setting

Achterkant ring met Zeeuwse knop
copyright G.J. de Reij

Trude de Reij, Middelburg, mei 2014

PS Nog een kijktip voor ouders, grootouders en leraren van opgroeiende kinderen,
van de week gezien:

De film Extremely Loud & Incredibly Close (2011). Een prachtig verhaal over willen weten, de magie van het zoeken, niet opgeven en de voldoening van het vinden. Over een jongen die op eigen benen leert staan, in het voetspoor en – aan het slot van de film – letterlijk in de schoenen van z’n vader.

Naschrift
In een reactie op het concept van dit blog reageert Jane Perry op de beschreven mogelijkheid van een Tsjechische en/of Slowaakse basis van de Zeeuwse knoop. Er blijken twee boeken te zijn waarin aannemelijk wordt gemaakt dat ook de knopen uit deze landen een Duitse, en daarmee feitelijk Nederlandse basis hebben. Ze trekt de claim van het Knopenmuseum in Baernau in twijfel: dat hun knoop een 16e eeuwse Bohemen achtergrond heeft. Ik heb haar geantwoord dat de optie van een Spaanse basis daarmee aannemelijker is geworden. Hoewel tot nu toe ook voor die theorie het bewijs ontbreekt.

De genoemde boeken:

Meer informatie:
Dit is het gastblog van een couch-traveller. Trude de Reij heeft de verre geschiedenis van de Zeeuwse knop onderzocht. Zij publiceert dit onderzoek op uitnodiging van de Zeeuwse Bibliotheek. Lees ook:
Deel 1
Deel 2
Deel 3
Deel 4
Deel 5
Deel 7

Over de geschiedenis van de Zeeuwse knoop of: hoe een knoopje kan rollen : deel 5

vrijdag, 4 juli 2014

Spanje

Jane Perry doet de suggestie dat het de Spanjaarden waren die hun knopen ‘introduceerden’ in de lage landen tijdens de 80-Jarige oorlog (1568 tot 1648). Dat lijkt plausibel, maar bewijs is er helaas niet. In west-centraal Spanje (Salamanca) zijn veel knopen gevonden die soms veel, maar vaak ook in mindere mate de kenmerken dragen van de Zeeuwse knoop. De spinnenpootjes ontbreken dan. De Spaanse knopen met een merkteken zijn van een veel latere datum.
De Spanjaarden (met tot 1700 Habsburgse vorsten) zaten in deze periode inderdaad ‘all over the place’. Maar wie zegt dat zij (of anderen) de knoop niet van elders hebben meegenomen naar Spanje en de smeden daar er hun eigen ontwerpen van maakten? Dat de knopen vanaf de 16e eeuw uit of via andere Habsburgse gebieden zoals Noord-Italië, Tsjechië (Bohemen) en Slowakije daar binnen kwamen?
Ik blijf vooralsnog bij mijn hypothese dat deze mogelijkheden ook bestaan. Ik leg uit waarom.

Op advies van Perry heb ik contact gezocht met Maria Antonia Herradon, werkzaam bij het Museo del Traje in Madrid, afdeling traditionele kleding en sieraden. Mrs. Herradon stuurt me een foto van een schilderij uit de collectie van het Prado, een portret van aartshertog Karel van Oostenrijk, geschilderd tussen 1608 en 1617. Volgens informatie van het Rijksmuseum (Amsterdam) was deze Don Carlos de tweede zoon van koning Filips III. Hij was twee jaar jonger dan zijn broer, koning Filips IV, en daarmee ‘infante van Spanje’. Op zijn jas een rij kleine bolvormige knoopjes. Helaas. Ze lijken niet op Zeeuwse knopen. Andere documentatie van 17e eeuwse Spaanse knopen lijkt er niet te zijn. Zoals gezegd ontbreken bij de latere, gedateerde Spaanse knopen nogal eens de spinnenpootjes en lijken opgebouwd uit alleen bolletjes en getordeerd draad.

Geschilderd portret van aartsbisschop Carlos van Oostenrijk. Op zijn kleding zijn heel veel knopen aangebracht.

Aartshertog Karel van Oostenrijk, geschilderd door Bartolome Gonzalez
Copyrigth Museo del Prado, Madrid

Vergroting knopen op jas van Carlos van Oostenrijk

Detail kleding Aartshertog Karel van Oostenrijk
Copyright Museo del Prado, Madrid

