Notice: Function _load_textdomain_just_in_time was called incorrectly. Translation loading for the breadcrumb-navxt domain was triggered too early. This is usually an indicator for some code in the plugin or theme running too early. Translations should be loaded at the init action or later. Please see Debugging in WordPress for more information. (This message was added in version 6.7.0.) in /var/www/html/wp-includes/functions.php on line 6121 ZB Bibliotheek van Zeeland

Over de geschiedenis van de Zeeuwse knoop of: hoe een knoopje kan rollen : deel 6

7 juli 2014

Bestemming nog niet helemaal bereikt

Ik ben nu op de kop af zes maanden onderweg. En deze zoektocht naar de verre oorsprong van de Zeeuwse knoop is nog niet afgerond. Een duidelijke plot laat namelijk voorlopig op zich wachten. Dat heeft te maken met een gebrek aan overtuigend bewijs voor één van de drie voorgestelde spidertrail-opties. Wat is het probleem.

Op organisch materiaal kun je koolstofdatering toepassen. Op metalen niet. Dus wanneer op sieraden meestertekens ontbreken (meestertekens maken datering van een sieraad mogelijk), kan er hooguit sprake zijn van indirect bewijs. Met andere woorden: wanneer metalen sieraden worden opgegraven samen met andere, wel via koolstof te dateren voorwerpen, dan kun je daar uit afleiden wat de vermoedelijke leeftijd van de in de buurt gevonden sieraden is. Wanneer die andere voorwerpen zijn vergaan en niet meer te dateren, dan is dus ook de leeftijd van de metalen vaak niet meer te achterhalen.

Maar er is hoop. Op Wetenschap24 las ik dat al meer dan tien jaar geleden Israëlische wetenschappers een manier hebben gevonden om de leeftijd van lood te bepalen. Oude loden objecten kunnen nu dus vrij nauwkeurig gedateerd worden. Het lijkt me een kwestie van tijd vooraleer dit ook mogelijk wordt met voorwerpen van goud, zilver, koper, brons en andere metalen.
Dan zal Loesje misschien haar gelijk weer eens krijgen met haar uitspraak dat de weg niet loopt waar je hem verwacht. Misschien zal dan blijken dat de spinnetjes geen van de drie voorgestelde routes hebben gelopen en dat het allemaal heel anders is gegaan.

Ik weet evengoed nu veel meer dan toen, in november 2013, in dat schitterende museum in Basel. Dat is onder meer dankzij de medewerking van een aantal al even enthousiaste als deskundige mensen uit verschillende Europese landen, die door hun kennis te delen me hielpen zelf ook een klein beetje deskundig te worden. En het mogelijk maakten deze kennis op mijn beurt weer met anderen te delen.
Ik hoop dat het effect van dit blog zal zijn, dat mensen zich melden die hiaten kunnen opvullen. Die meer kunnen zeggen over de bij wijze van hypothese voorgestelde ‘spidertrails’ in de 16e/ 17e eeuw van Noord-Italië naar de Nederlanden. (Dat zijn er tot nu toe dus drie. Via Spanje. Via één of meer midden Europese landen, waarbij mijns inziens Tsjechië en Slowakije in aanmerking komen. Of via de bovengenoemde langere derde route.)

Astrantia

En de mooie Astrantia van de bergweiden? Was zij de muze van een goudsmid? Ik ben het helaas niet te weten gekomen. Misschien blijft dat wel voor altijd een geheim. Het is in elk geval een niet-inheems plantje, dat het hier in Nederland heel goed doet. In al haar variëteiten. Er leeft in Nederland heel veel dat niet-inheems is en het in allerlei variëteiten heel goed doet. Het Zeeuwse knoopje mag daar wat mij betreft in het vervolg symbool voor staan.

Namenbank / netwerk

Ik wil graag een namenbank en netwerk/ kennisnet opzetten van mensen die over een beetje of veel kennis beschikken over de Zeeuwse knoop en andere klassieke of moderne Zeeuwse streeksieraden. Of die de traditionele Zeeuwse sieraden op één of andere manier, direct of indirect, een warm hart toedragen. Deze namenbank, dit netwerk doop ik met een knipoog de ‘Orde van de Zeeuwse Knoop’.
Je kunt je via het e-emailadres ordezeeuwseknop@zeelandnet.nl alvast aanmelden met je naam, woonplaats, telefoonnummer en reden van aanmelding. Een website is in de maak.
Je kunt er geen andere rechten aan ontlenen dan het lidmaatschap zelf. De enige ‘plichten’ die je hebt zijn het op feest- en hoogtijdagen dragen van een Zeeuws sieraad. En je kennis en enthousiasme delen met iedereen die dat wil.

Voor de mannen die de traditionele Zeeuwse knoop – ooit het toppunt van mannelijkheid en welstand – inmiddels te vrouwelijk vinden, een paar tips. Manchetknopen, naar het ontwerp van de oudhollandse holle keelknopen zoals eerder beschreven, of naar een karakteristieke Middelburgse knoop (die zowel op Walcheren als Zuid-Beveland werd gedragen en daarmee een echte Zeeuwse knoop is).

Zilveren knoop, niet opengewerkt 1828-1849, Zuid-Beveland of Walcheren

Zilveren knoop, vervaardigd 1828-1844 door de Middelburgse edelsmid C. Wendels
Bron: Nederlands openlucht museum, Arnhem

Een andere optie: een riem met een klassiek zilveren broekstuk als sluiting. Of een leren polsband met daarop een zilveren klepstuk bevestigd.

Mijn dochter heeft vorig jaar een grote zilveren Zeeuwse knoop laten ombouwen tot ring, waarbij de middelste dop is vervangen door een kleine blauwzwarte parel.

Zeeuwse knoop met in het midden een zwarte parel. Het is een moderne zilveren ring.

Voorkant ring met Zeeuwse knoop
copyright G.J. de Reij

Achterkant ring met Zeeuwse knoop in moderne setting

Achterkant ring met Zeeuwse knop
copyright G.J. de Reij

Trude de Reij, Middelburg, mei 2014

PS Nog een kijktip voor ouders, grootouders en leraren van opgroeiende kinderen,
van de week gezien:

De film Extremely Loud & Incredibly Close (2011). Een prachtig verhaal over willen weten, de magie van het zoeken, niet opgeven en de voldoening van het vinden. Over een jongen die op eigen benen leert staan, in het voetspoor en – aan het slot van de film – letterlijk in de schoenen van z’n vader.

Naschrift
In een reactie op het concept van dit blog reageert Jane Perry op de beschreven mogelijkheid van een Tsjechische en/of Slowaakse basis van de Zeeuwse knoop. Er blijken twee boeken te zijn waarin aannemelijk wordt gemaakt dat ook de knopen uit deze landen een Duitse, en daarmee feitelijk Nederlandse basis hebben. Ze trekt de claim van het Knopenmuseum in Baernau in twijfel: dat hun knoop een 16e eeuwse Bohemen achtergrond heeft. Ik heb haar geantwoord dat de optie van een Spaanse basis daarmee aannemelijker is geworden. Hoewel tot nu toe ook voor die theorie het bewijs ontbreekt.

