Berichten met tag ‘zeeuws orkest’

Klassieke vormen met nieuwe inhoud

donderdag, 12 maart 2015

In gesprek met Christian Blaha, componist

Christian Blaha (1972) is op de Zeeuwse muziekpodia geen onbekende- een bescheiden verschijning die zich als veelzijdig musicus beweegt tussen popkoor en symfonieorkest.

Deze maand gaat met het Zeeuws Orkest onder leiding van Ivan Meylemans Blaha’s Eerste Symfonie in première. Een goede reden voor een gesprek.

christian-blaha

 Christian Blaha

Blaha studeerde compositie, koordirectie en piano aan het Brabants Conservatorium, en studeerde in Amsterdam orkestdirectie bij Ed Spanjaard. Op zijn website www.christianblaha.nl lees ik meer over de mensen met wie hij werkte, zijn initiatieven en werkgebied. In 2014 nam violist Mathieu van Bellen zijn sonate voor viool solo op. Blaha is tevens docent compositie aan de University College Roosevelt  in Middelburg.

Componeren vormt de kern van zijn muzikale activiteiten; hij is niet voor niets cum laude afgestudeerd en enkele van zijn composities werden bekroond. Maar daarnaast vindt hij het erg prettig om te werken met heel veel soorten muziek en met uiteenlopende muzikanten en zangers. Dat tekent de mens.

Het Zeeuws Orkest voerde al eerder werk van hem uit: tien jaar geleden stond de compositie “Michael en de draak” op het programma onder leiding van dirigent Joan Berkhemer.

Nu dus de Eerste Symfonie, die als titel “Jahreszeiten” heeft meegekregen. Deze symfonie werd in 2009 voltooid. Op mijn vraag of er contact is met het orkest en dirigent over de uitvoering en interpretatie zegt hij: “Ik heb natuurlijk wel contact gehad over de materialen en dergelijke. Ik zal bij de repetities aanwezig zijn, misschien zelfs wat kunnen repeteren. Dat hangt een beetje af van de afspraken die we kunnen maken, maar het zou prettig zijn om direct met het orkest te kunnen communiceren.”

De symfonie heeft als titel “Jahreszeiten”. Ik wil graag weten waarom hij, net als zoveel andere componisten, de seizoenen als inspiratie koos.

“Het is een mooi gegeven. Een symfonie heeft vier delen: er zijn vier seizoenen. Er is de herfst met een wat somberder gedeelte, een uitbundigere winter met bijvoorbeeld schaatstaferelen, de lente met vogelgeluiden. Eigenlijk vind ik het niet zo belangrijk hoe het heet, muziek is natuurlijk abstract en het is niet mijn bedoeling verwachtingen te wekken. Hoe iemand muziek ervaart is zo subjectief. Maar er is thematiek en verbinding in de symfonie, alle delen hebben met elkaar te maken. Bij dit werk kwam in de loop van het componeren bij mijzelf de behoefte om deze titel mee te geven.”

De symfonie als vorm klinkt behoorlijk klassiek. Heeft dit te maken met een bepaalde voorkeur?

“Het symfonieorkest is zelf een organisme dat is voorgekomen uit een lange ontwikkeling in de muziekgeschiedenis. Wanneer je je als hedendaags componist met experimentele zaken bezighoudt, kun je ervoor kiezen om te schrijven voor een modern, flexibel ensemble. Maar je kunt ook gebruik maken van iets wat er al is, en daar nieuwe inhoud aan geven. Voor beide is wat te zeggen en het één sluit het ander niet uit. Ik vind het mooi om een verbinding te zoeken. Het zijn hele goede vormen, vind ik.”

Verbindingen zoeken, leggen. Zou dat ook de reden zijn waarom Blaha zich op zulke uiteenlopende muzikale gebieden beweegt? Van musical tot symfonie, gastdirigent van brassband, docent en onderzoeker bij de UCR.

“Cross-overs zijn zo leuk en interessant om te doen, mensen ontmoeten die hun passie voor muziek vormgeven. Ik geef les aan enkele studenten aan de UCR, dat is heel inspirerend. En het verschil tussen een kamerorkest en een brassband, dat is zo mooi allemaal, al die verschillende culturen. En het enthousiasme van een koor, bijvoorbeeld.  Ik vind het belangrijk om al die dingen af te wisselen. Je interesse moet zo zijn dat je niet zegt “in deze kamer kom ik niet” of “dat milieu spreekt me niet aan”- overal vind je een eigen sfeer en het is prachtig om overal van te proeven.

En je leert van elke groep, elk orkest, elk koor. Als je zelf dirigeert, dan kun je, zeker als het je eigen werk betreft, meteen merken dat iets niet loopt en je dan afvragen waarom dat zo is. Met musici werken maakt je ervan bewust dat wat je hebt genoteerd een fysieke kant heeft. Dat is een verbinding die componisten vaak noodgedwongen moeten missen.”