Al googelend – ik meen op trefwoord Schoonhoven – stuit ik begin februari op de naam Vivianne Veenemans. Zij is metaalconservator in Renkum en deed vanaf 2010 een promotieonderzoek naar Nederlandse streeksieraden. Ze schreef voor het Kostuum Jaarboek 2011 een artikel onder de titel ‘Een Engelse smaak voor (Nederlandse) streeksieraden’.
Ik ben maar zo vrij geweest haar te bellen en kreeg het artikel toegestuurd. Ze blijkt voor haar onderzoek ook in Londen, het Victoria & Albert museum te zijn geweest en kent Jane Perry vrij goed. ‘Ook vanuit Engeland ontstond een vraag naar de Nederlandse streeksieraden en die werden gedurende de tweede helft van de 19e eeuw een modeverschijnsel binnen de Engelse burgerdracht.’ In het artikel van Veenemans is te lezen dat Duitse goudsmidleerlingen in Nederland hun vak leerden. Over de Etrusken dus. En ze noemt de wereldtentoonstellingen waar de authentieke kunstnijverheid tentoon werd gesteld, waaronder die uit Italië en Nederland. Bij haar literatuuroverzicht valt mijn oog op het boek Schmuck, van Helena Johnova, Bratislava (Slowakije) 1986. Een boekenantiquariaat in Dokkum heeft het nog staan en eind februari ligt het bij mij op de mat. Waar zouden we zijn zonder Google!

In de tussentijd vraag ik de in Amsterdam gevestigde klassiek archeoloog en etruskoloog Mieke Zilverberg of zij misschien meer weet over de migratie van de Etruskische filigrain- en granulatietechniek, de ‘spidertrails’ noem ik ze maar, van Zuid- naar Noord-Europa.
Zij bevestigt dat de techniek begint bij de Etrusken, met als hoogtepunt de 6e-5e eeuw voor Chr. Voor verdere informatie verwijst ze naar Ruurd Halbertsma, conservator collectie Klassieke Wereld van het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden. Halbertsma mailt dat hij op dat moment niets kan toevoegen. Maar doet dat later wel. Of het moet puur toeval zijn. Ik google in april nog eens op het trefwoord Etrusken en ineens komt er een pagina tevoorschijn op de site van het RMO met de titel ‘Het goud van de Etrusken’. Met informatie zoals hierboven opgenomen onder het kopje Etruskisch goud.

In het boek van de Slowaakse Johnova vind ik foto’s van een knoop die heel erg lijkt op die uit Bohemen van het knopenmuseum in Baernau (foto). En knopen (op een vrouwenkeurslijfje) die volledig identiek zijn aan de Zeeuwse knoop. Vindplaatsen Levice en Turiec. Gedateerd 19e eeuw. De “Zeeuwse” knoopjes hebben geen meester-/ merkteken en het is dus de vraag of de datering dan wel klopt. In theorie zouden ze veel ouder kunnen zijn.

Holle zilveren knoop opgebouwd uit 5 lagen kleine Zeeuwse knoopjes

Zilveren knoop uit omgeving Levice
Bron: Schmuck / Helena Johnova

In het boek nog meer foto’s van prachtige, heel verfijnde filigrainknopen. Merendeels zonder merkteken en allemaal gedateerd 19e eeuw (door wie?). Ik zou bijna gaan denken dat die datering gemakshalve is bepaald op de 19e eeuw en meer zegt over het moment van conserveren dan over de echte leeftijd van de knopen.
Nu zullen sommigen me betichten van wishful thinking. Immers, deze knopen kunnen evenals die in Noord-Duitsland en Scandinavië, ‘gewoon’ gebaseerd zijn op het oud Nederlandse ontwerp. En toch: volgens Jane Perry lijkt ‘de Slowaakse knoop in het boek, die lijkt op de knoop uit Bohemen’, erg veel op knopen uit Genua, Noord-Italië…
Misschien is mijn idee van een spoor vanuit Italië, via het oude Tsjechië Slowakije naar de Nederlanden, toch niet helemaal onzinnig.
En dan is er nog een derde mogelijkheid: een route Italië, Centraal-Europa, Spanje, Nederland.

Meer informatie:
Dit is het gastblog van een couch-traveller. Trude de Reij heeft de verre geschiedenis van de Zeeuwse knop onderzocht. Zij publiceert dit onderzoek op uitnodiging van de Zeeuwse Bibliotheek.
Lees ook:
Deel 1
Deel 2
Deel 3
Deel 4
Deel 6
Deel 7

Over de geschiedenis van de Zeeuwse knoop of: hoe een knoopje kan rollen : deel 4

donderdag, 3 juli 2014

Vervolgroute: Baernau/ Bärnau (Beieren), Bohemen (Tsjechië), Zurich, Londen, Madrid, Renkum, Amsterdam, Leiden, Bratislava (Slowakije).

Perry en Veenemans

Begin december zet Dagmar Butterweck van het Volkenkundig Museum in Wenen me op het spoor van een klein knopenmuseum in Baernau en van het Tiroler Landesmuseum in Innsbruck.
Begin januari beveelt Anna Lisa Galizia, curator van het Zwitsers Nationaal Museum in Zurich, van harte twee boeken aan van de Britse Jane Perry: A Collector’s Guide to Peasant Silver Buttons (uit 2007) en Traditional Jewellery in Nineteenth-Century Europe (2013).

