Archief van categorie ‘Erfgoed’

Dagboek van een geniale Zeeuw

woensdag, 21 augustus 2013

Een goede koop hoeft niet duur te zijn. Voor het luttele bedrag van een halve gulden kocht de Provinciale Bibliotheek Middelburg in 1878 een bundel zeventiende-eeuwse aantekeningen. Reden hiervoor was dat de aantekeningen afkomstig waren van een Zeeuw.

Pas in 1905 ontdekte de jonge wis- en natuurkunde student Cornelis de Waard de werkelijke waarde van het manuscript. Hij wist het al snel te identificeren als het verloren gewaande handschrift van de internationaal vermaarde Zeeuwse natuuronderzoeker Isaac Beeckman (1588-1637).

 

beeckman

Journaal van Beeckman (Beeldbank Zeeland/Zeeuwse Bibliotheek)

 

Bombardement

Cornelis de Waard begon in 1939 met de publicatie van een gedrukte versie van het manuscript: “Journal tenu par Isaac Beeckman de 1604 à 1634”. Hiermee heeft hij in feite diens gedachtengoed gered. Tijdens het bombardement van Middelburg in de tweede wereldoorlog, raakte het origineel namelijk zwaar beschadigd. Na restauratiewerkzaamheden wordt het nu echter goed geconserveerd in de kluis van de Zeeuwse Bibliotheek.

microscoop.jpg

Afbeelding van een microscoop

 

Kaarsenmaker/buizenlegger

In 1588 werd Isaac Beeckman in een huis aan de Beestenmarkt in Middelburg geboren. Hij was de zoon van Abraham Beeckman, kaarsenmaker van beroep, maar tevens werkzaam als leidinglegger en –reparateur in brouwerijen en huizen van particulieren. In eerste instantie trad Isaac in de voetsporen van zijn vader. Hij maakte kaarsen, en ontpopte zich als inventief constructeur van  waterleidingen en speelse fonteinen. Zijn journaal bevat allerhande beschouwingen over het verbeteren van leidingsystemen en pompen, maar ook over het gedrag van vloeistoffen en aanpassingen van het kaarsenmaakproces. Met die kaarsen voerde hij ook weer experimenten uit. Zo constateerde hij dat een deur doorboord kon worden met een afgeschoten kaarsstomp.

 

huis

Links het woonhuis van Isaac Beeckman te Middelburg (Beeldbank Zeeland/Zeeuwse Bibliotheek)

 

Deeltjestheorie

Naast een opleiding als predikant, volgde Beeckman tevens studies op het gebied van letterkunde, geneeskunde en natuurwetenschappen. Dat was in die tijd niet ongewoon. Destijds, in de renaissance, was men van mening dat een mens zich op vele gebieden moest bekwamen, zowel lichamelijk en mentaal, als spiritueel. Een dergelijk mens heette homo universalis. Zo was Isaac Beeckman arts, predikant, filosoof en ambachtsman. Ook blijkt hij een innovatief wetenschappelijk theoreticus te zijn geweest. De door hem bedachte deeltjestheorie is in wezen een voorproefje van de huidige atoomtheorie, waarin atomen de bouwstenen zijn van materie (moleculen).

Volgens Beeckman waren alle objecten en levende wezens, maar ook geluiden en licht, opgebouwd uit deeltjes: homogenea physica. Deze homogenea bestaan uit verschillende combinaties van atomen van de vier elementen: lucht, aarde, water en vuur. De diepgelovige Beeckman zag in de vorm van deze atomen de voorzienigheid Gods weerspiegeld.

 

Descartes

In 1618 raakte Isaac Beeckman bevriend met de jonge student René Descartes, die destijds diende in het leger van Maurits van Oranje. Samen met Descartes ontwikkelde hij een nieuwe natuurfilosofie: het mechanistisch wereldbeeld. Beeckman stimuleerde Descartes ook om de draad van zijn leven weer op te pakken, en zich weer te gaan verdiepen in wiskunde en filosofie. Descartes was hem hiervoor dankbaar. Op 3 april 1619 schreef hij aan Beeckman:

“U bent namelijk inderdaad de enige die een lui iemand als mij in beweging hebt gebracht, de geleerdheid die al bijna uit het geheugen geglipt was weer hebt opgeroepen, en het verstand dat van ernstige bezigheden afgedwaald was naar iets beters hebt teruggebracht”.

 

descartes

René Descartes

 

Ledigheid

Beeckman wist Descartes uit zijn ledigheid te halen, maar was daar zelf ook niet afkerig van. Zijn wetenschappelijke teksten worden regelmatig onderbroken door lichtvoetige overpeinzingen als:

“Vijf of zes jaar van mijn leven, in het bijzonder toen ik in Zierikzee was, had ik nooit spijt van verloren uren, en vond ik het niet erg als ik niet gestudeerd had hoewel ik had kunnen studeren. De reden was omdat ik toen meende dat ik klaar was met mijn studie, en ik dacht niet aan enige verdere wetenschappelijke vorming. Deze manier van leven is hier op Aarde verreweg de gelukkigste, waarop de filosofen zich zouden moeten voorbereiden. Ik hoop die terug te krijgen zodra ik voor mijn gevoel bedreven ben in de geneeskunde. We moeten immers moeite doen om niet altijd moeite te hebben; ten slotte moeten we studeren wanneer we er zin in hebben, en nietsdoen zonder spijt wanneer we zin hebben in nietsdoen. “

 

duikbootstudie

Studie van een duikboot

 

Weerberichten

Menig verloren uur heeft Beeckman besteed aan het schouwen van de hemel. Zijn dagboeken van zijn verblijf in Zierikzee bevatten dagelijkse aantekeningen over bewolking en windrichting. Zo was er onder andere sprake van “soeten dan wel sterckachtige wind, die op 30 november 1612 echter zo sterck en geweldich was datter sommighe schepen van vergaen sijn”. De temperatuur voelde “kautachtlich, middelmatich, dan wel fraey” aan.

Over de barre winter van december 1607-februari 1608 schreef hij: “dat bij menschengedencken sulc een vorst niet gesien en was. Men kon over ijs van Harlingen naar Amsterdam lopen.”

De weerkundige aantekeningen in de dagboeken van Beeckman bleken van grote waarde te zijn voor het klimaatonderzoek door het KNMI.

 

Lenzen en telescopie

Uit Beeckmans aantekeningen spreekt ook een grote passie voor het slijpen van lenzen. Hij wilde graag zelf een telescoop maken gelijk aan die van Galileo Galilei. Het viel hem echter zwaar om een goeie lens te fabriceren. In zijn journaal doet hij uitgebreid verslag van zelfbedachte verbeteringen in zijn slijptechniek. Tegelijkertijd was hij bij diverse brillenslijpers in de leer, onder andere bij de Middelburgse Johannes Sachariassen. In zijn journaal merkt hij op dat diens vader, de brillenmaker Sacharius Janssen in 1604 de eerste “verrekycker” maakte. Die opmerking zorgde voor opschudding in wetenschappelijke kringen. Eertijds ging men er unaniem vanuit dat de Middelburgse brillenmaker Hans Lipperhey de telescoop had uitgevonden. Deze had hiervoor in 1608 octrooi aangevraagd. De opmerking van Beeckman bracht vertwijfeling. Jarenlang hebben wetenschappers elkaar betwist over aan wie nu de eer moest toekomen. Het was een feit dat beide potentiële uitvinders vrijwel buren waren van elkaar en de één wellicht de kunst van de ander had afgekeken. Na jaren discussie is de knoop in het voordeel van Lipperhey doorgehakt: hij wist als eerste een diafragma toe te passen in de telescoop.

