Archief van 2014

Hoe verwerven wij materialen ter uitbreiding van de bijzondere collecties?

dinsdag, 26 augustus 2014

Tot nu toe heeft de Zeeuwse Bibliotheek een klein budget in stand gehouden om de collectie van het oud bezit te blijven verrijken. Het gaat hier zowel om handschriften en oude drukken die in Zeeland vervaardigd zijn, als om materialen van algemene inhoud en herkomst.

Conservator Liesbeth van der Geest houdt Zeeuwse bijzondere exemplaren in de gaten. Ze volgt antiquariaten en veilingen om te zien of er iets interessants aangeboden wordt. Ze tracht titels die nog ontbreken, aan de collectie toe te voegen. Het kan echter ook voorkomen dat er een bijzonder exemplaar van een reeds aanwezige titel op de markt komt. Daarbij kan het om de band gaan, een handgeschreven opdracht of uitzonderlijke illustraties. Handschriften zijn natuurlijk altijd uniek. Maar wanneer het uitgesproken archiefmateriaal is, hoort het meer bij een andere instelling thuis. Soms is het bedrag zo hoog, dat het budget voor antiquarische aankoop van Zeeuwse drukwerken, boekbanden en handschriften niet toereikend is. In uitzonderlijke gevallen kunnen wij een beroep doen op weldoeners.

Tevens beheert Liesbeth van der Geest de collectie bibliofilia, hedendaags ambachtelijk drukwerk dat slechts in zeer beperkte oplage verschijnt. Vanoudsher was dit een zwaartepunt binnen de bijzondere collecties, maar tegenwoordig is het beschikbare budget zo gering dat de conservator een weloverwogen keuze moet maken.

Voor de grote collectie historische kinderboeken doen wij geen aankopen. Er komen af en toe schenkingen binnen, die we met veel genoegen aannemen en direct verwerken, maar er zijn geen financiële middelen tot uitbreiding.

Ik richt mij als conservator op oude werken van algemene, dus niet Zeeuwse strekking. Er wordt op internet, bij veilingen en antiquariaten, maar ook door particulieren een ontzaglijke hoeveelheid aangeboden. Bij het maken van een keuze daaruit, die financieel te onderbouwen is, komen er heel wat argumenten kijken.

Java05

Serat tapel Adam, Djokjakarta, ca. 1850, Handschrift 6488

Een belangrijke overweging is de samenstelling van de bestaande collectie oud bezit (drukwerken ouder dan het jaar 1801), zowel in eigendom van de Zeeuwse Bibliotheek als in bruikleen van bijvoorbeeld het Koninklijk Zeeuws Genootschap der Wetenschappen. Inhoudelijk ligt de nadruk hier op godsdienst, geschiedschrijving, letterkunde en in wat mindere mate op reisbeschrijvingen en medische wetenschap. De werken zijn gesteld in het Nederlands, Latijn en Frans, en veel minder in het Duits, Engels of andere talen. Dan dient de vraag zich aan: gebruiken wij de beschikbare middelen om deze onderwerpen en taalgebieden te versterken, of juist om de collectie te verbreden met hele andersoortige boeken? Iedere conservator heeft daar zijn of haar eigen ideeën over gehad, en heeft dan ook iets van die persoonlijke voorkeur in het aankoopbeleid laten weerspiegelen. Dat zorgt wel voor variatie in het geheel.

Ik kies voor verbreding en kijk welke onderwerpen tot nog toe naar verhouding karig bedeeld zijn, zoals bijvoorbeeld wis- en natuurkunde. Nu zijn oude boeken over deze onderwerpen betrekkelijk zeldzaam, dus is de keuze te overzien. Ook let ik op de taal. Onlangs is er een aantal 18e eeuwse boeken in het Zweeds de collectie binnengekomen. Hebreeuwse boeken zijn, ondanks zware nadruk op theologie, amper vertegenwoordigd. Een doorslaggevend argument kan ook iets puur cijfermatigs zijn, namelijk de vraag of de Zeeuwse Bibliotheek hier een voor Nederland uniek exemplaar verwerft.

Indische miniatuur 1

Indiaas handschrift, ca. 1850, PLA 313 C 3

Bij bijzondere collecties kan men niet van rendement spreken, maar toch houdt de conservator rekening met een breed publiek. Wat bij iedere aankoop meespeelt, is: hoe ziet het eruit in een vitrine? Kan het de aandacht van iedere willekeurige bezoeker trekken en enige tijd vasthouden? Kunnen we het gebruiken bij een tentoonstelling of presentatie? Met het oog daarop zijn er ook wat exotische handschriften binnengekomen. Een mooi vormgegeven koran, een Ethiopische schriftrol, Japanse hangprenten met tekst, of Indiase miniaturen.

Zoals met alles, is ook de toekomst van de bijzondere collecties in de Zeeuwse Bibliotheek ongewis. De aankoopbudgetten, onderdeel van het totale budget van de Wetenschappelijke Bibliotheek, zijn de laatste jaren evenredig verminderd. Of het in de toekomst nog mogelijk zal zijn om aankopen te doen, is de vraag. Misschien kan de collectie alleen nog door schenkingen verrijkt worden. Het is te hopen dat de oude drukken en handschriften in Middelburg voor Zeeland behouden blijven. Wat over Zeeland zelf gaat, moet natuurlijk thuis blijven en beschikbaar zijn voor alle inwoners van deze provincie. Maar ook de algemene werken mogen immer blijk geven van de brede belangstelling van Zeeuwen op alle gebieden van wetenschap en cultuur.

 

Marinus Bierens, conservator bijzondere collecties

 

Caribische muziek: even stilstaan, maar dan meedansen!

maandag, 18 augustus 2014

Caribische muziek maakt vrolijk: een beeld van dansende mensen, opwaaiende rokjes, felle kleuren en vooral veel blije gezichten. Zodra de muziek begint, wordt het moeilijk om stil te blijven zitten. Een slechte bui verdwijnt en het lichaam ontspant, voelt opeens zelfs soepel!

De mix van Zuid-Amerikaanse, Afrikaanse, Europese en Aziatische klanken in perfecte symbiose heeft dit effect op bijna iedereen. Zeg nou zelf: als de zon begint te schijnen, lijken problemen weg te smelten; armoede lijkt minder zwaar en nu is belangrijker dan morgen.

De muziek die dit wonderbaarlijke effect heeft is ontstaan in grote ellende. Slaven die vanuit West-Afrika naar West-Indië werden vervoerd, als vee werden verhandeld en terechtkwamen op plantages of in fabrieken: ze hadden niets meer dan het ritme van hun continent in het hart.

Alles was hen ontnomen. Zelfs hun identiteit, wanneer er nieuwe namen werden toegewezen en in hun huid het merk van de eigenaar was gebrand.

Het verzet tegen deze positie vond uiting op verschillende manieren, van verborgen sabotage tot “playing stupid”- doen alsof men dom was. Het verdriet vond uiting in beurtzang, ritme en dans.

Muziek verbindt mensen. Geloof, hoop, liefde, blijheid, verdriet, woede en verzet- het vindt allemaal een stem in muziek, melodie, ritme en dans.

Ondanks het ontmoedigingsbeleid dat de Europese machthebbers er regelmatig op loslieten, werd er muziek gemaakt. En op deze manier ontstonden de beguine in St. Lucia, de mento in Jamaica, de salsa in Cuba, de bossa nova in Brazilië.  Met weer andere muzikale invloeden protesteren bijvoorbeeld de calypso (Trinidad) en de reggae (Jamaica) tegen racisme en sociale onrechtvaardigheden.