De genoemde boeken:

Meer informatie:
Dit is het gastblog van een couch-traveller. Trude de Reij heeft de verre geschiedenis van de Zeeuwse knop onderzocht. Zij publiceert dit onderzoek op uitnodiging van de Zeeuwse Bibliotheek. Lees ook:
Deel 1
Deel 2
Deel 3
Deel 4
Deel 5
Deel 7

Over de geschiedenis van de Zeeuwse knoop of: hoe een knoopje kan rollen : deel 5

4 juli 2014

Spanje

Jane Perry doet de suggestie dat het de Spanjaarden waren die hun knopen ‘introduceerden’ in de lage landen tijdens de 80-Jarige oorlog (1568 tot 1648). Dat lijkt plausibel, maar bewijs is er helaas niet. In west-centraal Spanje (Salamanca) zijn veel knopen gevonden die soms veel, maar vaak ook in mindere mate de kenmerken dragen van de Zeeuwse knoop. De spinnenpootjes ontbreken dan. De Spaanse knopen met een merkteken zijn van een veel latere datum.
De Spanjaarden (met tot 1700 Habsburgse vorsten) zaten in deze periode inderdaad ‘all over the place’. Maar wie zegt dat zij (of anderen) de knoop niet van elders hebben meegenomen naar Spanje en de smeden daar er hun eigen ontwerpen van maakten? Dat de knopen vanaf de 16e eeuw uit of via andere Habsburgse gebieden zoals Noord-Italië, Tsjechië (Bohemen) en Slowakije daar binnen kwamen?
Ik blijf vooralsnog bij mijn hypothese dat deze mogelijkheden ook bestaan. Ik leg uit waarom.

Op advies van Perry heb ik contact gezocht met Maria Antonia Herradon, werkzaam bij het Museo del Traje in Madrid, afdeling traditionele kleding en sieraden. Mrs. Herradon stuurt me een foto van een schilderij uit de collectie van het Prado, een portret van aartshertog Karel van Oostenrijk, geschilderd tussen 1608 en 1617. Volgens informatie van het Rijksmuseum (Amsterdam) was deze Don Carlos de tweede zoon van koning Filips III. Hij was twee jaar jonger dan zijn broer, koning Filips IV, en daarmee ‘infante van Spanje’. Op zijn jas een rij kleine bolvormige knoopjes. Helaas. Ze lijken niet op Zeeuwse knopen. Andere documentatie van 17e eeuwse Spaanse knopen lijkt er niet te zijn. Zoals gezegd ontbreken bij de latere, gedateerde Spaanse knopen nogal eens de spinnenpootjes en lijken opgebouwd uit alleen bolletjes en getordeerd draad.

Geschilderd portret van aartsbisschop Carlos van Oostenrijk. Op zijn kleding zijn heel veel knopen aangebracht.

Aartshertog Karel van Oostenrijk, geschilderd door Bartolome Gonzalez
Copyrigth Museo del Prado, Madrid

Vergroting knopen op jas van Carlos van Oostenrijk

Detail kleding Aartshertog Karel van Oostenrijk
Copyright Museo del Prado, Madrid

Al googelend – ik meen op trefwoord Schoonhoven – stuit ik begin februari op de naam Vivianne Veenemans. Zij is metaalconservator in Renkum en deed vanaf 2010 een promotieonderzoek naar Nederlandse streeksieraden. Ze schreef voor het Kostuum Jaarboek 2011 een artikel onder de titel ‘Een Engelse smaak voor (Nederlandse) streeksieraden’.
Ik ben maar zo vrij geweest haar te bellen en kreeg het artikel toegestuurd. Ze blijkt voor haar onderzoek ook in Londen, het Victoria & Albert museum te zijn geweest en kent Jane Perry vrij goed. ‘Ook vanuit Engeland ontstond een vraag naar de Nederlandse streeksieraden en die werden gedurende de tweede helft van de 19e eeuw een modeverschijnsel binnen de Engelse burgerdracht.’ In het artikel van Veenemans is te lezen dat Duitse goudsmidleerlingen in Nederland hun vak leerden. Over de Etrusken dus. En ze noemt de wereldtentoonstellingen waar de authentieke kunstnijverheid tentoon werd gesteld, waaronder die uit Italië en Nederland. Bij haar literatuuroverzicht valt mijn oog op het boek Schmuck, van Helena Johnova, Bratislava (Slowakije) 1986. Een boekenantiquariaat in Dokkum heeft het nog staan en eind februari ligt het bij mij op de mat. Waar zouden we zijn zonder Google!

In de tussentijd vraag ik de in Amsterdam gevestigde klassiek archeoloog en etruskoloog Mieke Zilverberg of zij misschien meer weet over de migratie van de Etruskische filigrain- en granulatietechniek, de ‘spidertrails’ noem ik ze maar, van Zuid- naar Noord-Europa.
Zij bevestigt dat de techniek begint bij de Etrusken, met als hoogtepunt de 6e-5e eeuw voor Chr. Voor verdere informatie verwijst ze naar Ruurd Halbertsma, conservator collectie Klassieke Wereld van het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden. Halbertsma mailt dat hij op dat moment niets kan toevoegen. Maar doet dat later wel. Of het moet puur toeval zijn. Ik google in april nog eens op het trefwoord Etrusken en ineens komt er een pagina tevoorschijn op de site van het RMO met de titel ‘Het goud van de Etrusken’. Met informatie zoals hierboven opgenomen onder het kopje Etruskisch goud.

In het boek van de Slowaakse Johnova vind ik foto’s van een knoop die heel erg lijkt op die uit Bohemen van het knopenmuseum in Baernau (foto). En knopen (op een vrouwenkeurslijfje) die volledig identiek zijn aan de Zeeuwse knoop. Vindplaatsen Levice en Turiec. Gedateerd 19e eeuw. De “Zeeuwse” knoopjes hebben geen meester-/ merkteken en het is dus de vraag of de datering dan wel klopt. In theorie zouden ze veel ouder kunnen zijn.

Holle zilveren knoop opgebouwd uit 5 lagen kleine Zeeuwse knoopjes

Zilveren knoop uit omgeving Levice
Bron: Schmuck / Helena Johnova

In het boek nog meer foto’s van prachtige, heel verfijnde filigrainknopen. Merendeels zonder merkteken en allemaal gedateerd 19e eeuw (door wie?). Ik zou bijna gaan denken dat die datering gemakshalve is bepaald op de 19e eeuw en meer zegt over het moment van conserveren dan over de echte leeftijd van de knopen.
Nu zullen sommigen me betichten van wishful thinking. Immers, deze knopen kunnen evenals die in Noord-Duitsland en Scandinavië, ‘gewoon’ gebaseerd zijn op het oud Nederlandse ontwerp. En toch: volgens Jane Perry lijkt ‘de Slowaakse knoop in het boek, die lijkt op de knoop uit Bohemen’, erg veel op knopen uit Genua, Noord-Italië…
Misschien is mijn idee van een spoor vanuit Italië, via het oude Tsjechië Slowakije naar de Nederlanden, toch niet helemaal onzinnig.
En dan is er nog een derde mogelijkheid: een route Italië, Centraal-Europa, Spanje, Nederland.

Meer informatie:
Dit is het gastblog van een couch-traveller. Trude de Reij heeft de verre geschiedenis van de Zeeuwse knop onderzocht. Zij publiceert dit onderzoek op uitnodiging van de Zeeuwse Bibliotheek.
Lees ook:
Deel 1
Deel 2
Deel 3
Deel 4
Deel 6
Deel 7

Over de geschiedenis van de Zeeuwse knoop of: hoe een knoopje kan rollen : deel 4

3 juli 2014

Vervolgroute: Baernau/ Bärnau (Beieren), Bohemen (Tsjechië), Zurich, Londen, Madrid, Renkum, Amsterdam, Leiden, Bratislava (Slowakije).