 

polijsten

Polijsten van een bekken voor het slijpen van lenzen

 

Boekpresentatie

In 1983 verscheen het proefschrift “Isaac Beeckman (1588-1637) en de mechanisering van het wereldbeeld” van de hand van Klaas van Berkel. Het boek bevat een uitgebreide beschrijving van het leven van Isaac Beeckman en diens betekenis voor de cultuurgeschiedenis.

Inmiddels heeft de wetenschapsgeschiedenis voor nieuwe inzichten gezorgd, waardoor de tekst van het boek diende te worden herzien. Klaas van Berkel, heden ten dage hoogleraar Geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen, zal op donderdag 26 september 2013 in de Zeeuwse Bibliotheek de nieuwe uitgave van zijn boek presenteren. Hierbij zal het eerste exemplaar overhandigd worden aan Commissaris van de Koning Han Polman.  Rondom de presentatie zullen tevens lezingen gehouden worden door Huib Zuidervaart, onderzoeker Huygens/ING instituut van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, en door Floris Cohen, hoogleraar vergelijkende geschiedenis van de natuurwetenschap aan de Universiteit Utrecht. Zo zal die middag een beeld geschetst worden van het wetenschappelijke leven in Zeeland in de vroege zeventiende eeuw, en tevens de rol die Isaac Beeckman heeft gespeeld in de radicale vernieuwing van de wetenschap in die tijd.

Belangstellenden zijn van harte welkom. Meer informatie in de uitnodiging.

 uitnodigingbeeckman


Anne-Marie van Houtert-Ponssen, vakreferent

Slavernijverleden en de grabbelton die geschiedenis heet

donderdag, 4 juli 2013

Het Nederlandse slavernijverleden…alleen die naam al doet mij als historicus de rillingen over de rug lopen alsof een ongenode kousenbandslang door mijn broekspijpen richting mijn nek probeert te sluipen. Ik houd mij graag aan de regels van het vak, maar als je in het publieke debat belandt blijkt dat onmogelijk. Het is natuurlijk sowieso evident dat je de juiste begrippen hanteert omdat de vlag anders de lading niet meer dekt en dat is hier duidelijk het geval. Nederland kende a priori namelijk geen slavernij. In de voormalige koloniën was dit -onder de vigerende wetgeving van diezelfde Nederlandse staat- uiteraard wel het geval, maar dat neemt niet weg dat hier twee werelden bij elkaar worden gebracht die niet te verenigen zijn. Nuance is voor de historicus geen probleem, die is gewend dat een zwart-wit beeld niet bestaat, maar wel voor de moderne trendy ‘News Hopper’ die de wereld alleen nog ziet door de bril die media hem of haar verschaffen en de huidige samenleving projecteert op die van driehonderd jaar terug. Zonder enige gêne worden daarbij lukraak zaken uit de historische grabbelton gegoocheld en door elkaar geschud zonder enige context aan te brengen.

knipsel wikimediaMet gekromde tenen zat ik enige weken geleden te luisteren naar een lezing over slavernij waarin een kleine driehonderd jaar Nederlandse geschiedenis in een tiental zinnen werd uiteengezet. Van overheidswege van commissie voorziene bedrijven werden als piraten bestempeld (want in 2013 kennen we geen particulier geweldsmonopolie, dus zal het in het verleden ook wel niet gedeugd hebben, terwijl diezelfde groep minkukels nu ijvert om malafide huurlingen aan boord van de Nederlandse schepen voor de kust van Somalië mee te sturen in plaats van mariniers). Cijfers over enkele jaren werden maatgevend voor de gehele periode, zo ook het beleid van de WIC, dat kennelijk ook maatgevend was voor alle andere slavenhalers. En uiteraard was geen enkele natie zo wreed geweest als de Nederlanders. Nu was het bewind in Suriname extreem wreed, maar wat is wreed, of wreder dan … als je het niet vergelijkt met andere naties? Twee is kleiner dan drie en vier groter dan drie, maar drie blijft drie als vier en twee er niet zijn. De spreker wist van 1596 tot 1814 een tijdspanne te maken die 250 jaar overbrugde waarbij hij zonder scrupules van 1621 naar 1795 sprong alsof u en ik ’s ochtends het raam openzetten en denken: ‘alweer een nieuwe dag.’

knipsel transatlantic slavery

Een nog flagrantere schending van de vakterminologie kwam ik afgelopen weken tegen toen ik het feestelijke programma rond de 150-jarige afschaffing van de slavernij las en zag dat er in Amsterdam een heus symposium werd georganiseerd onder de noemer Transatlantic slavery in perspective? Die transatlantische slavernij was ik eerder al tegen het lijf gelopen in de liturgie van een op 30 juni georganiseerde dienst in de Oostkerk, maar dat was in elkaar geflanst door amateurs, niet door mensen van wie je beter zou verwachten. Wat moet ik mij daarbij voorstellen, bij Transatlantische slavernij? Dat is toch zeker de slavernij op de Atlantische Oceaan? En heeft die dan bestaan? Welnee, dat is de Stratenmaker-op-zee-show. Ja, er zijn miljoenen slaven over de oceaan vervoerd en die zijn met miljoenen tegelijk tewerkgesteld op plantages in de Nieuwe wereld, maar aan slavenarbeid werd aan boord van de transatlantische schepen niet gedaan om de eenvoudige reden dat de toekomstige slaven daar geketend in de ruimen zaten -welbeschouwd ook nog als krijgsgevangenen. Ook hier dekt de vlag de lading dus niet.

De nuance is ver te zoeken en er was dan ook volop gelegenheid je de afgelopen dagen kapot te ergeren aan mensen die de klok wel hadden horen luiden, maar niet wisten waar de klepel hing. Zo had de nieuwslezer van Omroep Zeeland het in de uitzending van 1 juli in zijn eerste zin doodleuk over de 150-jarige afschaffing van de slavenhandel, maar ook in serieuzere media als het NOS-journaal hakkelden en stotterden de verslaggevers en nieuwslezers zich door begrippen als afschaffing van de slavernij, slavernijverleden en slavenhandel. En omdat het allemaal zo erg is geweest durft niemand eigenlijk te zeggen hoeveel onzin er gedebiteerd wordt. Niet in de laatste plaats doordat talloze organisatoren zelf met het Nederlandse aandeel in de slavenhandel hun betoog starten, en vervolgens op slavernij overgaan zonder dat eigenlijk de slavenarbeid op de plantages in de koloniën en de afschaffing daarvan nog aan bod komt. Terwijl het daar dit jaar toch om begonnen was.

