Archief van 2013

Henrik van Osch, Pieter Cornelis Boutens en Jan Villée

donderdag, 11 juli 2013

Zomaar drie namen? Wat hebben Henrik van Osch (1759-1805), P.C. Boutens (1870-1943) en Jan Villée (1921-2003) met elkaar gemeen? Eigenlijk helemaal niets, behalve dat ze alle drie Middelburgers waren en dat er recent over hen interessante artikelen zijn gepubliceerd. Het betreft drie onderzoeken waarbij gebruik is gemaakt van de bijzondere collecties van de Zeeuwse Bibliotheek

Henrik van Osch

De eerste, Henrik van Osch, was drukker, uitgever en boekverkoper in Middelburg. Thera Folmer-von Oven en Jan Storm van Leeuwen schrijven in het Jaarboek van het Nederlands Genootschap van Bibliofielen (2012) over een bijzonder object in de Liberna-collectie van het Draiflessen Museum in Mettingen (D). Het object bestaat uit twee doosjes van verschillend formaat met in elk een miniatuur drukwerkje. Ze hebben dezelfde titel Mengelpoëzij en proeve. Alles is gemaakt door Henrik van Osch. Het kleine doosje zit vast aan een grotere schuifdoos en lijkt daardoor op de buidel van een kangoeroe. De schrijvers introduceren dan ook een nieuwe term: de kangoeroedoos.

Het object blijkt een meesterproef te zijn voor het Middelburgse gilde. Van Osch liet daarmee zien hoe deskundig hij was. Niet alleen de vormgeving is prachtig, maar ook het drukken van het woordlabyrint in het grotere boekje vereist vakmanschap.

De schrijvers van het artikel raadpleegden de collectie van de Zeeuwse Bibliotheek voor hun onderzoek naar de miniatuur drukwerken en de capaciteiten van Henrik van Osch. Uit het niet zo lang geleden aangekochte werk Privilegie van ’t gilde der Boeck-druckers, Boeck-verkoopers en Boeck-binders binnen Middelburgh in Zeelant (1674) blijkt dat het gebruikelijk was bij het boekdrukkersgilde om een ‘proeve’ te maken door het drukken van een miniatuurboekje. Twaalf Middelburgse proeven zijn bekend en negen daarvan bevinden zich in de collectie van de Zeeuwse Bibliotheek, waaronder een van Henrik van Osch. De onderzoekers concluderen dat Van Osch als 22–jarige met zijn twee bijzondere drukwerkjes in een kangoeroedoos aantoonde zeer kundig te zijn in het zetten, drukken, vormgeven en binden.

miniatuurboekjes

Miniatuurboekjes uit de collectie van de Zeeuwse Bibliotheek

Leestip:

Thera Folmer-von Oven en Jan Storm van Leeuwen, ‘Twee mini’s in een kangoeroedoos. Een Middelburgse meesterproef van Henrik van Osch’. In: Jaarboek van het Nederlands Genootschap van Bibliofielen, Amsterdam 2013, p. 123-148.

P.C. Boutens

Marco Goud, dé kenner van het werk van dichter P.C. Boutens, schrijft over de bijzondere bewerking van Boutens van het Middelnederlandse verhaal Beatrijs.

P.C. Boutens was in het begin van de 20ste eeuw een bekend en gewaardeerd dichter. Zijn gedichten zijn niet altijd even makkelijk en toegankelijk. Opvallend is dat zijn bewerking van de Beatrijs dat juist wel is. De dichtbundel was populair en werd vele malen herdrukt. Zijn tekst is gebruikt door voordrachtskunstenaars en was een inspiratiebron voor muzikanten en illustratoren. Goud vergelijkt de tekst van Boutens met de oorspronkelijke tekst van de Beatrijs en bekijkt enkele fraaie uitgaven van het werk, zoals die van C.A.J. van Dishoeck (1908), Joh. Enschedé & Zonen (1908) en de Vereeniging Joan Blaeu (1921). Voor het onderzoek maakte hij gebruik van de Boutenscollectie van de Zeeuwse Bibliotheek.

Boutens was bibliofiel en vond de vormgeving van zijn boeken van groot belang. Hij liet altijd enkele luxe exemplaren maken voor vrienden en bekenden. En ook die uitgaven bevinden zich in de Boutenscollectie. Een prachtig werk is het luxe exemplaar van de Beatrijs van Van Dishoeck met een perkamenten band en met het bandontwerp van Rie Cramer, waarbij een meisje omhoog kijkt naar de sterrenhemel.

Beatrys

Foto van het exemplaar met de illustratie van Rie Cramer, 1908.

Leestip:

Marco Goud, ’Ik schreef haar uit op weinig blaên’ :  P.C. Boutens’ Beatrijs in verschillende gedaantes’.
In: Ton van Kalmthout, Orsolya Réthelyi en Remco Sleiderink, Beatrijs de wereld in. Vertalingen en bewerkingen van het Middelnederlandse verhaal, Gent 2013; Lage Landen studies, dl. 6, p. 237-262.

Jan Villée

De minst bekende van de drie is schilder, tekenaar en etaleur van Vroom & Dreesmann, Jan Villée.
Zijn naam is verbonden met een zeer opvallende cartografische legpuzzel van Walcheren, die waarschijnlijk heel veel mensen wel kennen.

Peter van der Krogt, hoofd van het historisch-kartografisch onderzoekscluster UEU-Explokart van de Universiteit van Utrecht, vond bij het opruimen van zijn zolder de Zeeuwse puzzel en is op onderzoek gegaan naar het verhaal achter de kaart. Zijn artikel is verschenen in Zeeland, het tijdschrift van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen  en in het tijdschrift Caert Thresoor.

De legpuzzel, uitgegeven door V&D, was vooral rond Sinterklaas 1945 zeer gewild. Menig kind kreeg de puzzel cadeau en is met de 500 stukjes uren zoet geweest. De puzzel toont een panoramakaart van Walcheren tijdens de inundatie in het najaar van 1944. Geen vrolijk onderwerp, maar Jan Villée maakte er een amusante kaart van. De Belgische kunstenaar Pol Dom kleurde de kaart in. Op de afbeelding is te zien dat er druk gewerkt wordt aan het herstel van de dijken. Walcheren is geheel overstroomd, alleen de stoomlocomotief kan nog doorrijden. Een man vist vanaf zijn dak en op kleine eilandjes in het water staat een Zeeuws meisje, een varken, een koe, een man op een trekker, een huis en kerktorens. De kaart is uitgegeven bij het dichten van de Nolledijk op 2 oktober 1945. Met zoekacties in de Krantenbank Zeeland is veel informatie gevonden en is ook de advertentie van de ‘Walcheren puzzle’ van V&D te lezen.

Legpuzzel Walcheren

Legpuzzel Walcheren, 1945.

De legpuzzel van Peter van der Krogt is niet meer compleet. In de collectie van de Zeeuwse Bibliotheek is wel een compleet exemplaar aanwezig, zelfs nog in de originele doos. De puzzel behoort tot de collectie ‘Varia’, een Zeeuwse collectie waarin nog meer ‘bijzondere’ objecten te vinden zijn zoals bouwplaten, postzegels, tramkaartjes en treinkaartjes.

Leestip:

P.C.J. van der Krogt, ‘Walcheren 1945. Een komische kaart van een overstroming’. In: Tijdschrift Zeeland, jrg 21(2012), nr. 3, p. 100-104 en in: Caert Thresoor, jrg 32 (2013), nr. 1, p. 20-21.

 

Liesbeth van der Geest,
conservator oude drukken en bijzondere collecties.

