Archief van categorie ‘Erfgoed’

Over de geschiedenis van de Zeeuwse knoop of: hoe een knoopje kan rollen : deel 3

woensdag, 2 juli 2014

Spidertrails

Inmiddels weten we dus waar waarschijnlijk de bakermat ligt van filigrain en werken met granulen: in Syrië. En wat Europa betreft en de spinnetjes: in oud Etrurië/ Italië.
De vragen die er nog liggen zijn welke reis techniek en ontwerp vervolgens in Europa in noordelijke richting hebben gemaakt en wanneer ze daarbij voor het eerst werden gebruikt om knopen mee te maken.
En ook of de variaties van de knopen in de verschillende landen en streken nu wel of geen familie van elkaar zijn.
Tenslotte is er nog het plantje Astrantia, dat we in Nederland Zeeuws knoopje noemen. Waarom is wel duidelijk. Maar dit plantje is in Nederland en België niet inheems. Dat is het wel in Midden- en Oost-Europa en groeit daar vooral op bergweiden. Een oude inspiratiebron, zo niet hier dan toch wel waar het inheems is?

Bloeiende Astrantia, ook Zeeuws knoopje genoemd

Astrantia, ook Zeeuws knoopje genoemd
Fotograaf: Dominicus Johannes Bergsma

Om een antwoord op deze vragen te krijgen heb ik mailtjes gestuurd naar onder meer musea in Wenen, Berlijn, Hamburg, Innsbruck, Bearnau (Beieren), Zurich en later ook naar verschillende in Tsjechië. De Tsjechische musea reageerden aanvankelijk nauwelijks. De Kerstvakantie begint er vroeg en duurt er lang. Later, na rappelletjes, werd ik meestal doorverwezen van het kastje naar een muur van ‘experts’, maar kreeg op een paar na geen inhoudelijke antwoorden. Taal- en cultuurbarrière? En misschien is het ook wel luxe om je met knopen bezig te kunnen houden en die uitgebreid te documenteren. De reacties van de museummedewerkers uit de andere landen waren enthousiast, er werd meegedacht. Ze begrepen dat voor veel Zeeuwen en andere Nederlanders het leuk is om dit stukje geschiedenis verder te onderzoeken of er kennis mee te maken.

Van Christine Binroth, textielconservator van het Museum voor Europese Cultuur in Berlijn, kreeg ik direct een eerste reactie. Zij en een collega beheren onder meer de sieradencollectie van het museum en beschreven de geschiedenis ervan in 25000 Jahre Schmuck. De knopen op de cover maken deel uit van hun collectie en zijn onderdeel van de traditionele kleding op het Noord-Friese Waddeneiland Föhr (Noordzee, voor de westkust van de Duitse deelstaat Sleeswijk-Holstein). Ze hangen in een snoer van 10 of 12 grote zilveren knopen aan een borststuk, dat op een jak is vastgemaakt. Het sieraad wordt gedragen bij feestelijke gebeurtenissen zoals een huwelijk of tijdens de kerkgang.

Vrouw in streekdracht duits eiland Foehr. Met een ketting met 10 knopen die op Zeeuwse knopen lijken

Vrouw in streekdracht Föhr
Fotograaf: Amras wi

Binroth wijst me voorts op een catalogus uit 1979 van het Altonaer Museum in Hamburg, ook met foto’s van knopen die verdacht veel lijken op onze Zeeuwse knoop…

Ik mail het Altonaer Museum en krijg een verrassende reactie van textielrestaurateur Dominique Loeding. Zij vertelt dat er in 1940 een boek is uitgegeven van Anna Hoffmann ‘Die Landestrachten von Nordfriesland’. Hoffmann schrijft dat tijdens de 18e eeuw door bewoners van Föhr zilveren knopen werden geïmporteerd uit Nederland. Sommigen daarvan hebben merktekens van Amsterdamse zilversmeden. De bewoners van het eiland startten hun eigen productie rond 1800.
Hun zilveren sieraden, zoals de knopen, werden tijdens de 19e eeuw steeds groter en rijker versierd. De ontwikkeling van het toerisme was één van de bronnen van toenemende welvaart. Het fijne, bewerkelijke filigrain kwam in de plaats van massief zilverwerk. De knopen kregen er meer en meer een bolvorm.
Vergelijkbare zilveren knopen werden gemaakt in de regio Das alte Land (Altes Land), in de buurt van Hamburg. Voor zover restaurateur Loeding weet, droegen de mannen daar steeds vaker stadskleding/ burgerkleding, terwijl hun vrouwen de regionale kleding bleven dragen. Net als hier dus. Mannen droegen wel kleine zilveren knopen op vesten, maar niet zozeer als sieraad.

Gedetailleerde foto holle bolvormige knopen afkomstig van duits Noordzee-eiland Foehr, 18e, 19e eeuw

Holle, bolvormige knoop, uit Föhr, 18e, 19e eeuw
Copyright Foto: Museum Europäischer Kulturen der Staatlichen Museen zu Berlin – Preußischer Kulturbesitz, Fotograaf: Stefan Büchner

Exemplaren van de Altonaer catalogus uit 1979 bleken nog steeds beschikbaar. Vrijwel voor niets kreeg ik er vijf toegestuurd. Voor de bieb, voor de goudsmid, twee voor mezelf. En één voor het Zeeuws Museum, het Zeeuws Genootschap of de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland, mocht men er daar belangstelling voor hebben.
Ook in deze catalogus wordt melding gemaakt van de Nederlandse oorsprong van de zilveren filigrain knopen. Er staan verschillende foto’s in van knopen die afkomstig zijn uit Nederland, dan wel daar duidelijk door geïnspireerd zijn.
Op blz. 70 staat bovendien een foto van een paar holle, plaatzilveren Duitse keelknopen uit 1818 (onderkant plat, bovenkant bol, met een filigrain rozetje op de bovenkant gesoldeerd), dat vrijwel identiek is aan een aantal paren Nederlandse zilveren en gouden keelknopen uit het boek van Piet Minderhoud (blz. 101/ 102). De oudst bekende en bewaard gebleven Nederlandse zilveren paren stammen uit 1690/ 1700, de vroegste gouden uit 1725.

Meer informatie:
Dit is een gastblog van een couch-traveller. Trude de Reij heeft de verre geschiedenis van de Zeeuwse knop onderzocht. Zij publiceert dit onderzoek op uitnodiging van de Zeeuwse Bibliotheek.
Lees ook:
Deel 1
Deel 2
Deel 4
Deel 5
Deel 6
Deel 7

Over de geschiedenis van de Zeeuwse knoop of: hoe een knoopje kan rollen : deel 2

dinsdag, 1 juli 2014

Etruskisch goud

De bakermat van de filigraintechniek en van de granulatietechniek (korrels) ligt – notabene – waarschijnlijk in Syrië. Dat staat op de site van het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden (april 2014). Het waren de Etrusken (de inwoners van Etrurië, dat is het huidige Toscane, Umbrië en Latina in Italië), die een kleine 3000 (!) jaar geleden de filigrain- en granulatietechnieken importeerden naar Europa en ‘tot perfectie hebben gebracht’. En: de Etrusken versierden hun sieraden soms ook met spinnetjes.

Gouden oorknop, Etruskisch, 530-500 voor Christus. Filigrainwerk en spinnetjes zijn zichtbaar

Gouden oorknop, Etruskisch, 530-500 voor Christus.
Copyright Trustees of the British Museum

Etruskische oorbellen waarbij duidelijk het spinnetje te zien is

Etruskische oorbellen
Bron: Louvre, Parijs

Gouden oorknop Etruskisch filigrain, 530-480 voor Christus. Tal van Zeeuwse knoopje lijken hier gebruikt

Gouden oorknoop, Etruskisch, 530-480 voor Christus
Copyright Trustees of the British Museum

De Etrusken hadden misschien nog geen knopen – de één zegt van wel, de ander zegt van niet. Maar ze hadden in elk geval broches en fibula’s om hun kledingstukken bij elkaar te houden.

Etruskische sierplaat (broche) van goud, met centraal een robijn als siersteen.

In de archaïsche periode (ca. 600-480 v. Chr.) werden ook edelstenen als extra decoratie toegevoegd. Deze gouden sierschijf heeft centraal een robijn. Hoewel ook schijfvormige oorbellen van deze afmetingen bestaan, heeft dit sieraad waarschijnlijk gediend als broche voor een rijke Etruskische dame, gezien het aanhechtingspunt voor een speld op de achterzijde van het stuk.
Bron: Rijksmuseum van Oudheden, Leiden

NB Ook Vivianne Veenemans (over haar werk later) maakt in een artikel in het Jaarboek Kostuum 2011 onder meer melding van het Etruskisch filigrain.

Zeeuws goud (en zilver)

Over de Zeeuwse streeksieraden is vrij veel bekend vanaf eind 17e eeuw. Onder meer door het werk van De Bree en Minderhoud, hun vakkennis en speurwerk in de archieven (boedelbeschrijvingen). En door de merktekens/ meestertekens die vanaf eind 17e eeuw in de sieraden werden gedrukt.

Hieronder informatie merendeels afkomstig uit Van de goudsmid van Piet Minderhoud:

‘Het gebruik om een paar knopen als hemdsluiting te dragen stamt al uit de 17e eeuwse burgermode. Dit was alleen een gebruik bij de mannen (…) Het oudst bekende gedateerde paar knopen (…) is gemaakt omstreeks 1690 door Jan Bravert te Amsterdam. Deze zilveren knopen zijn hol en opgebouwd uit twee iets bol gezette ronde delen. In het midden is een klein plat rozetje aangebracht met een randversiering eromheen.’