Trinidad– geboorteplek van de steel drum. In de tijd van de slavernij waren stokgevechten populair onder de slaven, maar ze werden verboden omdat de slavenhouders inzagen dat de stokken zeer effectieve wapens waren. Ook het ritueel gebruik van de stokken als ritme-instrumenten werd daarmee in de ban gedaan. De mensen moesten op zoek naar andere manieren om muziek te maken en hun cultuur vast te houden.

In de 20ste eeuw kwam de olie-industrie. De arbeiders begonnen stalen tonnen te gebruiken en te bewerken zodat er verschillende toonhoogtes speelbaar werden. De steel drum kreeg voor hen op deze manier ook een politieke betekenis: die van de Afrikaanse creativiteit en kracht.

aruba

Bovenstaand voorbeeld geeft aan hoe mensen zich aanpassen en toch hun eigen identiteit bewaren, verder ontwikkelen en uiten, ook al wordt door overheden geprobeerd dit te onderdrukken. Die elasticiteit en inventiviteit vind je terug in de muziek van het hele Caribisch gebied, van Cuba helemaal rondom de archipel tot de Nederlandse Antillen.

Hier vinden we op Curaçao de populaire tumba, hier uitgelegd, en op Aruba is de dande zeer populair met een jaarlijks festival gewijd aan deze vorm.

De smeltkroes van culturen kunt u beluisteren met cd’s die u kunt lenen uit de Zeeuwse Bibliotheek. U vindt hier onder meer deze aanraders:

*  Island in the Sun: a history of Caribbean Music bij rubriek 86/VC (Midden-en  Zuid-Amerika);

*  Mirror to the soul: music, culture and identity in the Caribbean 1920-73 bij de rubriek 86/MIRR

(Caribisch gebied)

* The rough guide to calypso gold bij rubriek 86/CALY (Trinidad)

* Mento, not calypso!: the original sound of Jamaica bij rubriek 86/VC (Jamaica)

En vergeet Bob Marley niet, diverse cd’s bij rubriek 78!

 

Els van de Wijdeven-Millenaar, Muziekspecialist

 

Bronnen:

1. The Garland Encyclopedia of World Music, Volume: South America, Mexico, Central America & the Caribbean. Martha Ellen Davis- The Music of the Caribbean.

2. www.academia.edu :

a. African-Caribbean Resistance Culture: Past and Contemporary

b.  Dennis R. Hidalgo – Africa and the Caribbean: Overview

3. Wikipedia: Music of the African Diaspora

4. You Tube: video’s.

“To Google…or not”

dinsdag, 29 juli 2014

google

Het zoeken met Google is al langer “bekroond” met een werkwoord: googelen. Dit symboliseert de haast onaantastbare positie van Google als zoekmachine. Het merk Google is zo sterk dat het merendeel van de gebruikers andere zoekmachines niet gebruiken of er niet goed mee bekend zijn.

Het gebruik van Bing en Yahoo kan zinvol zijn omdat ze inhoudelijk sterk verschillen van Google. Op basis van berekening is er een overlap van ca. 15%. Door alleen op Google te zoeken is de kans groot dat je het overgrote deel mist aan nieuwe bronnen.

Google is de eerste keuze als het gaat om het uitvoeren van een eerste zoekactie om informatie op Internet te kunnen vinden. Dit is niet zo gek gezien het feit dat Google inmiddels ruim 25 miljard documenten geïndexeerd heeft. Mocht onverhoopt de eerste zoekactie niet het gewenste resultaat oplevert kan men proberen het zoekresultaat te verbeteren door het gebruik van extra zoektermen of gebruik te maken van andere opties van Google. Deze zijn te vinden op de webpagina Geavanceerd zoeken.

Er zijn ook andere zoekmachines beschikbaar die beschikken over  eigenschappen waarover Google niet beschikt. Google heeft weinig respect voor privacy en volgt gebruikers in hun zoekgedrag omwille van commerciële doeleinden. Dat is geen nieuws maar kan in sommige gevallen hinderlijk zijn. Het Europese Hof van Justitie heeft onlangs in zijn wijsheid besloten dat internetgebruikers het recht hebben ‘om vergeten te worden’. Het laten verwijderen van onjuiste of irrelevante persoonsinformatie uit het verleden vond enorm weerklank. In vijftig dagen tijd heeft Google 250.000 verzoeken van 70.000 mensen gekregen tot verwijdering.

Er zijn zoekmachines die het zoekgedrag van gebruikers niet vastleggen en rekening houden met privacy zoals Ixquick. Ixquick slaat geen IP adressen op en rekent voor een deel ook af met manipulatietechnieken zoals het feit dat zoekmachines vaak resultaten presenteren die al vaker werden gezocht. Het probleem is dat daarmee nieuwe bronnen niet getoond worden.

Er zijn veel verschillende zoekmachines beschikbaar. De Engelstalige Wikipedia beschikt over een lange lijst ingedeeld naar onderwerp en informatietype.

 

Cees de Blaaij
Vakreferent
Zeeuwse Bibliotheek

 

Burenhulp en vrijwilligerswerk

donderdag, 17 juli 2014

Mijn tante van 77 is pas geopereerd aan haar knie. Ze is weduwe, woont op het platteland en heeft allerlei dieren. Haar buren vinden het geen punt om dagelijks de dieren te verzorgen en van de wei in de stal te zetten en vice versa. Een nicht heeft op een paar dagen op haar huis en hond gepast en gaat om de dag even langs, nu ze weer thuis is om te revalideren. Zomaar een voorbeeld van mantelzorg en burenhulp.

Aan de Staat van Zeeland is door meer dan 10.000 Zeeuwen meegewerkt. Zij hebben de moeite genomen in 2013 om een uitgebreide vragenlijst in te vullen. Uit dit onderzoek van SCOOP blijkt dat 20% van de Zeeuwen mantelzorg geeft. De behoefte aan hulp bij dagelijkse bezigheden blijkt uit onderstaande figuur:

Een overzicht van wat Zeeuwen zonder moeite zelfstandig kunnen doen.

20% van de Zeeuwse bevolking geeft mantelzorg

Initiatief in Lewedorp
Een ander voorbeeld is het verhaal van een vrouw uit Lewedorp die buurthulp is gaan organiseren voor de inwoners. Er zijn inmiddels meer dan 25 vrijwilligers bereid gevonden om dorpsgenoten te helpen. Mensen die even mee naar het ziekenhuis of de huisarts gaan of meegaan met iemand die geld of boodschappen nodig heeft maar niet weet hoe ze bij de pin¬automaat of in de buurtsuper moet komen. Lees meer in de PZC van 2 juli 2014.

Uit de Staat van Zeeland blijkt dat in de gemeente Borsele meer dan 90 % bereid is om buren te helpen. Lewedorp hoort bij de gemeente Borsele.

Grafieken met gegevens uit 2009 20013. Van 13 Zeeuwse gemeenten bereidheid om buren te helpen zichtbaar.

Bereidheid om buren te helpen in Zeeuwse gemeenten in 2009 en 2013

Op de website van het Zeeuws Planbureau staan infokaarten van alle gemeenten. Daar staat ook de databank, waarin steeds meer resultaten uit de Staat van Zeeland komen.

Vrijwilligerswerk
Vrijwilligerswerk heeft een imagoprobleem.

Niet zozeer voor de 5 miljoen vrijwilligers zelf, maar wel voor de 7 miljoen volwassenen die geen vrijwilligerswerk doen. Want hoe vaak kom je niet het stereotype beeld tegen van het rolstoel duwen. En wat jammer dat we onze koning en koningin tijdens het prachtige initiatief NL Doet elk jaar ongeveer hetzelfde zien doen op het Journaal, namelijk boompjes planten of schilderwerk. Dat doet de diversiteit en ‘kick ass’-beleving van vrijwilligerswerk geen recht

zegt Matthijs Terpstra in zijn column op gemeente.nu.