Perry en Veenemans

Begin december zet Dagmar Butterweck van het Volkenkundig Museum in Wenen me op het spoor van een klein knopenmuseum in Baernau en van het Tiroler Landesmuseum in Innsbruck.
Begin januari beveelt Anna Lisa Galizia, curator van het Zwitsers Nationaal Museum in Zurich, van harte twee boeken aan van de Britse Jane Perry: A Collector’s Guide to Peasant Silver Buttons (uit 2007) en Traditional Jewellery in Nineteenth-Century Europe (2013).

Ze raadt me aan contact te zoeken met de auteur. Dat contact heb ik via LinkedIn kunnen leggen en daarna heb ik met mrs. Perry gedurende een maand of twee mailcontact gehad.
Zij verzamelt al heel lang boerenknopen (zoals zij die noemt). Sinds de afronding van haar fulltime carrière in advertising, reist ze veel en leeft ze zich helemaal uit in haar hobby. Ze is als gastonderzoeker verbonden aan de Metalwork Collection van het Victoria & Albert Museum in Londen en werkt daar mee aan het catalogiseren van de collectie traditionele sieraden. Het is een enthousiaste, gedreven vrouw, bereid mijn vragen te beantwoorden en kennis aan te vullen, ideeën in te brengen, theorieën te bevestigen of te ontkrachten. Vaak overtuigend, maar (gelukkig) niet altijd. Zodat er enige ruimte blijft voor discussie en sommige van mijn eigen gedachtenspinsels naar aanleiding van een latere vondst in Bohemen vooralsnog overeind kunnen blijven (zie volgend hoofdstukje).

Het werk van vrouwen als Jane Perry (en Vivianne Veenemans) verbreedt de kennis over onze landsgrenzen heen en zelfs de continentsgrenzen. (In Perry’s boek van 2007 onder meer de door Spaanse voorbeelden geïnspireerde knopen van de Navajo in het zuidwesten van de VS en Mexico.)
Hun werk maakt sommige verbanden zichtbaar tussen de (boeren) sieradenculturen in verschillende west Europese landen: Nederland, Duitsland, Scandinavië, Italië, Frankrijk, Spanje, Malta, Engeland. Over de link met de midden Europese landen lijkt iets minder bekend. Hier heb ik me een beetje extra in verdiept omdat ik vermoedde dat ook daar interessante gegevens te vergaren zouden zijn.

Het blijkt trouwens dat geen van de Nederlandse bibliotheken de boeken van Jane Perry in haar collectie heeft. Gelukkig kan bij de bieb het lezerspubliek een verzoek indienen tot aanschaf van nieuwe boeken. Dat heb ik gedaan en het is ingewilligd. Eind maart waren de twee gereed om te lezen. Toch heb ik toen ook zelf het boek uit 2007 gekocht. Het is een onmisbare bron en naslagwerk bij deze zoektocht en hoort om praktische redenen thuis in het privé stapeltje. Eigenlijk net als het boek 25000 Jahre Schmuck. Want daar begon het allemaal mee. Maar ja, dat is best duur. Nog even over nadenken.

Bohemen

Op de site van het knopenmuseum in Baernau vind ik een foto van een knoop die ook erg doet denken aan de Zeeuwse knoop. Andrea Bäuml, manager van het Deutschen Knopfmuseum Bärnau, vertelt dat deze afkomstig is uit Bohemen in het huidige Tsjechië. Daar werd dit type knopen al gemaakt in de 16e eeuw (!).

Knoop uit Deutsches Knopfmuseum Baernau, afkomstig uit Bohemen

Knoop uit Deutsches Knopfmuseum Baernau,
afkomstig uit Bohemen

Tot het eind van de 1e eeuw voor Christus werd Bohemen bewoond door het Keltische volk de Boii. Het historisch gebied kent een rijke geschiedenis. Zo werd het onderdeel van het Heilige Romeinse Rijk en later van het Habsburgse rijk. In 1918 wordt het onderdeel van de nieuw gevormde staat Tsjecho-Slowakije. Na de opsplitsing van dit land in 1993 werd Bohemen Tsjechisch grondgebied.

Tsja. Als het waar is dat het type knopen zoals uit het knopenmuseum in Baernau, in Bohemen al in de 16e eeuw gemaakt werd, dan kun je je met recht en rede (vind ik) afvragen of hiermee wellicht een oude thuisbasis van onze Zeeuwse knoop is gevonden.
Eerder vertelde Piet Minderhoud nog een aardig detail, staat ook in zijn boek. Namelijk dat de echte Zeeuwse granaten, die van voor de Tweede Wereldoorlog, ook uit Bohemen kwamen. Het één zal misschien niets met het ander te maken hebben, maar toch. Die handelsroute tussen daar en hier was er in elk geval. Zo zullen ook de oude Barnsteenroutes vanuit het Oostzee- en Noordzeegebied naar de Middellandse zeekust vice versa, die ook een vertakking hadden richting Antwerpen, voor meer handelswaren gebruikt zijn dan alleen barnsteen.

Handelsroutes en wereldtentoonstellingen

Kaart van West-Europa waarop de barnsteenroute aangegeven is

Barnsteenroute, handelsroute uit de oudheid
Copyright: Verbex

De meeste goud- en zilversmidateliers die in de Nederlanden van oudsher deze en andere knopen maakten waren te vinden in Holland, West-Friesland en jawel, toch ook in Zeeland, in elk geval in Middelburg/ op Walcheren. Goes weet ik niet.
De Nederlandse knopen bereikten Noord-Duitsland en later Scandinavië via zeevaart-/ handelsroutes (de oude Hanzesteden?). Ze kwamen mee met zeelieden, met vissers. Er waren ambachtsbeurzen. Edelsmeden verkasten soms naar een ander land of een andere streek. Of leerden het vak elders om daarna terug te keren naar hun geboortegrond. Beïnvloeding over en weer. Maar in de kuststreken van de Nederlanden lag er in elk geval en op z’n minst een belangrijke thuisbasis.

Vanaf 1851 waren er de wereldtentoonstellingen in Londen, Parijs, Wenen, Amsterdam, Antwerpen, Brussel, Luik, Milaan, Turijn en Gent (1913). Deze tentoonstellingen waren voor kunstverzamelaars een gelegenheid om hun collecties te tonen en/ of te verkopen en voor edelsmeden een gelegenheid om inspiratie op te doen. Zoiets als de Tefaf, de Pan en de Baaf dat nu zijn.
Er lijkt zoals gezegd een gelijkenis tussen de gouden mansbroches die omstreeks 1915 in Zeeland in zwang raakten en de Etruskische broches waar ik het eerder over had. Zouden in deze broches misschien dankzij zo’n internationaal evenement, Etruskisch en Hollands/Zeeuws opnieuw zijn samengekomen? Of is dat te ver gezocht?

En wat leert de geschiedenis van Bohemen ons nog meer? Het is het decor van het Habsburgse rijk met zijn legers en hofculturen. Wie waren het meest bepalend in de evolutie van deze sieraden, soldaten en adel, of de boeren en ambachtslieden? Hmm. Kom ik later op terug.

16e en 17e eeuw

We mogen er min of meer vanuit gaan dat in Europa vanaf de 16e en 17e eeuw zilveren en gouden boerenknopen in gebruik waren.