Zilveren keelknopen, circa 1700 uit collectie P. Minderhoud

Zilveren keelknopen, circa 1700
Copyright P. Minderhoud

Gouden keelknopen, circa 1725 copyright P. Minderhoud

Gouden keelknopen, circa 1725
Copyright P. Minderhoud

(TdR: Dit waren dus nog geen open filigrainknopen met spinnetjes. Die doen iets later, vanaf 1700 hun intrede. Althans, vanaf dat moment zijn ze via merktekens gedateerd).

‘Halverwege de 18e eeuw bestond een spinnetje al uit meer draadjes, zodat het geheel niet meer op een spin leek, maar deze benaming bleef in gebruik. Deze knopen leken een beetje op een braam, vandaar dat ze ook wel braamknopen (of brummels) werden genoemd (…) Dit model werd steeds verder aangepast, verfijnd en geperfectioneerd. Goudsmeden in onder meer Schoonhoven, Dordrecht, Amsterdam, (TdR: Hoorn en mogelijk ook in Middelburg) maakten de knopen veelal op bestelling. Keelknopen, jasknopen, hemdsknopen. Die werden en worden vooral gedragen op Walcheren en Zuid-Beveland en in Axel, in Staphorst, Urk, Marken en Volendam. Elke plaats heeft knopen met eigen accenten. Omdat de meeste knopen in Zeeland werden (en nog steeds worden) gedragen, kregen die rond 1915 de naam Zeeuwse kno(o)p.’

Gouden keelknopen uit 1910. Filigrain achterkant is zichtbaar. Copyright foto P. Minderhoud

Gouden keelknopen, circa 1910
Copyright P. Minderhoud

Zwart, kamgaren boezeroen met keelknopen in functieloze knoopsgaten. Walcheren, circa 1920 Copyright foto: P Minderhoud

Boezeroen met keelknopen in functieloze knoopsgaten. Walcheren, circa 1920
Copyright P. Minderhoud

‘Vanaf 1915 werden (door de mannen gecombineerd met de keelknopen) ook gouden filigrain of plaatgouden, met spinnetjes versierde broches gedragen. Er waren tientallen soorten op de markt, de diameter en de uitvoering bepaalden vaak de welstand van de drager. De mooiste en grootste broches werden door de rijkere boeren mannen en vrouwen gedragen. Deze broches werden voor het grootste deel in Schoonhoven gemaakt. Er worden nog steeds drie modellen ‘mansbroches’ nieuw gemaakt, al lange tijd merendeels gedragen door vrouwen.’

Gouden broche voor mannen, circa 1920 copyright P. Minderhoud

Gouden broche voor mannen, circa 1920
Copyright P. Minderhoud

Het zal ook de lezer niet zijn ontgaan dat er een zekere gelijkenis is tussen het ontwerp van deze en dat van de Etruskische gouden broches. Zou daar op een of andere manier ook een link zijn?

Meer informatie:
Dit is een gastblog van een couch-traveller. Trude de Reij heeft de verre geschiedenis van de Zeeuwse knop onderzocht. Zij publiceert dit onderzoek op uitnodiging van de Zeeuwse Bibliotheek.
Lees ook:
Deel 1
Deel 3
Deel 4
Deel 5
Deel 6
Deel 7

Over de geschiedenis van de Zeeuwse knoop of: hoe een knoopje kan rollen : deel 1

maandag, 30 juni 2014

Gastblog van Trude de Reij. Zij heeft de verre geschiedenis van de Zeeuwse knop onderzocht. Zij publiceert dit onderzoek op uitnodiging van de Zeeuwse Bibliotheek.

November 2013 – mei 2014

Route: Basel, Middelburg, Arnemuiden/ Westkapelle, Wenen, Berlijn, Hamburg, Innsbruck.

Niet gedacht dat ik nog eens zou willen uitzoeken hoe ontwerp en techniek van dit stukje Zeeuws erfgoed ooit is ontstaan. Tot vorig jaar november.
Een weekendtrip met man en vrienden naar Basel mondde voor mij uit in een virtuele zoektocht door West- en Midden-Europa. Een reis door de tijd ook. Het bleek zo’n onderwerp dat je aandacht trekt, je te pakken neemt en niet meer loslaat. Dat kwam zo.

In Basel is een prachtig museum met de naam Fondation Beyeler. Belangrijkste doel van ons bezoek aan dit museum was hun verzameld werk van de schilder Mark Rothko. Mijn man is al een paar decennia een bewonderaar, maar hij had nog nooit een doek in het echt kunnen bekijken. Nu dan. Een belevenis apart. In de museumwinkel viel vervolgens mijn oog op een boek dat in 2013 is uitgegeven door de gezamenlijke staatsmusea van Berlijn, met de titel (25.000 Jahre) Schmuck.
Op de cover een foto van drie schitterende, grote zilveren knopen, die ik qua ontwerp heel erg vond lijken op onze Zeeuwse knoop.

Detail voorkant boek: 25000 Jahre Schmuck

Detail voorkant boek: 25000 Jahre Schmuck

Verbazing. Hoe kan dit, waar komen deze knopen vandaan?
Wat ik toen nog niet wist is dat onze Zeeuwse knoop op dit moment weliswaar een redelijk typisch Zeeuws product is, maar dat was ooit anders.

Weblog Zeeuwse Bibliotheek

Eenmaal weer thuis, een eerste internetverkenning met de zoekterm Zeeuwse knoop. Waarbij ik hier, op de site van de Zeeuwse Bibliotheek terecht kwam.
Andrea van Boven en ik hebben elkaar uitgebreid gesproken, via de telefoon en bij de bieb. Andrea bleek een passie te hebben voor de Zeeuwse streekdracht en daar veel van af te weten. Bij een opfrisbeurt is een deel van de vloerbedekking van de bibliotheek vervangen door tapijt met een enorme afbeelding van een Zeeuwse knoop en een deel met een print van boerenbont.
Ik bracht bij wijze van schenking aan de bibliotheek een exemplaar van een catalogus uit 1979 van het Altonaer museum in Hamburg : Volkstümlicher Schmuck aus Norddeutschland. Het type knopen op de cover van het boek 25000 Jahre Schmuck (collectie museum voor Europese Cultuur in Berlijn) maakt ook deel uit van de collectie van het Altonaer museum in Hamburg. Daarover later meer.

De Bree en Minderhoud

Diezelfde week heb ik ook contact gezocht met goudsmid en juwelier Piet Minderhoud in Arnemuiden/Westkapelle. Hij is expert op het gebied van Zeeuwse en andere streeksieraden waarover hij in 2009 het boek Van de goudsmid schreef. Nergens meer te koop. Balen. Via internet heb ik een tweedehands exemplaar gekocht van het boek van J. de Bree Kostuum en sieraad in Zeeland uit 1967. De naam De Bree was me bekend, mijn vader was hoofd van de afdeling cultuur en onderwijs van de Provincie Zeeland en kende hem goed. Ik vermoed dat hij het boek van De Bree ook in zijn bezit heeft gehad. En dan is het tot mijn grote spijt samen met andere boeken verkocht toen mijn vader moest verhuizen en het in verband met ruimtegebrek niet mogelijk was zijn hele verzameling te houden. De moeder van mijn vader, mijn grootmoeder Adriana, was in streekdracht. De schelpmutsen waren aanvankelijk klein en goed draagbaar. Op den duur echter kregen deze kappen de omvang zoals we die nu nog kennen, waarmee de draagbaarheid evenredig is afgenomen. Stel je voor. De wind heeft daarop hetzelfde effect als op een paraplu. Ze klappen om.

De Bree voorspelt in zijn boek dat over 25 jaar – na 1967, dus zo rond 1992 – de klederdrachten in ons gewest volkomen tot het verleden zullen behoren. Inmiddels zijn we bijna 50 jaar verder en nog steeds zijn er vrouwen die de streekdrachten in ere houden. We worden immers steeds ouder, het aantal mensen dat de 100 passeert neemt verder toe.
Maar het is een feit. Nog eens 25 jaar verder en de streekdrachten zullen als dagelijkse kleding verdwenen zijn. De Bree zegt: “Wij zullen ons hoe dan ook, hoezeer ongaarne, vertrouwd moeten maken met de gedachte, dat onherroepelijk het tijdstip zal aanbreken waarop wij ook deze bijdrage in de resterende schoonheid van onze provincie, die reeds op velerlei wijze werd geteisterd, zullen moeten missen”.
Toch klopt ook dit niet helemaal. Het traditionele Zeeuwse textiel is inderdaad goeddeels geschiedenis. In weerwil van de pogingen van sommige jonge kledingontwerpers er nog iets eigentijds van te maken. Maar de Zeeuwse streeksieraden hebben de toekomst. Een gouden toekomst. Zoals Piet Minderhoud en andere goudsmeden van harte zullen onderschrijven.

In een reactie op mijn vragen, oppert Minderhoud dat de filigraintechniek (draadwerk van zilver of goud) waarmee de Zeeuwse knopen worden opgebouwd, met de typerende ‘spinnetjes’ *, misschien tegelijk op verschillende plaatsen in de wereld is ontstaan. En dat de talloze verschillende typen filigrain knopen (zoals ook die uit Noord Duitsland en Scandinavië), geen familie van elkaar zijn.