Als je vrijwilligerswerk zoekt, of nodig hebt zijn er tal van mogelijkheden. Elke gemeente in Zeeland heeft een vrijwilligerssteunpunt waar je terecht kunt met vragen.
In de bibliotheek zijn volop boeken te vinden over de lusten en lasten van vrijwilligerswerk en mantelzorg.

Adriënne Withagen
informatiespecialist SCOOP & Zeeuwse Bibliotheek

Zeeuwen, een volk van vertellers en verzenmakers

donderdag, 10 juli 2014

Zeeuwen houden van verhalen. Literatuurliefhebbers staan er misschien niet zo bij stil, maar Zeeland heeft op het gebied van de letteren een uitstekende naam gevestigd. Er zijn nogal wat Zeeuwse auteurs die aan de weg timmeren, nu en in het verleden, vaak met behoorlijk veel succes. Leven en werken in Zeeland inspireerde niet de minsten; we kunnen er trots op zijn de vruchten daarvan te kunnen lezen.

Streekliteratuurcover

Bijna iedereen kent natuurlijk het werk van Annie M.G. Schmidt, de domineesdochter uit Kapelle. Haar indrukwekkende, tegendraadse oeuvre behoeft verder geen toelichting en heeft zichzelf allang bewezen: haar werk zit bij ons allemaal van kind af aan in het collectieve geheugen. Uit een verder verleden, de zeventiende eeuw, is dichter en jurist Jacob Cats een treffend voorbeeld van een Zeeuwse auteur, die in de twintigste eeuw zelfs een zekere herwaardering kreeg. Maar ook Betje Wolff, P.C. Boutens, Jacobus Bellamy, Jacques Hamelink, Jan G. Elburg (Cobra), J.C. van Schagen, Etty Hillesum, Henri Arnoldus (Pietje Puk) en Hans Warren, allen reeds overleden, hebben hun kwaliteiten bewezen. Ze hebben vaak ook een aanzienlijk deel van hun werk aan Zeeland gewijd.

P.C. Hooft-Prijswinnaar Hans Verhagen, Johanna Kruit, Wim Hofman, Carolijn Visser, Oek de Jong, John Brosens, Kees Slager, Franca Treur, Floortje Zwigtman, Rieks Veenker, Frans van Dixhoorn, Tom Schrijer … zomaar een greep uit momenteel actieve, succesvolle Zeeuwse schrijvers en dichters. Ik vergeet er ongetwijfeld nog een aantal, maar schrijftalent is in Zeeland volop aanwezig.

Niet-Zeeuwen die wel in Zeeland gewoond en (veel) gedicht hebben, zijn er ook: Marnix van Sint Aldegonde, Jan Campert, Roel Houwink, Martinus Nijhoff en Ed Leeflang.  Minder bekende auteurs, die wellicht in de toekomst nog meer van zich laten horen, kun je vinden op www.literatuurinzeeland.nl, dat behalve schrijversbiografieën ook een podium biedt aan (beginnende) Zeeuwse schrijvers en dichters.
Toch wil ik nog twee Zeeuwse auteurs noemen, die juist in de afgelopen maanden positieve, landelijke aandacht voor hun laatst verschenen roman ontvingen.

Toortelboom

Meester Mitraillette

Allereerst de uit Vlaanderen afkomstige, maar al jaren in Zeeuws-Vlaanderen woonachtige Jan Vantoortelboom. In 2011 verscheen zijn goed ontvangen debuutroman De verzonken jongen. Het boek werd meermaals bekroond,  o.a. met de Bronzen Uil 2011. Zijn volgende roman, Meester Mitraillette, kwam in februari van dit jaar uit en beleefde in korte tijd een groot succes. Dit succes werd mede veroorzaakt door de lovende bespreking van een team van boekhandelaren, dat maandelijks in het populaire televisieprogramma De Wereld Draait Door een boek van de maand kiest.

Deze eer viel Meester Mitraillette ten deel, waarna de verkoopcijfers omhoog schoten en alle serieuze kranten een recensie aan het boek wijdden. Dat het verhaal zich gedeeltelijk afspeelt tijdens Wereldoorlog I, de grote oorlog die dit jaar precies honderd jaar geleden begon, helpt ongetwijfeld mee om de interesse te wekken. Maar dat is niet het hoofdthema van het verhaal en eigenlijk zelfs ondergeschikt aan het geheel.

Meester-MitrailletteIn twee verhaallijnen wordt het levensverhaal van hoofdpersoon David Verbocht geschetst. Zijn leven als kind en zijn leven als beginnend leraar in het Vlaamse Elverdinge, een dorpje vlakbij Ieper. Wat David in zijn jeugd meemaakt, en dan gaat het vooral om de dood van zijn broertje ‘Rattenkop’, is zeer bepalend voor de wijze waarop hij later als leraar in het leven staat. Schuldgevoelens maken daar een belangrijk deel van uit. Maar ook de manier waarop hij wordt grootgebracht, de ontluikende pubertijd, zijn eerste verliefdheid. Vantoortelboom laat overtuigend zien hoe al deze grote en kleine gebeurtenissen in Davids leven doorwerken tot het einde toe. In sobere zinnen en goed gekozen woorden schetst hij situaties en sfeer en roept hij gevoelens op. Hij bouwt het verhaal fijnzinnig, overtuigend en helder op, waardoor de ontroering niet uitblijft.

00 Rinus Spruit Meester-Mitraillette

Een dag om aan de balk te spijkeren

Qua thematiek een totaal ander boek is de eveneens succesvolle roman Een dag om aan de balk te spijkeren  van Rinus Spruit, die najaar 2013 verscheen. Toch zijn er ook wel wat overeenkomsten te vinden. Beide romans worden met hun sobere schrijfstijl en de beschreven plattelandssituatie vergeleken met bestseller Boven is het stil van Gerbrand Bakker. Beide romans hebben een jonge, mannelijke hoofdpersoon die nog volop bezig is aan zijn ontwikkeling naar volwassen mens.

Maar hoofdpersoon en antiheld Maarten Rietgans heeft wel een heel ander karakter en ook zijn veel langere leven verloopt totaal anders dan dat van David Verbocht. Maarten zit vol ambitieuze plannen en heeft een grote drang naar roem. Maar als hij, steeds vechtend tegen zijn diepgewortelde verlegenheid, het gedroomde bereikt, valt de verantwoordelijkheid hem zwaar en vliegt de levensangst hem naar de keel. Na het overlijden van zijn moeder ontvlucht hij het Zeeuwse platteland. Hij meldt zich als leerling-verpleegkundige bij een Rotterdams ziekenhuis, en slaagt daar uitstekend, maar neemt dan ontslag omdat hij zich niet geliefd voelt bij zijn collega’s. Bovendien gaat hij er bij elke vorm van erkenning vandoor. Of hij nu als bankbediende, fotograaf, buschauffeur of meteropnemer werkt, zijn dienstverband duurt nooit lang.
In de liefde gaat het hem al niet beter af. Hoewel hij wekelijks reacties krijgt op zijn veelvuldig geplaatste contactadvertenties, keurt hij het overgrote deel van de vrouwen bij voorbaat af. Een enkele spelfout kan al fataal zijn voor een toekomstige ontmoeting.
Zijn zoektocht naar werk, een vrouw, een groots en meeslepend leven én een rustig bestaan is afwisselend sensitief, ontroerend en komisch beschreven. Melancholische observaties tekenen Maarten, maar het verhaal wordt nergens zwaar of sentimenteel, ook niet als hij vol heimwee terugkeert naar de Zeeuwse klei en zijn ouderlijk huis.