Ze raadt me aan contact te zoeken met de auteur. Dat contact heb ik via LinkedIn kunnen leggen en daarna heb ik met mrs. Perry gedurende een maand of twee mailcontact gehad.
Zij verzamelt al heel lang boerenknopen (zoals zij die noemt). Sinds de afronding van haar fulltime carrière in advertising, reist ze veel en leeft ze zich helemaal uit in haar hobby. Ze is als gastonderzoeker verbonden aan de Metalwork Collection van het Victoria & Albert Museum in Londen en werkt daar mee aan het catalogiseren van de collectie traditionele sieraden. Het is een enthousiaste, gedreven vrouw, bereid mijn vragen te beantwoorden en kennis aan te vullen, ideeën in te brengen, theorieën te bevestigen of te ontkrachten. Vaak overtuigend, maar (gelukkig) niet altijd. Zodat er enige ruimte blijft voor discussie en sommige van mijn eigen gedachtenspinsels naar aanleiding van een latere vondst in Bohemen vooralsnog overeind kunnen blijven (zie volgend hoofdstukje).

Het werk van vrouwen als Jane Perry (en Vivianne Veenemans) verbreedt de kennis over onze landsgrenzen heen en zelfs de continentsgrenzen. (In Perry’s boek van 2007 onder meer de door Spaanse voorbeelden geïnspireerde knopen van de Navajo in het zuidwesten van de VS en Mexico.)
Hun werk maakt sommige verbanden zichtbaar tussen de (boeren) sieradenculturen in verschillende west Europese landen: Nederland, Duitsland, Scandinavië, Italië, Frankrijk, Spanje, Malta, Engeland. Over de link met de midden Europese landen lijkt iets minder bekend. Hier heb ik me een beetje extra in verdiept omdat ik vermoedde dat ook daar interessante gegevens te vergaren zouden zijn.

Het blijkt trouwens dat geen van de Nederlandse bibliotheken de boeken van Jane Perry in haar collectie heeft. Gelukkig kan bij de bieb het lezerspubliek een verzoek indienen tot aanschaf van nieuwe boeken. Dat heb ik gedaan en het is ingewilligd. Eind maart waren de twee gereed om te lezen. Toch heb ik toen ook zelf het boek uit 2007 gekocht. Het is een onmisbare bron en naslagwerk bij deze zoektocht en hoort om praktische redenen thuis in het privé stapeltje. Eigenlijk net als het boek 25000 Jahre Schmuck. Want daar begon het allemaal mee. Maar ja, dat is best duur. Nog even over nadenken.

Bohemen

Op de site van het knopenmuseum in Baernau vind ik een foto van een knoop die ook erg doet denken aan de Zeeuwse knoop. Andrea Bäuml, manager van het Deutschen Knopfmuseum Bärnau, vertelt dat deze afkomstig is uit Bohemen in het huidige Tsjechië. Daar werd dit type knopen al gemaakt in de 16e eeuw (!).

Knoop uit Deutsches Knopfmuseum Baernau, afkomstig uit Bohemen

Knoop uit Deutsches Knopfmuseum Baernau,
afkomstig uit Bohemen

Tot het eind van de 1e eeuw voor Christus werd Bohemen bewoond door het Keltische volk de Boii. Het historisch gebied kent een rijke geschiedenis. Zo werd het onderdeel van het Heilige Romeinse Rijk en later van het Habsburgse rijk. In 1918 wordt het onderdeel van de nieuw gevormde staat Tsjecho-Slowakije. Na de opsplitsing van dit land in 1993 werd Bohemen Tsjechisch grondgebied.

Tsja. Als het waar is dat het type knopen zoals uit het knopenmuseum in Baernau, in Bohemen al in de 16e eeuw gemaakt werd, dan kun je je met recht en rede (vind ik) afvragen of hiermee wellicht een oude thuisbasis van onze Zeeuwse knoop is gevonden.
Eerder vertelde Piet Minderhoud nog een aardig detail, staat ook in zijn boek. Namelijk dat de echte Zeeuwse granaten, die van voor de Tweede Wereldoorlog, ook uit Bohemen kwamen. Het één zal misschien niets met het ander te maken hebben, maar toch. Die handelsroute tussen daar en hier was er in elk geval. Zo zullen ook de oude Barnsteenroutes vanuit het Oostzee- en Noordzeegebied naar de Middellandse zeekust vice versa, die ook een vertakking hadden richting Antwerpen, voor meer handelswaren gebruikt zijn dan alleen barnsteen.