Zilveren knoopje met spinnetjes, uit 1700-1725 copyright P. Minderhoud

Zilveren knoopje met spinnetjes, ca. 1700-1725
copyright P. Minderhoud

Gouden keelknopen, circa 1750 uit collectie P. Minderhoud

Gouden keelknopen, circa 1750
copyright P. Minderhoud

* Een ‘spinnetje’ is een spiraalkransje met in het midden een bolletje gesoldeerd. Dit leek aanvankelijk op het lijfje van een spin, de acht draadjes waaruit het kransje bestond vormden de pootjes.

Ik geef ook Piet Minderhoud een exemplaar van de catalogus van het museum in Hamburg. En krijg zijn boek Van de goudsmid, het laatste exemplaar dat hij kan weggeven. We houden contact. Ook hij is geïnteresseerd in wat er nog boven water valt te halen.
Zeeland lijkt in elk geval niet de bakermat van de Zeeuwse knoop. Maar waar ligt die dan wel? En welke route legden de spinnetjes af voor ze in de lage landen terecht kwamen?

Meer informatie:
Deel 2
Deel 3
Deel 4
Deel 5
Deel 6
Deel 7

Symposium de Zeeuwse belangen in de slavenhandel

dinsdag, 17 juni 2014

In een overvolle Aula van de Zeeuwse Bibliotheek werd vrijdagmiddag 13 juni 2014 een gedenkwaardig symposium gehouden over de Zeeuwse belangen in de slavenhandel en de herdenking van 200 jaar afschaffing slavenhandel. Deze was mogelijk gemaakt door de Zeeuwse Bibliotheek en de werkgroep Cultuurhistorie van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen en van subsidie voorzien door het Prins Bernhard Cultuurfonds, de Walburg Pers, uitgeverij Nieuw Amsterdam en de Provincie Zeeland.

symposium1

Marian Markelo

Hiertoe was een zestal sprekers uitgenodigd die zich allen op een apart terrein van de slavenhandel hebben gespecialiseerd en daarom een gevarieerd programma aan lezingen konden bieden. Twee minuten voor twaalf diende zich nog een extra gast aan. Marian Markelo van Het Ninsee (Nationaal Instituut Nederlands slavernijverleden en erfenis) zong na de opening door de dagvoorzitters een indrukwekkend voorouderlied met bijbehorend plengoffer.

Symposium3

Gert Oostindie

Gert Oostindie beet het spits af. Hij is directeur van het KITLV en doceert geschiedenis aan de Universiteit Leiden. Al vele jaren actief met betrekking tot studies over slavenhandel en slavernij m.b.t. het Caribisch Gebied weet hij als geen ander een algemeen beeld te schetsen van de problematiek rond het thema. Hij weet daarbij alle gebeurtenissen met elkaar te verbinden. Voor de intimi geen eye opener, maar in kort bestek wist Oostindie duidelijk te maken dat het kennen van vrijheid juist bijzonder is en slavenhandel en slavernij voor 1500 overal ter wereld onderdeel van de samenleving uitmaakten. Juist West-Europa, waar dit na de middeleeuwen verboden werd, was de uitzondering in dit geheel. Nog opmerkelijker is dat vanuit de Republiek aanvankelijk helemaal niets werd gedaan met slavenhandel met het oog op diverse bijbelboeken en de eigen ervaringen van zeelieden in de Middellandse Zee. Diezelfde bijbel werd echter weer gebruikt toen later bleek dat de handel lucratief en noodzakelijk was voor het exploiteren van plantages in de West.

Eind 17de eeuw heeft de Republiek dan ook een kwart van de internationale slavenhandel in handen omdat de plantages en slaven vanuit Brazilië naar het Caribisch gebied moeten worden overgebracht. Dat de intensiviteit daarna afneemt is relatief. Tussen Sint Eustatius en Curaçao vindt namelijk op grote schaal transitohandel plaats die nooit gedocumenteerd is, maar de Republiek uiteindelijk wel in het vaarwater van de Engelsen brengt.

Morele discussies over slavenhandel en slavernij zijn er in de Republiek tot 1814 eigenlijk niet geweest. Zolang het winstgevend is, wordt er geen actie tegen ondernomen. Sterker nog: het cultuurstelsel op Java blijkt dusdanig lucratief te werken dat afschaffing van slavernij vooralsnog onwenselijk blijkt. Ook stelt Oostindie dat koning Willem III ten onrechte wordt gehuldigd omdat hij de slavernij in het Caribisch gebied zou hebben afgeschaft: ‘De enige keer dat Willem III zich heeft beziggehouden met de afschaffing van de slavernij is geweest toen hij zijn handtekening onder de wet plaatste.’ Verder heeft de koning zich nooit ingelaten met de materie.

Symposium2

Ruud Paesie

Ruud Paesie, kenner van de smokkelhandel op Afrika en de West en van de Middelburgsche Commercie Compagnie (MCC) zette uiteen hoe de Zeeuwen in de 18de eeuw verwikkeld raakten in de slavenhandel. Na de Spaanse Successieoorlog ziet Zeeland zich gedwongen een concurrentiepositie ten opzichte van Amsterdam in te nemen. Oude handelsbedrijven als smokkelhandel, kaapvaart en wijnhandel blijken in dit tijdgewricht uitgeput. Sterk geworden in de risicovolle scheepvaart besluit de MCC zich rond 1730 op de slavenhandel te storten, al duurt het nog tot ruim 1740 voordat men hier echt in gaat investeren. De MCC ging zich dan ook pas na de neergang van de WIC op de slavenhandel richten en bereikte daar in het derde kwart van de 18de eeuw zijn hoogtepunt mee. Al langer is bekend dat de slavenhandel lang niet zo lucratief was als velen wel aannemen. De winst van de MCC op slavenreizen bedroeg slechts 3,4%. Paesie stelt dit bedrag nog naar beneden bij tot 2,6% omdat de uitreding van diverse schepen die vanuit Middelburg in ballast goederen in de West ophaalden hier niet bijgerekend waren. Hij weet dan ook aanschouwelijk te maken dat het doorgaan van de slavenhandel vooral besloten lag in het belang voor de lokale economie en de artikelen 21 en 25 van het ‘regulement van de MCC’ waarin investeerders en aandeelhouders de toezegging krijgen materiaal zoals scheepshout en victualie aan te kunnen leveren. Dat hield enkele honderden Middelburgers decennia lang aan een baan.

Symposium4

Ad Tramper

De Vlissingse gemeentearchivaris Ad Tramper belichtte de komst van de slavenschepen op de Afrikaanse kust en de handel daar en met name het verschil in handel tussen Guinee (Ghana) en Angola. In Guinee kon de slavenhandel een zeer tijdrovend proces zijn, omdat er soms wel 200 dagen over gedaan werd voordat slaaf voor slaaf de ruimen van het schip gevuld waren. Uit noodzaak werd soms het kasteel Elmina aangedaan waar –tegen extra heffingen- slaven van de WIC gekocht konden worden. Op de kust van Angola werd direct naar een handelspost gevaren waar meteen enkele honderden slaven aan boord konden komen. Daar was men overigens flinke bedragen kwijt aan relatiegeschenken voor  de inheemse maboeke (prins) en mafoeke (makelaar). Opvallend is ook het verschil in handel: Op Guinee wordt voor 50% aan textiel verkocht, terwijl dat in Angola bijna 75% is. Daarentegen bedroeg de lading buskruit in Guinee ruim 32%, terwijl daar in Angola maar 12% deel van uitmaakte. Ongetwijfeld werden er in de binnenlanden van Guinee meer stammenoorlogen uitgevochten.

Ondertussen was ook  bestsellerauteur Lawrence Hill gearriveerd (schrijver van het Negerboek) die tijdens het symposium werd geïnterviewd (zie voorgaand blog van Harry van Waveren).

Symposium7

Henk den Heijer

Na de pauze trachtte Henk den Heijer, hoogleraar maritieme geschiedenis aan de Universiteit Leiden, leven en werken van bemanning en slaven aan boord van een slavenschip inzichtelijk te maken. Op basis van aanwezig bronnenmateriaal blijft de laatste groep daarbij vaak onderbelicht. Duidelijk werd dat ongeveer de helft van de bemanningsleden uit de Republiek kwam en vooral de officieren en vaklieden (timmermannen) uit de omgeving van de Middelburg kwamen (het ging immers om de MCC). De matrozen kwamen uit de wijdere regio of zelfs uit het buitenland. Toch had hier naar mijn smaak meer aandacht besteed kunnen worden aan de inrichting van het slavenschip, want ook dat maakt veel duidelijk over de bewegingsvrijheid aan boord van een dergelijk schip, maar ook de situatie waarin zowel bemanning als slaven zich bevonden.

Symposium5

Karwan Fatah-Black

De eveneens aan universiteit Leiden docerende Karwan Fatah-Black is postdoc en promoveerde in 2013 op Surinam and the Atlantic World, 1650-1800. Zijn verhaal belichtte vooral de slavenhandel aan de overzijde van de Atlantische Oceaan en sloot mooi aan op wat Paesie eerder besprak. Hij maakte inzichtelijk dat juist op het moment dat de winsten op de slavenhandel in het derde kwart van de achttiende eeuw enorm kelderden, er tegelijkertijd sprake was van een enorme omzetverhoging. Daaraan kwam geen einde na de voor de Republiek zo desastreus verlopen Vierde Engelse Oorlog (1780-1784), maar wel een transitie. In die periode vervoerden buitenlandse schepen vele slaven aan. Ook ontstaat in die periode (en die na 1814) een handelspatroon met slavenschepen vanuit de Europese koloniën in de West. Zo worden er bijvoorbeeld vanuit Nova Scotia en Granada slaven naar Suriname gebracht.