 

 

Slavernijverleden en de grabbelton die geschiedenis heet

donderdag, 4 juli 2013

Het Nederlandse slavernijverleden…alleen die naam al doet mij als historicus de rillingen over de rug lopen alsof een ongenode kousenbandslang door mijn broekspijpen richting mijn nek probeert te sluipen. Ik houd mij graag aan de regels van het vak, maar als je in het publieke debat belandt blijkt dat onmogelijk. Het is natuurlijk sowieso evident dat je de juiste begrippen hanteert omdat de vlag anders de lading niet meer dekt en dat is hier duidelijk het geval. Nederland kende a priori namelijk geen slavernij. In de voormalige koloniën was dit -onder de vigerende wetgeving van diezelfde Nederlandse staat- uiteraard wel het geval, maar dat neemt niet weg dat hier twee werelden bij elkaar worden gebracht die niet te verenigen zijn. Nuance is voor de historicus geen probleem, die is gewend dat een zwart-wit beeld niet bestaat, maar wel voor de moderne trendy ‘News Hopper’ die de wereld alleen nog ziet door de bril die media hem of haar verschaffen en de huidige samenleving projecteert op die van driehonderd jaar terug. Zonder enige gêne worden daarbij lukraak zaken uit de historische grabbelton gegoocheld en door elkaar geschud zonder enige context aan te brengen.

knipsel wikimediaMet gekromde tenen zat ik enige weken geleden te luisteren naar een lezing over slavernij waarin een kleine driehonderd jaar Nederlandse geschiedenis in een tiental zinnen werd uiteengezet. Van overheidswege van commissie voorziene bedrijven werden als piraten bestempeld (want in 2013 kennen we geen particulier geweldsmonopolie, dus zal het in het verleden ook wel niet gedeugd hebben, terwijl diezelfde groep minkukels nu ijvert om malafide huurlingen aan boord van de Nederlandse schepen voor de kust van Somalië mee te sturen in plaats van mariniers). Cijfers over enkele jaren werden maatgevend voor de gehele periode, zo ook het beleid van de WIC, dat kennelijk ook maatgevend was voor alle andere slavenhalers. En uiteraard was geen enkele natie zo wreed geweest als de Nederlanders. Nu was het bewind in Suriname extreem wreed, maar wat is wreed, of wreder dan … als je het niet vergelijkt met andere naties? Twee is kleiner dan drie en vier groter dan drie, maar drie blijft drie als vier en twee er niet zijn. De spreker wist van 1596 tot 1814 een tijdspanne te maken die 250 jaar overbrugde waarbij hij zonder scrupules van 1621 naar 1795 sprong alsof u en ik ’s ochtends het raam openzetten en denken: ‘alweer een nieuwe dag.’

knipsel transatlantic slavery

Een nog flagrantere schending van de vakterminologie kwam ik afgelopen weken tegen toen ik het feestelijke programma rond de 150-jarige afschaffing van de slavernij las en zag dat er in Amsterdam een heus symposium werd georganiseerd onder de noemer Transatlantic slavery in perspective? Die transatlantische slavernij was ik eerder al tegen het lijf gelopen in de liturgie van een op 30 juni georganiseerde dienst in de Oostkerk, maar dat was in elkaar geflanst door amateurs, niet door mensen van wie je beter zou verwachten. Wat moet ik mij daarbij voorstellen, bij Transatlantische slavernij? Dat is toch zeker de slavernij op de Atlantische Oceaan? En heeft die dan bestaan? Welnee, dat is de Stratenmaker-op-zee-show. Ja, er zijn miljoenen slaven over de oceaan vervoerd en die zijn met miljoenen tegelijk tewerkgesteld op plantages in de Nieuwe wereld, maar aan slavenarbeid werd aan boord van de transatlantische schepen niet gedaan om de eenvoudige reden dat de toekomstige slaven daar geketend in de ruimen zaten -welbeschouwd ook nog als krijgsgevangenen. Ook hier dekt de vlag de lading dus niet.

De nuance is ver te zoeken en er was dan ook volop gelegenheid je de afgelopen dagen kapot te ergeren aan mensen die de klok wel hadden horen luiden, maar niet wisten waar de klepel hing. Zo had de nieuwslezer van Omroep Zeeland het in de uitzending van 1 juli in zijn eerste zin doodleuk over de 150-jarige afschaffing van de slavenhandel, maar ook in serieuzere media als het NOS-journaal hakkelden en stotterden de verslaggevers en nieuwslezers zich door begrippen als afschaffing van de slavernij, slavernijverleden en slavenhandel. En omdat het allemaal zo erg is geweest durft niemand eigenlijk te zeggen hoeveel onzin er gedebiteerd wordt. Niet in de laatste plaats doordat talloze organisatoren zelf met het Nederlandse aandeel in de slavenhandel hun betoog starten, en vervolgens op slavernij overgaan zonder dat eigenlijk de slavenarbeid op de plantages in de koloniën en de afschaffing daarvan nog aan bod komt. Terwijl het daar dit jaar toch om begonnen was.

fokke en sukke

door Reid, Geleijnse & Van Tol
uit: De historische canon van Fokke & Sukke

Bovenal klonk er die 1ste juli de roep om excuses aan de Nederlandse regering. Voor wie niet beter weet lijkt dat misschien logisch, maar dat is het niet. Die Nederlandse staat schafte weliswaar zeer laat de wetgeving af die de slavernij reguleerde, maar bracht zelf de facto geen mensen in slavernij. Dat deden immers de plantage-eigenaars en een stad als Amsterdam en de WIC die in de Sociëteit van Suriname aandelen bezaten, niet de rijksoverheid zelf (ten minste als we Nederlands-Indië hier even buiten beschouwing laten). Nu kwam er eindelijk, dus honderdvijftig jaar te laat, een diepe spijtbetuiging van de regering uit monde van vice-premier Asscher, moesten het weer excuses zijn. Omdat daar een juridisch staartje aan kan vastzitten werd hier waarschijnlijk vanaf gezien. En omdat de voormalige ‘Prins Pils’ in dit verband wellicht een wat al te vlotte babbel zou hebben, had de RIVD maar besloten dat hij als Willem IV (want daar hebben we het toch eigenlijk over) beter zijn lippen stijf op elkaar zou kunnen houden en vooral gezellig met zijn eega mee zou klappen na elke speech. Maar waarom zou de overheid eigenlijk geen excuses aanbieden als dat het leed verzachten kan, als de Surinamers, Indiërs en Antillianen daarmee een last van hun schouders weggenomen kan worden?

Het lijkt mij dat de overheid niet bang hoeft te zijn voor claims omdat elke vraag om schadeloosstelling in principe verjaard is en er bovendien geen voormalige slaven meer in leven zijn. Als ‘nazaat’ van kan er toch moeilijk geclaimd worden? Dat zou een merkwaardige globale financiële claim carrousel opleveren. Dan kan ik ook wel geld van de Engelse staat gaan eisen voor wat de RAF mijn familie heeft aangedaan in de Tweede Wereldoorlog, de Duitsers en de Fransen omdat ze na 1940 Middelburg niet hebben gerestaureerd of, om dichter bij het onderwerp te blijven, de regering van Algerije aanklagen voor het onder slavernij brengen van mijn bet-bet-bet-bet-bet-overgrootvader die als zeeman gevangengenomen werd en als slaaf tewerk werd gesteld. Goed, ik hoef nu niet in Algerije te leven, maar waar het mij om gaat is dat mensen persoonlijk verantwoordelijk zijn voor hun daden en je kunt de nakomelingen daarvan niet de schuld geven, noch als nakomeling een ander aan gaan klagen.