Perry: ‘Er is geen zekerheid over wanneer en waar knopen in enige vorm voor het eerst gebruikt werden. Ze maken nu overal deel uit van de kleding, maar in het verleden werden in veel culturen veters of spelden gebruikt om kleding vast te maken. Knopen werden in Europa voor het eerst modieus halverwege de 14e eeuw, samen met meer strak zittende kleding. Het is goed mogelijk dat knopen als zodanig hun verste oorsprong in ‘het Oosten’ hebben.
Het gebruik van knopen bij traditionele kostuums was aanvankelijk volledig beperkt tot Europa. Daarbuiten is het gebruik van boerenknopen het gevolg van Europese invloeden. Het is moeilijk te zeggen wanneer deze knopen als aparte, onderscheiden vorm voor het eerst verschijnen, maar het is onwaarschijnlijk dat dit later is dan 17e eeuw, wanneer de eerste in boerensieraden gespecialiseerde zilversmeden zijn geïdentificeerd. De oorsprong van de gebruikte patronen is vaak veel ouder. Er zijn echter maar weinig knopen bewaard gebleven, zelfs uit de 18e eeuw. En (zegt Perry), ik heb nog nooit een authentieke 17e eeuwse zilveren boerenknoop gezien.’

Piet Minderhoud gaf zijn boek Van de goudsmid uit in 2009. Dat is dus twee jaar na het verschijnen van het eerste boek van Perry. In zijn boek lezen we dat in Nederland die 17e eeuwse gemerkte knopen er wel degelijk nog zijn. Ze zijn wel heel zeldzaam. De knoop uit het museum van Baernau zou ook wel eens heel oud kunnen zijn, misschien wel 16e eeuws.

Mijn belangrijkste vraag was: waar ligt de bakermat van onze Zeeuwse knoop?
Van waar kwamen basistechnieken en ontwerp in de Nederlanden terecht?
Indirect uit ‘het Zuiden’ (Etrurië/ Italië). Maar hoe liep het spoor van daar naar hier? 

Meer informatie:
Dit is een gastblog van een couch-traveller. Trude de Reij heeft de verre geschiedenis van de Zeeuwse knop onderzocht. Zij publiceert dit onderzoek op uitnodiging van de Zeeuwse Bibliotheek.
Lees ook:
Deel 1
Deel 2
Deel 3
Deel 5
Deel 6
Deel 7

Over de geschiedenis van de Zeeuwse knoop of: hoe een knoopje kan rollen : deel 3

2 juli 2014

Spidertrails

Inmiddels weten we dus waar waarschijnlijk de bakermat ligt van filigrain en werken met granulen: in Syrië. En wat Europa betreft en de spinnetjes: in oud Etrurië/ Italië.
De vragen die er nog liggen zijn welke reis techniek en ontwerp vervolgens in Europa in noordelijke richting hebben gemaakt en wanneer ze daarbij voor het eerst werden gebruikt om knopen mee te maken.
En ook of de variaties van de knopen in de verschillende landen en streken nu wel of geen familie van elkaar zijn.
Tenslotte is er nog het plantje Astrantia, dat we in Nederland Zeeuws knoopje noemen. Waarom is wel duidelijk. Maar dit plantje is in Nederland en België niet inheems. Dat is het wel in Midden- en Oost-Europa en groeit daar vooral op bergweiden. Een oude inspiratiebron, zo niet hier dan toch wel waar het inheems is?

Bloeiende Astrantia, ook Zeeuws knoopje genoemd

Astrantia, ook Zeeuws knoopje genoemd
Fotograaf: Dominicus Johannes Bergsma

Om een antwoord op deze vragen te krijgen heb ik mailtjes gestuurd naar onder meer musea in Wenen, Berlijn, Hamburg, Innsbruck, Bearnau (Beieren), Zurich en later ook naar verschillende in Tsjechië. De Tsjechische musea reageerden aanvankelijk nauwelijks. De Kerstvakantie begint er vroeg en duurt er lang. Later, na rappelletjes, werd ik meestal doorverwezen van het kastje naar een muur van ‘experts’, maar kreeg op een paar na geen inhoudelijke antwoorden. Taal- en cultuurbarrière? En misschien is het ook wel luxe om je met knopen bezig te kunnen houden en die uitgebreid te documenteren. De reacties van de museummedewerkers uit de andere landen waren enthousiast, er werd meegedacht. Ze begrepen dat voor veel Zeeuwen en andere Nederlanders het leuk is om dit stukje geschiedenis verder te onderzoeken of er kennis mee te maken.

Van Christine Binroth, textielconservator van het Museum voor Europese Cultuur in Berlijn, kreeg ik direct een eerste reactie. Zij en een collega beheren onder meer de sieradencollectie van het museum en beschreven de geschiedenis ervan in 25000 Jahre Schmuck. De knopen op de cover maken deel uit van hun collectie en zijn onderdeel van de traditionele kleding op het Noord-Friese Waddeneiland Föhr (Noordzee, voor de westkust van de Duitse deelstaat Sleeswijk-Holstein). Ze hangen in een snoer van 10 of 12 grote zilveren knopen aan een borststuk, dat op een jak is vastgemaakt. Het sieraad wordt gedragen bij feestelijke gebeurtenissen zoals een huwelijk of tijdens de kerkgang.

Vrouw in streekdracht duits eiland Foehr. Met een ketting met 10 knopen die op Zeeuwse knopen lijken

Vrouw in streekdracht Föhr
Fotograaf: Amras wi

Binroth wijst me voorts op een catalogus uit 1979 van het Altonaer Museum in Hamburg, ook met foto’s van knopen die verdacht veel lijken op onze Zeeuwse knoop…

Ik mail het Altonaer Museum en krijg een verrassende reactie van textielrestaurateur Dominique Loeding. Zij vertelt dat er in 1940 een boek is uitgegeven van Anna Hoffmann ‘Die Landestrachten von Nordfriesland’. Hoffmann schrijft dat tijdens de 18e eeuw door bewoners van Föhr zilveren knopen werden geïmporteerd uit Nederland. Sommigen daarvan hebben merktekens van Amsterdamse zilversmeden. De bewoners van het eiland startten hun eigen productie rond 1800.
Hun zilveren sieraden, zoals de knopen, werden tijdens de 19e eeuw steeds groter en rijker versierd. De ontwikkeling van het toerisme was één van de bronnen van toenemende welvaart. Het fijne, bewerkelijke filigrain kwam in de plaats van massief zilverwerk. De knopen kregen er meer en meer een bolvorm.
Vergelijkbare zilveren knopen werden gemaakt in de regio Das alte Land (Altes Land), in de buurt van Hamburg. Voor zover restaurateur Loeding weet, droegen de mannen daar steeds vaker stadskleding/ burgerkleding, terwijl hun vrouwen de regionale kleding bleven dragen. Net als hier dus. Mannen droegen wel kleine zilveren knopen op vesten, maar niet zozeer als sieraad.