Symposium8

Dienke Hondius

De laatste spreker, die meer op de erfenis van het cultureel erfgoed van de slavenhandel gericht was, betrof Dienke Hondius, onderzoekster op de Vrije Universiteit in Amsterdam, die onder meer het project Mapping Slavery leidt. Haar bijdrage richtte zich op de projecten die tot nu toe in Nederland zijn verricht met betrekking tot ‘plaatsen van herinnering.’ Zo zijn er slavenhandel stadswandelingen in Haarlem, Utrecht, Groningen en Amsterdam –waar men inmiddels ook een rondvaarttocht kan maken. En heeft zij in zowel Amsterdam als Middelburg een project lopen om huizen die gerelateerd kunnen worden aan de slavenhandel in kaart te brengen. Zij sloot verrassend af met kralensnoeren van bloedkoraal en gitten, welbekend in de Zeeuwse klederdracht, maar ook onder Surinamers. Opvallend was dan ook dat Ninsee bestuurslid Marian Markelo eenzelfde soort ketting van bloedkoralen droeg als onze boerinnen, zij het dan zonder goudslot met Zeeuwse knop.

Onderdeel van het symposium was het aanbieden van een nieuw boek over de Middelburgsche Commercie Compagnie door Ruud Paesie aan CdK van Zeeland, Han Polman, die daarmee alvast een voorzetje gaf voor de nationale herdenking, een dag later in de Abdij.

Concluderend kunnen we opmerken dat slavenhandel een voortbrengsel is van economische hoog- en laagconjunctuur, waarbij alleen economische overwegingen een leidende rol speelden en ethische vraagstukken pas steekhoudend werden zodra de economische grondslag onder de slavenhandel verdween. Daarbij was militaire wereldmacht van wezenlijk belang omdat schepen en handel anders niet beschermd konden worden. Schepen zonder bescherming verliezen veel scheepsruimte aan meer bemanning en bewapening en zijn daarom ongeschikt voor slavenhandel. De druk vanuit de Engelse overheid in 1814 en de daar actieve abolitionisten op de Nederlandse afschaffing van slavenhandel is veel doorslaggevender geweest dan de morele overtuiging van de Nederlanders: die was rond 1814 en ook later bij de afschaffing van de slavernij in 1863 goeddeels afwezig.

Johan Francke, informatiespecialist en samen met Hans Krabbendam organisator van het symposium.

 

 

Lawrence Hill in gesprek in de Zeeuwse Bibliotheek

maandag, 16 juni 2014

In samenwerking tussen Omroep Zeeland en de Stuurgroep Herdenking 200 jaar Afschaffing Slavenhandel – waar de Zeeuwse Bibliotheek deel van uit maakt – is een prijsvraag georganiseerd via de Facebook account van Omroep Zeeland. Doel hiervan was om met name jonge mensen ook te attenderen op de Nationale Herdenking 200 afschaffing slavenhandel en de komst van sterauteur Lawrence Hill naar Middelburg.

BlogHVW

Lawrence Hill

blogHVW2

De winnaars van de prijsvraag: Mariel Otten en Jessica Steglich met Lawrence Hill

In aanwezigheid van Jeanine Naerebout van de Zeeuwse Bibliotheek, Hill’s uitgeefster Lidewijde Paris en ondergetekende vond een interessant gesprek plaats. Met de prijsvraag werd al gerefereerd aan de titel: Het Negerboek. De duiding ‘negers’ heeft tot commotie geleid. Hill benadrukt het belang dat schrijvers de woorden die zij kiezen, duiden in de context. The book of Negroes is een historisch militair document. Een geschrift waarin alle namen en gegevens van ruim 3000 negers zijn opgetekend, die aan het einde van de onafhankelijkheidsoorlog van de Amerikanen tegen de Britten op transport zijn gezet van New York naar Canada. Dit omdat deze negers de Britten steunden. Dit document uit 1763 was vergeten en is boven water gehaald. Voor het aangaan van een gesprek moeten geen woorden achterwege gelaten worden, omdat het betreffende woord moeilijk ligt.

In Amerika was het woord ‘negroes’ ook omstreden. De blanke uitgever heeft het boek daarom onder een andere naam uitgegeven. Nu komt er volgend jaar een verfilming. De productiemaatschappij, geleid door zwarte mensen, gaat de film uitbrengen onder de oorspronkelijke titel. En ook de herdruk van het boek krijgt nu die titel! Als schrijver kan je zo af en toe een beetje invloed op discussies hebben. Dat geldt ook voor het monument, dat hier staat in Middelburg. Hill is daar nu een paar keer voorbijgelopen en telkens stonden er mensen te praten over het monument en slavernij. Het monument in Middelburg: zwart en blank door rood bloed verbonden.

Hill vertelt dat hij juist heeft ervaren dat bloed kan scheiden. Het idee dat bloed en identiteit met elkaar samenhangen, heeft generaties doorgewerkt. De zuiverheid van een ras moest worden behouden. Maar denken in ‘ras’ is een concept, niet biologisch, maar sociologisch. Mensen worden ingedeeld in vakjes. Men is bijvoorbeeld half blank en half zwart. Dat is onzin, maar het gebeurt. En op deze manier werkt het door in generaties. In de Tweede Wereldoorlog werd het mogelijk om een bloedtransfusie te verrichten. Duizenden levens zijn zo gered. Maar direct werd het geven van bloed door zwarte mensen verboden.

Lawrence is niet optimistisch. Blind racisme en agressie werken zo lang door. Wat je kan doen is er zelf bewust mee omgaan en zo je omgeving beïnvloeden. Het is belangrijk dat iedereen doet wat in zijn of haar vermogen ligt.

Harry van Waveren, lid Stuurgroep Herdenking 200 jaar Afschaffing Slavenhandel

 

De geschiedenis van Ghana in Zeeland – bijzondere documenten in de Zeeuwse Bibliotheek

donderdag, 5 juni 2014

Bijna niemand weet het. In de Zeeuwse Bibliotheek in Middelburg ligt een bron van informatie over de 19e eeuwse geschiedenis van Ghana.

Tot 1872 hoorde het gebied ‘Nederlandsche Bezittingen ter kuste van Guinea’ bij Nederland. Een van de laatste gouverneurs was C.J.M. Nagtglas (1814-1897). Een deel van zijn persoonlijke archief, waaronder brieven, notities, tekeningen, kaarten, West-Afrikaanse, Nederlandse en Engelse kranten en ambtelijke rapporten heeft hij geschonken aan het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen. Nagtglas’ broer Frederik (1821-1902), bestuurslid, bibliothecaris en conservator van het genootschap, speelde waarschijnlijk een bemiddelende rol. En zo kwam een prachtige documentatie over het West-Afrikaanse gebied in Zeeland terecht.

Wiki internet Cornelis_Nagtglas

C.J.M. Nagtglas. (Foto: Wikipedia)

Het nationale belang van deze bijzondere collectie wordt onderschreven door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Bij het programma Metamorfoze, dat door het ministerie is opgericht voor het behoud van het papieren erfgoed in Nederland, is een subsidie aangevraagd én toegekend om alle documenten te conserveren en te digitaliseren. De originele papieren worden nu verantwoord opgeborgen en kunnen daardoor langer behouden blijven. Iedere belangstellende kan straks de digitale versie van de verzameling bestuderen.

Nederlanders in West-Afrika

Op zoek naar nieuwe handelsgebieden verschenen de Nederlanders in het begin van de 17eeuw aan de kust van Guinea, West-Afrika. Ze wisten dat de Portugezen daar een zeer winstgevende handel in goud hadden opgezet. Voor de handel waren er aan de kust – de Goudkust – verschillende forten gebouwd. In 1637 kregen de Nederlanders voet aan wal door de verovering van het Portugese fort Elmina en vanaf die tijd werd het fort (ook wel kasteel genoemd) hét bestuurscentrum voor de Nederlanders. Van daaruit handelden zij met de lokale machthebbers.

ElminaIMG_9836

Tekening van het kasteel Elmina. (Zeeuwse Bibliotheek, collectie C.J.M. Nagtglas)

 DSC01710-eigen foto Elmina

Kasteel Elmina, binnenplein, 2009. (Foto: privécollectie)

De handel in goud, later gevolgd door de handel in slaven, was zeer succesvol. De West-Indische Compagnie bouwde nog meer forten aan de kust voor het verschepen van slaven naar de Caribische plantages. Na het verbod op de slavenhandel in 1814, nu 200 jaar geleden, verschoof de aandacht naar andere handelsactiviteiten, maar de grote economische bloei was voorbij. Aan het einde van de 19e eeuw was het gebied zelfs niet interessant meer voor de Nederlanders en ruilden zij het land met de Engelsen.

Marcel van Engelen heeft een heel interessant boek geschreven over deze geschiedenis, over de slavenhandel en het fort Elmina: Het Kasteel van Elmina, in het spoor van de Nederlandse slavenhandel in Afrika, (Amsterdam, De Bezige Bij, 2013)

Gouverneur C.J.M. Nagtglas

In 1851 vertrok Nagtglas als militair naar het gebied van de ‘Nederlandsche Bezittingen ter kuste van Guinea’. Het land was niet populair bij de Nederlandse ambtenaren. Niemand ging er graag naar toe, niet alleen omdat het salaris laag was, maar ook vanwege het ‘moordende’ klimaat. Het werd niet voor niets ‘het graf der blanken’ genoemd. De meeste ambtenaren probeerden met eigen handeltjes hun inkomsten te verbeteren, maar dat leidde tot problemen met de plaatselijke bevolking.