Wim Brands, presentator van het wekelijks programma VPRO-boeken spreekt zeer lovend over Een dag om aan de balk te spijkeren. Spruit verscheen ook in zijn programma, de uitzending is nog terug te zien.

Jan Vantoortelboom en Rinus Spruit, twee Zeeuwse schrijvers die momenteel goed scoren en zeer de moeite waard zijn om te lezen. Als ze maar blijven schrijven die twee, we mogen nog heel wat van hen verwachten. Ze kunnen zich in ieder geval met recht aansluiten bij het rijtje van eerder genoemde Zeeuwse auteurs, die hun namen zo breed hebben gevestigd!

Anya Marinissen,
Romanteam Zeeuwse Bibliotheek
Webredacteur
www.literatuurinzeeland.nl

 

Over de geschiedenis van de Zeeuwse knoop of: hoe een knoopje kan rollen : deel 6

maandag, 7 juli 2014

Bestemming nog niet helemaal bereikt

Ik ben nu op de kop af zes maanden onderweg. En deze zoektocht naar de verre oorsprong van de Zeeuwse knoop is nog niet afgerond. Een duidelijke plot laat namelijk voorlopig op zich wachten. Dat heeft te maken met een gebrek aan overtuigend bewijs voor één van de drie voorgestelde spidertrail-opties. Wat is het probleem.

Op organisch materiaal kun je koolstofdatering toepassen. Op metalen niet. Dus wanneer op sieraden meestertekens ontbreken (meestertekens maken datering van een sieraad mogelijk), kan er hooguit sprake zijn van indirect bewijs. Met andere woorden: wanneer metalen sieraden worden opgegraven samen met andere, wel via koolstof te dateren voorwerpen, dan kun je daar uit afleiden wat de vermoedelijke leeftijd van de in de buurt gevonden sieraden is. Wanneer die andere voorwerpen zijn vergaan en niet meer te dateren, dan is dus ook de leeftijd van de metalen vaak niet meer te achterhalen.

Maar er is hoop. Op Wetenschap24 las ik dat al meer dan tien jaar geleden Israëlische wetenschappers een manier hebben gevonden om de leeftijd van lood te bepalen. Oude loden objecten kunnen nu dus vrij nauwkeurig gedateerd worden. Het lijkt me een kwestie van tijd vooraleer dit ook mogelijk wordt met voorwerpen van goud, zilver, koper, brons en andere metalen.
Dan zal Loesje misschien haar gelijk weer eens krijgen met haar uitspraak dat de weg niet loopt waar je hem verwacht. Misschien zal dan blijken dat de spinnetjes geen van de drie voorgestelde routes hebben gelopen en dat het allemaal heel anders is gegaan.

Ik weet evengoed nu veel meer dan toen, in november 2013, in dat schitterende museum in Basel. Dat is onder meer dankzij de medewerking van een aantal al even enthousiaste als deskundige mensen uit verschillende Europese landen, die door hun kennis te delen me hielpen zelf ook een klein beetje deskundig te worden. En het mogelijk maakten deze kennis op mijn beurt weer met anderen te delen.
Ik hoop dat het effect van dit blog zal zijn, dat mensen zich melden die hiaten kunnen opvullen. Die meer kunnen zeggen over de bij wijze van hypothese voorgestelde ‘spidertrails’ in de 16e/ 17e eeuw van Noord-Italië naar de Nederlanden. (Dat zijn er tot nu toe dus drie. Via Spanje. Via één of meer midden Europese landen, waarbij mijns inziens Tsjechië en Slowakije in aanmerking komen. Of via de bovengenoemde langere derde route.)

Astrantia

En de mooie Astrantia van de bergweiden? Was zij de muze van een goudsmid? Ik ben het helaas niet te weten gekomen. Misschien blijft dat wel voor altijd een geheim. Het is in elk geval een niet-inheems plantje, dat het hier in Nederland heel goed doet. In al haar variëteiten. Er leeft in Nederland heel veel dat niet-inheems is en het in allerlei variëteiten heel goed doet. Het Zeeuwse knoopje mag daar wat mij betreft in het vervolg symbool voor staan.

Namenbank / netwerk

Ik wil graag een namenbank en netwerk/ kennisnet opzetten van mensen die over een beetje of veel kennis beschikken over de Zeeuwse knoop en andere klassieke of moderne Zeeuwse streeksieraden. Of die de traditionele Zeeuwse sieraden op één of andere manier, direct of indirect, een warm hart toedragen. Deze namenbank, dit netwerk doop ik met een knipoog de ‘Orde van de Zeeuwse Knoop’.
Je kunt je via het e-emailadres ordezeeuwseknop@zeelandnet.nl alvast aanmelden met je naam, woonplaats, telefoonnummer en reden van aanmelding. Een website is in de maak.
Je kunt er geen andere rechten aan ontlenen dan het lidmaatschap zelf. De enige ‘plichten’ die je hebt zijn het op feest- en hoogtijdagen dragen van een Zeeuws sieraad. En je kennis en enthousiasme delen met iedereen die dat wil.

Voor de mannen die de traditionele Zeeuwse knoop – ooit het toppunt van mannelijkheid en welstand – inmiddels te vrouwelijk vinden, een paar tips. Manchetknopen, naar het ontwerp van de oudhollandse holle keelknopen zoals eerder beschreven, of naar een karakteristieke Middelburgse knoop (die zowel op Walcheren als Zuid-Beveland werd gedragen en daarmee een echte Zeeuwse knoop is).

Zilveren knoop, niet opengewerkt 1828-1849, Zuid-Beveland of Walcheren

Zilveren knoop, vervaardigd 1828-1844 door de Middelburgse edelsmid C. Wendels
Bron: Nederlands openlucht museum, Arnhem

Een andere optie: een riem met een klassiek zilveren broekstuk als sluiting. Of een leren polsband met daarop een zilveren klepstuk bevestigd.

Mijn dochter heeft vorig jaar een grote zilveren Zeeuwse knoop laten ombouwen tot ring, waarbij de middelste dop is vervangen door een kleine blauwzwarte parel.

Zeeuwse knoop met in het midden een zwarte parel. Het is een moderne zilveren ring.

Voorkant ring met Zeeuwse knoop
copyright G.J. de Reij

Achterkant ring met Zeeuwse knoop in moderne setting

Achterkant ring met Zeeuwse knop
copyright G.J. de Reij

Trude de Reij, Middelburg, mei 2014

PS Nog een kijktip voor ouders, grootouders en leraren van opgroeiende kinderen,
van de week gezien:

De film Extremely Loud & Incredibly Close (2011). Een prachtig verhaal over willen weten, de magie van het zoeken, niet opgeven en de voldoening van het vinden. Over een jongen die op eigen benen leert staan, in het voetspoor en – aan het slot van de film – letterlijk in de schoenen van z’n vader.

Naschrift
In een reactie op het concept van dit blog reageert Jane Perry op de beschreven mogelijkheid van een Tsjechische en/of Slowaakse basis van de Zeeuwse knoop. Er blijken twee boeken te zijn waarin aannemelijk wordt gemaakt dat ook de knopen uit deze landen een Duitse, en daarmee feitelijk Nederlandse basis hebben. Ze trekt de claim van het Knopenmuseum in Baernau in twijfel: dat hun knoop een 16e eeuwse Bohemen achtergrond heeft. Ik heb haar geantwoord dat de optie van een Spaanse basis daarmee aannemelijker is geworden. Hoewel tot nu toe ook voor die theorie het bewijs ontbreekt.