Het adagium dat men er na eenmaal excuses vanaf is klopt natuurlijk ook niet helemaal, want de Keti Koti viering keert elk jaar terug en je kan als Nederlander maar moeilijk gaan doen of dat een feestdag is. Waar wordt herdacht moeten ook officiële woorden gesproken worden, ook al zie ik liever tien Surinaamse vrouwen in vrolijke ‘lawaai’ jurken dansen dan dat ik gedeputeerde De Reu tien minuten een tekst hoor oplepelen waarvan ik weet dat hij hem zelf niet geschreven heeft.

Dan heb ik het nog niet gehad over de alom geventileerde oneliners als ‘de geschiedenisboeken zijn er wazig over’ (PZC 2 juli, pag. 22) of ‘dat verleden wordt de kinderen op Curaçao of in Nederland niet geleerd.’ Dat soort kolder klinkt politiek heel leuk, maar is inmiddels al lang verjaard en achterhaald natuurlijk. Het is weliswaar ronduit hilarisch als Surinaamse scholieren van tien jaar oud moeten leren dat ‘De Rijn bij Lobith ons land binnenstroomt’ (het is overigens bij Spijk), maar die kadaverdiscipline is toch onderhand prehistorisch. Even resumerend: De slavernij is vensternummer 23 van de nationale canon en laat die canon (samengesteld door Frits van Oostrom) nu uitgangspunt zijn voor de kerndoelen in het voortgezet onderwijs die alle 8 tot 15-jarigen onderwezen moeten krijgen. Er is, met andere woorden, geen nieuw schoolboek meer te vinden waar dit onderwerp niet in voorkomt.

Balans Doelen no3 16okt2012

Balans, Middelburg

Ook de steden Amsterdam en Middelburg kennen –naast een slavernijmonument- hun zwarte geschiedenispagina’s. De Sociëteit van Suriname is venster nummer 20 van de Canon van Amsterdam. De Zeeuwse canon kent zelfs drie aanknopingspunten. Fort Zeelandia 1667 is vensternummer 28, slavenhandel en slavernijmonument vensternummer 32 en Molukkenkamp Westkapelle 1955 is vensternummer 47, waarbij de Surinamers onderdeel uitmaken van de immigrantenstromen die na de oorlog in de provincie terecht kwamen. Dat er in het onderwijs geen aandacht voor zou zijn lijkt me dus een fabeltje.

Het erge aan dit alles vind ik namelijk dat er wel herdacht wordt, maar dat slavernij nog steeds voorkomt. Erger nog, het bestaat nu ook in Europa, zelfs in Nederland. Wat heeft het voor zin slavernij te herdenken als er vijf kilometer bij huis vandaan moderne plantage-eigenaren rondlopen die Polen twaalf uur per dag champignons laten plukken tegen een hongerloon en deze in caravans stallen, terwijl hen heel andere arbeidsvoorwaarden werden voorgeschoteld; terwijl wij op sportschoenen van een niet nader te noemen Amerikaans sportmerk rondlopen die voor een dollar door een 12-jarige in de nachtelijke uren bij het licht van een 25-watt lampje in elkaar genaaid zijn in Bangladesh en hier honderdvijftig euro kosten, terwijl in Antwerpen 15-jarige meisjes uit Senegal -wier paspoort is afgepakt- tot prostitutie worden gedwongen.

knipsel kindslaven nike

Laten we daarom eerst eens onze eigen hypocriete hedendaagse samenleving onder de loep nemen en er voor zorgen dat onze huidige samenleving geen slavernij meer kent. Pas dan heeft het zin om om te zien naar het verleden, te herdenken en de les te trekken waarom dit in de toekomst niet meer voorkomen mag.

 

Johan Francke, Kennisdiensten & Collecties

Bike Friendly Cities

maandag, 1 juli 2013

Vroeg u zich ook al die tijd af waarom toch al die gratis witte leenfietsen in Middelburg op de gekste plaatsen opdoken? Wie net als de meeste inwoners associaties kreeg met de Provo’s, collectief bezit en het Lieverdje is historisch goed onderlegd, maar zat er naast. Dit hedendaagse witte fietsenplan (inmiddels is de proef afgesloten) was namelijk onderdeel van het ambitieuze project Bike Friendly Cities.

bikes

Project

Sinds 2012 is Middelburg één van de zeven fietsvriendelijke steden van Europa. Dat stempel krijg je niet zomaar. Provincie Zeeland, Gemeente Middelburg en partners uit Engeland (Southend en Cambridge), Frankrijk (Boulogne sur Mer) en Belgie (Kortrijk) werken intensief samen en zetten in op de sterkste punten in hun gebied om fietsvriendelijke steden te creëren.

Bike Friendly Cities is de naam van dit project en is bedoeld om fietsgebruik te promoten en te stimuleren. Dit Interregproject IV 2 Zeeën stimuleert grensoverschrijdende samenwerking en kennisoverdracht tussen verschillende regio’s met dezelfde problematiek en wordt mede gefinancierd met Europese subsidie. Elke partner heeft zijn eigen deelprojecten en doet zijn voordeel met de kennis en ervaring die de andere deelnemers inbrengen. Er worden onder meer verbanden gelegd tussen fietsen en terreinen als vervoer, duurzaamheid en natuurlijk gezondheid.

interreg

Om deze grensoverschrijdende samenwerking te bevorderen is er een digitaal fietsplatform in ontwikkeling. Op dit toekomstige online kennisplatform kunnen professionals informatie en ervaring uitwisselen, maar ook de fietsliefhebbers kunnen op de hoogte blijven van de actualiteiten die vanuit de diverse projecten worden gerealiseerd. De Zeeuwse Bibliotheek en SCOOP werken intensief samen met de partners om de website binnen afzienbare tijd te vullen met relevante informatie. Voor alle fietsliefhebbers die niet kunnen wachten is hier alvast een voorproefje.

Middelburg

Deelname van de Zeeuwse hoofdstad komt voort uit de al langer bestaande ambitie om de stad vriendelijker en veiliger te maken voor de vele fietsers die dagelijks de stad en de omgeving doorkruisen. Bovendien is het streven om uiterlijk 2014 fietsstad van Nederland te zijn. Een aanzet daartoe is de ontwikkeling van de Cycle Hub aan de oostzijde van Middelburg.

Een Cycle Hub is in gewoon Nederlands een plek om vanuit de auto op de fiets te stappen. Zo’n Hub werkt stimulerend volgens de Provincie Zeeland, om de auto achter te laten en de reis te vervolgen per fiets.  De Cycle Hub is één van de maatregelen om filevorming en parkeerproblematiek in het centrum van de stad te verminderen en de uitstoot van verkeer-gerelateerde broeikasgassen en vervuiling terug te dringen. Naast dit nobele streven kan de Cycle Hub bijdragen aan de volksgezondheid, de recreatiemogelijkheden, het stedelijk welzijn en last but not least: het aantal bezoekers van de stad.

transferium

In Middelburg wordt het veelbesproken fietstransferium begin 2014 in gebruik genomen aan de Oude Veerseweg, voorlopig alleen voor Provincieambtenaren. Maar in de toekomst kan waarschijnlijk elke Europese burger gebruik maken van de Cycle Hub. Het is zelfs de bedoeling dat er ook een servicepunt komt waar fietsers een kop koffie kunnen drinken, kleine reparaties kunnen laten uitvoeren en toeristische informatie te verkrijgen is. Als Middelburg hiermee de felbegeerde prijs van fietsstad van Nederland 2014 niet binnensleept, weet ik het ook niet meer.

 

Janette Zuydweg, Europe Direct Middelburg

Met één been in de toekomst: papier<>digitaal

woensdag, 12 juni 2013

Het lijkt alsof we lopen op een grens, met de ene voet zetten we een stap in de traditie, met de volgende stap staan we in een nieuwe omgeving. Rechts-links, rechts-links, stap voor stap naar een punt op de horizon waar de grens lijkt op te houden.