Op de vraag of er iets is wat hij graag zou willen maken, iets waar hij nog niet aan toe is gekomen omdat tijd of opdracht ontbreekt, bijvoorbeeld opera of iets anders, antwoordt hij:

“Ja, een opera is wel heel interessant natuurlijk. Ik ben wel geïnteresseerd in multidisciplinaire zaken: muziek en beeld, muziek en tekst, muziek en geluid. Muziek in bredere context, ik heb al eens iets gedaan. Groter opgezette stukken met een verhaal, daar is opera/muziektheater natuurlijk ideaal voor. En daarbij kijken naar de mogelijkheden voor cross overs. Bij het kamerorkest TY deden we 2 jaar geleden iets met een rapper. Onderzoeken, uitproberen, klassiek met pop-elementen, tango. Proberen uit de voorspelbare hoek te komen; er zijn zoveel mooie elementen in zowel lichte- als klassieke muziek. Vaak worden die grenzen wat scherp getrokken en dat is jammer.”

“Meestal doe ik nu dingen op eigen initiatief. Een opdracht krijgen is de laatste jaren steeds zeldzamer geworden, dat hoor ik ook van collega’s. Tot een jaar of drie geleden liep het nog best goed, maar nu is het minder. Componeren is het belangrijkste voor mij.”

“Momenteel werk ik samen met Peter Slager van Bløf aan een avondvullend muziektheaterstuk, we zijn ongeveer halverwege, het is een mooi nieuw project.”

Ik hoop dat die opdracht voor een opera komt voor Christian Blaha, en ondertussen wachten we met belangstelling op de voltooiing en uitvoering van het nieuwe werk.

Zeeuws-Orkest

Het Zeeuws Orkest

De Eerste Symfonie, “Jahreszeiten” van Christian Blaha wordt uitgevoerd door Het Zeeuws Orkest onder leiding van Ivan Meylemans op donderdag 19 maart in het Scheldetheater in Terneuzen; op vrijdag 20 maart in de Zeeuwse Concertzaal in Middelburg en op zaterdag 21 maart in De Mythe in Goes. Op het programma staat verder de Ouverture Gijsbrecht van Aemstel van Johannes Verhulst en het 2e Pianoconcert van Rachmaninoff met als solist Wibi Soerjadi.

 

Els van de Wijdeven-Millenaar, muziekspecialist

 

Bronnen: 

foto Blaha – www.christianblaha.nl

foto Het Zeeuws Orkest – www.zeeuwsorkest.nl

Met één been in de toekomst: papier<>digitaal

woensdag, 12 juni 2013

Het lijkt alsof we lopen op een grens, met de ene voet zetten we een stap in de traditie, met de volgende stap staan we in een nieuwe omgeving. Rechts-links, rechts-links, stap voor stap naar een punt op de horizon waar de grens lijkt op te houden.

Nooit eerder was het verschil tussen de twee duidelijker. Of misschien toch, bijvoorbeeld tijdens de eeuwen die voorbijgingen vanaf de eerste blokdrukken rond het jaar 1000 tot de bloei van de boekdrukkunst in de 17de eeuw. Rechts de handschriften, links de gedrukte werken. Beperkt beschikbaar, kostbaar produceerbaar aan de ene kant; massaproductie en bijna onbeperkt beschikbaar aan de andere kant. Een grote revolutie en het begin van de emancipatie van de massa.

Door de crisis in Europa, ik durf het nauwelijks te schrijven, is de gang die we al sinds een jaar of dertig maken, toch wel wat lastiger geworden. Want we kunnen lang niet alles meenemen van de ene kant naar de andere kant- er blijft wel eens wat liggen waar we spijt van hebben. Langzamer stappen dan maar, zou je zeggen. Het is lastig om in tijden van afbraak het hoofd koel te houden en precies in te schatten wat van waarde is voor generaties na ons. Het punt is, dat “the powers that be” met een bepaalde radicaliteit te werk gaan, die vooral zelfverzekerdheid moet uitstralen, maar meestal weinig steekhoudend wordt beargumenteerd. “Alles is digitaal beschikbaar” is zo’n argument. Maar dat is het natuurlijk pas als we het meenemen…van die ene naar de andere kant.

Toen ik zelf een jaar of drie, vier was, eind jaren ‘50, had mijn vader een Philips bandrecorder. Ik kan me nog herinneren dat er een keer een opname werd gemaakt. Ik zat op de tafel, op het wollen tafelkleed, voetjes bungelend in de ruimte, kijkend naar dat bruine stukje band dat buiten de ronde cassette stak en rondjes draaide, want de opname was begonnen.

(Druk op Play + Rec.) Mijn vader’s stem die me dingen vroeg, mijn eigen ademloze fascinatie voor het draaiende flapje, enkele kleine kreetjes, een paar woordjes en uiteindelijk mijn moeder die enigszins gefrustreerd zachtjes opmerkte: “Laat maar, ze doet het niet”. Mijn eigen fantasiemelodietje, dat ik altijd neuriede als ik voor mezelf speelde, bleef onvastgelegd.