De genoemde boeken:

Meer informatie:
Dit is het gastblog van een couch-traveller. Trude de Reij heeft de verre geschiedenis van de Zeeuwse knop onderzocht. Zij publiceert dit onderzoek op uitnodiging van de Zeeuwse Bibliotheek. Lees ook:
Deel 1
Deel 2
Deel 3
Deel 4
Deel 5
Deel 7

Over de geschiedenis van de Zeeuwse knoop of: hoe een knoopje kan rollen : deel 5

vrijdag, 4 juli 2014

Spanje

Jane Perry doet de suggestie dat het de Spanjaarden waren die hun knopen ‘introduceerden’ in de lage landen tijdens de 80-Jarige oorlog (1568 tot 1648). Dat lijkt plausibel, maar bewijs is er helaas niet. In west-centraal Spanje (Salamanca) zijn veel knopen gevonden die soms veel, maar vaak ook in mindere mate de kenmerken dragen van de Zeeuwse knoop. De spinnenpootjes ontbreken dan. De Spaanse knopen met een merkteken zijn van een veel latere datum.
De Spanjaarden (met tot 1700 Habsburgse vorsten) zaten in deze periode inderdaad ‘all over the place’. Maar wie zegt dat zij (of anderen) de knoop niet van elders hebben meegenomen naar Spanje en de smeden daar er hun eigen ontwerpen van maakten? Dat de knopen vanaf de 16e eeuw uit of via andere Habsburgse gebieden zoals Noord-Italië, Tsjechië (Bohemen) en Slowakije daar binnen kwamen?
Ik blijf vooralsnog bij mijn hypothese dat deze mogelijkheden ook bestaan. Ik leg uit waarom.

Op advies van Perry heb ik contact gezocht met Maria Antonia Herradon, werkzaam bij het Museo del Traje in Madrid, afdeling traditionele kleding en sieraden. Mrs. Herradon stuurt me een foto van een schilderij uit de collectie van het Prado, een portret van aartshertog Karel van Oostenrijk, geschilderd tussen 1608 en 1617. Volgens informatie van het Rijksmuseum (Amsterdam) was deze Don Carlos de tweede zoon van koning Filips III. Hij was twee jaar jonger dan zijn broer, koning Filips IV, en daarmee ‘infante van Spanje’. Op zijn jas een rij kleine bolvormige knoopjes. Helaas. Ze lijken niet op Zeeuwse knopen. Andere documentatie van 17e eeuwse Spaanse knopen lijkt er niet te zijn. Zoals gezegd ontbreken bij de latere, gedateerde Spaanse knopen nogal eens de spinnenpootjes en lijken opgebouwd uit alleen bolletjes en getordeerd draad.

Geschilderd portret van aartsbisschop Carlos van Oostenrijk. Op zijn kleding zijn heel veel knopen aangebracht.

Aartshertog Karel van Oostenrijk, geschilderd door Bartolome Gonzalez
Copyrigth Museo del Prado, Madrid

Vergroting knopen op jas van Carlos van Oostenrijk

Detail kleding Aartshertog Karel van Oostenrijk
Copyright Museo del Prado, Madrid

Al googelend – ik meen op trefwoord Schoonhoven – stuit ik begin februari op de naam Vivianne Veenemans. Zij is metaalconservator in Renkum en deed vanaf 2010 een promotieonderzoek naar Nederlandse streeksieraden. Ze schreef voor het Kostuum Jaarboek 2011 een artikel onder de titel ‘Een Engelse smaak voor (Nederlandse) streeksieraden’.
Ik ben maar zo vrij geweest haar te bellen en kreeg het artikel toegestuurd. Ze blijkt voor haar onderzoek ook in Londen, het Victoria & Albert museum te zijn geweest en kent Jane Perry vrij goed. ‘Ook vanuit Engeland ontstond een vraag naar de Nederlandse streeksieraden en die werden gedurende de tweede helft van de 19e eeuw een modeverschijnsel binnen de Engelse burgerdracht.’ In het artikel van Veenemans is te lezen dat Duitse goudsmidleerlingen in Nederland hun vak leerden. Over de Etrusken dus. En ze noemt de wereldtentoonstellingen waar de authentieke kunstnijverheid tentoon werd gesteld, waaronder die uit Italië en Nederland. Bij haar literatuuroverzicht valt mijn oog op het boek Schmuck, van Helena Johnova, Bratislava (Slowakije) 1986. Een boekenantiquariaat in Dokkum heeft het nog staan en eind februari ligt het bij mij op de mat. Waar zouden we zijn zonder Google!

In de tussentijd vraag ik de in Amsterdam gevestigde klassiek archeoloog en etruskoloog Mieke Zilverberg of zij misschien meer weet over de migratie van de Etruskische filigrain- en granulatietechniek, de ‘spidertrails’ noem ik ze maar, van Zuid- naar Noord-Europa.
Zij bevestigt dat de techniek begint bij de Etrusken, met als hoogtepunt de 6e-5e eeuw voor Chr. Voor verdere informatie verwijst ze naar Ruurd Halbertsma, conservator collectie Klassieke Wereld van het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden. Halbertsma mailt dat hij op dat moment niets kan toevoegen. Maar doet dat later wel. Of het moet puur toeval zijn. Ik google in april nog eens op het trefwoord Etrusken en ineens komt er een pagina tevoorschijn op de site van het RMO met de titel ‘Het goud van de Etrusken’. Met informatie zoals hierboven opgenomen onder het kopje Etruskisch goud.

In het boek van de Slowaakse Johnova vind ik foto’s van een knoop die heel erg lijkt op die uit Bohemen van het knopenmuseum in Baernau (foto). En knopen (op een vrouwenkeurslijfje) die volledig identiek zijn aan de Zeeuwse knoop. Vindplaatsen Levice en Turiec. Gedateerd 19e eeuw. De “Zeeuwse” knoopjes hebben geen meester-/ merkteken en het is dus de vraag of de datering dan wel klopt. In theorie zouden ze veel ouder kunnen zijn.

Holle zilveren knoop opgebouwd uit 5 lagen kleine Zeeuwse knoopjes

Zilveren knoop uit omgeving Levice
Bron: Schmuck / Helena Johnova

In het boek nog meer foto’s van prachtige, heel verfijnde filigrainknopen. Merendeels zonder merkteken en allemaal gedateerd 19e eeuw (door wie?). Ik zou bijna gaan denken dat die datering gemakshalve is bepaald op de 19e eeuw en meer zegt over het moment van conserveren dan over de echte leeftijd van de knopen.
Nu zullen sommigen me betichten van wishful thinking. Immers, deze knopen kunnen evenals die in Noord-Duitsland en Scandinavië, ‘gewoon’ gebaseerd zijn op het oud Nederlandse ontwerp. En toch: volgens Jane Perry lijkt ‘de Slowaakse knoop in het boek, die lijkt op de knoop uit Bohemen’, erg veel op knopen uit Genua, Noord-Italië…
Misschien is mijn idee van een spoor vanuit Italië, via het oude Tsjechië Slowakije naar de Nederlanden, toch niet helemaal onzinnig.
En dan is er nog een derde mogelijkheid: een route Italië, Centraal-Europa, Spanje, Nederland.