Gedetailleerde foto holle bolvormige knopen afkomstig van duits Noordzee-eiland Foehr, 18e, 19e eeuw

Holle, bolvormige knoop, uit Föhr, 18e, 19e eeuw
Copyright Foto: Museum Europäischer Kulturen der Staatlichen Museen zu Berlin – Preußischer Kulturbesitz, Fotograaf: Stefan Büchner

Exemplaren van de Altonaer catalogus uit 1979 bleken nog steeds beschikbaar. Vrijwel voor niets kreeg ik er vijf toegestuurd. Voor de bieb, voor de goudsmid, twee voor mezelf. En één voor het Zeeuws Museum, het Zeeuws Genootschap of de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland, mocht men er daar belangstelling voor hebben.
Ook in deze catalogus wordt melding gemaakt van de Nederlandse oorsprong van de zilveren filigrain knopen. Er staan verschillende foto’s in van knopen die afkomstig zijn uit Nederland, dan wel daar duidelijk door geïnspireerd zijn.
Op blz. 70 staat bovendien een foto van een paar holle, plaatzilveren Duitse keelknopen uit 1818 (onderkant plat, bovenkant bol, met een filigrain rozetje op de bovenkant gesoldeerd), dat vrijwel identiek is aan een aantal paren Nederlandse zilveren en gouden keelknopen uit het boek van Piet Minderhoud (blz. 101/ 102). De oudst bekende en bewaard gebleven Nederlandse zilveren paren stammen uit 1690/ 1700, de vroegste gouden uit 1725.

Meer informatie:
Dit is een gastblog van een couch-traveller. Trude de Reij heeft de verre geschiedenis van de Zeeuwse knop onderzocht. Zij publiceert dit onderzoek op uitnodiging van de Zeeuwse Bibliotheek.
Lees ook:
Deel 1
Deel 2
Deel 4
Deel 5
Deel 6
Deel 7

Over de geschiedenis van de Zeeuwse knoop of: hoe een knoopje kan rollen : deel 2

1 juli 2014

Etruskisch goud

De bakermat van de filigraintechniek en van de granulatietechniek (korrels) ligt – notabene – waarschijnlijk in Syrië. Dat staat op de site van het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden (april 2014). Het waren de Etrusken (de inwoners van Etrurië, dat is het huidige Toscane, Umbrië en Latina in Italië), die een kleine 3000 (!) jaar geleden de filigrain- en granulatietechnieken importeerden naar Europa en ‘tot perfectie hebben gebracht’. En: de Etrusken versierden hun sieraden soms ook met spinnetjes.

Gouden oorknop, Etruskisch, 530-500 voor Christus. Filigrainwerk en spinnetjes zijn zichtbaar

Gouden oorknop, Etruskisch, 530-500 voor Christus.
Copyright Trustees of the British Museum

Etruskische oorbellen waarbij duidelijk het spinnetje te zien is

Etruskische oorbellen
Bron: Louvre, Parijs

Gouden oorknop Etruskisch filigrain, 530-480 voor Christus. Tal van Zeeuwse knoopje lijken hier gebruikt

Gouden oorknoop, Etruskisch, 530-480 voor Christus
Copyright Trustees of the British Museum

De Etrusken hadden misschien nog geen knopen – de één zegt van wel, de ander zegt van niet. Maar ze hadden in elk geval broches en fibula’s om hun kledingstukken bij elkaar te houden.

Etruskische sierplaat (broche) van goud, met centraal een robijn als siersteen.

In de archaïsche periode (ca. 600-480 v. Chr.) werden ook edelstenen als extra decoratie toegevoegd. Deze gouden sierschijf heeft centraal een robijn. Hoewel ook schijfvormige oorbellen van deze afmetingen bestaan, heeft dit sieraad waarschijnlijk gediend als broche voor een rijke Etruskische dame, gezien het aanhechtingspunt voor een speld op de achterzijde van het stuk.
Bron: Rijksmuseum van Oudheden, Leiden

NB Ook Vivianne Veenemans (over haar werk later) maakt in een artikel in het Jaarboek Kostuum 2011 onder meer melding van het Etruskisch filigrain.

Zeeuws goud (en zilver)

Over de Zeeuwse streeksieraden is vrij veel bekend vanaf eind 17e eeuw. Onder meer door het werk van De Bree en Minderhoud, hun vakkennis en speurwerk in de archieven (boedelbeschrijvingen). En door de merktekens/ meestertekens die vanaf eind 17e eeuw in de sieraden werden gedrukt.

Hieronder informatie merendeels afkomstig uit Van de goudsmid van Piet Minderhoud:

‘Het gebruik om een paar knopen als hemdsluiting te dragen stamt al uit de 17e eeuwse burgermode. Dit was alleen een gebruik bij de mannen (…) Het oudst bekende gedateerde paar knopen (…) is gemaakt omstreeks 1690 door Jan Bravert te Amsterdam. Deze zilveren knopen zijn hol en opgebouwd uit twee iets bol gezette ronde delen. In het midden is een klein plat rozetje aangebracht met een randversiering eromheen.’

Zilveren keelknopen, circa 1700 uit collectie P. Minderhoud

Zilveren keelknopen, circa 1700
Copyright P. Minderhoud

Gouden keelknopen, circa 1725 copyright P. Minderhoud

Gouden keelknopen, circa 1725
Copyright P. Minderhoud

(TdR: Dit waren dus nog geen open filigrainknopen met spinnetjes. Die doen iets later, vanaf 1700 hun intrede. Althans, vanaf dat moment zijn ze via merktekens gedateerd).

‘Halverwege de 18e eeuw bestond een spinnetje al uit meer draadjes, zodat het geheel niet meer op een spin leek, maar deze benaming bleef in gebruik. Deze knopen leken een beetje op een braam, vandaar dat ze ook wel braamknopen (of brummels) werden genoemd (…) Dit model werd steeds verder aangepast, verfijnd en geperfectioneerd. Goudsmeden in onder meer Schoonhoven, Dordrecht, Amsterdam, (TdR: Hoorn en mogelijk ook in Middelburg) maakten de knopen veelal op bestelling. Keelknopen, jasknopen, hemdsknopen. Die werden en worden vooral gedragen op Walcheren en Zuid-Beveland en in Axel, in Staphorst, Urk, Marken en Volendam. Elke plaats heeft knopen met eigen accenten. Omdat de meeste knopen in Zeeland werden (en nog steeds worden) gedragen, kregen die rond 1915 de naam Zeeuwse kno(o)p.’

Gouden keelknopen uit 1910. Filigrain achterkant is zichtbaar. Copyright foto P. Minderhoud

Gouden keelknopen, circa 1910
Copyright P. Minderhoud

Zwart, kamgaren boezeroen met keelknopen in functieloze knoopsgaten. Walcheren, circa 1920 Copyright foto: P Minderhoud

Boezeroen met keelknopen in functieloze knoopsgaten. Walcheren, circa 1920
Copyright P. Minderhoud

‘Vanaf 1915 werden (door de mannen gecombineerd met de keelknopen) ook gouden filigrain of plaatgouden, met spinnetjes versierde broches gedragen. Er waren tientallen soorten op de markt, de diameter en de uitvoering bepaalden vaak de welstand van de drager. De mooiste en grootste broches werden door de rijkere boeren mannen en vrouwen gedragen. Deze broches werden voor het grootste deel in Schoonhoven gemaakt. Er worden nog steeds drie modellen ‘mansbroches’ nieuw gemaakt, al lange tijd merendeels gedragen door vrouwen.’

Gouden broche voor mannen, circa 1920 copyright P. Minderhoud

Gouden broche voor mannen, circa 1920
Copyright P. Minderhoud

Het zal ook de lezer niet zijn ontgaan dat er een zekere gelijkenis is tussen het ontwerp van deze en dat van de Etruskische gouden broches. Zou daar op een of andere manier ook een link zijn?