Toen Nagtglas in 1857 tot gouverneur was benoemd poogde hij de toestand te verbeteren, niet alleen door een loonsverhoging voor de ambtenaren, maar ook door verbeteringen in de gezondheidszorg en het onderwijs voor de inwoners. Om een goed beeld te krijgen van de Nederlandse bezittingen stuurde hij zijn ambtenaren het land in om dorpen of krommen, minutieus in kaart te brengen. Dat leverde veel informatie op over de samenstelling van de bevolking, de verschillen tussen de stammen, het dagelijks leven, gewoonten, familieleven, de positie van vrouwen, vormen van slavernij, ceremonies, religie, bestuur en regels, huizenbouw, fysische gesteldheid van het gebied en opbrengsten uit de landbouw. In het zoutkrom Adjenim vlakbij Elmina stonden bijvoorbeeld 64 huizen. De mensen leefden er van de ‘zoutkokerij’ en handelden met inwoners uit het noorden. Een ijverige ambtenaar meldde dat er een “grijsaard van nagenoeg honderd jaren” woonde. Soms werd zelfs de breedte van de paden gemeten.

Direct naast de Nederlandse bezittingen lagen de Engelse koloniën. De grenzen tussen beide delen vormden grote obstakels. Nagtglas was om die redenen voorstander van het ruilen van gronden. Onderhandelingen daarover werden tot tweemaal toe afgebroken en in 1862 ging hij met pensioen. Toen in 1865 opnieuw gesprekken werden gevoerd, reisde Nagtglas op verzoek van de Nederlandse regering, naar Londen. Samen met de gezant in Groot-Brittannië, mr. baron A.A. Bentinck, legde hij de basis voor een ‘Traktaat’ waarin de uitruil van de gebieden en de nieuwe grenzen werden vastgesteld.

Het Traktaat had rampzalige gevolgen, vooral omdat de bevolking aan de Goudkust niet was ingelicht over de veranderingen. Om de toestand te normaliseren werd Nagtglas in 1869 gevraagd opnieuw gouverneur te worden. Hij kreeg te maken met ernstige ongeregeldheden en oorlogsdreigingen met name in het krom Commenda. In de collectie Nagtglas zijn stukken te vinden waarin de schermutselingen worden beschreven en op een handgetekende kaart is aangegeven waar het allemaal gebeurde.

IMG_7737-Commenda JPEG

Tekening krijgsverrichtingen bij Commenda, 1869-1870. (Zeeuwse Bibliotheek, collectie C.J.M. Nagtglas)

De situatie veranderde door het aantreden van een nieuwe minister van Koloniën die het Traktaat ter discussie stelde en wilde bezuinigen. De kosten voor de kolonie aan de Goudkust liepen veel te hoog op. Ook dat is in de aantekeningen van Nagtglas terug te lezen. De minister wilde het gebied aan Groot-Brittannië overdragen en in ruil daarvoor uitbreiding van het gezag op Sumatra. In 1871 werd het ´Goudkust traktaat´ gesloten en in 1872 volgde de overdracht. Dat was ook de tijd dat Nagtglas Elmina moest verlaten vanwege zijn gezondheid. De laatste documenten in zijn collectie dateren van dat jaar. Hij moest de officiële ondertekening van het nieuwe traktaat overlaten aan zijn opvolger Ferguson.

Conserveren van belangrijke collecties en archieven in Nederland

De collectie C.J.M. Nagtglas is nauw verbonden met andere collecties en archieven in Nederland en Engeland. Het officiële archief van de ‘Directie van de Nederlandse Bezittingen ter kuste van Guinea (1658-1872)’ wordt bewaard in het Nationaal Archief in Den Haag. Delen van dit officiële archief zijn ook te vinden in The National Archives in Londen. Engelse kapers hebben een deel van de administratie, dat per schip van de Goudkust naar Nederland werd verzonden, buitgemaakt en vervolgens is het in het archief in Londen opgeborgen. Er is ook een C.J.M. Nagtglas-collectie in het Nationaal Militair Museum te Soesterberg (voorheen: Legermuseum). Daar worden vooral militaire documenten bewaard. Een collectie opgezette vogels uit de Goudkust, is terecht gekomen bij het museum Naturalis Biodiversity Center in Leiden en enkele etnografische voorwerpen, geschonken aan het Zeeuws Genootschap, in de collectie van het Zeeuws Museum in Middelburg.

DSC01117Andrews

Brief van Edward B. Andrews, Engels gouverneur, aan C.J.M. Nagtglas, 1861. (Zeeuwse Bibliotheek, collectie C.J.M. Nagtglas)

De conservering van de documenten in de Zeeuwse Bibliotheek is inmiddels uitgevoerd en nu wordt hard gewerkt aan de digitalisering. Het is de bedoeling dat de inhoud ervan volgend jaar digitaal beschikbaar is op de grote archieven-site www.europeana.eu.

Dan kan iedereen kennis nemen van de gedetailleerde beschrijvingen van de krommen en van alle andere documenten uit de collectie, zoals het ‘Verslag van inlandsche wetten en gebruiken op Neerlandsch grondgebied ter kuste van Guinea’, het verzoek van koning Kudjo Diaho om beloond te worden voor bewezen diensten en een lijst met geneesmiddelen, die nodig waren in de garnizoensapotheek van kasteel Elmina.

Liesbeth van der Geest, conservator bijzondere collecties

 

Aanvullende tips:

Op de eerste verdieping van de Zeeuwse Bibliotheek is een tentoonstelling ingericht ‘Bedenckinge over den slaef-handel 1814-2014: 200 jaar afschaffing slavenhandel’.

Op 13 juni a.s. is in de Zeeuwse Bibliotheek een symposium over ‘De Zeeuwse belangen in de slavenhandel’. Zie voor verdere informatie: Zeeuwse Bibliotheek en www.wchzeeland.nl 

Verder lezen:

G.E.W. Visscher-Passmann, ‘C.J.M. Nagtglas, gouverneur en diplomaat aan de Goudkust’. In: Tijdschrift Zeeland (2003) jrg. 12, nr. 2, p. 62-68.

J.R. Verbeek, ‘De expeditie naar de kust van Guinea in 1869-1870 en haar voorgeschiedenis (I)’. In: Mars et Historia (1981) jrg. 15, nr. 6, p. 103-110.

J.R. Verbeek, ‘De expeditie naar de kust van Guinea in 1869-1870 en haar voorgeschiedenis (II)’. In: Mars et Historia (1982) jrg. 16, nr. 1, p. 6-12.

J.R. Verbeek, ‘De expeditie naar de kust van Guinea in 1869-1870 en haar voorgeschiedenis (III)’. In: Mars et Historia (1982) jrg. 16, nr. 2, p. 44-51.

 

 

 

Zielepieten gerestaureerd

maandag, 24 maart 2014

Door gelukkige omstandigheden zijn er begin dit jaar weer een paar oude boeken uit onze collectie oud bezit gerestaureerd. Dankzij gulle gevers konden wij drie exemplaren naar het atelier van Marijn de Valk in Nieuw- en Sint Joosland brengen. Verleden week zijn ze weer keurig en netjes teruggekomen. Vergeleken met het grote aantal boeken dat in de oorlog  hevig beschadigd geraakt is, lijkt het maar weinig. Toch voel ik meer voor “Alle beetjes helpen” dan voor “een druppel op een gloeiende plaat”. Want wat nu hersteld is, kan er weer eeuwen tegenaan. Een conservator denkt niet alleen maar aan het verleden, maar denkt juist ook vooruit!

Toch maar even naar het verleden om te kijken hoe het zo gekomen is. Op 21 juni van het afgelopen jaar hield de Zeeuwse Bibliotheek een open dag. Collega Jeanine Naerebout kwam met het idee om de aandacht weer eens te vestigen op het kapotte oud bezit. We hebben toen een paar droevig uitziende exemplaren neergelegd, met daarbij een vermelding van het bedrag dat nodig zou zijn om ze te laten restaureren. Wij kozen bewust voor wat kleinere exemplaren, omdat de kosten voor het herstel van grote boeken willekeurige bezoekers van de open dag wellicht zou afschrikken.

Een jaar of tien geleden hadden wij een grote actie ‘Adopteer een boek’. In beginsel bestaat die mogelijkheid nog steeds, alleen hebben we er al jaren geen bekendheid meer aan gegeven. Onze indruk is, dat het daarin geïnteresseerde publiek destijds al bereikt is, en dat je niet snel meer mensen kunt aansporen tot het betalen van flinke bedragen. Ook het tijdsgewricht speelt daarin een rol, in die zin dat er zowel bij bedrijven als bij particulieren minder geld in omloop is. Misschien hadden wij twintig jaar geleden nog wel een paar grote bedrijven in het Sloegebied kunnen benaderen voor sponsoring, maar die kans is nu helemaal verkeken.

Wij zochten nog naar een pakkende titel voor deze nieuwe actie, en de boekrestaurateur kwam op het idee van ‘Zielepieten’. Enigszins omstreden, dat geef ik toe, maar we hoopten dat het bezoekers van de open dag wel zou aanspreken. Tegelijkertijd hebben we een en ander op de website gezet.