Meer informatie:
Dit is het gastblog van een couch-traveller. Trude de Reij heeft de verre geschiedenis van de Zeeuwse knop onderzocht. Zij publiceert dit onderzoek op uitnodiging van de Zeeuwse Bibliotheek.
Lees ook:
Deel 1
Deel 2
Deel 3
Deel 4
Deel 6
Deel 7

Over de geschiedenis van de Zeeuwse knoop of: hoe een knoopje kan rollen : deel 4

donderdag, 3 juli 2014

Vervolgroute: Baernau/ Bärnau (Beieren), Bohemen (Tsjechië), Zurich, Londen, Madrid, Renkum, Amsterdam, Leiden, Bratislava (Slowakije).

Perry en Veenemans

Begin december zet Dagmar Butterweck van het Volkenkundig Museum in Wenen me op het spoor van een klein knopenmuseum in Baernau en van het Tiroler Landesmuseum in Innsbruck.
Begin januari beveelt Anna Lisa Galizia, curator van het Zwitsers Nationaal Museum in Zurich, van harte twee boeken aan van de Britse Jane Perry: A Collector’s Guide to Peasant Silver Buttons (uit 2007) en Traditional Jewellery in Nineteenth-Century Europe (2013).

Ze raadt me aan contact te zoeken met de auteur. Dat contact heb ik via LinkedIn kunnen leggen en daarna heb ik met mrs. Perry gedurende een maand of twee mailcontact gehad.
Zij verzamelt al heel lang boerenknopen (zoals zij die noemt). Sinds de afronding van haar fulltime carrière in advertising, reist ze veel en leeft ze zich helemaal uit in haar hobby. Ze is als gastonderzoeker verbonden aan de Metalwork Collection van het Victoria & Albert Museum in Londen en werkt daar mee aan het catalogiseren van de collectie traditionele sieraden. Het is een enthousiaste, gedreven vrouw, bereid mijn vragen te beantwoorden en kennis aan te vullen, ideeën in te brengen, theorieën te bevestigen of te ontkrachten. Vaak overtuigend, maar (gelukkig) niet altijd. Zodat er enige ruimte blijft voor discussie en sommige van mijn eigen gedachtenspinsels naar aanleiding van een latere vondst in Bohemen vooralsnog overeind kunnen blijven (zie volgend hoofdstukje).

Het werk van vrouwen als Jane Perry (en Vivianne Veenemans) verbreedt de kennis over onze landsgrenzen heen en zelfs de continentsgrenzen. (In Perry’s boek van 2007 onder meer de door Spaanse voorbeelden geïnspireerde knopen van de Navajo in het zuidwesten van de VS en Mexico.)
Hun werk maakt sommige verbanden zichtbaar tussen de (boeren) sieradenculturen in verschillende west Europese landen: Nederland, Duitsland, Scandinavië, Italië, Frankrijk, Spanje, Malta, Engeland. Over de link met de midden Europese landen lijkt iets minder bekend. Hier heb ik me een beetje extra in verdiept omdat ik vermoedde dat ook daar interessante gegevens te vergaren zouden zijn.

Het blijkt trouwens dat geen van de Nederlandse bibliotheken de boeken van Jane Perry in haar collectie heeft. Gelukkig kan bij de bieb het lezerspubliek een verzoek indienen tot aanschaf van nieuwe boeken. Dat heb ik gedaan en het is ingewilligd. Eind maart waren de twee gereed om te lezen. Toch heb ik toen ook zelf het boek uit 2007 gekocht. Het is een onmisbare bron en naslagwerk bij deze zoektocht en hoort om praktische redenen thuis in het privé stapeltje. Eigenlijk net als het boek 25000 Jahre Schmuck. Want daar begon het allemaal mee. Maar ja, dat is best duur. Nog even over nadenken.

Bohemen

Op de site van het knopenmuseum in Baernau vind ik een foto van een knoop die ook erg doet denken aan de Zeeuwse knoop. Andrea Bäuml, manager van het Deutschen Knopfmuseum Bärnau, vertelt dat deze afkomstig is uit Bohemen in het huidige Tsjechië. Daar werd dit type knopen al gemaakt in de 16e eeuw (!).

Knoop uit Deutsches Knopfmuseum Baernau, afkomstig uit Bohemen

Knoop uit Deutsches Knopfmuseum Baernau,
afkomstig uit Bohemen

Tot het eind van de 1e eeuw voor Christus werd Bohemen bewoond door het Keltische volk de Boii. Het historisch gebied kent een rijke geschiedenis. Zo werd het onderdeel van het Heilige Romeinse Rijk en later van het Habsburgse rijk. In 1918 wordt het onderdeel van de nieuw gevormde staat Tsjecho-Slowakije. Na de opsplitsing van dit land in 1993 werd Bohemen Tsjechisch grondgebied.

Tsja. Als het waar is dat het type knopen zoals uit het knopenmuseum in Baernau, in Bohemen al in de 16e eeuw gemaakt werd, dan kun je je met recht en rede (vind ik) afvragen of hiermee wellicht een oude thuisbasis van onze Zeeuwse knoop is gevonden.
Eerder vertelde Piet Minderhoud nog een aardig detail, staat ook in zijn boek. Namelijk dat de echte Zeeuwse granaten, die van voor de Tweede Wereldoorlog, ook uit Bohemen kwamen. Het één zal misschien niets met het ander te maken hebben, maar toch. Die handelsroute tussen daar en hier was er in elk geval. Zo zullen ook de oude Barnsteenroutes vanuit het Oostzee- en Noordzeegebied naar de Middellandse zeekust vice versa, die ook een vertakking hadden richting Antwerpen, voor meer handelswaren gebruikt zijn dan alleen barnsteen.

Handelsroutes en wereldtentoonstellingen

Kaart van West-Europa waarop de barnsteenroute aangegeven is

Barnsteenroute, handelsroute uit de oudheid
Copyright: Verbex

De meeste goud- en zilversmidateliers die in de Nederlanden van oudsher deze en andere knopen maakten waren te vinden in Holland, West-Friesland en jawel, toch ook in Zeeland, in elk geval in Middelburg/ op Walcheren. Goes weet ik niet.
De Nederlandse knopen bereikten Noord-Duitsland en later Scandinavië via zeevaart-/ handelsroutes (de oude Hanzesteden?). Ze kwamen mee met zeelieden, met vissers. Er waren ambachtsbeurzen. Edelsmeden verkasten soms naar een ander land of een andere streek. Of leerden het vak elders om daarna terug te keren naar hun geboortegrond. Beïnvloeding over en weer. Maar in de kuststreken van de Nederlanden lag er in elk geval en op z’n minst een belangrijke thuisbasis.

Vanaf 1851 waren er de wereldtentoonstellingen in Londen, Parijs, Wenen, Amsterdam, Antwerpen, Brussel, Luik, Milaan, Turijn en Gent (1913). Deze tentoonstellingen waren voor kunstverzamelaars een gelegenheid om hun collecties te tonen en/ of te verkopen en voor edelsmeden een gelegenheid om inspiratie op te doen. Zoiets als de Tefaf, de Pan en de Baaf dat nu zijn.
Er lijkt zoals gezegd een gelijkenis tussen de gouden mansbroches die omstreeks 1915 in Zeeland in zwang raakten en de Etruskische broches waar ik het eerder over had. Zouden in deze broches misschien dankzij zo’n internationaal evenement, Etruskisch en Hollands/Zeeuws opnieuw zijn samengekomen? Of is dat te ver gezocht?

En wat leert de geschiedenis van Bohemen ons nog meer? Het is het decor van het Habsburgse rijk met zijn legers en hofculturen. Wie waren het meest bepalend in de evolutie van deze sieraden, soldaten en adel, of de boeren en ambachtslieden? Hmm. Kom ik later op terug.

16e en 17e eeuw

We mogen er min of meer vanuit gaan dat in Europa vanaf de 16e en 17e eeuw zilveren en gouden boerenknopen in gebruik waren.