Meer informatie:
Dit is een gastblog van een couch-traveller. Trude de Reij heeft de verre geschiedenis van de Zeeuwse knop onderzocht. Zij publiceert dit onderzoek op uitnodiging van de Zeeuwse Bibliotheek.
Lees ook:
Deel 1
Deel 3
Deel 4
Deel 5
Deel 6
Deel 7

Over de geschiedenis van de Zeeuwse knoop of: hoe een knoopje kan rollen : deel 1

30 juni 2014

Gastblog van Trude de Reij. Zij heeft de verre geschiedenis van de Zeeuwse knop onderzocht. Zij publiceert dit onderzoek op uitnodiging van de Zeeuwse Bibliotheek.

November 2013 – mei 2014

Route: Basel, Middelburg, Arnemuiden/ Westkapelle, Wenen, Berlijn, Hamburg, Innsbruck.

Niet gedacht dat ik nog eens zou willen uitzoeken hoe ontwerp en techniek van dit stukje Zeeuws erfgoed ooit is ontstaan. Tot vorig jaar november.
Een weekendtrip met man en vrienden naar Basel mondde voor mij uit in een virtuele zoektocht door West- en Midden-Europa. Een reis door de tijd ook. Het bleek zo’n onderwerp dat je aandacht trekt, je te pakken neemt en niet meer loslaat. Dat kwam zo.

In Basel is een prachtig museum met de naam Fondation Beyeler. Belangrijkste doel van ons bezoek aan dit museum was hun verzameld werk van de schilder Mark Rothko. Mijn man is al een paar decennia een bewonderaar, maar hij had nog nooit een doek in het echt kunnen bekijken. Nu dan. Een belevenis apart. In de museumwinkel viel vervolgens mijn oog op een boek dat in 2013 is uitgegeven door de gezamenlijke staatsmusea van Berlijn, met de titel (25.000 Jahre) Schmuck.
Op de cover een foto van drie schitterende, grote zilveren knopen, die ik qua ontwerp heel erg vond lijken op onze Zeeuwse knoop.

Detail voorkant boek: 25000 Jahre Schmuck

Detail voorkant boek: 25000 Jahre Schmuck

Verbazing. Hoe kan dit, waar komen deze knopen vandaan?
Wat ik toen nog niet wist is dat onze Zeeuwse knoop op dit moment weliswaar een redelijk typisch Zeeuws product is, maar dat was ooit anders.

Weblog Zeeuwse Bibliotheek

Eenmaal weer thuis, een eerste internetverkenning met de zoekterm Zeeuwse knoop. Waarbij ik hier, op de site van de Zeeuwse Bibliotheek terecht kwam.
Andrea van Boven en ik hebben elkaar uitgebreid gesproken, via de telefoon en bij de bieb. Andrea bleek een passie te hebben voor de Zeeuwse streekdracht en daar veel van af te weten. Bij een opfrisbeurt is een deel van de vloerbedekking van de bibliotheek vervangen door tapijt met een enorme afbeelding van een Zeeuwse knoop en een deel met een print van boerenbont.
Ik bracht bij wijze van schenking aan de bibliotheek een exemplaar van een catalogus uit 1979 van het Altonaer museum in Hamburg : Volkstümlicher Schmuck aus Norddeutschland. Het type knopen op de cover van het boek 25000 Jahre Schmuck (collectie museum voor Europese Cultuur in Berlijn) maakt ook deel uit van de collectie van het Altonaer museum in Hamburg. Daarover later meer.

De Bree en Minderhoud

Diezelfde week heb ik ook contact gezocht met goudsmid en juwelier Piet Minderhoud in Arnemuiden/Westkapelle. Hij is expert op het gebied van Zeeuwse en andere streeksieraden waarover hij in 2009 het boek Van de goudsmid schreef. Nergens meer te koop. Balen. Via internet heb ik een tweedehands exemplaar gekocht van het boek van J. de Bree Kostuum en sieraad in Zeeland uit 1967. De naam De Bree was me bekend, mijn vader was hoofd van de afdeling cultuur en onderwijs van de Provincie Zeeland en kende hem goed. Ik vermoed dat hij het boek van De Bree ook in zijn bezit heeft gehad. En dan is het tot mijn grote spijt samen met andere boeken verkocht toen mijn vader moest verhuizen en het in verband met ruimtegebrek niet mogelijk was zijn hele verzameling te houden. De moeder van mijn vader, mijn grootmoeder Adriana, was in streekdracht. De schelpmutsen waren aanvankelijk klein en goed draagbaar. Op den duur echter kregen deze kappen de omvang zoals we die nu nog kennen, waarmee de draagbaarheid evenredig is afgenomen. Stel je voor. De wind heeft daarop hetzelfde effect als op een paraplu. Ze klappen om.

De Bree voorspelt in zijn boek dat over 25 jaar – na 1967, dus zo rond 1992 – de klederdrachten in ons gewest volkomen tot het verleden zullen behoren. Inmiddels zijn we bijna 50 jaar verder en nog steeds zijn er vrouwen die de streekdrachten in ere houden. We worden immers steeds ouder, het aantal mensen dat de 100 passeert neemt verder toe.
Maar het is een feit. Nog eens 25 jaar verder en de streekdrachten zullen als dagelijkse kleding verdwenen zijn. De Bree zegt: “Wij zullen ons hoe dan ook, hoezeer ongaarne, vertrouwd moeten maken met de gedachte, dat onherroepelijk het tijdstip zal aanbreken waarop wij ook deze bijdrage in de resterende schoonheid van onze provincie, die reeds op velerlei wijze werd geteisterd, zullen moeten missen”.
Toch klopt ook dit niet helemaal. Het traditionele Zeeuwse textiel is inderdaad goeddeels geschiedenis. In weerwil van de pogingen van sommige jonge kledingontwerpers er nog iets eigentijds van te maken. Maar de Zeeuwse streeksieraden hebben de toekomst. Een gouden toekomst. Zoals Piet Minderhoud en andere goudsmeden van harte zullen onderschrijven.

In een reactie op mijn vragen, oppert Minderhoud dat de filigraintechniek (draadwerk van zilver of goud) waarmee de Zeeuwse knopen worden opgebouwd, met de typerende ‘spinnetjes’ *, misschien tegelijk op verschillende plaatsen in de wereld is ontstaan. En dat de talloze verschillende typen filigrain knopen (zoals ook die uit Noord Duitsland en Scandinavië), geen familie van elkaar zijn.

Zilveren knoopje met spinnetjes, uit 1700-1725 copyright P. Minderhoud

Zilveren knoopje met spinnetjes, ca. 1700-1725
copyright P. Minderhoud

Gouden keelknopen, circa 1750 uit collectie P. Minderhoud

Gouden keelknopen, circa 1750
copyright P. Minderhoud

* Een ‘spinnetje’ is een spiraalkransje met in het midden een bolletje gesoldeerd. Dit leek aanvankelijk op het lijfje van een spin, de acht draadjes waaruit het kransje bestond vormden de pootjes.

Ik geef ook Piet Minderhoud een exemplaar van de catalogus van het museum in Hamburg. En krijg zijn boek Van de goudsmid, het laatste exemplaar dat hij kan weggeven. We houden contact. Ook hij is geïnteresseerd in wat er nog boven water valt te halen.
Zeeland lijkt in elk geval niet de bakermat van de Zeeuwse knoop. Maar waar ligt die dan wel? En welke route legden de spinnetjes af voor ze in de lage landen terecht kwamen?