Nooit eerder was het verschil tussen de twee duidelijker. Of misschien toch, bijvoorbeeld tijdens de eeuwen die voorbijgingen vanaf de eerste blokdrukken rond het jaar 1000 tot de bloei van de boekdrukkunst in de 17de eeuw. Rechts de handschriften, links de gedrukte werken. Beperkt beschikbaar, kostbaar produceerbaar aan de ene kant; massaproductie en bijna onbeperkt beschikbaar aan de andere kant. Een grote revolutie en het begin van de emancipatie van de massa.

Door de crisis in Europa, ik durf het nauwelijks te schrijven, is de gang die we al sinds een jaar of dertig maken, toch wel wat lastiger geworden. Want we kunnen lang niet alles meenemen van de ene kant naar de andere kant- er blijft wel eens wat liggen waar we spijt van hebben. Langzamer stappen dan maar, zou je zeggen. Het is lastig om in tijden van afbraak het hoofd koel te houden en precies in te schatten wat van waarde is voor generaties na ons. Het punt is, dat “the powers that be” met een bepaalde radicaliteit te werk gaan, die vooral zelfverzekerdheid moet uitstralen, maar meestal weinig steekhoudend wordt beargumenteerd. “Alles is digitaal beschikbaar” is zo’n argument. Maar dat is het natuurlijk pas als we het meenemen…van die ene naar de andere kant.

Toen ik zelf een jaar of drie, vier was, eind jaren ‘50, had mijn vader een Philips bandrecorder. Ik kan me nog herinneren dat er een keer een opname werd gemaakt. Ik zat op de tafel, op het wollen tafelkleed, voetjes bungelend in de ruimte, kijkend naar dat bruine stukje band dat buiten de ronde cassette stak en rondjes draaide, want de opname was begonnen.

(Druk op Play + Rec.) Mijn vader’s stem die me dingen vroeg, mijn eigen ademloze fascinatie voor het draaiende flapje, enkele kleine kreetjes, een paar woordjes en uiteindelijk mijn moeder die enigszins gefrustreerd zachtjes opmerkte: “Laat maar, ze doet het niet”. Mijn eigen fantasiemelodietje, dat ik altijd neuriede als ik voor mezelf speelde, bleef onvastgelegd.

Die opname zette mijn vader ruim dertig jaar later op een cassettebandje. En enkele jaren geleden probeerde ik wat er nog aan ruis over was, toch over te zetten op een CDtje.

Waarom doen mensen dit, dit vasthouden van de tijd, dit vasthouden van een gevoel, een herinnering? Waarom bloggen we?
Eén voet in de traditie, één voet in de toekomst, zo waggelen we voort en proberen van de ene kant genoeg mee te nemen naar de andere kant. Want die ene kant, de kant van papier, de kant van ambachtelijk vervaardigde materialen, de kant van tijdrovend een instrument leren bespelen, aan die kant moeten we voortdurend dingen laten liggen, afschaffen, achterlaten.

Het leuke aan mijn baan is, dat ik op dit moment dingen tegenkom van die kant, de kant van papier, brandbaar, kwetsbaar en rafelend. Ik werk op de muziekafdeling en momenteel houd ik me bezig met het inventariseren van een collectie bladmuziek die jaren geleden werd gekocht van Het Zeeuws Orkest. Nooit eerder zo intensief bekeken, komen er nu verschillende pareltjes tevoorschijn zoals een luxe eerste editie van de partituur van de Mis van Alphons Diepenbrock. Diepenbrock is een belangrijke Nederlandse componist, die leefde van 1862 tot 1921. De uitgave is gebruikt, want er staan in blauw en rood potlood -zoals men dat deed in de 19de eeuw, begin 20ste eeuw- notities in van de dirigent. Als musicus gaat mijn hart sneller kloppen van dit soort dingen: een lijn van hier naar daar, en zo tastbaar.

photo1jun13

Als bibliothecaris wil ik meer weten over deze partituur, over het werk en de omstandigheden waarin het tot stand kwam. En dan stap ik op het andere been, ga via de website van het onvolprezen Nederlands Muziek Instituut naar de digitale catalogus van de werken van Alphons Diepenbrock en kom snel, zeer snel bij een schat aan informatie over het prachtige boekwerk dat voor me ligt. Als lezer van deze blog kunt u mijn spoor volgen: naar de archieven-sectie en het artikel over Diepenbrock, dan dan klik ik simpelweg op website oeuvrecatalogus en plons in de volgende vijver van informatie.

photo2jun13

De meeste vragen die ik heb over het proces van de totstandkoming, over de componist en hoe cultureel Nederland er in zijn tijd uitzag, krijgen een meer dan bevredigend antwoord.

Nu zou ik eigenlijk ook heel graag willen weten van wie deze aantekeningen zijn, in blauw en rood, en hoe de weg van dit bepaalde boek is geweest, van daar naar hier, de Zeeuwse Bibliotheek. Dat laatste stukje kan ik reconstrueren met een beetje verbeeldingskracht: bij de collectie die werd aangekocht, zat een groot gedeelte van de verzameling orkestmuziek van de dit jaar overleden fagottist en dirigent Louis Stotijn, die een aantal jaren Het Zeeuws Orkest dirigeerde. Onder zijn leiding ontwikkelde dit orkest zich tot een orkest met volledige bezetting en een unieke status in Nederland: het enige semi-beroepsorkest met een zeer professionele programmering.

Het geslacht Stotijn is in de afgelopen eeuw belangrijk geweest in het muziekleven van Nederland. Louis was de neef van de bekende hoboïst en muziekpedagoog Jaap Stotijn. Ik kan me voorstellen dat via via de partituur bij hen terecht is gekomen: ze gaven namelijk ook allebei les aan het Koninklijk Conservatorium te Den Haag. Of dit op waarheid berust, dat blijft gokken, maar het lijkt een voor de hand liggende conclusie.
Papier en digitaal, het vult elkaar zo mooi aan op deze manier. Het NMI heeft ook een exemplaar van dezelfde uitgave, zag ik in hun catalogus. Maar is deze ook betekend?

Zo stapt men voort, rechts-links…met een glimlach als rechts toch altijd nóg meer geheimen heeft om te onderzoeken. En dat op die basis het besluit kan worden genomen dat dit werk zeker mee moet naar de andere kant: naar de toekomst, door digitalisering van de prachtige steendruk van het titelblad door Antoon Derkinderenen en elke van de 91 pagina’s met aantekeningen in blauw en rood potlood. Tot die tijd: goed bewaren dat erfgoed,deze bronnen voor verhalen en inspiratie van de verbeelding. Ook al is er ergens in het land  een ander exemplaar, dan nog kan een rood-blauw potlood het verschil maken.

photo3jun13
Op het bureaublad van mijn laptop staat een kopie van een cassettebandje waar ik soms per ongeluk op klik. Dan hoor ik het piepjonge stemmetje van mijn jongste zoon met een zachte G zeggen: “Geld betalen is niet gemakkelijk!” Hij werd vorige week 29, zijn Brabantse G heeft plaatsgemaakt voor de tongval van de stad.

 

Els van de Wijdeven-Millenaar, muziekafdeling.

Limerjij of limerik?

donderdag, 30 mei 2013

Al vele jaren besteden wij in de Zeeuwse Bibliotheek uitgebreid aandacht aan de Nationale Gedichtendag op de laatste donderdag van januari. Sinds dit jaar wordt deze poëtische dag zelfs uitgebreid tot ‘Nationale Poëzieweek’. Bekende poëzie-evenementen als Gedichtendag, de VSB poëzieprijs en Turing Nationale Gedichtenwedstrijd, bundelen hun krachten in de nieuwe Poëzieweek, er wordt heel wat af georganiseerd rondom de poëzie. Bovendien kreeg Nederland in deze week, na Ramsey Nasr, een nieuwe Dichter des Vaderlands: Anne Vegter.