Handelsroutes en wereldtentoonstellingen

Kaart van West-Europa waarop de barnsteenroute aangegeven is

Barnsteenroute, handelsroute uit de oudheid
Copyright: Verbex

De meeste goud- en zilversmidateliers die in de Nederlanden van oudsher deze en andere knopen maakten waren te vinden in Holland, West-Friesland en jawel, toch ook in Zeeland, in elk geval in Middelburg/ op Walcheren. Goes weet ik niet.
De Nederlandse knopen bereikten Noord-Duitsland en later Scandinavië via zeevaart-/ handelsroutes (de oude Hanzesteden?). Ze kwamen mee met zeelieden, met vissers. Er waren ambachtsbeurzen. Edelsmeden verkasten soms naar een ander land of een andere streek. Of leerden het vak elders om daarna terug te keren naar hun geboortegrond. Beïnvloeding over en weer. Maar in de kuststreken van de Nederlanden lag er in elk geval en op z’n minst een belangrijke thuisbasis.

Vanaf 1851 waren er de wereldtentoonstellingen in Londen, Parijs, Wenen, Amsterdam, Antwerpen, Brussel, Luik, Milaan, Turijn en Gent (1913). Deze tentoonstellingen waren voor kunstverzamelaars een gelegenheid om hun collecties te tonen en/ of te verkopen en voor edelsmeden een gelegenheid om inspiratie op te doen. Zoiets als de Tefaf, de Pan en de Baaf dat nu zijn.
Er lijkt zoals gezegd een gelijkenis tussen de gouden mansbroches die omstreeks 1915 in Zeeland in zwang raakten en de Etruskische broches waar ik het eerder over had. Zouden in deze broches misschien dankzij zo’n internationaal evenement, Etruskisch en Hollands/Zeeuws opnieuw zijn samengekomen? Of is dat te ver gezocht?

En wat leert de geschiedenis van Bohemen ons nog meer? Het is het decor van het Habsburgse rijk met zijn legers en hofculturen. Wie waren het meest bepalend in de evolutie van deze sieraden, soldaten en adel, of de boeren en ambachtslieden? Hmm. Kom ik later op terug.

16e en 17e eeuw

We mogen er min of meer vanuit gaan dat in Europa vanaf de 16e en 17e eeuw zilveren en gouden boerenknopen in gebruik waren.

Perry: ‘Er is geen zekerheid over wanneer en waar knopen in enige vorm voor het eerst gebruikt werden. Ze maken nu overal deel uit van de kleding, maar in het verleden werden in veel culturen veters of spelden gebruikt om kleding vast te maken. Knopen werden in Europa voor het eerst modieus halverwege de 14e eeuw, samen met meer strak zittende kleding. Het is goed mogelijk dat knopen als zodanig hun verste oorsprong in ‘het Oosten’ hebben.
Het gebruik van knopen bij traditionele kostuums was aanvankelijk volledig beperkt tot Europa. Daarbuiten is het gebruik van boerenknopen het gevolg van Europese invloeden. Het is moeilijk te zeggen wanneer deze knopen als aparte, onderscheiden vorm voor het eerst verschijnen, maar het is onwaarschijnlijk dat dit later is dan 17e eeuw, wanneer de eerste in boerensieraden gespecialiseerde zilversmeden zijn geïdentificeerd. De oorsprong van de gebruikte patronen is vaak veel ouder. Er zijn echter maar weinig knopen bewaard gebleven, zelfs uit de 18e eeuw. En (zegt Perry), ik heb nog nooit een authentieke 17e eeuwse zilveren boerenknoop gezien.’

Piet Minderhoud gaf zijn boek Van de goudsmid uit in 2009. Dat is dus twee jaar na het verschijnen van het eerste boek van Perry. In zijn boek lezen we dat in Nederland die 17e eeuwse gemerkte knopen er wel degelijk nog zijn. Ze zijn wel heel zeldzaam. De knoop uit het museum van Baernau zou ook wel eens heel oud kunnen zijn, misschien wel 16e eeuws.

Mijn belangrijkste vraag was: waar ligt de bakermat van onze Zeeuwse knoop?
Van waar kwamen basistechnieken en ontwerp in de Nederlanden terecht?
Indirect uit ‘het Zuiden’ (Etrurië/ Italië). Maar hoe liep het spoor van daar naar hier? 

Meer informatie:
Dit is een gastblog van een couch-traveller. Trude de Reij heeft de verre geschiedenis van de Zeeuwse knop onderzocht. Zij publiceert dit onderzoek op uitnodiging van de Zeeuwse Bibliotheek.
Lees ook:
Deel 1
Deel 2
Deel 3
Deel 5
Deel 6
Deel 7

Over de geschiedenis van de Zeeuwse knoop of: hoe een knoopje kan rollen : deel 3

woensdag, 2 juli 2014

Spidertrails

Inmiddels weten we dus waar waarschijnlijk de bakermat ligt van filigrain en werken met granulen: in Syrië. En wat Europa betreft en de spinnetjes: in oud Etrurië/ Italië.
De vragen die er nog liggen zijn welke reis techniek en ontwerp vervolgens in Europa in noordelijke richting hebben gemaakt en wanneer ze daarbij voor het eerst werden gebruikt om knopen mee te maken.
En ook of de variaties van de knopen in de verschillende landen en streken nu wel of geen familie van elkaar zijn.
Tenslotte is er nog het plantje Astrantia, dat we in Nederland Zeeuws knoopje noemen. Waarom is wel duidelijk. Maar dit plantje is in Nederland en België niet inheems. Dat is het wel in Midden- en Oost-Europa en groeit daar vooral op bergweiden. Een oude inspiratiebron, zo niet hier dan toch wel waar het inheems is?