Meer informatie:
Deel 2
Deel 3
Deel 4
Deel 5
Deel 6
Deel 7

Muziek en voetbal

25 juni 2014

Mensen willen graag geëntertaind worden en grijpen iedere gelegenheid aan om iets te vieren en om te kunnen feesten. Sportwedstrijden lenen zich hier uitstekend voor, zoals het wereldkampioenschap voetbal (WK).

Muziek heeft hier een hele belangrijke plaats bij veroverd. Zo lijken voetbal en muziek steeds vaker heel goed samen te gaan. Daar waar het spel vroeger nog met een welgemeende klap en “hoezee” werd toegejuicht, zien we tegenwoordig steeds meer zang en muziek bij deze mooie tak van sport.

We zien dit ook weer dit jaar gebeuren bij het boeiende wereldkampioenschap voetbal in Brazilië.  Om zoveel mogelijk mensen te interesseren voor en te betrekken bij het wereldkampioenschap voetbal wordt er sinds 1962 een WK lied gecomponeerd.

Ook voor het wereldkampioenschap 2014 heeft de Wereldvoetbalbond FIFA een officieel WK lied gelanceerd. Het WK lied van 2014 heet “We are one” en is gemaakt door rapper Pitbull en de zangeressen Jennifer Lopez en Claudia Leitte.

blogrea1

Of dit WK lied het meest populaire lied wordt, valt nog te betwijfelen.

Veel nationale en internationale zangers en zangeressen grijpen deze periode aan om een WK lied te maken zoals :

Screen_Shot_2014-03-18_at_11.19.13_AM

Stromae – Ta Fête

De Belgische singer-songwriter Stromae heeft speciaal voor het WK voetbal 2014 het nummer Ta Fête geschreven. Deze song staat op Stromae’s album “Racine Carreé” (aanwezig in de collectie van de Zeeuwse Bibliotheek) en wordt gebruikt als officieel WK lied van de “Rode Duivels”.

België doet nl. in 2014 , na een afwezigheid van twaalf jaar, weer mee aan het wereldkampioenschap voetbal.

2-Unlimited-No-Limit-111082

2 Unlimited – No Limit

2 Unlimited hebben hun hit “No Limit” uit 1993 omgetoverd tot een WK versie om het Nederlandse elftal te ondersteunen.

blogrea3

Gebroeders Ko

Op 20 april 2014 hebben de Gebroeders Ko een speciaal Oranje nummer gelanceerd. Het lied heeft een algemeen karakter. Daardoor kan het nummer zowel gedraaid worden tijdens Koningsdag als tijdens grote sportevenementen.

blogrea2

Fernando & Sorocaba – Imagina na Copa

Een echt Zuid-Amerikaans nummer, dat zomaar eens de WK hit van 2014 zou kunnen worden. Het is Braziliaanse countrymuziek, dat in Brazilië veel populairder is dan in het buitenland bekendere samba.

Naast deze korte selectie zijn er talloze WK liederen  te vinden op o.a. www.wkhits.nl,  waar je elke dag mee geconfronteerd wordt via de media, soms tot vervelends aan toe… Maar het toont wel aan dat muziek niet meer weg te denken is  bij het voetbal.

De WK wedstrijden zelf  beginnen nooit zonder muziek. Eerst worden er luidkeels de volksliederen van de betreffende landen gezongen  door de spelers, trainers en toeschouwers van de betreffende landen.

Hoe ver zal het Nederlands elftal komen in dit toernooi? We moeten maar uit volle borst het Wilhelmus blijven zingen.

Wellicht helpt dit …. Op naar de finale!

 

Rea Bensch, Domeinspecialist muziek

 

(Bron: muziek-en-film.infonu.nl)

De kracht van taal

24 juni 2014

familiepolotekbiebblog
Twintig weken lang hebben vrijwilligers zich met toewijding ingezet voor de VoorleesExpress Walcheren. Het project startte als pilot in september 2013. We wisten niet of het zou aanslaan op Walcheren, maar dat deed het!

Enthousiaste kinderen, die in het begin verlegen op de bank zaten, ontwikkelden zich tot echte leesfanaten. Ze leerden nieuwe woorden en werden enthousiast over lezen. Ouders en kinderen bouwden vaak een band op met de voorlezer die iedere week trouw langskwam.

Trotse voorlezers
Ter illustratie een aantal reacties van de voorleesvrijwilligers na afronding van het voorleestraject:

  • Voorleester Simone over Edmilson: “Hij heeft enorme stappen gemaakt. In het begin dacht hij: wat kom jij nou weer doen met je boeken? Maar naar mate de tijd vorderde, ging hij het steeds leuker vinden en ook meer zelf lezen en schrijven.”
  • Daniëlla over Julia, haar voorleeskind: “Omdat je elk uur zo hard hebt gewerkt aan alle woorden is het voorlezen alleen maar vooruit gegaan. Julia je bent een slimme meid! Ga zo door! Jestem z was dumny!” ( Pools voor “Ik ben trots op je”).
  • Kim over Helena: “Ik ben trots op je omdat je alle letters van het alfabet hebt leren kennen en je zelf woorden kunt maken.”
  • Marloes is trots op Abuzer omdat hij vanaf het begin steeds beter werd in luisteren en altijd enthousiast en vrolijk was tijdens het voorlezen.
  • Mirjam over Khadija: “Zij duikt nu zelf in een boek. Samen ontdekten we manieren waarop ze voorlezen leuk ging vinden, zo maakten we van onze voorleesuren vaak een avonturenreis, soms een tekening over het verhaal of speelden het verhaal na met een toneelstukje. Goed gedaan Khadija, nog veel leesplezier in je leven!”

Logo-VoorleesExpress-kleur
Dit is een greep uit 23 enthousiaste reacties van voorlezers hoe trots ze zijn op hun voorleeskind. Na 20 weken voorlezen is er bovendien een hechte band ontstaan tussen de voorlezer en de kinderen en het hele gezin!

Feestelijke afsluiting
Al met al een prachtig resultaat, dat we graag met de voorleeskinderen en hun gezinnen, de voorlezers, de scholen en de betrokken instanties feestelijk willen afronden op woensdagmiddag 25 juni in Open Wijkschool De Combinatie.

Alle voorleeskinderen ontvangen als dank en aanmoediging om vooral te blijven lezen een leesdiploma. Maar ook ouders en vrijwilligers zetten we in het zonnetje. De kinderen ontvangen het ‘VoorleesExpress diploma’ uit handen van de Vlissingse burgemeester. Veel van de voorleeskinderen zijn dol op voetbal, daarom hebben wij voor dit feestelijke gebeuren de bekende Zeeuw Gérard de Nooijer uitgenodigd. Hij was heel enthousiast om zijn bijdrage te leveren: “Voelbal is heel belangrijk, maar leren is nog belangrijker.”

Nieuw seizoen
Als projectleider van dit project ben ik ook heel trots op de geboekte resultaten van seizoen 1 en 2 en mijn dank gaat dan ook uit naar alle mensen die hun bijdrage hebben geleverd aan dit resultaat.

Vrijwilligers gevraagd
Onze eerste bijdrage om actief te zijn bij zogenaamde ‘taalarme’ gezinnen is geleverd. Maar mijn ambitie is om voor de derde voorleesronde, die in september 2014 op heel Walcheren start, voor te lezen bij 20 gezinnen in de gemeente Vlissingen en 20 gezinnen in de gemeente Middelburg. Hiervoor ben ik weer naarstig op zoek naar enthousiaste en gemotiveerde voorleesvrijwilligers! Geef je op!