De aanvankelijke respons was minimaal. We hebben de vitrines nog een paar weken laten staan. Toen kregen we bericht van een echtpaar uit Zuidhorn, provincie Groningen, dat ze graag een zielepiet wilden laten restaureren. Zij bleken lid te zijn van de Stichting Vrienden van de Zeeuwse Bibliotheek. Sterker nog, enkele maanden later hielden zij hun huwelijksjubileum, en verzochten de gasten als cadeau om bij te dragen aan de restauratie van een boek uit de Zeeuwse Bibliotheek. In diezelfde periode benaderde de Christelijke Scholengemeenschap Walcheren (CSW) mij met de vraag of ze een boek konden laten restaureren. Ze wilden wel graag dat het inhoudelijk een band met het onderwijs had.

zielepiet2

Vóór de restauratie

Alle drie de boeken lagen uit elkaar: de originele 17e of 18e-eeuwse band losgescheurd, losliggende pagina’s. Hier noem ik u enkele conserverende handelingen die het atelier verricht heeft: “droogreinigen van de band en het boekblok met een smoke-sponge, zachte kwast en museumstofzuiger; overlijmen van de rug met stijfsel en Tyvec (soft structure); weer vastzetten van de losse bindingen volgens de ‘methode Middleton’ met behulp van een strook aerolinnen”. Ook als u deze termen niet kent, moet u wel onder de indruk raken van het hoogstaande ambachtelijke handwerk dat Marijn de Valk en haar collega’s verrichten.

Zielepiet 2

Na de restauratie

De welwillende gevers ontvangen een certificaat, waarin de Zeeuwse Bibliotheek hen haar dank betuigt voor de financiële steun aan de Stichting Vrienden. Het geschonken bedrag is overigens aftrekbaar voor de inkomstenbelasting. Tevens komt er een inlegvel in het boek zelf, waarop de namen van de sponsoren vermeld worden.

De actie ‘Zielepieten’ loopt door en is te vinden op de website. Wij hebben al wat losse giften ontvangen, zowel van particulieren als van het nieuwe Veilinghuis Korendijk (dependance van het Zeeuws Veilinghuis). Deze worden gebruikt als startkapitaal om het volgende geïllustreerde boek te laten restaureren: “Beschrivinge van out Bataviën met de antiquiteyten vandien / Petrus Sciverius, 1636”. We hopen natuurlijk dat er een gestage stroom van boekrestauratie op gang komt, teneinde het in Zeeland aanwezige erfgoed te bewaren voor de toekomst.

Marinus Bierens, conservator bijzondere collecties

 

Zeeland en de Eerste Wereldoorlog

maandag, 3 maart 2014

Op het moment dat minister Plasterk van Binnenlandse Zaken dreigt de constitutie die het provinciale verband dat Nederland heet door een steek van het bureaucratische zwaard om zeep te helpen, viert de provincie Zeeland geheel ten onrechte haar 200-jarig bestaan.

De provincie als autonoom bestuur bestaat immers al sinds 1574 en als we het grafelijke bestuur bekijken al sinds de 13de eeuw. De Rijksoverheid vond het echter nodig het oranjeblazoen na de inauguratie van Willem IV (die om zijn foute voorgangers niet in herinnering te brengen niet zo mag heten) op te poetsen en kwam met dit lumineuze idee. Eerder al had ik het over de grabbelton die geschiedenis heet en ook in dit geval wordt er dankbaar gebruik gemaakt om zaken naar eigen hand te zetten, want politiek en geschiedenis is een dodelijke combinatie. Als je dit soort blije, door de rijksoverheid geïnitieerde sites ziet, bekruipt mij in ieder geval het gevoel dat de zogenaamde democratische staten die de vrijhandel hoog in het vaandel voeren wel heel erg graag leentjebuur spelen bij de propaganda ministeries van de oude Sovjet-Unie.

De Grote Oorlog

Wat elke Zeeuw echter hoort te weten, is dat het allesbehalve vanzelfsprekend is dat Zeeland in zijn huidige vorm nu nog bestaat. Honderd jaar geleden zat het kleine Nederland ingeklemd tussen oorlogvoerende grootmachten en lag Zeeland pal naast de frontlinie. Niet alleen nu, maar ook honderd jaar geleden moest voor het behoud van de provincie gestreden worden. De Belgen vonden namelijk dat Nederland zich door zijn neutraliteit tijdens de oorlog  pro-Duits had gedragen en wilde compensatie voor de oorlogsschade in de vorm van de annexatie van Zuid-Limburg en Zeeuws-Vlaanderen. Dit was uiteraard een even ridicule als hypocriete drogreden om de Limburgse steenkolenmijnen de toegang tot Antwerpen in handen te krijgen. De Zeeuws-Vlamingen reageerden dan ook als door een wesp gestoken. J.N. Pattist vond dat het gebied van Hulst tot Cadzand deel van Nederland moest blijven uitmaken en componeerde al in 1917 samen met J. Vreeken de tekst en muziek van het Zeeuws-Vlaamse volkslied. Protestbewegingen van meisjes gestoken in klederdracht togen naar Den Haag en uiteindelijk leverde die actie ook ons Zeeuws Volkslied op, dat in 1919 door hoofdonderwijzer D. A. Poldermans uit ’s-Gravenpolder werd geschreven en van muziek werd voorzien door Jan Morks.

 

11375

[Zeeuws Volkslied, Affiche, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 11375]

Eigenlijk heb ik het nu nog slechts gehad over de kleinste rimpeling die de Eerste Wereldoorlog in de provinciale vijver veroorzaakte. Vanaf  augustus 1914 had Zeeland namelijk behoorlijk wat te stellen met alle oorlogsproblematiek. Wie ’s avonds op de duinen van Walcheren stond, kon de kanonnen aan het front in België horen bulderen en de horizon rood zien oplichten van het vuur. Bij vergissingsbombardementen op Goes en Zierikzee  in 1917 waren doden te betreuren. Diverse vliegtuigen en schepen werden in beslag genomen, Duitse en geallieerde militairen geïnterneerd, honderden slachtoffers vielen langs de geëlektrificeerde grensafzetting, een miljoen vluchtelingen staken de grens over en tot na de oorlog waren bepaalde producten in Nederland alleen op de bon verkrijgbaar. Over dit alles wordt in Zeeland zelf veel voor het voetlicht gebracht, dat ik hier graag op een rijtje zet.

TE000088

[Prent met Belgische vluchtelingen in 1914, Tekeningen en prenten, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 88]

Boeken en collecties

Lopend door de Drvkkery bent u de stapels boeken over de Eerste Wereldoorlog ongetwijfeld tegengekomen, op de website geeft een zoekactie zelfs 191 resultaten. Voor wat betreft Zeeland zelf moet de geïnteresseerde nog even geduld hebben voordat het oorlogsgeweld in de boekhandel losbarst. Het was niet voor september 1914 dat de oorlog namelijk naar Zeeland kwam, dus voor die tijd -anno 2014- zullen we ons tevreden moeten stellen met wat er nu al te krijgen is in uw eigen Zeeuwse Bibliotheek.

John Keegans’, De Eerste Wereldoorlog 1914-1918 , dat al in 1998 verscheen, is een standaardwerk. Van Lyn MacDonald, verscheen een reeks boeken die de jaren 1914, 1915, 1916, en 1917 beslaan en waar telkens een gebeurtenis of beroemde slag centraal staat in het grotere thema. De Nederlanders zijn natuurlijk vooral benieuwd naar wat er hier in Zeeland zoal gebeurde. Alweer enige jaren geleden werd een groot project onder de titel De Grote Oorlog. Kroniek 1914-1918 gestart waarin in een twintigtal volumedelen een veelvoud aan artikelen over Nederland en de Eerste Wereldoorlog verscheen. Recent verscheen over de grensafscheiding tussen Zeeuws-Vlaanderen en Belgisch Vlaanderen van de hand van Alex Vanneste de doodendraad. In 2001 al werd met Plotseling een vreselijke knal door Hans van Lith aandacht besteed aan de verwoestingen die de oorlog ook in Nederland bracht. Bovenal is daar  natuurlijk de alom geprezen roman Meester Mitraillette van Jan Vantoortelboom die zowel door Omroep Zeeland als in DWDD werd besproken.

Wie na zoveel oorlogsgeschiedenis en romans zelf onderzoek wil gaan doen, bieden de Zeeuwse Bibliotheek en het Zeeuws Archief genoeg materiaal om in te speuren. Zo heeft de bibliotheek een collectie oorlogsdocumentatie van oud-burgemeester Dumon Tak en de collectie G.J. Sprenger. Daarnaast is er de documentatie van H.J.G. Hartman, destijds griffier van de Staten en belast met de opvang van de Belgische vluchtelingen.

afbeelding Een in scene gezet slachtoffer van de dodendraad

Middelburgsche Courant, 13 september 1918: Een in scene gezet slachtoffer van de dodendraad

Websites

Voor wie de gang naar de Kousteensedijk of het Hofplein allemaal te ver is, blijft er genoeg over om lui vanuit de bureaustoel of onderuitgezakt op de bank met de pad door de poppy-fields te surfen.

Binnenkort is er een landelijke lancering over de Eerste Wereldoorlog in Nederland via Europeana 1914-1918. Zoals de sitenaam al doet vermoeden een Europees initiatief. En ja, wie op de internetadressen van Duitsland, Engeland, België en Frankrijk zoekt, vindt op diezelfde site info over die landen, waarbij opvalt dat steeds dezelfde foto van twee zussen met grote vlinderstrikken terugkeert op de homepage. Voor de landelijke activiteiten is er ook een Nederlandse site ingericht, waar je per provincie kunt zien wat waar te doen is. De Zeeuwse geschiedenis kun je vinden op het themaveld Eerste Wereldoorlog van Geschiedenis Zeeland. Natuurlijk kun je ook naar Zeeuwse Ankers gaan, maar waarom zou je? Alles wat daar te vinden is over bombardementen en dodendraad kom je ook al tegen op eerstgenoemde site.