Muziek

Collega Nico Out, ook bekend als kunstkenner en kunstcriticus van de Provinciale Zeeuwse  Courant, droeg op Gedichtendag op een zeer aanschouwelijke wijze poëzie voor in het Leescafé van de Zeeuwse Bibliotheek. Het thema van 2013 was muziek. Nico slaagde er uitstekend in om niet alleen gedichten over muziek voor te lezen, maar om ook door zijn manier van voordragen te laten horen, hoezeer poëzie zélf muziek kan zijn. Zijn voordracht werd afgewisseld met pianomuziek van Jos Houtzager. Nico Out speelt ook zeer verdienstelijk mondorgel en gaf samen met de pianist een swingend concert.

Limerick en de klemtoon

Deze voordracht was een uitstekend moment om de aftrap te geven voor een door de bibliotheek georganiseerde limerickwedstrijd. We wilden graag een ‘luchtig’ onderwerp voor de wedstrijd en welk genre leent zich daar beter voor dan de limerick! Een limerick is een kort versje met het rijmschema A-A, B-B, A. De meestal grappige clou komt in de laatste rijmregel naar voren. De limerick bestaat uit 5 regels: regel 1, 2 en 5 rijmen op elkaar en bestaan tevens elk uit 9 lettergrepen. Regel 3 en 4 rijmen op elkaar en bestaan tevens elk uit 5 lettergrepen. Misschien klinkt dit alsof je zo’n versje snel in elkaar zet, maar dat valt tegen. Het ritme moet namelijk precies kloppen, met andere woorden: de klemtoon  van de lettergrepen moet precies op de juiste plekken vallen, anders ‘loopt’ de zin niet. Een limerick moet je als het ware kunnen zingen.

Moeilijk

Tot 1 mei kregen geïnteresseerden de gelegenheid om per persoon twee limericks in te sturen. Er werd wel een beperking meegegeven, de limerick moest over boeken, lezen en/of de bibliotheek gaan. Dat hebben we geweten! Onze postbus liep snel vol met inzendingen, blijkbaar zijn er heel veel Zeeuwen die graag dichten. Sterker nog, we kregen zelfs inzendingen uit Brabant en België.

De vierkoppige jury van de wedstrijd had er een hele kluif aan om tot een eenduidige beslissing te komen. Veel inzendingen vielen vanzelf af, omdat de limericks niet aan de technische voorwaarden voldeden. Erg jammer, want de inhoud en de clou waren dan wel leuk. Anderen vielen af, hoe leuk en grappig ze ook waren, omdat men zich niet aan het thema had gehouden.

limerickwedstrijdDe drie prijswinnaars van de limerickwedstrijd

Confessie

We zochten natuurlijk ook naar inhoudelijk verrassende limericks, limericks die ons in de clou aan het lachen maakten of een onverwachte wending kregen. Uiteindelijk vonden we drie winnaars, die op zaterdagmorgen 25 mei hun prijs kregen uitgereikt in de Zeeuwse Bibliotheek.

Op drie eindigde Miep de Waard met Een pukkelige puber. De tweede prijs werd gewonnen door Bep Grootendorst met De sof. Coenraedt van Meerenburgh kreeg welverdiend de eerste prijs met het grappige Confessie. De winnaars ontvingen een boekenpakket met inspirerende boeken op het gebied van literatuur en poëzie en een bedrag aan boekenbonnen. Een twaalftal ingezonden limericks kreeg bovendien een ereplaats op de videowall in de bibliotheek.

Haiku

Met voldoening kijken we terug op de wedstrijd, vooral ook omdat gebleken is dat zoveel Zeeuwen het leuk vinden om met taal aan de slag te gaan, er mee te spelen. Daarom komt er volgend jaar opnieuw een wedstrijd. Op Gedichtendag 2014, 30 januari, vindt de aftrap plaats van een Haikuwedstrijd. In de zomer van 2014 zal er in Middelburg een haikufestival plaatsvinden en daar willen we graag bij aansluiten. De uitslag van de wedstrijd zal bij de opening van het festival worden bekendgemaakt. Houd onze website dus in de gaten, zodat je de informatie hierover niet mist.

Wij hopen jullie natuurlijk te ontmoeten als enthousiaste taalliefhebbers en haikudichters!

Anya Marinissen, Romanafdeling

Digitale etalages

woensdag, 22 mei 2013

Op de Passie op het platteland-prijs, die dit jaar aan de Zeeuwse onderwijsservicebus Columbus werd uitgereikt, prijkt een citaat van de Nederlandse schrijfster en dichteres Ellen Deckwitz: “Ik heb geleerd dat er nog vele werelden te ontdekken zijn, meestal zitten ze verstopt tussen twee kaften.”

illus-grijsoranje-pleclijn

De Britse schrijver en avonturier Redmond O’Hanlon doet daar in het bibliotheekblad van november 2012 nog een schepje bovenop: “De wetenschappelijke bibliotheek is de hemel op aarde, want alles zit erin: kennis, toekomst, verbeelding. Zij is de neerslag van de menselijke zoektocht om steeds iets meer te begrijpen van hoe de wereld werkt.”

Wij bibliothecarissen kunnen dit volmondig beamen. Alleen worstelen we al jaren met de vraag: hoe breng je die boodschap over aan alle mensen buiten onze bibliotheek?

Het liefst zouden we een etalage inrichten, waarin alle inhoud geopenbaard werd. Fysiek is dat echter onmogelijk, immers, de werelden blijven besloten tussen de kaften. Internet biedt gelukkig een mooie oplossing. In 2011 gingen daar de digitale etalages van start. Allereerst met een viertal etalages: water, bètabieb, duurzaamheid, opvoeding en onderwijs en culinair.

Inmiddels zijn daar nog bij gekomen: energie, architectuur en stedenbouw, muziek maken, innovatie en maatschappij, management en marketing, Amsterdam, design en kunst.

En er komen er nog veel meer!

digitale_etalages

 

Wat tref je allemaal aan in de digitale etalage? In de etalage worden actuele onderwerpen gepresenteerd. Zo kun je in de etalage innovatie en maatschappij alles lezen over serious gaming, de manier waarop computerspellen worden ingezet in bedrijfsleven en onderwijs. Heb je interesse en wil je je daar nog verder in verdiepen? In de bijgevoegde literatuurlijst kun je met één muisklik de titel van jouw keuze aanvragen.

Hierbij put je uit de Collectie Nederland, de gezamenlijke collectie van de openbare en wetenschappelijke bibliotheken in ons land. Zo gaat er achter de etalages een collectie van 15 miljoen titels schuil.

Maar er is nog meer te vinden in de etalages: filmpjes, actualiteiten, nieuws- en twitterberichten en een activiteitenagenda. Zo vind je op de energie-etalage een uitnodiging voor het energiecafé over energiezuinig wonen en bouwen, dat 4 juni ’s avonds in de Zeeuwse Bibliotheek te Middelburg plaatsvindt. Hier leer je hoe met stro wordt gebouwd, en kun je je door architecten laten adviseren hoe je op een mooie manier zonnepanelen op je huis aanbrengt.

De energie-etalage is door de Zeeuwse Bibliotheek opgezet, in samenwerking met SCOOP, Provincie Zeeland, Zeeuwse Milieu Federatie en energiebedrijf Delta. Naast specialistische dossiers bevat deze etalage een speciale pagina met Zeeuwse nieuwtjes en weetjes over energie. Daar worden maandelijks drie Zeeuwse energie-initiatieven in het zonnetje gezet.