fokke en sukke

door Reid, Geleijnse & Van Tol
uit: De historische canon van Fokke & Sukke

Bovenal klonk er die 1ste juli de roep om excuses aan de Nederlandse regering. Voor wie niet beter weet lijkt dat misschien logisch, maar dat is het niet. Die Nederlandse staat schafte weliswaar zeer laat de wetgeving af die de slavernij reguleerde, maar bracht zelf de facto geen mensen in slavernij. Dat deden immers de plantage-eigenaars en een stad als Amsterdam en de WIC die in de Sociëteit van Suriname aandelen bezaten, niet de rijksoverheid zelf (ten minste als we Nederlands-Indië hier even buiten beschouwing laten). Nu kwam er eindelijk, dus honderdvijftig jaar te laat, een diepe spijtbetuiging van de regering uit monde van vice-premier Asscher, moesten het weer excuses zijn. Omdat daar een juridisch staartje aan kan vastzitten werd hier waarschijnlijk vanaf gezien. En omdat de voormalige ‘Prins Pils’ in dit verband wellicht een wat al te vlotte babbel zou hebben, had de RIVD maar besloten dat hij als Willem IV (want daar hebben we het toch eigenlijk over) beter zijn lippen stijf op elkaar zou kunnen houden en vooral gezellig met zijn eega mee zou klappen na elke speech. Maar waarom zou de overheid eigenlijk geen excuses aanbieden als dat het leed verzachten kan, als de Surinamers, Indiërs en Antillianen daarmee een last van hun schouders weggenomen kan worden?

Het lijkt mij dat de overheid niet bang hoeft te zijn voor claims omdat elke vraag om schadeloosstelling in principe verjaard is en er bovendien geen voormalige slaven meer in leven zijn. Als ‘nazaat’ van kan er toch moeilijk geclaimd worden? Dat zou een merkwaardige globale financiële claim carrousel opleveren. Dan kan ik ook wel geld van de Engelse staat gaan eisen voor wat de RAF mijn familie heeft aangedaan in de Tweede Wereldoorlog, de Duitsers en de Fransen omdat ze na 1940 Middelburg niet hebben gerestaureerd of, om dichter bij het onderwerp te blijven, de regering van Algerije aanklagen voor het onder slavernij brengen van mijn bet-bet-bet-bet-bet-overgrootvader die als zeeman gevangengenomen werd en als slaaf tewerk werd gesteld. Goed, ik hoef nu niet in Algerije te leven, maar waar het mij om gaat is dat mensen persoonlijk verantwoordelijk zijn voor hun daden en je kunt de nakomelingen daarvan niet de schuld geven, noch als nakomeling een ander aan gaan klagen.

Het adagium dat men er na eenmaal excuses vanaf is klopt natuurlijk ook niet helemaal, want de Keti Koti viering keert elk jaar terug en je kan als Nederlander maar moeilijk gaan doen of dat een feestdag is. Waar wordt herdacht moeten ook officiële woorden gesproken worden, ook al zie ik liever tien Surinaamse vrouwen in vrolijke ‘lawaai’ jurken dansen dan dat ik gedeputeerde De Reu tien minuten een tekst hoor oplepelen waarvan ik weet dat hij hem zelf niet geschreven heeft.

Dan heb ik het nog niet gehad over de alom geventileerde oneliners als ‘de geschiedenisboeken zijn er wazig over’ (PZC 2 juli, pag. 22) of ‘dat verleden wordt de kinderen op Curaçao of in Nederland niet geleerd.’ Dat soort kolder klinkt politiek heel leuk, maar is inmiddels al lang verjaard en achterhaald natuurlijk. Het is weliswaar ronduit hilarisch als Surinaamse scholieren van tien jaar oud moeten leren dat ‘De Rijn bij Lobith ons land binnenstroomt’ (het is overigens bij Spijk), maar die kadaverdiscipline is toch onderhand prehistorisch. Even resumerend: De slavernij is vensternummer 23 van de nationale canon en laat die canon (samengesteld door Frits van Oostrom) nu uitgangspunt zijn voor de kerndoelen in het voortgezet onderwijs die alle 8 tot 15-jarigen onderwezen moeten krijgen. Er is, met andere woorden, geen nieuw schoolboek meer te vinden waar dit onderwerp niet in voorkomt.

Balans Doelen no3 16okt2012

Balans, Middelburg

Ook de steden Amsterdam en Middelburg kennen –naast een slavernijmonument- hun zwarte geschiedenispagina’s. De Sociëteit van Suriname is venster nummer 20 van de Canon van Amsterdam. De Zeeuwse canon kent zelfs drie aanknopingspunten. Fort Zeelandia 1667 is vensternummer 28, slavenhandel en slavernijmonument vensternummer 32 en Molukkenkamp Westkapelle 1955 is vensternummer 47, waarbij de Surinamers onderdeel uitmaken van de immigrantenstromen die na de oorlog in de provincie terecht kwamen. Dat er in het onderwijs geen aandacht voor zou zijn lijkt me dus een fabeltje.

Het erge aan dit alles vind ik namelijk dat er wel herdacht wordt, maar dat slavernij nog steeds voorkomt. Erger nog, het bestaat nu ook in Europa, zelfs in Nederland. Wat heeft het voor zin slavernij te herdenken als er vijf kilometer bij huis vandaan moderne plantage-eigenaren rondlopen die Polen twaalf uur per dag champignons laten plukken tegen een hongerloon en deze in caravans stallen, terwijl hen heel andere arbeidsvoorwaarden werden voorgeschoteld; terwijl wij op sportschoenen van een niet nader te noemen Amerikaans sportmerk rondlopen die voor een dollar door een 12-jarige in de nachtelijke uren bij het licht van een 25-watt lampje in elkaar genaaid zijn in Bangladesh en hier honderdvijftig euro kosten, terwijl in Antwerpen 15-jarige meisjes uit Senegal -wier paspoort is afgepakt- tot prostitutie worden gedwongen.

knipsel kindslaven nike

Laten we daarom eerst eens onze eigen hypocriete hedendaagse samenleving onder de loep nemen en er voor zorgen dat onze huidige samenleving geen slavernij meer kent. Pas dan heeft het zin om om te zien naar het verleden, te herdenken en de les te trekken waarom dit in de toekomst niet meer voorkomen mag.

 

Johan Francke, Kennisdiensten & Collecties

De wereld door een Zeeuwse verrekijker

donderdag, 25 april 2013

Elke keer als ik een catalogus van een antiquariaat of veilinghuis binnen krijg, dan blader ik het meteen door op zoek naar een unieke oude Zeeuwse druk. Ook al is de collectie groot, er ontbreken toch boeken met een bijzonder Zeeuws onderwerp of boeken van Zeeuwse auteurs of gemaakt door Zeeuwse drukkers.

IMG_9849De Zeeusche verre-kyker, 1649. (Collectie Zeeuwse Bibliotheek, 1115 D 228)

Niet zo lang geleden had ik geluk. De titel valt meteen op: De Zeeusche verre-kyker. Het is een pamflet uit 1649. In die tijd heette dat een blauwboekje, libel of paskwil. Het is een klein gedrukt werkje over een actueel onderwerp. In dit geval in het jaar 1649. Het is een manier om een mening te verkondigen of een publiek debat te voeren en meestal gaat het over politiek of godsdienst. De drukwerken worden verspreid op plaatsen waar veel mensen samen komen, zoals markten of kermissen. Ze zijn niet duur, maar toch heeft niet iedereen geld om een exemplaar te kopen en ook niet iedereen kan lezen, dus worden de teksten vaak voorgelezen of zelfs gezongen. Om het publiek aan te spreken zijn de teksten soms satirisch of spottend geschreven. Het is tenslotte ook amusement.