Perry: ‘Er is geen zekerheid over wanneer en waar knopen in enige vorm voor het eerst gebruikt werden. Ze maken nu overal deel uit van de kleding, maar in het verleden werden in veel culturen veters of spelden gebruikt om kleding vast te maken. Knopen werden in Europa voor het eerst modieus halverwege de 14e eeuw, samen met meer strak zittende kleding. Het is goed mogelijk dat knopen als zodanig hun verste oorsprong in ‘het Oosten’ hebben.
Het gebruik van knopen bij traditionele kostuums was aanvankelijk volledig beperkt tot Europa. Daarbuiten is het gebruik van boerenknopen het gevolg van Europese invloeden. Het is moeilijk te zeggen wanneer deze knopen als aparte, onderscheiden vorm voor het eerst verschijnen, maar het is onwaarschijnlijk dat dit later is dan 17e eeuw, wanneer de eerste in boerensieraden gespecialiseerde zilversmeden zijn geïdentificeerd. De oorsprong van de gebruikte patronen is vaak veel ouder. Er zijn echter maar weinig knopen bewaard gebleven, zelfs uit de 18e eeuw. En (zegt Perry), ik heb nog nooit een authentieke 17e eeuwse zilveren boerenknoop gezien.’

Piet Minderhoud gaf zijn boek Van de goudsmid uit in 2009. Dat is dus twee jaar na het verschijnen van het eerste boek van Perry. In zijn boek lezen we dat in Nederland die 17e eeuwse gemerkte knopen er wel degelijk nog zijn. Ze zijn wel heel zeldzaam. De knoop uit het museum van Baernau zou ook wel eens heel oud kunnen zijn, misschien wel 16e eeuws.

Mijn belangrijkste vraag was: waar ligt de bakermat van onze Zeeuwse knoop?
Van waar kwamen basistechnieken en ontwerp in de Nederlanden terecht?
Indirect uit ‘het Zuiden’ (Etrurië/ Italië). Maar hoe liep het spoor van daar naar hier? 

Meer informatie:
Dit is een gastblog van een couch-traveller. Trude de Reij heeft de verre geschiedenis van de Zeeuwse knop onderzocht. Zij publiceert dit onderzoek op uitnodiging van de Zeeuwse Bibliotheek.
Lees ook:
Deel 1
Deel 2
Deel 3
Deel 5
Deel 6
Deel 7

Over de geschiedenis van de Zeeuwse knoop of: hoe een knoopje kan rollen : deel 3

woensdag, 2 juli 2014

Spidertrails

Inmiddels weten we dus waar waarschijnlijk de bakermat ligt van filigrain en werken met granulen: in Syrië. En wat Europa betreft en de spinnetjes: in oud Etrurië/ Italië.
De vragen die er nog liggen zijn welke reis techniek en ontwerp vervolgens in Europa in noordelijke richting hebben gemaakt en wanneer ze daarbij voor het eerst werden gebruikt om knopen mee te maken.
En ook of de variaties van de knopen in de verschillende landen en streken nu wel of geen familie van elkaar zijn.
Tenslotte is er nog het plantje Astrantia, dat we in Nederland Zeeuws knoopje noemen. Waarom is wel duidelijk. Maar dit plantje is in Nederland en België niet inheems. Dat is het wel in Midden- en Oost-Europa en groeit daar vooral op bergweiden. Een oude inspiratiebron, zo niet hier dan toch wel waar het inheems is?

Bloeiende Astrantia, ook Zeeuws knoopje genoemd

Astrantia, ook Zeeuws knoopje genoemd
Fotograaf: Dominicus Johannes Bergsma

Om een antwoord op deze vragen te krijgen heb ik mailtjes gestuurd naar onder meer musea in Wenen, Berlijn, Hamburg, Innsbruck, Bearnau (Beieren), Zurich en later ook naar verschillende in Tsjechië. De Tsjechische musea reageerden aanvankelijk nauwelijks. De Kerstvakantie begint er vroeg en duurt er lang. Later, na rappelletjes, werd ik meestal doorverwezen van het kastje naar een muur van ‘experts’, maar kreeg op een paar na geen inhoudelijke antwoorden. Taal- en cultuurbarrière? En misschien is het ook wel luxe om je met knopen bezig te kunnen houden en die uitgebreid te documenteren. De reacties van de museummedewerkers uit de andere landen waren enthousiast, er werd meegedacht. Ze begrepen dat voor veel Zeeuwen en andere Nederlanders het leuk is om dit stukje geschiedenis verder te onderzoeken of er kennis mee te maken.

Van Christine Binroth, textielconservator van het Museum voor Europese Cultuur in Berlijn, kreeg ik direct een eerste reactie. Zij en een collega beheren onder meer de sieradencollectie van het museum en beschreven de geschiedenis ervan in 25000 Jahre Schmuck. De knopen op de cover maken deel uit van hun collectie en zijn onderdeel van de traditionele kleding op het Noord-Friese Waddeneiland Föhr (Noordzee, voor de westkust van de Duitse deelstaat Sleeswijk-Holstein). Ze hangen in een snoer van 10 of 12 grote zilveren knopen aan een borststuk, dat op een jak is vastgemaakt. Het sieraad wordt gedragen bij feestelijke gebeurtenissen zoals een huwelijk of tijdens de kerkgang.

Vrouw in streekdracht duits eiland Foehr. Met een ketting met 10 knopen die op Zeeuwse knopen lijken

Vrouw in streekdracht Föhr
Fotograaf: Amras wi

Binroth wijst me voorts op een catalogus uit 1979 van het Altonaer Museum in Hamburg, ook met foto’s van knopen die verdacht veel lijken op onze Zeeuwse knoop…

Ik mail het Altonaer Museum en krijg een verrassende reactie van textielrestaurateur Dominique Loeding. Zij vertelt dat er in 1940 een boek is uitgegeven van Anna Hoffmann ‘Die Landestrachten von Nordfriesland’. Hoffmann schrijft dat tijdens de 18e eeuw door bewoners van Föhr zilveren knopen werden geïmporteerd uit Nederland. Sommigen daarvan hebben merktekens van Amsterdamse zilversmeden. De bewoners van het eiland startten hun eigen productie rond 1800.
Hun zilveren sieraden, zoals de knopen, werden tijdens de 19e eeuw steeds groter en rijker versierd. De ontwikkeling van het toerisme was één van de bronnen van toenemende welvaart. Het fijne, bewerkelijke filigrain kwam in de plaats van massief zilverwerk. De knopen kregen er meer en meer een bolvorm.
Vergelijkbare zilveren knopen werden gemaakt in de regio Das alte Land (Altes Land), in de buurt van Hamburg. Voor zover restaurateur Loeding weet, droegen de mannen daar steeds vaker stadskleding/ burgerkleding, terwijl hun vrouwen de regionale kleding bleven dragen. Net als hier dus. Mannen droegen wel kleine zilveren knopen op vesten, maar niet zozeer als sieraad.