Ook de wateretalage is een initiatief van de Zeeuwse Bibliotheek, ditmaal in samenwerking met Bibliotheek Almere. In deze etalage vind je dossiers over onder meer de watersnoodramp 1953, de stormvloedkering, de Westerschelde en het Deltaprogramma. De wateretalage nodigt je ook uit om een kijkje te nemen bij de Tentoonstelling over de Schelde in de Zeeuwse Bibliotheek.

Neem gerust een kijkje bij de digitale etalages, en verrijk jezelf met kennis. Blijf ze in de gaten houden, want in de toekomst verschijnen steeds nieuwe dossiers en thema’s.

www.digitale-etalages.nl

Anne-Marie van Houtert-Ponssen, Vakreferent en redacteur Digitale Etalage Water

 

Muziekwebluister in de Zeeuwse Bibliotheek!

donderdag, 16 mei 2013

Wat is Muziekwebluister

Muziekwebluister is een aparte online dienst van de Centrale Discotheek Rotterdam (CDR) die naast de bestaande diensten van de CDR (zoals het aanvragen van titels via het bestelverkeer) aangeboden wordt. Met muziekwebluister komen meer dan 4,5 miljoen tracks beschikbaar. Op deze wijze blijft muziek een zichtbare en hoorbare plaats in de bibliotheek houden!

 muziekwebluister 2

 

Muziekwebluister in de Zeeuwse Bibliotheek

Sinds kort biedt de Zeeuwse Bibliotheek deze online dienst aan in de strandhuisjes die zich bevinden op de muziekafdeling. De muziekafdeling is gesitueerd op de begane grond van de Zeeuwse Bibliotheek.

strandhuisje muziekafdeling

Het aanbod omvat diverse muziekstromingen zoals popmuziek, klassieke muziek, jazz, wereldmuziek, Nederlandstalige muziek etc. Daarnaast biedt muziekwebluister een schat aan informatie over albums, artiesten en genres.

 

Hoe werkt Muziekwebluister

Je komt binnen in de catalogus van Muziekweb (Muziekweb is de website van de Centrale Discotheek Rotterdam) waarin je kunt zoeken naar een titel /songtitel of artiest die je wilt beluisteren. Voor wat betreft klassieke muziek zoek je in de klassieke catalogus naar componist, uitvoerende of titel. De uitgekozen tracks kun je selecteren door er een vinkje voor te plaatsen. Vervolgens kies je om het nummer direct af te spelen of toe te voegen aan een afspeellijst. Zodra je muziekwebluister verlaat wordt de speellijst gewist. Wil je echter een speellijst maken die bewaard blijft, log dan in met jouw pasnummer en wachtwoord. Je kunt dan 3 persoonlijke afspeellijsten maken die bewaard blijven.

muziekweblusiter 1

Muziekwebluister is ook heel geschikt voor het beluisteren van nieuwe cd’s of voor het opdoen van nieuwe muzieksuggesties. Wekelijks worden nieuwe cd’s toegevoegd onder de rubriek Nieuw Binnen en onder de rubriek Muziekstijlen krijg je veel suggesties om eens een andere stijl te verkennen.

 

Rea Bensch, Vakspecialist muziek

 

BoekStartochtend op de jeugdafdeling van de Zeeuwse Bibliotheek

vrijdag, 10 mei 2013

Baby- en Kindergebaren: communiceren met je kind als praten nog niet lukt
Op zaterdagochtend 13 april was onze BoekStartochtend gewijd aan het voorlezen ondersteund door gebaren. Docent babygebaren Bregje Koster van Baby- en kindergebaar toonde een groep BoekStartouders en hun baby’s hoe en welke gebaren gebruikt kunnen worden tijdens het voorlezen.

Kinderen vanaf een maand of 7 zijn al goed in staat om gebaren te onthouden en om ze te gebruiken. Praten kunnen kinderen van deze leeftijd nog niet, maar ze krijgen met het aanleren van enkele gebaren wel een manier om aan te geven wat ze willen. En ook hier weer: het allerbelangrijkst is het samen met je kindje bezig zijn. En dat het plezierig was bleek wel uit de lachende baby’s.

boekstartfoto
Voorlezen
Dat voorlezen goed is voor de taalontwikkeling voor je kind wisten we natuurlijk allang. Maar voorlezen aan baby’s? Zelfs nog voordat zij kunnen praten? Ook dat blijkt een gunstig effect op de taalontwikkeling van je kind te hebben. Wetenschappelijk onderzoek wijst uit dat kinderen die als baby al zijn voorgelezen, later beter zijn in taal. Je kunt dus niet vroeg genoeg beginnen met voorlezen.

Boekstart
Om het voorlezen aan baby’s te promoten en te stimuleren hebben de openbare bibliotheken samen met Kunst van Lezen het leesbevorderingsprogramma BoekStart ontwikkeld.
Binnen BoekStart werken de deelnemende bibliotheken nauw samen met de gemeente en met andere partners zoals het consultatiebureau.Boekstart_3xPMS

Op de jeugdafdeling van de Zeeuwse Bibliotheek zijn we in november 2010 met BoekStart begonnen. Door middel van een brief van de gemeente met een waardebon voor een BoekStartkoffertje worden ouders gestimuleerd naar de bibliotheek te gaan en hun baby in te schrijven. Bij de overhandiging van het koffertje vertellen we in het kort wat over BoekStart, geven we wat informatie over de jeugdafdeling en vertellen we vooral ook hoe leuk en belangrijk voorlezen is.

Op onze jeugdafdeling hebben we een speciaal hoekje ingericht met allerlei soorten materialen voor baby’s zoals knisperboekjes, aanwijsboekjes, rijmpjescd’s en voelboekjes. We hebben er ook een plankje met praktische opvoedboeken voor de jonge ouders. Op de afdeling voor volwassenen staan nog veel meer boeken en tijdschriften over opvoeding. Dat BoekStart een groot succes is blijkt uit het groot aantal ingeschreven BoekStartbaby’s. Sinds de aanvang van het programma hebben we al zo’n 700 Baby’s mogen verwelkomen op onze jeugdafdeling.

Vies
Baby’s steken alles in hun mond. Dat hoort bij het leren ontdekken van de wereld om hen heen. Ze sabbelen dus ook op de BoekStartboekjes. De stoffen boekjes worden dan ook met regelmaat gewassen. Ouders mogen dit uiteraard ook zelf doen…

Een van de onderdelen van BoekStart is het organiseren van activiteiten voor ouders en baby’s. De afgelopen jaren hebben we onder andere in samenwerking met GGD Zeeland en het Consultatiebureau een bijeenkomst met een logopediste gehad. Zij vertelde onder andere over taalontwikkeling, wel of geen speentje, wel of niet duimen. Ook heeft Jet Boeke, de schrijfster van de bekende rode kater Dikkie Dik, een bezoek gebracht aan onze jeugdafdeling.

Onze collectie babyboekjes is mooi en fris, we hebben een prachtige jeugdafdeling en een enthousiast team. BoekStart is een programma dat ouders en baby’s op een vrolijke en ongedwongen manier in aanraking brengt met boeken en voorlezen. Waarschijnlijk gaan we op verzoek van enkele deelnemers aan de workshop babygebaren in de komende tijd nog een extra ouderavond organiseren over de theorie en de achtergrond van babygebaren. We houden je op de hoogte.