De nieuwe aanwinst voor de collectie heeft een blauwe omslag en op het titelblad wordt geen drukker vermeld. In plaats daarvan is een kort rijmpje gedrukt: ‘Ghedruckt tot Vlissingen in ’t Groene Wout, Daermen soo veel vande Capers Hout’. Dat zet meteen de toon van het werkje, want dit is spottend bedoeld. Nader onderzoek heeft uitgewezen dat het ook niet in Zeeland is gedrukt, maar in Den Haag.

IMG_9850-tkstVerrekykerHet titelblad van De Zeeusche verre-kyker uit 1649. (Collectie Zeeuwse Bibliotheek, 1115 D 228)

Het pamflet leest als een spannend verhaal. De West-Indische Compagnie (WIC) heeft een kolonie gesticht aan de kust van Brazilië om de handel te bevorderen en grote winsten te maken. De Compagnie heeft geld nodig. Vooral de Zeeuwse kamer van de WIC ziet de voordelen en de Zeeuwse kapers profiteren er als eersten van. Ook de Portugezen zijn in Brazilië aanwezig om dezelfde redenen en regelmatig breken er gevechten uit om het eigen gebied en de forten, die er gebouwd zijn, te behouden en te verdedigen. In 1646 zijn, op verzoek van de kamer Zeeland, duizenden soldaten naar het gebied gestuurd om de problemen op te lossen. De kolonie blijkt veel te veel geld en soldatenlevens te kosten. De schrijver van De Zeeusche verre-kyker heeft kritiek op de Zeeuwse opvattingen. Om dat te vertellen laat hij twee mannen, Brilleman en Borger, met elkaar praten over de chaos in Brazilië en de tegenvallende handel.

Het gesprek tussen Borger en Brilleman begint met een vreselijke droom:

Goeden dach Buir-man / hoe so vroegh uyt het Bed /

Omdat een swaeren droom mijn ’t slapen heeft belet/

En dat soo schrickelijck / ick sach ter neder vallen door den swaerde /

De braeve officieren en soldaten allen / Die van hier zijn ghevaeren /

met een soo goede wil /

Om te recouvereren / het Hollandsche Brasil.

Borger koopt van Brilleman, een marskramer, een kristallen bril of verrekijker, want hij wil nu wel eens echt zien hoe het er aan toegaat in Brazilië. Borger vertelt wat hij ziet en samen geven ze commentaar. De rijke heren van de WIC moeten het ontgelden. Ze beschuldigen hen van “brave pracktijcken om haer blauwe sacken te vullen”. Ze hebben medelijden met de arme soldaten die weinig verdienen en nauwelijks te eten hebben, alleen “wat meel om pap van te koken”, terwijl de hoge heren “glat en vet” zijn. En de Zeeuwen, die zo nodig nog meer soldaten naar het gebied willen sturen en nog meer geld in deze onderneming willen steken, zien het helemaal verkeerd.

Brilleman-1De brilleman op een centsprent, 19e eeuw. (Collectie Zeeuwse Bibliotheek, pla 416 A 28)

Borger kan met zijn verrekijker zelfs terugkijken in de tijd. In 1647 ziet hij in de Republiek een vloot klaar liggen met de “frayste” officieren en soldaten aan boord. Het is een lust om te zien. Iedereen denkt dat Portugal verslagen zal worden. “Hier is de huyt al verkogt, eer de Beer gevangen was”. Daarna volgt hij verschillende veldslagen. Met blazende trompetten, slaande trommels en vliegende vaandels gaan de soldaten “de Duyvel bannen”. Borger en Brilleman hebben er geen vertrouwen in. Veel gevechten worden inderdaad verloren en soldaten sneuvelen. “Dode soldaten hoef je niet te betalen”, zeggen de hoge heren. Er volgen nog meer debacles en het duurt te lang voordat er weer nieuwe troepen gearriveerd zijn. De bezittingen in Brazilië zijn niet meer te verdedigen.

Borger en Brilleman kijken naar de jaren 1648 en 1649. Misschien helpt het om samen te spannen met Spanje? Borger stelt voor alles te verkopen: het wordt echt niets meer. Geen mens wil nog naar Brazilië. Hij pleit voor het vreedzaam optrekken met de Portugezen. De Republiek en Portugal hebben elkaar nodig. Het is duidelijk, Borger verkondigt het standpunt van de Amsterdamse kooplieden. In tegenstelling tot de Zeeuwen zien zij, net als Borger, niets in het avontuur in Brazilië.

Met de wereld die Borger en Brilleman zien door de Zeeuwse verrekijker hopen zij de publieke opinie te beïnvloeden. Zou dat gelukt zijn? Het effect van De Zeeusche verre-kyker is moeilijk in te schatten. De afloop kennen we, want in 1654 worden de Nederlanders door de Portugezen verslagen. De kolonie overzee is verloren gegaan.

Liesbeth van der Geest, conservator bijzondere collecties

 

Verder lezen:

– Clazina Dingemanse en Marijke Meijer Drees, ‘‘Praatjes’ over de WIC en Brazilië: literaire aspecten van gesprekspamfletten uit 1649’, in : De zeventiende eeuw, jaargang 21, nr. 1 (2005) p. 112-127.

– Doeke Roos, Zeeuwen en de Westindische Compagnie, Hulst 1992.

 

 

Zeeuwse dag

dinsdag, 20 december 2011

Op zaterdag 10 december was de Zeeuwse Bibliotheek helemaal gehuld in Zeeuwse sferen. Een speciale Zeeuwse dag werd georganiseerd.

2011 340

Een dame van Ons Boeregoed

Aanleiding hiervoor was de expositie Echt Zeeuws! met foto’s uit Beeldbank Zeeland van Zeeuwse sieraden, klederdrachten, volksspelen, visserij, dijkwerkers, paalhoofden en een twaalftal foto’s van Stichting de Zeeuwse Koorschool. Aangevuld met Zeeuwse sieraden en ‘paeremessen’ in vitrines. In bruikleen gegeven door respectievelijk de Firma Minderhoud en Dhr. J. Ventevogel.

2011 430

Bezoekers bij de kraampjes met Zeeuwse waar

Op de doorgaans vrij rustige tweede verdieping was het op de Zeeuwse dag een drukte van belang. In de lokale media werd gelukkig veel aandacht geschonken aan deze zaterdagactiviteit. Bezoekers hadden over de Zeeuwse dag gelezen in de PZC, een interview gehoord op de radio of een aankondiging gezien op onze website.

Er waren enkele kraampjes opgesteld, een boekentafel met bibliotheekboeken over Zeeuwse onderwerpen en een tafel voor de promotie van het boek Bèl, bèl (over Zeeuwse streekdrachten) van Jacques Cats, die zijn boeken ter plaatse signeerde.

De geur van Zeeuwse producten lokte vele bezoekers naar boven. Dames van Ons Boeregoed maakten echte Zeeuwse babbelaars in hun kraam en Arnemuidse vrouwen lieten met plezier zien hoe snel en vakkundig garnalen gepeld kunnen worden. Alle dames waren gekleed volgens de traditionele Zeeuwse klederdracht uit de streek waar zij vandaan komen.

2011 347

Arnemuidse garnalenpelsters:  Mw. Kusse en  Mw. Van Belzen

Naast hen was een stoere nettenboeter aan het werk.