Gedetailleerde foto holle bolvormige knopen afkomstig van duits Noordzee-eiland Foehr, 18e, 19e eeuw

Holle, bolvormige knoop, uit Föhr, 18e, 19e eeuw
Copyright Foto: Museum Europäischer Kulturen der Staatlichen Museen zu Berlin – Preußischer Kulturbesitz, Fotograaf: Stefan Büchner

Exemplaren van de Altonaer catalogus uit 1979 bleken nog steeds beschikbaar. Vrijwel voor niets kreeg ik er vijf toegestuurd. Voor de bieb, voor de goudsmid, twee voor mezelf. En één voor het Zeeuws Museum, het Zeeuws Genootschap of de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland, mocht men er daar belangstelling voor hebben.
Ook in deze catalogus wordt melding gemaakt van de Nederlandse oorsprong van de zilveren filigrain knopen. Er staan verschillende foto’s in van knopen die afkomstig zijn uit Nederland, dan wel daar duidelijk door geïnspireerd zijn.
Op blz. 70 staat bovendien een foto van een paar holle, plaatzilveren Duitse keelknopen uit 1818 (onderkant plat, bovenkant bol, met een filigrain rozetje op de bovenkant gesoldeerd), dat vrijwel identiek is aan een aantal paren Nederlandse zilveren en gouden keelknopen uit het boek van Piet Minderhoud (blz. 101/ 102). De oudst bekende en bewaard gebleven Nederlandse zilveren paren stammen uit 1690/ 1700, de vroegste gouden uit 1725.

Meer informatie:
Dit is een gastblog van een couch-traveller. Trude de Reij heeft de verre geschiedenis van de Zeeuwse knop onderzocht. Zij publiceert dit onderzoek op uitnodiging van de Zeeuwse Bibliotheek.
Lees ook:
Deel 1
Deel 2
Deel 4
Deel 5
Deel 6
Deel 7

Over de geschiedenis van de Zeeuwse knoop of: hoe een knoopje kan rollen : deel 2

dinsdag, 1 juli 2014

Etruskisch goud

De bakermat van de filigraintechniek en van de granulatietechniek (korrels) ligt – notabene – waarschijnlijk in Syrië. Dat staat op de site van het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden (april 2014). Het waren de Etrusken (de inwoners van Etrurië, dat is het huidige Toscane, Umbrië en Latina in Italië), die een kleine 3000 (!) jaar geleden de filigrain- en granulatietechnieken importeerden naar Europa en ‘tot perfectie hebben gebracht’. En: de Etrusken versierden hun sieraden soms ook met spinnetjes.

Gouden oorknop, Etruskisch, 530-500 voor Christus. Filigrainwerk en spinnetjes zijn zichtbaar

Gouden oorknop, Etruskisch, 530-500 voor Christus.
Copyright Trustees of the British Museum

Etruskische oorbellen waarbij duidelijk het spinnetje te zien is

Etruskische oorbellen
Bron: Louvre, Parijs

Gouden oorknop Etruskisch filigrain, 530-480 voor Christus. Tal van Zeeuwse knoopje lijken hier gebruikt

Gouden oorknoop, Etruskisch, 530-480 voor Christus
Copyright Trustees of the British Museum

De Etrusken hadden misschien nog geen knopen – de één zegt van wel, de ander zegt van niet. Maar ze hadden in elk geval broches en fibula’s om hun kledingstukken bij elkaar te houden.

Etruskische sierplaat (broche) van goud, met centraal een robijn als siersteen.

In de archaïsche periode (ca. 600-480 v. Chr.) werden ook edelstenen als extra decoratie toegevoegd. Deze gouden sierschijf heeft centraal een robijn. Hoewel ook schijfvormige oorbellen van deze afmetingen bestaan, heeft dit sieraad waarschijnlijk gediend als broche voor een rijke Etruskische dame, gezien het aanhechtingspunt voor een speld op de achterzijde van het stuk.
Bron: Rijksmuseum van Oudheden, Leiden

NB Ook Vivianne Veenemans (over haar werk later) maakt in een artikel in het Jaarboek Kostuum 2011 onder meer melding van het Etruskisch filigrain.

Zeeuws goud (en zilver)

Over de Zeeuwse streeksieraden is vrij veel bekend vanaf eind 17e eeuw. Onder meer door het werk van De Bree en Minderhoud, hun vakkennis en speurwerk in de archieven (boedelbeschrijvingen). En door de merktekens/ meestertekens die vanaf eind 17e eeuw in de sieraden werden gedrukt.

Hieronder informatie merendeels afkomstig uit Van de goudsmid van Piet Minderhoud:

‘Het gebruik om een paar knopen als hemdsluiting te dragen stamt al uit de 17e eeuwse burgermode. Dit was alleen een gebruik bij de mannen (…) Het oudst bekende gedateerde paar knopen (…) is gemaakt omstreeks 1690 door Jan Bravert te Amsterdam. Deze zilveren knopen zijn hol en opgebouwd uit twee iets bol gezette ronde delen. In het midden is een klein plat rozetje aangebracht met een randversiering eromheen.’

Zilveren keelknopen, circa 1700 uit collectie P. Minderhoud

Zilveren keelknopen, circa 1700
Copyright P. Minderhoud

Gouden keelknopen, circa 1725 copyright P. Minderhoud

Gouden keelknopen, circa 1725
Copyright P. Minderhoud

(TdR: Dit waren dus nog geen open filigrainknopen met spinnetjes. Die doen iets later, vanaf 1700 hun intrede. Althans, vanaf dat moment zijn ze via merktekens gedateerd).

‘Halverwege de 18e eeuw bestond een spinnetje al uit meer draadjes, zodat het geheel niet meer op een spin leek, maar deze benaming bleef in gebruik. Deze knopen leken een beetje op een braam, vandaar dat ze ook wel braamknopen (of brummels) werden genoemd (…) Dit model werd steeds verder aangepast, verfijnd en geperfectioneerd. Goudsmeden in onder meer Schoonhoven, Dordrecht, Amsterdam, (TdR: Hoorn en mogelijk ook in Middelburg) maakten de knopen veelal op bestelling. Keelknopen, jasknopen, hemdsknopen. Die werden en worden vooral gedragen op Walcheren en Zuid-Beveland en in Axel, in Staphorst, Urk, Marken en Volendam. Elke plaats heeft knopen met eigen accenten. Omdat de meeste knopen in Zeeland werden (en nog steeds worden) gedragen, kregen die rond 1915 de naam Zeeuwse kno(o)p.’

Gouden keelknopen uit 1910. Filigrain achterkant is zichtbaar. Copyright foto P. Minderhoud

Gouden keelknopen, circa 1910
Copyright P. Minderhoud

Zwart, kamgaren boezeroen met keelknopen in functieloze knoopsgaten. Walcheren, circa 1920 Copyright foto: P Minderhoud

Boezeroen met keelknopen in functieloze knoopsgaten. Walcheren, circa 1920
Copyright P. Minderhoud

‘Vanaf 1915 werden (door de mannen gecombineerd met de keelknopen) ook gouden filigrain of plaatgouden, met spinnetjes versierde broches gedragen. Er waren tientallen soorten op de markt, de diameter en de uitvoering bepaalden vaak de welstand van de drager. De mooiste en grootste broches werden door de rijkere boeren mannen en vrouwen gedragen. Deze broches werden voor het grootste deel in Schoonhoven gemaakt. Er worden nog steeds drie modellen ‘mansbroches’ nieuw gemaakt, al lange tijd merendeels gedragen door vrouwen.’

Gouden broche voor mannen, circa 1920 copyright P. Minderhoud

Gouden broche voor mannen, circa 1920
Copyright P. Minderhoud

Het zal ook de lezer niet zijn ontgaan dat er een zekere gelijkenis is tussen het ontwerp van deze en dat van de Etruskische gouden broches. Zou daar op een of andere manier ook een link zijn?

Meer informatie:
Dit is een gastblog van een couch-traveller. Trude de Reij heeft de verre geschiedenis van de Zeeuwse knop onderzocht. Zij publiceert dit onderzoek op uitnodiging van de Zeeuwse Bibliotheek.
Lees ook:
Deel 1
Deel 3
Deel 4
Deel 5
Deel 6
Deel 7