4beertjesensloganMarjon Mutsaers, jeugdafdeling

Links:
www.boekstart.nl
www.babygebaar.nl

Vertegenwoordiger wetenschappelijke bibliotheek buiten de provincie

donderdag, 2 mei 2013

Als wetenschappelijk medewerker krijg je nogal eens de gelegenheid om vakgenoten van andere grote en soms ook kleine, specialistische bibliotheken te ontmoeten. Er bestaat in Nederland een aantal gezelschappen waar bibliothecarissen van een bepaald vakgebied elkaar ontmoeten, nieuws uitwisselen, of afspraken maken op het gebied van collectievorming, ontsluiting en beschikbaarstelling. Deze overlegvormen lijken zich vooral op het gebied van de humaniora te bevinden. Hieronder geef ik een beeld van de uiteenlopende groepen waarin ik als conservator en vakreferent de Zeeuwse Bibliotheek (ZB) vertegenwoordig. Ook mijn directe collega’s zitten overigens in verschillende soortgelijke overlegvormen.

De conservatoren van de universiteitsbibliotheken (UB’s) en van de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag (KB), gezamenlijk de UKB genoemd, hebben een formeel verband dat de ‘UKB Commissie Bijzondere Collecties’ heet. Zij hebben namens de deelnemende instellingen de bevoegdheid om gezamenlijk beleid te bepalen. Andere grote bibliotheken met erfgoedcollecties, zoals de ZB, maken daar officieel geen deel van uit, maar ze kunnen wel als toehoorders en adviseurs bij de vergaderingen aanwezig zijn. Deze commissie heeft een bestuur dat formele zaken doorspreekt. De algemene bijeenkomsten, die voor alle deelnemers bestemd zijn, hebben meer het karakter van kleine symposia. Ze zijn heel nuttig om je deskundigheid te bevorderen. Onder ‘bijzondere collecties’ worden niet alleen oude drukken verstaan, maar ook bijvoorbeeld handschriften, brieven, kaarten, beeldmateriaal en tegenwoordig ook digital born documenten.

Onder die grote Commissie ressorteren een paar meer gespecialiseerde werkgroepen. Zo heb je de Werkgroep Handschriften, (waar of Liesbeth van der Geest naartoe gaat, of ikzelf) en de Werkgroep Gedrukte Werken (hiervoor wist niemand een welluidender term te vinden), waar ik zelf lid van ben. Die werkgroepen hebben geen formele status, dus is er ook geen statusverschil tussen conservatoren van de UKB of Plus-bibliotheken (de vroegere WSF, provinciale of stedelijke bibliotheken met een Wetenschappelijke SteunFunctie). Wij maken alleen onderling werkafspraken en adviseren het bestuur van de Commissie, en via hen de overkoepelende instellingen, over te voeren beleid in zake bijzondere papieren collecties.

Als conservator heb ik tevens zitting in het nog minder formele overleg beheerders van bewaarcollecties kinderboeken en centsprenten (daarom is de naam van het overleg ook in kleine letters gespeld). Daarin vind je naar verhouding weinig UB’s, maar juist wel de KB die een enorme collectie oude Nederlandse kinderboeken heeft, en een aantal Plus-bibliotheken. Wie je er ook tegenkomt, is soms een verrassing, zoals het Museum Oud Nijkerk, het Openluchtmuseum Arnhem of de Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience uit Antwerpen. Een selectie van dit gezelschap is de gebruikersgroep van het CBK (Centraal Bestand Kinderboeken), in die zin dat het CBK een deelverzameling van de landelijke catalogus Picarta is. Maar omdat de ZB niet actief meewerkt aan het CBK, houd ik het meestal bij het kennis nemen van de notulen.

Aangezien ontsluiting eveneens tot het takenpakket van de vakspecialist behoort, heb ik zitting in de Gebruikersgroep Trefwoordenthesaurus van NBD Biblion. Hierin zitten, naast medewerkers van de NBD zelf, ook vertegenwoordigers van grote openbare bibliotheken, meestal catalografen. Een woordsysteem is altijd onderhevig aan veranderingen in taal en maatschappij. Daarom moet er nogal eens overlegd worden wat nu de meest gangbare en toegankelijke term voor de bezoekers is. De ZB is een grootgebruiker van het trefwoordensysteem, omdat wij, naast de gangbare Nederlandse boeken, veel buitenlandse publicaties aanschaffen die we zelf beschrijven en indelen. De beslissing over bijvoorbeeld ‘Fietsen’ dan wel ‘Rijwielen’ ligt uiteindelijk bij NBD Biblion, maar als de meerderheid van de gebruikers een ander oordeel heeft, gaan ze meestal daarin mee.

Een vrij klein maar hecht en toegewijd overleg is dat van de vakspecialisten op het gebied van de Klassieke Oudheid. Het heeft geen officiële naam, omdat het ook geen formele status heeft. De een zegt ‘overleg klassieken’, de ander ‘specialisten klassiek cultuurgebied’, de derde ‘vakreferenten klassieke talen’. Grieks en Latijn staan centraal, maar de omvang van de vakgebieden lopen wel eens uiteen. Sommigen hebben er oude geschiedenis of filosofie bij. Toen ik me tien jaar geleden aansloot, waren het allemaal heren, en kwam meteen na mij ook de eerste vrouw erbij. Nu zijn het hoofdzakelijk dames en ben ik een van de laatste mannen. Ze vertegenwoordigen allemaal UB’s; alleen de ZB en de Tresoar uit Leeuwarden komen uit een ander segment.

 

bierensblog

Bijeenkomst van het overleg klassieke oudheid in de UB van Utrecht

Helemaal de enige man, en de enige persoon van buiten de UKB, ben ik in het evenmin formele vakspecialistenoverleg romanistiek. Daar hoort het Latijn, de voorouder van alle romaanse talen, zelf niet bij, maar wel Frans, Italiaans, Spaans en Portugees. De ZB is daar zeker op zijn plek. Wij hebben een leescollectie Franse letterkunde die niet voor die van menige universiteitsbibliotheek onderdoet. Bij het bestellen van een literaire roman zie ik dikwijls dat ik de eerste ben die de betreffende titel aanschaft. Ook onze verzameling Spaans is behoorlijk, en lezers van Italiaans en Portugees kunnen eveneens goed terecht. Dank zij het InterBibliothecair Leenverkeer (IBL) komt onze collectie aan alle openbare en wetenschappelijke bibliotheken in Nederland ten goede.

De theologen hebben weer een zeer strikte organisatievorm. Het is een vereniging, de Vereniging voor het Theologisch Bibliothecariaat (VThB), met een volwaardig bestuur met voorzitter, secretaris, penningmeester en zelfs een kascommissie. Deze vereniging is weer aangesloten bij een Europees verband van theologisch bibliothecarissen. De VThB is een aardige mengeling van UKB, twee Plus-bibliotheken (de ZB en alweer de Tresoar), en bijvoorbeeld de kleine Theologische Universiteit Apeldoorn (christelijk-gereformeerd), de abdijbibliotheek van Egmond, en ook hier weer grensoverschrijdend, de Maurits Sabbe Bibliotheek als onderdeel van de universiteit van Leuven. Er worden tamelijk bindende afspraken gemaakt, vooral tussen de UKB’s, over afstemming van de collecties, deselectie, of gezamenlijke inkoop van digitale bestanden.

Het zijn allemaal verschillende verbanden, maar toch ontmoet ik er soms dezelfde mensen op meerdere plaatsen, omdat ze net als ik een combinatie van vakgebieden onder hun beheer hebben. De frequentie van de (informele) bijeenkomsten of (officiële) vergaderingen loopt uiteen van een tot twee keer per jaar. Soms heb ik enkele maanden niets, en dan komt ineens alles vlak na elkaar. Ik ga natuurlijk ook niet naar alles toe, maar toch wel naar drie kwart van de bijeenkomsten. Het kost altijd een dag, omdat de vergaderingen op heel verschillende plekken gehouden worden. Dat kan doorheen heel Nederland zijn, soms ook in België. Zo leer je wel veel bibliotheken kennen, want aan de vergadering zit vrijwel altijd een rondleiding vast.