2011 348

Nettenboeter dhr. L. Kusse

Er was opvallend veel interesse voor het (snij)werk van de bekende Zeeuwse ‘paeremessen’ snijder Frans Dingemanse. De mensen stonden te dringen rond zijn tafel en hadden veel vragen over dit bijzondere ambacht. Er was voor hem en zijn assistente nauwelijks tijd om te gaan lunchen in het Leescafé, waar deze dag heerlijke Zeeuwse streekproducten geserveerd werden.

2011 383

Frans Dingemanse

Atelier Jaffari uit Arnemuiden verkocht allerlei Zeeuwse producten. Zeepjes en chocolade in de vorm van de Zeeuwse knop, Zeeuwse stoffen en meer.

2011 318

Bij deze activiteit mocht de Geschiedenis Zeeland banner natuurlijk niet ontbreken. Een passend moment om de nieuwe ansichtkaarten -en daarmee het webportaal- bij de bezoekers onder de aandacht te brengen.

2011 374

Op de begane grond presenteerden de medewerkers van Ons Boeregoed Zeeuwse klederdrachten uit verschillende streken. Een echte publiekstrekker.

2011 351Modeshow Ons Boeregoed

2011 416

Het Westkappels koor

Het Westkappels Koor gaf twee optredens op het Plein. Het publiek genoot zichtbaar van oude en nieuwe liedjes.

2011 419

2011 403

Aan de fietsenrekken was goed te zien dat er beduidend meer bezoekers waren dan op een ‘gewone’ zaterdag. De fietsen stonden ver buiten de rekken gestald.

De Zeeuwse dag is zeker voor herhaling vatbaar. Wat mij betreft gaan we er zelfs een jaarlijkse traditie van maken!

Tekst en foto’s: Machteld Berghauser Pont, Communicatiemedewerker

Vergeten plekjes in Middelburg

donderdag, 1 september 2011

In 2010 heeft de Zeeuwse Bibliotheek een aantal fotoalbums van de Stichting Vrienden van Middelburg ontvangen. De fotoalbums bevatten foto’s die gemaakt zijn in de periode 1960-1980, met name van de oude binnenstad. Per straat zijn destijds nagenoeg alle panden gefotografeerd. Er zit een aantal foto’s bij van straten die allang niet meer in het hedendaagse Middelburg terug te vinden zijn.

Winterstraat

Winterstraat

Er zijn foto’s van de Teerpakhuizenstraat, Winterstraat, Vlissings Wagenplein en de Achtersingel. Al deze straten hebben in de jaren ’70 en ’80 plaats mogen maken voor het huidige gerechtshof. Veel foto’s uit de binnenstad geven een enigszins verpauperde indruk. Panden die de tand des tijds wel hebben overleefd, werden gerestaureerd en hebben nu een monumentale waarde.

R.K. jeugdhuis Don Bosco op de Kinderdijk

R.K. jeugdhuis Don Bosco op de Kinderdijk

Jachtwerf Jansen aan de Kinderdijk (2011) (bron: Googl Maps)

Jachtwerf Jansen aan de Kinderdijk (2011) (bron: Google Maps)

Een voorbeeld is Kinderdijk 94. Omstreeks 1972 is er Rooms-Katholiek jeugdhuis Don Bosco in het pand gehuisvest. Anno 2011 zit Jachtwerf Jansen in hetzelfde pand.

Naast panden die gerestaureerd zijn, is er de afgelopen jaren ook veel verdwenen. Wie kent niet de oude gloeilampenfabriek Vitrite, die op de plek stond waar nu appartementen staan aan de Loskade en de Touwbaan, ook wel Maisbaaigebied genoemd.

Ook de Dam heeft een grondige metamorfose ondergaan. In de jaren ’60 stonden er huizen en een graanbeurs. Deze zijn allemaal gesloopt en nu is er een parkeerplaats met een nieuwe graanbeurs.

Dam Noordzijde met Graanbeurs (1958)

Dam Noordzijde met Graanbeurs (1958)

Dam met parkeerplaatsen (2011) (bron: Google Maps)

Dam met parkeerplaatsen (2011) (bron: Google Maps)

Zo zijn er veel situaties die zich vooral oudere Middelburgers kunnen herinneren. Al die veranderingen maken de stad tot een levend iets. Iets verdwijnt, er komt iets anders voor in de plaats of de situatie verandert totaal.

Aan deze collectie foto’s is een fototentoonstelling gewijd op de tweede verdieping van de Zeeuwse Bibliotheek.  Deze tentoonstelling loopt van 30 augustus tot 29 oktober 2011. Tevens is er een thema hierover terug te vinden op  Beeldbank Zeeland.

Ester van Dooren, beheerder audiovisuele en digitale collecties


In de mode: het Zeeuws knopje

zaterdag, 18 juni 2011

Zeeuws sieraad erg populair in de 21ste eeuw
Het is niet de astrantiaplant waarnaar de titel van dit stukje verwijst, maar de Zeeuwse knop als modern halssieraad, bakblik of tuinornament. Wat veroorzaakt nu de plotselinge populariteit van het oude sieraad? Waarom is de Zeeuwse knoop al een jaar lang in de mode? Ik weet het niet, maar ik vind deze mode ook erg leuk.

Over het ontstaan van het Zeeuws knoopje : van spinnetje tot braam tot Zeeuwse knop.
In de 18e eeuw droegen Walcherse mannen gouden knopen in het hemdboord. De doorluchtige of draadwerkse knopen hadden een enigszins ronde vorm. Op een frame van draadwerk waren zogenaamde spinnetjes gesoldeerd. In de loop van de tijd kregen de spinnetjes steeds meer poten. De keelknopen gingen meer lijken op een braam. Braamknopen droegen de  mensen tot 1875. Daarna is die mode uitgestorven. Na 1850 veranderden de braamknopen langzaam van vorm. De doppen zijn een grotere rol gaan spelen. Rond 1870 is het Zeeuws knoopje in de vorm ontstaan zoals wij het nu kennen.

Echt Zeeuws?
In de 19e eeuw werd het sieraad meestal in Dordrecht of Schoonhoven gemaakt. Helemaal niet exclusief voor de Zeeuwen, zoals de naam wel doet vermoeden. Op de Veluwe, in Urk en Staphorst werden de braamknopen ook gebruikt om het hemd te kunnen sluiten. Het grootste deel van de productie was echter wel voor de Zeeuwse markt.

Vrouwendracht
De Zeeuwse knoop raakte 120 jaar geleden bij de Walcherse vrouwen in de mode. Het knopje sierde de mutsspeld. Soms werden er 3 paar van verschillende grootte gedragen in de ondermuts. Het voorste paar is het kleinste. Dat werd direct achter de krullen in de gaatjes van het oorijzer gestoken. Het tweede en derde paar kwam daarachter. Die spelden bevestigde men alleen aan de muts.

Een begrip
De Walcherse mannen en vrouwen in klederdracht, droegen nu beiden het Zeeuwse knopje. Het werd een begrip. Rond 1915 kreeg de Zeeuwse knop haar naam. Ondanks het blijvend gebruik van de knoop bij andere klederdrachten.