Bloeiende Astrantia, ook Zeeuws knoopje genoemd

Astrantia, ook Zeeuws knoopje genoemd
Fotograaf: Dominicus Johannes Bergsma

Om een antwoord op deze vragen te krijgen heb ik mailtjes gestuurd naar onder meer musea in Wenen, Berlijn, Hamburg, Innsbruck, Bearnau (Beieren), Zurich en later ook naar verschillende in Tsjechië. De Tsjechische musea reageerden aanvankelijk nauwelijks. De Kerstvakantie begint er vroeg en duurt er lang. Later, na rappelletjes, werd ik meestal doorverwezen van het kastje naar een muur van ‘experts’, maar kreeg op een paar na geen inhoudelijke antwoorden. Taal- en cultuurbarrière? En misschien is het ook wel luxe om je met knopen bezig te kunnen houden en die uitgebreid te documenteren. De reacties van de museummedewerkers uit de andere landen waren enthousiast, er werd meegedacht. Ze begrepen dat voor veel Zeeuwen en andere Nederlanders het leuk is om dit stukje geschiedenis verder te onderzoeken of er kennis mee te maken.

Van Christine Binroth, textielconservator van het Museum voor Europese Cultuur in Berlijn, kreeg ik direct een eerste reactie. Zij en een collega beheren onder meer de sieradencollectie van het museum en beschreven de geschiedenis ervan in 25000 Jahre Schmuck. De knopen op de cover maken deel uit van hun collectie en zijn onderdeel van de traditionele kleding op het Noord-Friese Waddeneiland Föhr (Noordzee, voor de westkust van de Duitse deelstaat Sleeswijk-Holstein). Ze hangen in een snoer van 10 of 12 grote zilveren knopen aan een borststuk, dat op een jak is vastgemaakt. Het sieraad wordt gedragen bij feestelijke gebeurtenissen zoals een huwelijk of tijdens de kerkgang.

Vrouw in streekdracht duits eiland Foehr. Met een ketting met 10 knopen die op Zeeuwse knopen lijken

Vrouw in streekdracht Föhr
Fotograaf: Amras wi

Binroth wijst me voorts op een catalogus uit 1979 van het Altonaer Museum in Hamburg, ook met foto’s van knopen die verdacht veel lijken op onze Zeeuwse knoop…

Ik mail het Altonaer Museum en krijg een verrassende reactie van textielrestaurateur Dominique Loeding. Zij vertelt dat er in 1940 een boek is uitgegeven van Anna Hoffmann ‘Die Landestrachten von Nordfriesland’. Hoffmann schrijft dat tijdens de 18e eeuw door bewoners van Föhr zilveren knopen werden geïmporteerd uit Nederland. Sommigen daarvan hebben merktekens van Amsterdamse zilversmeden. De bewoners van het eiland startten hun eigen productie rond 1800.
Hun zilveren sieraden, zoals de knopen, werden tijdens de 19e eeuw steeds groter en rijker versierd. De ontwikkeling van het toerisme was één van de bronnen van toenemende welvaart. Het fijne, bewerkelijke filigrain kwam in de plaats van massief zilverwerk. De knopen kregen er meer en meer een bolvorm.
Vergelijkbare zilveren knopen werden gemaakt in de regio Das alte Land (Altes Land), in de buurt van Hamburg. Voor zover restaurateur Loeding weet, droegen de mannen daar steeds vaker stadskleding/ burgerkleding, terwijl hun vrouwen de regionale kleding bleven dragen. Net als hier dus. Mannen droegen wel kleine zilveren knopen op vesten, maar niet zozeer als sieraad.

Gedetailleerde foto holle bolvormige knopen afkomstig van duits Noordzee-eiland Foehr, 18e, 19e eeuw

Holle, bolvormige knoop, uit Föhr, 18e, 19e eeuw
Copyright Foto: Museum Europäischer Kulturen der Staatlichen Museen zu Berlin – Preußischer Kulturbesitz, Fotograaf: Stefan Büchner

Exemplaren van de Altonaer catalogus uit 1979 bleken nog steeds beschikbaar. Vrijwel voor niets kreeg ik er vijf toegestuurd. Voor de bieb, voor de goudsmid, twee voor mezelf. En één voor het Zeeuws Museum, het Zeeuws Genootschap of de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland, mocht men er daar belangstelling voor hebben.
Ook in deze catalogus wordt melding gemaakt van de Nederlandse oorsprong van de zilveren filigrain knopen. Er staan verschillende foto’s in van knopen die afkomstig zijn uit Nederland, dan wel daar duidelijk door geïnspireerd zijn.
Op blz. 70 staat bovendien een foto van een paar holle, plaatzilveren Duitse keelknopen uit 1818 (onderkant plat, bovenkant bol, met een filigrain rozetje op de bovenkant gesoldeerd), dat vrijwel identiek is aan een aantal paren Nederlandse zilveren en gouden keelknopen uit het boek van Piet Minderhoud (blz. 101/ 102). De oudst bekende en bewaard gebleven Nederlandse zilveren paren stammen uit 1690/ 1700, de vroegste gouden uit 1725.