Die opname zette mijn vader ruim dertig jaar later op een cassettebandje. En enkele jaren geleden probeerde ik wat er nog aan ruis over was, toch over te zetten op een CDtje.

Waarom doen mensen dit, dit vasthouden van de tijd, dit vasthouden van een gevoel, een herinnering? Waarom bloggen we?
Eén voet in de traditie, één voet in de toekomst, zo waggelen we voort en proberen van de ene kant genoeg mee te nemen naar de andere kant. Want die ene kant, de kant van papier, de kant van ambachtelijk vervaardigde materialen, de kant van tijdrovend een instrument leren bespelen, aan die kant moeten we voortdurend dingen laten liggen, afschaffen, achterlaten.

Het leuke aan mijn baan is, dat ik op dit moment dingen tegenkom van die kant, de kant van papier, brandbaar, kwetsbaar en rafelend. Ik werk op de muziekafdeling en momenteel houd ik me bezig met het inventariseren van een collectie bladmuziek die jaren geleden werd gekocht van Het Zeeuws Orkest. Nooit eerder zo intensief bekeken, komen er nu verschillende pareltjes tevoorschijn zoals een luxe eerste editie van de partituur van de Mis van Alphons Diepenbrock. Diepenbrock is een belangrijke Nederlandse componist, die leefde van 1862 tot 1921. De uitgave is gebruikt, want er staan in blauw en rood potlood -zoals men dat deed in de 19de eeuw, begin 20ste eeuw- notities in van de dirigent. Als musicus gaat mijn hart sneller kloppen van dit soort dingen: een lijn van hier naar daar, en zo tastbaar.

photo1jun13

Als bibliothecaris wil ik meer weten over deze partituur, over het werk en de omstandigheden waarin het tot stand kwam. En dan stap ik op het andere been, ga via de website van het onvolprezen Nederlands Muziek Instituut naar de digitale catalogus van de werken van Alphons Diepenbrock en kom snel, zeer snel bij een schat aan informatie over het prachtige boekwerk dat voor me ligt. Als lezer van deze blog kunt u mijn spoor volgen: naar de archieven-sectie en het artikel over Diepenbrock, dan dan klik ik simpelweg op website oeuvrecatalogus en plons in de volgende vijver van informatie.

photo2jun13

De meeste vragen die ik heb over het proces van de totstandkoming, over de componist en hoe cultureel Nederland er in zijn tijd uitzag, krijgen een meer dan bevredigend antwoord.

Nu zou ik eigenlijk ook heel graag willen weten van wie deze aantekeningen zijn, in blauw en rood, en hoe de weg van dit bepaalde boek is geweest, van daar naar hier, de Zeeuwse Bibliotheek. Dat laatste stukje kan ik reconstrueren met een beetje verbeeldingskracht: bij de collectie die werd aangekocht, zat een groot gedeelte van de verzameling orkestmuziek van de dit jaar overleden fagottist en dirigent Louis Stotijn, die een aantal jaren Het Zeeuws Orkest dirigeerde. Onder zijn leiding ontwikkelde dit orkest zich tot een orkest met volledige bezetting en een unieke status in Nederland: het enige semi-beroepsorkest met een zeer professionele programmering.

Het geslacht Stotijn is in de afgelopen eeuw belangrijk geweest in het muziekleven van Nederland. Louis was de neef van de bekende hoboïst en muziekpedagoog Jaap Stotijn. Ik kan me voorstellen dat via via de partituur bij hen terecht is gekomen: ze gaven namelijk ook allebei les aan het Koninklijk Conservatorium te Den Haag. Of dit op waarheid berust, dat blijft gokken, maar het lijkt een voor de hand liggende conclusie.
Papier en digitaal, het vult elkaar zo mooi aan op deze manier. Het NMI heeft ook een exemplaar van dezelfde uitgave, zag ik in hun catalogus. Maar is deze ook betekend?

Zo stapt men voort, rechts-links…met een glimlach als rechts toch altijd nóg meer geheimen heeft om te onderzoeken. En dat op die basis het besluit kan worden genomen dat dit werk zeker mee moet naar de andere kant: naar de toekomst, door digitalisering van de prachtige steendruk van het titelblad door Antoon Derkinderenen en elke van de 91 pagina’s met aantekeningen in blauw en rood potlood. Tot die tijd: goed bewaren dat erfgoed,deze bronnen voor verhalen en inspiratie van de verbeelding. Ook al is er ergens in het land  een ander exemplaar, dan nog kan een rood-blauw potlood het verschil maken.

photo3jun13
Op het bureaublad van mijn laptop staat een kopie van een cassettebandje waar ik soms per ongeluk op klik. Dan hoor ik het piepjonge stemmetje van mijn jongste zoon met een zachte G zeggen: “Geld betalen is niet gemakkelijk!” Hij werd vorige week 29, zijn Brabantse G heeft plaatsgemaakt voor de tongval van de stad.

 

Els van de Wijdeven-Millenaar, muziekafdeling.