Gedrukte Werken 016

Vergadering van conservatoren in de ZB bij het afscheid van Ronald Rijkse

De naamsbekendheid van de ZB is mede door al deze verbanden erg groot, en zeker ook de reputatie als een ervaren instelling waarmee je rekening moet houden. Ik ben niet bang om vragen te stellen, want ik wens graag dat door middel van mijn persoon de algehele vakbekwaamheid van de ZB toeneemt. In de meeste gezelschappen ben ik terecht gekomen dank zij mijn voorgangers Ronald Rijkse en Pieter Schoonheim. Doordat de vakgebieden zich steeds meer op minder mensen concentreren, neemt anderzijds de breedte van het spectrum weer toe. De Zeeuwse eilanden zijn geen moeizaam bereikbare afgesloten wereld, maar maken, althans op bibliotheekgebied, ten volle deel uit van het grote wetenschappelijke verband.

 

Marinus Bierens, Conservator bijzondere collecties en Vakreferent buitenlandse letterkunde

 

De wereld door een Zeeuwse verrekijker

donderdag, 25 april 2013

Elke keer als ik een catalogus van een antiquariaat of veilinghuis binnen krijg, dan blader ik het meteen door op zoek naar een unieke oude Zeeuwse druk. Ook al is de collectie groot, er ontbreken toch boeken met een bijzonder Zeeuws onderwerp of boeken van Zeeuwse auteurs of gemaakt door Zeeuwse drukkers.

IMG_9849De Zeeusche verre-kyker, 1649. (Collectie Zeeuwse Bibliotheek, 1115 D 228)

Niet zo lang geleden had ik geluk. De titel valt meteen op: De Zeeusche verre-kyker. Het is een pamflet uit 1649. In die tijd heette dat een blauwboekje, libel of paskwil. Het is een klein gedrukt werkje over een actueel onderwerp. In dit geval in het jaar 1649. Het is een manier om een mening te verkondigen of een publiek debat te voeren en meestal gaat het over politiek of godsdienst. De drukwerken worden verspreid op plaatsen waar veel mensen samen komen, zoals markten of kermissen. Ze zijn niet duur, maar toch heeft niet iedereen geld om een exemplaar te kopen en ook niet iedereen kan lezen, dus worden de teksten vaak voorgelezen of zelfs gezongen. Om het publiek aan te spreken zijn de teksten soms satirisch of spottend geschreven. Het is tenslotte ook amusement.

De nieuwe aanwinst voor de collectie heeft een blauwe omslag en op het titelblad wordt geen drukker vermeld. In plaats daarvan is een kort rijmpje gedrukt: ‘Ghedruckt tot Vlissingen in ’t Groene Wout, Daermen soo veel vande Capers Hout’. Dat zet meteen de toon van het werkje, want dit is spottend bedoeld. Nader onderzoek heeft uitgewezen dat het ook niet in Zeeland is gedrukt, maar in Den Haag.

IMG_9850-tkstVerrekykerHet titelblad van De Zeeusche verre-kyker uit 1649. (Collectie Zeeuwse Bibliotheek, 1115 D 228)

Het pamflet leest als een spannend verhaal. De West-Indische Compagnie (WIC) heeft een kolonie gesticht aan de kust van Brazilië om de handel te bevorderen en grote winsten te maken. De Compagnie heeft geld nodig. Vooral de Zeeuwse kamer van de WIC ziet de voordelen en de Zeeuwse kapers profiteren er als eersten van. Ook de Portugezen zijn in Brazilië aanwezig om dezelfde redenen en regelmatig breken er gevechten uit om het eigen gebied en de forten, die er gebouwd zijn, te behouden en te verdedigen. In 1646 zijn, op verzoek van de kamer Zeeland, duizenden soldaten naar het gebied gestuurd om de problemen op te lossen. De kolonie blijkt veel te veel geld en soldatenlevens te kosten. De schrijver van De Zeeusche verre-kyker heeft kritiek op de Zeeuwse opvattingen. Om dat te vertellen laat hij twee mannen, Brilleman en Borger, met elkaar praten over de chaos in Brazilië en de tegenvallende handel.

Het gesprek tussen Borger en Brilleman begint met een vreselijke droom:

Goeden dach Buir-man / hoe so vroegh uyt het Bed /

Omdat een swaeren droom mijn ’t slapen heeft belet/

En dat soo schrickelijck / ick sach ter neder vallen door den swaerde /

De braeve officieren en soldaten allen / Die van hier zijn ghevaeren /

met een soo goede wil /

Om te recouvereren / het Hollandsche Brasil.

Borger koopt van Brilleman, een marskramer, een kristallen bril of verrekijker, want hij wil nu wel eens echt zien hoe het er aan toegaat in Brazilië. Borger vertelt wat hij ziet en samen geven ze commentaar. De rijke heren van de WIC moeten het ontgelden. Ze beschuldigen hen van “brave pracktijcken om haer blauwe sacken te vullen”. Ze hebben medelijden met de arme soldaten die weinig verdienen en nauwelijks te eten hebben, alleen “wat meel om pap van te koken”, terwijl de hoge heren “glat en vet” zijn. En de Zeeuwen, die zo nodig nog meer soldaten naar het gebied willen sturen en nog meer geld in deze onderneming willen steken, zien het helemaal verkeerd.

Brilleman-1De brilleman op een centsprent, 19e eeuw. (Collectie Zeeuwse Bibliotheek, pla 416 A 28)

Borger kan met zijn verrekijker zelfs terugkijken in de tijd. In 1647 ziet hij in de Republiek een vloot klaar liggen met de “frayste” officieren en soldaten aan boord. Het is een lust om te zien. Iedereen denkt dat Portugal verslagen zal worden. “Hier is de huyt al verkogt, eer de Beer gevangen was”. Daarna volgt hij verschillende veldslagen. Met blazende trompetten, slaande trommels en vliegende vaandels gaan de soldaten “de Duyvel bannen”. Borger en Brilleman hebben er geen vertrouwen in. Veel gevechten worden inderdaad verloren en soldaten sneuvelen. “Dode soldaten hoef je niet te betalen”, zeggen de hoge heren. Er volgen nog meer debacles en het duurt te lang voordat er weer nieuwe troepen gearriveerd zijn. De bezittingen in Brazilië zijn niet meer te verdedigen.

Borger en Brilleman kijken naar de jaren 1648 en 1649. Misschien helpt het om samen te spannen met Spanje? Borger stelt voor alles te verkopen: het wordt echt niets meer. Geen mens wil nog naar Brazilië. Hij pleit voor het vreedzaam optrekken met de Portugezen. De Republiek en Portugal hebben elkaar nodig. Het is duidelijk, Borger verkondigt het standpunt van de Amsterdamse kooplieden. In tegenstelling tot de Zeeuwen zien zij, net als Borger, niets in het avontuur in Brazilië.

Met de wereld die Borger en Brilleman zien door de Zeeuwse verrekijker hopen zij de publieke opinie te beïnvloeden. Zou dat gelukt zijn? Het effect van De Zeeusche verre-kyker is moeilijk in te schatten. De afloop kennen we, want in 1654 worden de Nederlanders door de Portugezen verslagen. De kolonie overzee is verloren gegaan.

Liesbeth van der Geest, conservator bijzondere collecties

 

Verder lezen:

– Clazina Dingemanse en Marijke Meijer Drees, ‘‘Praatjes’ over de WIC en Brazilië: literaire aspecten van gesprekspamfletten uit 1649’, in : De zeventiende eeuw, jaargang 21, nr. 1 (2005) p. 112-127.

– Doeke Roos, Zeeuwen en de Westindische Compagnie, Hulst 1992.