Meer informatie:
Dit is een gastblog van een couch-traveller. Trude de Reij heeft de verre geschiedenis van de Zeeuwse knop onderzocht. Zij publiceert dit onderzoek op uitnodiging van de Zeeuwse Bibliotheek.
Lees ook:
Deel 1
Deel 2
Deel 4
Deel 5
Deel 6
Deel 7

Over de geschiedenis van de Zeeuwse knoop of: hoe een knoopje kan rollen : deel 2

dinsdag, 1 juli 2014

Etruskisch goud

De bakermat van de filigraintechniek en van de granulatietechniek (korrels) ligt – notabene – waarschijnlijk in Syrië. Dat staat op de site van het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden (april 2014). Het waren de Etrusken (de inwoners van Etrurië, dat is het huidige Toscane, Umbrië en Latina in Italië), die een kleine 3000 (!) jaar geleden de filigrain- en granulatietechnieken importeerden naar Europa en ‘tot perfectie hebben gebracht’. En: de Etrusken versierden hun sieraden soms ook met spinnetjes.

Gouden oorknop, Etruskisch, 530-500 voor Christus. Filigrainwerk en spinnetjes zijn zichtbaar

Gouden oorknop, Etruskisch, 530-500 voor Christus.
Copyright Trustees of the British Museum

Etruskische oorbellen waarbij duidelijk het spinnetje te zien is

Etruskische oorbellen
Bron: Louvre, Parijs

Gouden oorknop Etruskisch filigrain, 530-480 voor Christus. Tal van Zeeuwse knoopje lijken hier gebruikt

Gouden oorknoop, Etruskisch, 530-480 voor Christus
Copyright Trustees of the British Museum

De Etrusken hadden misschien nog geen knopen – de één zegt van wel, de ander zegt van niet. Maar ze hadden in elk geval broches en fibula’s om hun kledingstukken bij elkaar te houden.

Etruskische sierplaat (broche) van goud, met centraal een robijn als siersteen.

In de archaïsche periode (ca. 600-480 v. Chr.) werden ook edelstenen als extra decoratie toegevoegd. Deze gouden sierschijf heeft centraal een robijn. Hoewel ook schijfvormige oorbellen van deze afmetingen bestaan, heeft dit sieraad waarschijnlijk gediend als broche voor een rijke Etruskische dame, gezien het aanhechtingspunt voor een speld op de achterzijde van het stuk.
Bron: Rijksmuseum van Oudheden, Leiden

NB Ook Vivianne Veenemans (over haar werk later) maakt in een artikel in het Jaarboek Kostuum 2011 onder meer melding van het Etruskisch filigrain.

Zeeuws goud (en zilver)

Over de Zeeuwse streeksieraden is vrij veel bekend vanaf eind 17e eeuw. Onder meer door het werk van De Bree en Minderhoud, hun vakkennis en speurwerk in de archieven (boedelbeschrijvingen). En door de merktekens/ meestertekens die vanaf eind 17e eeuw in de sieraden werden gedrukt.

Hieronder informatie merendeels afkomstig uit Van de goudsmid van Piet Minderhoud:

‘Het gebruik om een paar knopen als hemdsluiting te dragen stamt al uit de 17e eeuwse burgermode. Dit was alleen een gebruik bij de mannen (…) Het oudst bekende gedateerde paar knopen (…) is gemaakt omstreeks 1690 door Jan Bravert te Amsterdam. Deze zilveren knopen zijn hol en opgebouwd uit twee iets bol gezette ronde delen. In het midden is een klein plat rozetje aangebracht met een randversiering eromheen.’

Zilveren keelknopen, circa 1700 uit collectie P. Minderhoud

Zilveren keelknopen, circa 1700
Copyright P. Minderhoud

Gouden keelknopen, circa 1725 copyright P. Minderhoud

Gouden keelknopen, circa 1725
Copyright P. Minderhoud

(TdR: Dit waren dus nog geen open filigrainknopen met spinnetjes. Die doen iets later, vanaf 1700 hun intrede. Althans, vanaf dat moment zijn ze via merktekens gedateerd).