Mode-artikel uit de streekdracht
Het doet me goed om een deel van de oude klederdracht te zien herleven. Er is niks muffigs aan het Zeeuws knoopje, het is helemaal hip. Dat geldt voor meer elementen uit de Zeeuwse klederdracht, bijvoorbeeld ook voor het schortenbont. De stof voor een werkschort is nu ook in een vrolijke, rode kleur te koop.

Fimoklei en bakblik
Je ziet veel kleurige Zeeuwse knopjes als halssieraad. Gemaakt van fimoklei.
Het Zeeuws knoopje is niet alleen als sieraad in de mode, maar bijvoorbeeld ook  als bakvorm. In een betonnen vorm kan het Zeeuws knopje de tuin sieren. En wat dacht u van een bonbon of gastenzeepje? Van mij mag de Zeeuwse knop lang in de mode blijven.

Zeeuwse knop

Meer informatie over de moderne Zeeuwse knoop:
Lilian de Bruijn heeft de knoop van fimoklei ontworpen.

Zeeuwse knoop als ornament in een trappenhal.

De bakvorm is ontworpen door Tinka Leene. Er is een aparte website over de taartvorm.

Op 7 juli 2010 heeft Omroep Zeeland een item over de populaire bakvorm.

Betsy de Jonge maakt boerenknopen van keramiek.

Silvia Wennekes heeft een Deel doosje gemaakt en Zeeuwse knoopjes gefotografeerd. Het betreft zowel het sieraad en als bloem.

De Zeeuwse knop als bonbon of zeepje.

Ook Berthi Smith-Sanders signaleert de Zeeuwse knoop op haar weblog. Het is leuk om de reacties te lezen.

Streekdracht
Bron geschiedenis sieraden:
Kostuum en sieraad in Zeeland / J. de Bree
Van de goudsmid : de historie en de ontwikkeling van Zeeuwse en andere streeksieraden / P.J. Minderhoud

Juwelier Minderhoud maakt ook trendy sieraden die geïnspireerd zijn op de Zeeuwse klederdracht. En hij verwerkt originele sieraden tot moderne sieraden.

Website zeeuwseankers.nl heeft ook artikelen over Zeeuwse streekdrachten.

In 2014 publiceert Trude de Reij een reeks teksten over de Zeeuwse knoop op dit weblog:
Over de geschiedenis van de Zeeuwse knoop of: hoe een knoopje kan rollen Deel 1
Over de geschiedenis van de Zeeuwse knoop of: hoe een knoopje kan rollen Deel 2
Over de geschiedenis van de Zeeuwse knoop of: hoe een knoopje kan rollen Deel 3
Over de geschiedenis van de Zeeuwse knoop of: hoe een knoopje kan rollen Deel 4
Over de geschiedenis van de Zeeuwse knoop of: hoe een knoopje kan rollen Deel 5
Over de geschiedenis van de Zeeuwse knoop of: hoe een knoopje kan rollen Deel 6
Over de geschiedenis van de Zeeuwse knoop of: hoe een knoopje kan rollen Deel 7

Andrea van Boven, Informatiespecialist

Kerst & Oud en Nieuw op zijn Zeeuws

dinsdag, 21 december 2010

Nog even en we vieren weer Kerstmis en Oud en Nieuw. De kerstboom wordt opgetuigd met glitterballen en andere versiersels. Kerstkaarten worden verstuurd. Ook zijn er diverse kerstmarkten waar allerlei spullen worden verkocht en waar glühwein wordt geschonken. Mensen brengen een bezoek aan familie en vrienden en bereiden feestelijke maaltijden.

Deze gebruiken komen oorspronkelijk niet uit Nederland.

Voor de kerstboom zelf moet al teruggegaan worden naar gebruiken in de Oudheid. In Egypte werd er voor de god Osiris een palmboom versierd en vereerd. In het oude Rome werd de den als boom van de god Baäl-Berith vereerd. Later vierden ze het feest Saturnalia, ter ere van Saturnus. Men gaf elkaar cadeautjes en liet de slaven tijdelijk vrij. De Germanen vierden het Zonnewendefeest en bij de Kelten werden er onder meer dode vogels in offerbomen gehangen.

In Duitsland werd in de gekerstende gebieden zo rond de 5e eeuw de spar gebruikt als een Boom des Levens in de kerken. Deze spar was behangen met appels, ouwel en koekjes. Dit waren tekenen van vruchtbaarheid.

Kinderen tuigen de kerstboom op (Vlissingen, 1960)

Kinderen tuigen de kerstboom op (Vlissingen, 1960)

De eerste kerstbomen werden zo rond 1500-1530 in de Elzas (o.a. Straatsburg) waargenomen. Ook deze waren versierd met fruit en koekjes. Nieuw was het gebruik van kaarsen. Pas in de 19e eeuw verspreidde het gebruik van de kerstboom zich verder over Europa. Vooral onder protestanten, de katholieken volgden later. Het Vaticaan hield dit lang tegen, want het neerzetten van een kerstboom werd gezien als een heidens gebruik.

In Zeeland, o.a. op Zuid-Beveland, was het in de jaren twintig en dertig van de 20e eeuw gebruikelijk dat in de kerk kerstbomen werden versierd met sinaasappels, mandarijntjes en kaarsen. Deze kaarsen werden aangestoken met een lont dat met alle kaarsen verbonden was. Katholieken hielden het lang bij de kerststal, welke zo rond 1500 zijn intrede in de Nederlanden deed.

Omdat het een tijd van bezinning is, gaan mensen rond de Kerst naar de kerk. De protestanten gaan naar de kerkdienst, de katholieken naar de nachtmis. Vaak zijn er meerdere diensten op de Eerste en Tweede Kerstdag. Op Walcheren en Noord-Beveland hield men zelfs een ‘Derde Kerstdag’. Dit omdat de eerste twee meer rustdagen waren en de derde voor allerlei activiteiten was voorbehouden.

Ook de kerstmarkten hebben een Duitse oorsprong. Zo rond 1384 werd de eerste kerstmarkt in Bautzen gehouden. Op de kerstmarkten kon men allerlei dingen kopen, zoals cadeautjes en eetbare dingen, zoals krentenbrood, dat onder de namen kersttimp, kerstwig of kerststol zijn weg naar het grote publiek vond. Op Zuid-Beveland aten de mensen daarentegen tulband als ontbijt, gemaakt van brooddeeg. Dit werd met roomboter en witte basterdsuiker geserveerd. Bij het diner werd zeekraal gegeten.

Zeekraal (Bron: ministerieetenendrinken.weblog.nl)

Zeekraal (Bron: ministerieetenendrinken.weblog.nl)

De oudste kerstkaart dateert uit de 17e eeuw. Kerstkaarten werden vooral gebruikt door de adel. Dit gebruik stamt af van kerstgroeten die in de middeleeuwen vooral vooral uit hout werden gesneden.

Tijdens Oudjaar vond er op Zuid-Beveland het traditionele oudjaarszingen plaats. Dan gingen jongemannen verkleed langs de deur om liederen te zingen. Ze werden dan onthaald op krentenbrood en koeken. Ook kregen de jongemannen een borrel, veelal jonge klare. Kinderen gingen langs de deur om te koenkelen: liederen zingen met de rommelpot. In Noord-Brabant wordt de rommelpot foekepot genoemd. De kinderen kregen dan geld of snoep. In Yerseke is er sinds 1992 de Eerste Yerseksche Koenckelpotfanfare om deze traditie weer nieuw leven in te blazen.