Informatief is het filmpje dat Omroep Zeeland alweer vier jaar geleden, op 10 juni 2010 uitzond in ‘de Zeeuw van Vlaanderen’ over smokkelpraktijken tijdens de oorlog en hoe je met vier houten latjes een stroomstoot van 2.000 Volt ontwijkt.

In de TV-uitzending van Omroep Zeeland over de Zeeuwse geschiedeniscanon wordt op dinsdag 23 september aandacht besteed aan venster 44: over de anti-annexatiebeweging in Zeeuws-Vlaanderen en Zeeland.

 

Afbeelding: Aanleg van de elektrische draad bij de grens van Eede, juli 1915

Aanleg van de elektrische draad bij de grens van Eede, juli 1915

Prent van Albert Hahn over de ‘dodendraad’ in de Notenkraker

Prent van Albert Hahn over de Dodendraad in de Notenkraker van 24 juli 1915

Activiteiten

Op 5 april organiseren het Zeeuws Archief en de Volksuniversiteit Zeeland de eendaagse cursus ‘Zeeland en de Eerste Wereldoorlog – Belgische vluchtelingen in de archieven’. Archivaris Toon Franken zal hier in woord en beeld het verhaal van de opvang van de Belgische vluchtelingen in Zeeland uit de doeken doen. Aanmelden voor deze cursus, die € 25 kost, kan via de Volksuniversiteit.

Ook de Dag van het Zeeuws Archief op 1 november is dit jaar gewijd aan de honderdjarige herdenking van de aanvang van de Eerste Wereldoorlog en de gevolgen daarvan in Zeeland.

In de week van 27 september t/m 4 oktober zal onder de titel ‘Grenzen aan de grenzeloze oorlog’ in Hulst een aantal activiteiten plaatsvinden. Op die 27ste september is er een opening van de herdenkingsweek in de Willibrordusbasiliek van Hulst en later die middag een lezing door professor Alex Vanneste, emeritus hoogleraar aan de Universiteit van Antwerpen. Hij zal zich in zijn lezing vooral richten op de elektrische draad tussen Sas van Gent en de Schelde. Aan het eind van de middag wordt de tentoonstelling ‘Grenzen aan een grenzeloze oorlog’ geopend in museum ‘De Vier Ambachten’, die tot 4 november van 14.00 tot 17.00 te zien zal zijn. De tentoonstelling wordt opgebouwd als een kennismaking met de wereldoorlog. Aan bod komen de Dodendraad, de vluchtelingen, het leven aan weerszijden van de Rijksgrens, het smokkelen, de grenswacht, neergekomen en neergeschoten oorlogsvliegtuigen en de annexatieperikelen na afloop van de oorlog.

Op 1 oktober wordt in de Truffinozaal van de Blaauwe Hoeve in Hulst (Truffinoweg 2, Hulst) om 20.00 uur door Alphons Kerckhaert een presentatie over de Grote Oorlog gehouden. Tevens een voorbereiding op een excursie naar Ieper die zal plaatsvinden op zaterdag 4 oktober. Daarbij als een bezoek aan het museum ‘In Flanders Fields’ in de Lakenhal op het programma staan en een bezoek aan het Duitse en Geallieerde oorlogskerkhof.

 

58107

[Anti-annexatieprotest in Den Haag van Axelse meisjes, 3 juni 1919, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, foto 58107]

Het onderwerp is zelfs zo groot aangepakt dat er ook theatervoorstellingen te bezoeken zijn. Voor wie het spektakel War Horse van Joop van den Ende iets te vrolijk en niet passend vindt, is er een prima alternatief. Nog tot eind mei kan de voorstelling Buiten schot van Diederik van Vleuten worden bezocht, waarin de acteur een familiekroniek verbindt aan de geschiedenis van Nederland en de Grote Oorlog.

Wie na 2014 nog beweert dat hem of haar niet is opgevallen dat de Eerste Wereldoorlog dit jaar werd herdacht, moet wel in een grot verstoken van enig licht de tijd hebben verbeid.

Johan Francke, Informatiespecialist Zeeuwse Bibliotheek

De kroniek van de familie Radaeus : mooiste aanwinst van 2013 voor de Zeeuwse Bibliotheek

maandag, 23 december 2013

Aan het einde van een turbulent jaar kijk ik met veel plezier terug naar de schenking van een uniek werk aan Zeeuwse Bibliotheek.

Het was midden in de zomer en de zon scheen uitbundig toen het boek, of moet ik zeggen het manuscript, gerestaureerd en in een beschermende zuurvrije omslag aan de directeur van de bibliotheek werd aangeboden. De aanwinst betrof een zeventiende-eeuws aantekeningenboek van de familie Radaeus. Het was eerder geveild bij het Zeeuws Veilinghuis in Middelburg. De aanwinst voor de collectie werd gefinancierd door anonieme schenkers, die het manuscript lieten restaureren door Boekrestauratie-Marijn de Valk.

Het Radaeus-manuscript in een zuurvrije doos. Manuscript Johannes Radaeus.

Het Radaeus-manuscript in een zuurvrije doos

Johannes Radaeus
Het manuscript is afkomstig van Johannes Radaeus (1638-1712). In de tweede helft van de zeventiende eeuw pakt Radaeus perkament en papier en schrijft alles op wat hij weet over zijn familie. Hij begint met het huwelijk van zijn ouders in 1633 in Goedereede. Vanaf die tijd houdt hij bij wat er in zijn eigen leven en dat van zijn familie gebeurt. Hij registreert namen, plaatsen, geboorte- en sterfdata, begraafplaatsen en het beroep van de familieleden.

Uit de aantekeningen blijkt dat Johannes in 1658 begint aan zijn eerste baan als klerk bij de Zeeuwse Admiraliteit en woont in Middelburg. Het is de start van een grote carrière. Hij trouwt in 1661 met de Thoolse Adriana Rolle *) en na haar dood hertrouwt hij in 1669 met Anna Wilhelmii uit Middelburg.

Opengeslagen en beschreven pagina’s uit het manuscript familie Radaeus

Opengeslagen en beschreven pagina’s uit het manuscript

Zeeuwse geschiedenis
Radaeus noteert opmerkelijke zaken, zoals de blijdschap van de mennonieten in Ouddorp bij het overlijden van zijn vader, die daar predikant was. Hij vult regelmatig de lijst met de opsomming van al zijn functies aan en beschrijft de opleidingen van zijn zonen. Het wordt duidelijk dat bepaalde bestuurlijke functies binnen de familie blijven. Ze worden van vader op zoon of van broer op broer overgenomen. De familie Radaeus wordt steeds belangrijker binnen Zeeland en de banden met bekende Zeeuwse families Evertse, Boddaert, Macaré en De Cliever, enzovoorts worden nauwer. Uit het boek van M. van der Bijl, Idee en Interest (Groningen, 1981) blijkt dat de familie Radaeus in de periode 1650-1750 opklimt tot een invloedrijke familie.

Na de dood van Johannes worden de aantekeningen aangevuld door zijn zonen. Zij noteren vooral genealogische gegevens. De laatste aantekening stamt uit 1754 en is van Maria Gerlag, de weduwe van David Radaeus (1690-1741), schepen van Middelburg. Maria vermeldt het overlijden van haar tweede echtgenoot Daniel Beukelaer.

Van manuscript naar boek-manuscript
Rond het jaar 1700 of misschien wel bij het overlijden van Johannes Radaeus in 1712 heeft iemand uit de familie een prachtige band om het schrift laten maken en de bladzijden op maat laten snijden. De band getuigd van rijkdom door de bijzondere goudstempeling op de voor- en achterkant van de band. Het lijkt daardoor een boekband. Vooral het maken van de lintpatronen vereist vakmanschap. De boekband moet vervaardigd zijn bij een Middelburgse drukker c.q. boekbinder. Het is een prachtig voorbeeld van de typische Middelburgse waaierband: uniek binnen Nederland. Het opschrift op de voorkant luidt: “Geslagt rekening van Johannes Radaeus, anno 1638”. Aan de achterkant staan de namen van zijn vrouwen met het jaartal 1648, het geboortejaar van Anna Wilhelmii.

Detail van de goudstempeling aantekeningenboek familie Radaeus

Detail van de goudstempeling

Top aanwinst 2013
Naast de bijzonderheden die in de aantekeningen te vinden zijn, is zeker de buitenkant van het werk zeer interessant.

Met het standaardwerk Dutch decorated bookbinding in the eighteenth century (Den Haag, 2006) van Jan Storm van Leeuwen in de hand kan de Radaeus-boekband niet alleen gedateerd worden, maar is ook te ontdekken welke boekbinderij in Middelburg de band gemaakt moet hebben.

De luxe band kan door de grote hoeveelheid van motieven vergeleken worden met andere boekbanden in de collectie van de Zeeuwse Bibliotheek die uit de dezelfde tijd stammen, zoals een prachtband van de Zeeuwse Admiraliteit. Het detailonderzoek moet nog beginnen. Welke overeenkomsten zijn er in de vorm en het gebruik van de stempels? Dat betekent dat het medaillon, de verschillende bloemmotieven, het vogeltje, het mannetje en het vrouwtje, de hoekversieringen en de opgetreden slijtages in het gereedschap waarmee de motieven in de boekband werden gedrukt nauwkeurig bekeken moeten worden.

Boekband van de Zeeuwse Admiraliteit (ZB, 1074 B 11)

Boekband van de Zeeuwse Admiraliteit (ZB, 1074 B 11)

Dankzij de sponsoren blijft dit historisch belangrijke boek-manuscript in Zeeland bewaard en is het in een openbare collectie terecht gekomen. Iedereen die geïnteresseerd is of nader onderzoek wil doen kan het komen bekijken in de Zeeuwse Bibliotheek.