‘Halverwege de 18e eeuw bestond een spinnetje al uit meer draadjes, zodat het geheel niet meer op een spin leek, maar deze benaming bleef in gebruik. Deze knopen leken een beetje op een braam, vandaar dat ze ook wel braamknopen (of brummels) werden genoemd (…) Dit model werd steeds verder aangepast, verfijnd en geperfectioneerd. Goudsmeden in onder meer Schoonhoven, Dordrecht, Amsterdam, (TdR: Hoorn en mogelijk ook in Middelburg) maakten de knopen veelal op bestelling. Keelknopen, jasknopen, hemdsknopen. Die werden en worden vooral gedragen op Walcheren en Zuid-Beveland en in Axel, in Staphorst, Urk, Marken en Volendam. Elke plaats heeft knopen met eigen accenten. Omdat de meeste knopen in Zeeland werden (en nog steeds worden) gedragen, kregen die rond 1915 de naam Zeeuwse kno(o)p.’

Gouden keelknopen uit 1910. Filigrain achterkant is zichtbaar. Copyright foto P. Minderhoud

Gouden keelknopen, circa 1910
Copyright P. Minderhoud

Zwart, kamgaren boezeroen met keelknopen in functieloze knoopsgaten. Walcheren, circa 1920 Copyright foto: P Minderhoud

Boezeroen met keelknopen in functieloze knoopsgaten. Walcheren, circa 1920
Copyright P. Minderhoud

‘Vanaf 1915 werden (door de mannen gecombineerd met de keelknopen) ook gouden filigrain of plaatgouden, met spinnetjes versierde broches gedragen. Er waren tientallen soorten op de markt, de diameter en de uitvoering bepaalden vaak de welstand van de drager. De mooiste en grootste broches werden door de rijkere boeren mannen en vrouwen gedragen. Deze broches werden voor het grootste deel in Schoonhoven gemaakt. Er worden nog steeds drie modellen ‘mansbroches’ nieuw gemaakt, al lange tijd merendeels gedragen door vrouwen.’

Gouden broche voor mannen, circa 1920 copyright P. Minderhoud

Gouden broche voor mannen, circa 1920
Copyright P. Minderhoud

Het zal ook de lezer niet zijn ontgaan dat er een zekere gelijkenis is tussen het ontwerp van deze en dat van de Etruskische gouden broches. Zou daar op een of andere manier ook een link zijn?

Meer informatie:
Dit is een gastblog van een couch-traveller. Trude de Reij heeft de verre geschiedenis van de Zeeuwse knop onderzocht. Zij publiceert dit onderzoek op uitnodiging van de Zeeuwse Bibliotheek.
Lees ook:
Deel 1
Deel 3
Deel 4
Deel 5
Deel 6
Deel 7

Over de geschiedenis van de Zeeuwse knoop of: hoe een knoopje kan rollen : deel 1

maandag, 30 juni 2014

Gastblog van Trude de Reij. Zij heeft de verre geschiedenis van de Zeeuwse knop onderzocht. Zij publiceert dit onderzoek op uitnodiging van de Zeeuwse Bibliotheek.

November 2013 – mei 2014

Route: Basel, Middelburg, Arnemuiden/ Westkapelle, Wenen, Berlijn, Hamburg, Innsbruck.

Niet gedacht dat ik nog eens zou willen uitzoeken hoe ontwerp en techniek van dit stukje Zeeuws erfgoed ooit is ontstaan. Tot vorig jaar november.
Een weekendtrip met man en vrienden naar Basel mondde voor mij uit in een virtuele zoektocht door West- en Midden-Europa. Een reis door de tijd ook. Het bleek zo’n onderwerp dat je aandacht trekt, je te pakken neemt en niet meer loslaat. Dat kwam zo.

In Basel is een prachtig museum met de naam Fondation Beyeler. Belangrijkste doel van ons bezoek aan dit museum was hun verzameld werk van de schilder Mark Rothko. Mijn man is al een paar decennia een bewonderaar, maar hij had nog nooit een doek in het echt kunnen bekijken. Nu dan. Een belevenis apart. In de museumwinkel viel vervolgens mijn oog op een boek dat in 2013 is uitgegeven door de gezamenlijke staatsmusea van Berlijn, met de titel (25.000 Jahre) Schmuck.
Op de cover een foto van drie schitterende, grote zilveren knopen, die ik qua ontwerp heel erg vond lijken op onze Zeeuwse knoop.

Detail voorkant boek: 25000 Jahre Schmuck

Detail voorkant boek: 25000 Jahre Schmuck

Verbazing. Hoe kan dit, waar komen deze knopen vandaan?
Wat ik toen nog niet wist is dat onze Zeeuwse knoop op dit moment weliswaar een redelijk typisch Zeeuws product is, maar dat was ooit anders.