Koenkelpot (www.koenckelpotfanfare.nl)

Koenkelpot (www.koenckelpotfanfare.nl)

Over de herkomst van oliebollen bestaan verschillende theorieën. Meer hierover kunt u lezen in de Wikipedia. In Zeeland komen er ook nieuwe tradities bij, zoals de nieuwjaarsduik te Vlissingen.

Nieuwjaarsduik te Vlissingen (2010)

Nieuwjaarsduik te Vlissingen (2010)

Speciaal voor Kerstmis & Oud en Nieuw is er weer een thema op de Beeldbank Zeeland aangemaakt. Daar kunt u de foto’s bekijken.

Ester van Dooren, beheerder audiovisuele en digitale collecties

Poseidon – Hans Warren

maandag, 6 december 2010

Op de zijgevel van Restaurantje Nummer 7 in Middelburg is het gedicht Poseidon van de in 2001 overleden Zeeuwse schrijver en dichter Hans Warren officieel onthuld op 30 oktober 2010. Het is het zesde gedicht in de serie ‘Sprekende Gevels’. Het project van de werkgroep poëzie van de Stichting Kunst- en Cultuurroute is vorig jaar juli begonnen. Het doel is om blinde muren en gevels en andere verrassende plaatsen te verfraaien met gedichten. Het thema is ‘zee en land’ en de werkgroep wil in totaal zo’n 25 gedichten in de stad plaatsen.

Vanuit historisch oogpunt is het plaatsen van het gedicht Poseidon op de hoek Brakstraat en Rotterdamsekaai een mooie keuze. Een straat tegenover het Prins Hendrikdok. Hier was oorspronkelijk de oude getijdehaven van Middelburg. Via het riviertje de Arne was er tot 1535 een open verbinding met de Noordzee, eb en vloed hoorden erbij.

POSEIDON
Ik, die aan zee geboren ben,
wil nog graag geloven, machtige Poseidon,
dat de zee onze eilanden draagt.
In de zoute wellen, diep in ’t land
offeren we, ook al wordt daar onze roeispaan
nog niet voor schepel aangezien,
en als je woedt, Poseidon Asphalios,
vastgegronde, wanneer de aarde steunt,
de golven koken, dan sidderen wij radeloos.
Bergen komen en gaan, een krater gaapt
daar waar je heiligdom verrees –
maar in de prille parelmoeren morgen
na het geweld, staat daar
onstuimig hinnikend je zoon,
het vleugelpaard Pegasos klaar.

De schrijver en dichter Hans Warren werd altijd geïnspireerd door de Oudheid en door Griekenland, zozeer dat hij al vroeg in zijn loopbaan werd afgeschilderd als ‘een Griekse God in het Zeeuwse landschap’.
In 1973 publiceerde hij een dichtbundel De Olympos’, met gedichten over de twaalf grote goden en godinnen van de Olympos. Hij wilde bewijzen dat de Griekse goden ook nu nog leven. In Middelburg kunnen voorbijgangers het gedicht Poseidon, als eerbetoon, lezen op de muur in de Brakstraat en kan men mijmeren over goden, zee en land, stormen en kabbelende golfjes, worstelen en bovenkomen. Poseidon is een gedicht dat wel wat toelichting mag hebben.

Poseidon, zijn Romeinse naam is Neptunus, was de grote zeegod die heerste over alle wateren en zeeën op aarde. Samen met Zeus en de andere goden verbleef hij op de berg Olympos, al was hij meestal te vinden in zijn schitterende onderzeese paleis en kwam hij voornamelijk naar de Olympos om met de andere goden te vergaderen.

De naam Asphalios (gever van veiligheid) is één van de vele ‘functienamen’ of bijnamen die aan Poseidon werd gegeven, een andere naam is Hippios (god van de paarden). Behalve god van de zee was Poseidon ook de vader van de eerste paarden, zoals het ontembaar geachte gevleugelde paard Pegasos. Ook is hij de verwekker van aardbevingen, de ’aardschudder’, de veroorzaker van vloedgolven en zeestormen. Daarnaast houdt hij de aarde weer vast in zijn stevige armen en draagt hij haar.
Deze geduchte en grillige zeegod, die zeker door zeelieden te vriend gehouden moest worden, werd in de hele Romeinse en Griekse wereld vereerd.
Zijn beroemdste tempel, de Poseidon-tempel van Sounion, in 1976 bezocht door Hans Warren, in 2010 bezocht door mijn dochter Femke, leerlinge van ‘De Nehalennia’, staat afgebeeld op honderden affiches van het Griekse verkeersbureau.

In het gedicht Poseidon is het thema zee en land mooi verweven. De zoute wellen verwijst naar het feit dat Poseidon niet alleen de zee maar ook de rivieren, beken en bronnen beheerde, hij zou de bron op de Acropolis geslagen hebben.

De tegenstelling roeispaan en schepel is mooi, Hans Warren koos dit beeld omdat het gelijkuitziende voorwerpen zijn, grote graanschepels en roeispanen hebben ongeveer dezelfde vorm gehad. De schepel is een platte houten schop met lange steel om graan en aardappelen mee te scheppen of ‘om’ te zetten.

Poseidon werd veelvuldig afgebeeld, als een imposante figuur met een volle baard en een drietand die de cyclopen voor hem hadden vervaardigd. De drietand draagt hij altijd als een teken van zijn waardigheid in zijn hand. Met dit wapen, de vork met drie tanden, bedoeld ook om vissen te spietsen, deed hij de zee hoog opgolven of bracht hij die tot rust, beroerde hij de aarde en verbrijzelde hij rotsen. Wraakzuchtig was hij ook: dan sidderen wij radeloos.

De tekst eindigt met Pegasos, dit gevleugelde paard brengt een nieuw element in het gedicht. Hij overstijgt land en zee, terwijl Poseidon juist aan land en zee gebonden is. Het licht en de hogere hemelse machten hebben het donker en de aardse machten overwonnen. Pegasos staat klaar om de wagen van Eos, de dageraad, te gaan trekken, er breekt immers een nieuwe dag aan.

Hans Warren was niet alleen een kenner van de goden, hij was ook een onstuimig liefhebber van het voedsel van de goden: de vruchten van de zee.
Dat maakt de keuze voor het plaatsen van Poseidon op de zijgevel van Restaurantje Nummer 7 wel heel apart. In Geheim dagboek 1996-1998 lezen we dat hij op 14 september 1996 zelfs gegeten heeft bij No.7. Op deze dag werd in de Zeeuwse Bibliotheek de tentoonstelling geopend vanwege zijn vijfenzeventigste verjaardag. Bij de voorbereiding en opening van deze tentoonstelling waren veel medewerkers van de bibliotheek betrokken, Ronald Rijkse was de eerste spreker! Na afloop ging Hans Warren uit eten met vrienden waaronder Gerrit Komrij en Tom Lanoye.
Ik wil de goden niet verzoeken maar ik denk dat dit Hans Warren wel gelukkig had gestemd, het weten dat zijn Poseidon in Middelburg aan de gevel omgeven zou zijn door de geuren van zeevruchten, zoals coquilles, kreeft en Noordzeekrab. Misschien prikt hij zelfs een vorkje mee?
En Poseidon? Zaterdag 7 november leek het of de goden een spel speelden met de elementen. Aan de kust ontstonden plotselinge buien, bij de Brakstraat bleef het zonnig en droog. Maar… wanneer een schip te water wordt gelaten wordt het gedoopt met een fles champagne voordat het dok verlaten wordt. Niemand weet waar die middag de windvlaag vandaan kwam die de champagneglazen zachtjes optilde en zo ook hier een doop volbracht.
Volgens mij heeft Hans Warren zo bewezen dat de goden nog wervelend aanwezig zijn en zorgen zij in de toekomst voor meer beweging in Middelburg.