Liesbeth van der Geest,
conservator bijzondere collecties Zeeuwse Bibliotheek.

*) In de collectie van de Universiteitsbibliotheek van Leiden zijn twee gelegenheidsgedichten te vinden over het huwelijk van Johannes Radaeus en Adriana Rolle: “Brvlofts-koets voor monsr. Johannes Radaeus, en juffrouw Adriana Rolle, verheerlijct doe sy t’samen in trouw vergaderden binnen Tholen, op den xxxj. van Oughst-maent, MDCLXI”, ondertekend door Boudery en “Bruylofts-rym, ter eeren den […] bruydegom sr. Joannes Radaeus, en […] juffr. Adriana Rolle. Te samen vereenigt door den bant der houwelijcx, binnen Tholen, op den 31 augustus. Anno 1661”, ondertekend door D.R. Beide gedichten zijn in Middelburg gedrukt voor Jacobus Noenaert. In de landelijke bibliotheek-catalogus Picarta zijn meerdere publicaties te vinden van leden van de familie Radaeus en de vraag duikt op of er een link is met de Friese familie Radaeus?

How about Isaac? Isaac is fine!

woensdag, 2 oktober 2013

Isaac Beeckman gaat wereldberoemd worden

Er is in heel Nederland maar één straat naar Isaac Beeckman genoemd, en dat is in Middelburg. Eigenlijk is dat heel vreemd als je bedenkt hoe belangrijk Beeckman is geweest voor de cultuurgeschiedenis. Een goed inzicht daarin krijg je als je de prachtige blog van 21 augustus jl. leest van mijn collega Anne-Marie van Houtert–Ponssen over deze Zeeuwse geniale wetenschapper. Ik kan het niet laten hem nóg een keer in de schijnwerpers te zetten.

Engelstalig boek over Beeckman

Bij de presentatie op 26 september jl. in de Zeeuwse Bibliotheek van het boek ‘Isaac Beeckman on Matter and Motion. Mechanical Philosophy in the Making’ van Klaas van Berkel, hoogleraar geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen, werd deze bijzondere Zeeuw ‘teruggebracht’ naar Middelburg en werd duidelijk dat Beeckman nauwelijks bekend is in Zeeland, ook niet in Nederland en zelfs internationaal niet, terwijl hij op hetzelfde intellectuele niveau zat als andere bekende zeventiende-eeuwse wetenschappers zoals Nicolaas Copernicus, Galileo Galilei en Johannes Kepler. Hoe komt dat toch?

uitnodigingbeeckman

 

Feest

De boekpresentatie was een ‘feest’ voor de liefhebbers van cultuurgeschiedenis, wetenschapsgeschiedenis én van Zeeuwse geschiedenis vanwege de boeiende lezingen. Naast Klaas van Berkel voerden ook dr. Huib Zuidervaart, onderzoeker van het Huygens/ING Instituut van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen in Den Haag en prof. dr. Floris Cohen, hoogleraar vergelijkende geschiedenis van de natuurwetenschap aan de Universiteit van Utrecht, het woord. Het boek werd aangeboden aan de Commissaris van de Koning in Zeeland, Han Polman.

 

HanPolmanIsaacBeeckman

Een enigszins ‘mysterieuze’ foto van de aanbieding van het boek in de Zeeuwse Bibliotheek. (Foto: Marian van der Weide)

Wetenschappelijk klimaat

Het is uitermate interessant te horen hoe wetenschappers of verwante geesten in de zeventiende eeuw elkaar opzochten, met elkaar correspondeerden, elkaars brieven aan anderen lieten lezen en becommentarieerden, naar elkaar luisterden en met elkaar discussieerden. Ze probeerden samen te bedenken hoe de wereld in elkaar zat. De theorieën die ontstonden waren soms heel naïef en het kwam voor dat er helemaal niets van klopte, maar ze konden ook geniaal zijn. Nieuwe gedachten waar de volgende generatie wetenschappers weer mee verder ging. Isaac Newton was er blij mee.

Zuidervaart liet zien welke connecties de familie Beeckman had, niet alleen in Middelburg, maar in heel Nederland. Er was sprake van een groot kennisnetwerk. Isaac leerde thuis al op jonge leeftijd te filosoferen over allerlei onderwerpen, daarover na te denken en erover te praten. Zijn vader behoorde tot een kring van geleerden die regelmatig bijeen kwam en die zich met natuurwetenschappelijke verschijnselen bezig hield. Naast vader Abraham Beeckman waren dat bijvoorbeeld sterrenkundige Philippus Lansbergen en koopman Johannes Radermacher . Via zijn vader kende Isaac ook de Alkmaarse wetenschapper Cornelis Drebbel. In Middelburg was het de tijd van Jacob Cats, boekdrukker Jan Pietersz. van de Venne en diens broer, tekenaar en dichter, Adriaan van de Venne, de uitvinders van de verrekijker Hans Lipperhey en Zacharias Janssen en diens zoon. Ook buiten Middelburg kende Isaac geestverwanten zoals de jonge Goese wiskundige Cornelis Eversdijck. Er was sprake van een vruchtbaar wetenschappelijk klimaat in Zeeland. Na zijn vertrek uit Zeeland leerde hij weer anderen kennen, zoals de bijvoorbeeld jonge fransman Rene Descartes.

Rol van Descartes

In de lezing van Cohen kwam de relatie tussen Beeckman en Descartes uitgebreid aan de orde. Descartes heeft vaak met Beeckman gesproken en waarschijnlijk was Descartes nooit zover gekomen als dit niet gebeurd was. Dat is een bijzondere gedachte. Helaas kwam er een korte periode waarin zij gebrouilleerd waren. Descartes schreef Beeckman twee verschrikkelijk lelijke brieven, waarin hij de Zeeuw voor van alles uitmaakte en ruzie met hem zocht. Van Berkel wijst op zijn illustratie op de voorkant van zijn nieuwe boek. Het is niet Beeckman, want er is geen portret van hem bekend, maar het duidt op het moment dat Beeckman een brief van Descartes leest. Het is misschien wel een van de verschrikkelijkste momenten in zijn leven.

DaviddeHeem

Schilderij van David de Heem uit het Ashmolian Museum, Oxford, 1629.

Waarschijnlijk is Beeckman zo onder de indruk geweest dat hij zijn ideeën, die hij juist op schrift had gesteld, niet meer heeft gepubliceerd. Uiteindelijk heeft hij helemaal niets gepubliceerd. Het enige dat inzicht geeft in zijn denkwereld is het manuscript in de Zeeuwse Bibliotheek.

Geen gedrukte werken

Er staan geen publicaties op zijn naam, zou dat dan de reden zijn dat Isaac Beeckman niet een wereldberoemde wetenschapper is geworden? Of was het zijn Zeeuwse afkomst? Naast een korte beschrijving van zijn uiterlijk is ook iets over zijn karakter bekend: “Was kort van posture, gelyck oock syn vader was; groot van oordeel, uytstekende in verstant, soet van aert ende aengenaem int converseren. Myde alle twist en tweedracht; was onder syn discipelen seer bemint ende lieftallich by iedereen.” Hij ontwikkelde zich zonder op de voorgrond te treden.

Of was het wellicht het Nederlands waardoor Beeckmans ideeën niet verspreid raakten? Het nieuwe boek, een Engelse editie en een bewerking van het uit 1983 stammende proefschrift van Klaas van Berkel, moet daar een einde aan maken. Het nieuwe boek is inhoudelijk gewijzigd. Bijna dertig jaar lang heeft Van Berkel nagedacht over de veranderingen en zijn collega Cohen heeft hem steeds, elke keer als zij elkaar zagen, gevraagd hoe het met Isaac was: “How about Isaac?”. Eindelijk, op 26 september 2013 kan de hele wereld kennis nemen van de denkbeelden van Isaac Beeckman.

Manuscript

Water uit een put halen, tekening uit het manuscript in de Zeeuwse Bibliotheek. (Beeldbank Zeeland/Zeeuwse Bibliotheek, recordnummer 110238)

Gedenksteen

Isaac Beeckman is terug in Middelburg, maar de publicatie van Klaas van Berkel brengt hem ook internationaal beter in beeld. “Laten we ook maar eens uitzoeken welk huis het echte geboortehuis van Beeckman is”, zegt Van Berkel, “en er een gedenksteen laten plaatsen, dan is Beeckman écht terug in Middelburg”.

En die ene straat in Nederland dat moet ook veranderen. Een straat in de plaatsen waar hij gedacht, gewoond en gewerkt heeft is niet meer dan logisch. In Kapelle staat wel een Isaac Beeckman Academie. Met Van Berkel wacht ik op Beeckman-straten, -wegen, – lanen en -parken in Zierikzee, Arnemuiden, Veere, Utrecht, Rotterdam en Dordrecht. In Zierikzee is het idee al bekend!

 

Liesbeth van der Geest, conservator bijzondere collecties

 

Verder lezen:

– De teksten van het dagboek van “Journal tenu par Isaac Beeckman de 1604 à 1634”, editie Cornelis de Waard (1939-1953) staan op: http://www.dbnl.org/tekst/beec002jour01_01

– Website van oud-natuurkundeleraar Ad Davidse: http://adcs.home.xs4all.nl/beeckman

– Klaas van Berkel, ‘Vruchtbaar isolement’: Isaac Beeckman in Zierikzee (1611-116). In: Kroniek van het land van de zeemeermin (Schouwen-Duiveland), jrg 1986, nr. 11, p. 59-70.