Weblog Zeeuwse Bibliotheek

Eenmaal weer thuis, een eerste internetverkenning met de zoekterm Zeeuwse knoop. Waarbij ik hier, op de site van de Zeeuwse Bibliotheek terecht kwam.
Andrea van Boven en ik hebben elkaar uitgebreid gesproken, via de telefoon en bij de bieb. Andrea bleek een passie te hebben voor de Zeeuwse streekdracht en daar veel van af te weten. Bij een opfrisbeurt is een deel van de vloerbedekking van de bibliotheek vervangen door tapijt met een enorme afbeelding van een Zeeuwse knoop en een deel met een print van boerenbont.
Ik bracht bij wijze van schenking aan de bibliotheek een exemplaar van een catalogus uit 1979 van het Altonaer museum in Hamburg : Volkstümlicher Schmuck aus Norddeutschland. Het type knopen op de cover van het boek 25000 Jahre Schmuck (collectie museum voor Europese Cultuur in Berlijn) maakt ook deel uit van de collectie van het Altonaer museum in Hamburg. Daarover later meer.

De Bree en Minderhoud

Diezelfde week heb ik ook contact gezocht met goudsmid en juwelier Piet Minderhoud in Arnemuiden/Westkapelle. Hij is expert op het gebied van Zeeuwse en andere streeksieraden waarover hij in 2009 het boek Van de goudsmid schreef. Nergens meer te koop. Balen. Via internet heb ik een tweedehands exemplaar gekocht van het boek van J. de Bree Kostuum en sieraad in Zeeland uit 1967. De naam De Bree was me bekend, mijn vader was hoofd van de afdeling cultuur en onderwijs van de Provincie Zeeland en kende hem goed. Ik vermoed dat hij het boek van De Bree ook in zijn bezit heeft gehad. En dan is het tot mijn grote spijt samen met andere boeken verkocht toen mijn vader moest verhuizen en het in verband met ruimtegebrek niet mogelijk was zijn hele verzameling te houden. De moeder van mijn vader, mijn grootmoeder Adriana, was in streekdracht. De schelpmutsen waren aanvankelijk klein en goed draagbaar. Op den duur echter kregen deze kappen de omvang zoals we die nu nog kennen, waarmee de draagbaarheid evenredig is afgenomen. Stel je voor. De wind heeft daarop hetzelfde effect als op een paraplu. Ze klappen om.

De Bree voorspelt in zijn boek dat over 25 jaar – na 1967, dus zo rond 1992 – de klederdrachten in ons gewest volkomen tot het verleden zullen behoren. Inmiddels zijn we bijna 50 jaar verder en nog steeds zijn er vrouwen die de streekdrachten in ere houden. We worden immers steeds ouder, het aantal mensen dat de 100 passeert neemt verder toe.
Maar het is een feit. Nog eens 25 jaar verder en de streekdrachten zullen als dagelijkse kleding verdwenen zijn. De Bree zegt: “Wij zullen ons hoe dan ook, hoezeer ongaarne, vertrouwd moeten maken met de gedachte, dat onherroepelijk het tijdstip zal aanbreken waarop wij ook deze bijdrage in de resterende schoonheid van onze provincie, die reeds op velerlei wijze werd geteisterd, zullen moeten missen”.
Toch klopt ook dit niet helemaal. Het traditionele Zeeuwse textiel is inderdaad goeddeels geschiedenis. In weerwil van de pogingen van sommige jonge kledingontwerpers er nog iets eigentijds van te maken. Maar de Zeeuwse streeksieraden hebben de toekomst. Een gouden toekomst. Zoals Piet Minderhoud en andere goudsmeden van harte zullen onderschrijven.

In een reactie op mijn vragen, oppert Minderhoud dat de filigraintechniek (draadwerk van zilver of goud) waarmee de Zeeuwse knopen worden opgebouwd, met de typerende ‘spinnetjes’ *, misschien tegelijk op verschillende plaatsen in de wereld is ontstaan. En dat de talloze verschillende typen filigrain knopen (zoals ook die uit Noord Duitsland en Scandinavië), geen familie van elkaar zijn.

Zilveren knoopje met spinnetjes, uit 1700-1725 copyright P. Minderhoud

Zilveren knoopje met spinnetjes, ca. 1700-1725
copyright P. Minderhoud

Gouden keelknopen, circa 1750 uit collectie P. Minderhoud

Gouden keelknopen, circa 1750
copyright P. Minderhoud

* Een ‘spinnetje’ is een spiraalkransje met in het midden een bolletje gesoldeerd. Dit leek aanvankelijk op het lijfje van een spin, de acht draadjes waaruit het kransje bestond vormden de pootjes.

Ik geef ook Piet Minderhoud een exemplaar van de catalogus van het museum in Hamburg. En krijg zijn boek Van de goudsmid, het laatste exemplaar dat hij kan weggeven. We houden contact. Ook hij is geïnteresseerd in wat er nog boven water valt te halen.
Zeeland lijkt in elk geval niet de bakermat van de Zeeuwse knoop. Maar waar ligt die dan wel? En welke route legden de spinnetjes af voor ze in de lage landen terecht kwamen?

Meer informatie:
Deel 2
Deel 3
Deel 4
Deel 5
Deel 6
Deel 7