Poseidon is door zijn macht ook beschermheer van schepen en vissers. Oost, west, thuis, best… Alle zeelieden een behouden vaart toegewenst!

Anke Nijsse, medewerker Onderwijsbibliotheekdienst

Dank aan Thea Everaers, Ed de Graaf en Mario Molegraaf.

Bronvermelding:
Over ‘De Olympos’ van Hans Warren, Jos Versteegen, 1982
Verzamelde gedichten, Hans Warren, 2002
Foto’s: Anke Nijsse
Gedicht Poseidon, Brakstraat 2010
Rotterdamsekaai, scheepsmasten van De Stortemelk, achtergrond de Oostkerk, 2007

Over het Zeeuwskapje en een nieuw Zeeuws kostuum

woensdag, 28 april 2010
De vrouw in het midden draagt het nieuw Zeeuwse costuum Bron: Zierikzeesche nieuwsbode 27 oktober 1950

De vrouw in het midden draagt het nieuw Zeeuwse costuum Bron: Zierikzeesche nieuwsbode 27 oktober 1950

Zeeuwskapje
Ineens is het er, het Zeeuws kapje. Er wordt over getwitterd, het komt in de PZC, en de omroepen pakken het onderwerp op. Wat een prachtig ontwerp van Remco Texer en Liesbeth van Well. Met koninginnedag, de Giro en het WK voetbal in het verschiet is het een uitstekend moment om dit hoofddeksel op de markt te brengen.

Deze vrouw toont het Zeeuwskapje foto Mieke Meijer

Deze vrouw toont het Zeeuwskapje, foto Mieke Meijer

Impuls
Geeft het Zeeuwskapje een impuls aan de klederdrachten?
Dit is al eens eerder geprobeerd in de jaren 50 van de vorige eeuw. Toen is een dappere poging gedaan om een nieuw Zeeuws kostuum te introduceren.

Op z’n burgers
Vanaf het begin van de 20ste eeuw leggen steeds meer dragers hun Zeeuwse kostuum voorgoed in de kast. Maar na de Tweede Wereldoorlog gaan nog veel meer vrouwen en kinderen ‘op hun burgers’ gekleed.

Cultuurbehoud
In 1950 geeft de Europese Landbouw Federatie in Straatsburg richtlijnen uit om het nog aanwezige cultuurbezit te behouden. Met onder andere als gevolg de ontwikkeling van een nieuwe streekdracht voor Zeeland.

Voordelen van het nieuwe kostuum:

  • De gebruikte materialen zijn eenvoudiger te verkrijgen.
  • De hoofdbedekking is veel simpeler dan de gesteven mutsen.
  • En het kost veel minder tijd om zichzelf aan te kleden.
  • Het nieuwe kostuum is ook nog goedkoper dan een traditioneel kostuum.

Allemaal pluspunten waardoor het nieuwe kostuum aanslaat, is de gedachte.

Mislukt
We weten allemaal dat het nieuw Zeeuwse kostuum het niet gered heeft. Ondanks de drijvende motor achter deze ontwikkeling: de Nederlandse Bond van Plattelandsvrouwen.

Zeeuwse manifestatie
Bij de opening van Miniatuur Walcheren organiseert men in juni 1954 een Zeeuwse manifestatie. Daar wordt het nieuwe kostuum gepresenteerd. Helaas kan ik geen foto met het nieuwe kostuum vinden.
In de krantenbankzeeland staat in Zierikzeesche Nieuwsbode, 27/10/1950; p. 2:

zierikzeeschenieuwsbode

Opzij, opzij, opzij
Op koninginnedag zien we de omvang van deze hype. Voor de drager van het hoofddeksel zie ik voornamelijk voordelen. Niet in het minst omdat het plotsklaps draaien van het hoofd, terugdeinzen van de buurman en dus extra staruimte achter de dranghekken betekent. In hoeverre de Zeeuwse kap het vrije zicht belemmert van diegenen die áchter de drager of draagster staan? Ook dat zal blijken.

Bronnen:
Niet alleen voor Zeeland zijn nieuwe kostuums ontworpen:

Patroontekeningen voor een nieuw Fries kostuum door mevrouw Kars-Stienstra
Zijn er ook nog patronen van een nieuw Zeeuws kostuum bewaard?

Archief Nederlandse Bond van Plattelandsvrouwen, afdeling Zeeland

Kostuum en sieraad in Zeeland / J. de Bree, 2e dr. – 1985

Een nieuw Drents kostuum / Ellen ter Hofstede, 1990

Andrea van Boven,
Informatiespecialist/webredacteur

Vlissingsche courant in Krantenbankzeeland

donderdag, 8 oktober 2009
Logo krantenbankzeeland

Logo krantenbankzeeland

De Vlissingse Courant is sinds enkele weken opgenomen in Krantenbankzeeland.
De krant verscheen –weliswaar aanvankelijk onder een andere naam- vanaf 1802 en werd in 1940 opgenomen in de Middelburgsche Courant, die enkele jaren daarna werd omgedoopt in Provinciale Zeeuwsche Courant. Met de plaatsing van de Vlissingse Courant (ruim 120.000 pagina’s) is Krantenbankzeeland de op één na grootste krantenbank van Nederland en telt ruim 384.000 pagina’s. Beschikbaar zijn de jaargangen 1835 t/m 1849 en 1872 t/m 1938.

Voorzijde Vlissingsch weekblad

Voorzijde Vlissingsch weekblad

De (Zeetijdingen en de) Vlissingse Courant verscheen vanaf 1802, maar zou pas vanaf 1835 regelmatig, twee maal per week, verschijnen. Aanvankelijk bestond de inhoud uit mededelingen van de stadsregering, nieuwstijdingen, mengelingen, advertenties en zeetijdingen over de vaart op Antwerpen. Vanaf 1839 kreeg de courant een uitgesproken politiek karakter. Zo werd er geprotesteerd tegen de wijze waarop de grondwet tot stand kwam en kregen de Middelburgsche- en de Goessche Courant er van langs in de commentaren. Wel leverden die beledigingen de krant enige processen op.

In 1843 en later jaren was de krant een spreekbuis van liberalen zoals D. Donker Curtius en P.L.F. Blussé. In 1849 hield de krant opnieuw op te bestaan, maar in 1861 werd, onder ultra-katholieke signatuur, het Vlissingsch Weekblad opgericht. Vanaf 1872 werd het weekblad opnieuw onder de naam Vlissingsche Courant voortgezet en werd het weer een krant.

Links:
www.krantenbankzeeland.nl
http://zoeken.krantenbankzeeland.nl/?krant=vco (zoeken in de Vlissingse Courant)

Johan Francke, Zeeuws Documentatiecentrum.