 

Njonkie Pattinama, projectleider Voorleesexpress

Dit bericht verscheen eerder op BiebBlog Vlissingen.

*Promotiefilmpje VoorleesExpress Walcheren gemaakt door Elske Andeweg, stagiaire Zeeuwse Bibliotheek.

 

 

Symposium de Zeeuwse belangen in de slavenhandel

17 juni 2014

In een overvolle Aula van de Zeeuwse Bibliotheek werd vrijdagmiddag 13 juni 2014 een gedenkwaardig symposium gehouden over de Zeeuwse belangen in de slavenhandel en de herdenking van 200 jaar afschaffing slavenhandel. Deze was mogelijk gemaakt door de Zeeuwse Bibliotheek en de werkgroep Cultuurhistorie van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen en van subsidie voorzien door het Prins Bernhard Cultuurfonds, de Walburg Pers, uitgeverij Nieuw Amsterdam en de Provincie Zeeland.

symposium1

Marian Markelo

Hiertoe was een zestal sprekers uitgenodigd die zich allen op een apart terrein van de slavenhandel hebben gespecialiseerd en daarom een gevarieerd programma aan lezingen konden bieden. Twee minuten voor twaalf diende zich nog een extra gast aan. Marian Markelo van Het Ninsee (Nationaal Instituut Nederlands slavernijverleden en erfenis) zong na de opening door de dagvoorzitters een indrukwekkend voorouderlied met bijbehorend plengoffer.

Symposium3

Gert Oostindie

Gert Oostindie beet het spits af. Hij is directeur van het KITLV en doceert geschiedenis aan de Universiteit Leiden. Al vele jaren actief met betrekking tot studies over slavenhandel en slavernij m.b.t. het Caribisch Gebied weet hij als geen ander een algemeen beeld te schetsen van de problematiek rond het thema. Hij weet daarbij alle gebeurtenissen met elkaar te verbinden. Voor de intimi geen eye opener, maar in kort bestek wist Oostindie duidelijk te maken dat het kennen van vrijheid juist bijzonder is en slavenhandel en slavernij voor 1500 overal ter wereld onderdeel van de samenleving uitmaakten. Juist West-Europa, waar dit na de middeleeuwen verboden werd, was de uitzondering in dit geheel. Nog opmerkelijker is dat vanuit de Republiek aanvankelijk helemaal niets werd gedaan met slavenhandel met het oog op diverse bijbelboeken en de eigen ervaringen van zeelieden in de Middellandse Zee. Diezelfde bijbel werd echter weer gebruikt toen later bleek dat de handel lucratief en noodzakelijk was voor het exploiteren van plantages in de West.

Eind 17de eeuw heeft de Republiek dan ook een kwart van de internationale slavenhandel in handen omdat de plantages en slaven vanuit Brazilië naar het Caribisch gebied moeten worden overgebracht. Dat de intensiviteit daarna afneemt is relatief. Tussen Sint Eustatius en Curaçao vindt namelijk op grote schaal transitohandel plaats die nooit gedocumenteerd is, maar de Republiek uiteindelijk wel in het vaarwater van de Engelsen brengt.

Morele discussies over slavenhandel en slavernij zijn er in de Republiek tot 1814 eigenlijk niet geweest. Zolang het winstgevend is, wordt er geen actie tegen ondernomen. Sterker nog: het cultuurstelsel op Java blijkt dusdanig lucratief te werken dat afschaffing van slavernij vooralsnog onwenselijk blijkt. Ook stelt Oostindie dat koning Willem III ten onrechte wordt gehuldigd omdat hij de slavernij in het Caribisch gebied zou hebben afgeschaft: ‘De enige keer dat Willem III zich heeft beziggehouden met de afschaffing van de slavernij is geweest toen hij zijn handtekening onder de wet plaatste.’ Verder heeft de koning zich nooit ingelaten met de materie.

Symposium2

Ruud Paesie

Ruud Paesie, kenner van de smokkelhandel op Afrika en de West en van de Middelburgsche Commercie Compagnie (MCC) zette uiteen hoe de Zeeuwen in de 18de eeuw verwikkeld raakten in de slavenhandel. Na de Spaanse Successieoorlog ziet Zeeland zich gedwongen een concurrentiepositie ten opzichte van Amsterdam in te nemen. Oude handelsbedrijven als smokkelhandel, kaapvaart en wijnhandel blijken in dit tijdgewricht uitgeput. Sterk geworden in de risicovolle scheepvaart besluit de MCC zich rond 1730 op de slavenhandel te storten, al duurt het nog tot ruim 1740 voordat men hier echt in gaat investeren. De MCC ging zich dan ook pas na de neergang van de WIC op de slavenhandel richten en bereikte daar in het derde kwart van de 18de eeuw zijn hoogtepunt mee. Al langer is bekend dat de slavenhandel lang niet zo lucratief was als velen wel aannemen. De winst van de MCC op slavenreizen bedroeg slechts 3,4%. Paesie stelt dit bedrag nog naar beneden bij tot 2,6% omdat de uitreding van diverse schepen die vanuit Middelburg in ballast goederen in de West ophaalden hier niet bijgerekend waren. Hij weet dan ook aanschouwelijk te maken dat het doorgaan van de slavenhandel vooral besloten lag in het belang voor de lokale economie en de artikelen 21 en 25 van het ‘regulement van de MCC’ waarin investeerders en aandeelhouders de toezegging krijgen materiaal zoals scheepshout en victualie aan te kunnen leveren. Dat hield enkele honderden Middelburgers decennia lang aan een baan.

Symposium4

Ad Tramper

De Vlissingse gemeentearchivaris Ad Tramper belichtte de komst van de slavenschepen op de Afrikaanse kust en de handel daar en met name het verschil in handel tussen Guinee (Ghana) en Angola. In Guinee kon de slavenhandel een zeer tijdrovend proces zijn, omdat er soms wel 200 dagen over gedaan werd voordat slaaf voor slaaf de ruimen van het schip gevuld waren. Uit noodzaak werd soms het kasteel Elmina aangedaan waar –tegen extra heffingen- slaven van de WIC gekocht konden worden. Op de kust van Angola werd direct naar een handelspost gevaren waar meteen enkele honderden slaven aan boord konden komen. Daar was men overigens flinke bedragen kwijt aan relatiegeschenken voor  de inheemse maboeke (prins) en mafoeke (makelaar). Opvallend is ook het verschil in handel: Op Guinee wordt voor 50% aan textiel verkocht, terwijl dat in Angola bijna 75% is. Daarentegen bedroeg de lading buskruit in Guinee ruim 32%, terwijl daar in Angola maar 12% deel van uitmaakte. Ongetwijfeld werden er in de binnenlanden van Guinee meer stammenoorlogen uitgevochten.

Ondertussen was ook  bestsellerauteur Lawrence Hill gearriveerd (schrijver van het Negerboek) die tijdens het symposium werd geïnterviewd (zie voorgaand blog van Harry van Waveren).

Symposium7

Henk den Heijer

Na de pauze trachtte Henk den Heijer, hoogleraar maritieme geschiedenis aan de Universiteit Leiden, leven en werken van bemanning en slaven aan boord van een slavenschip inzichtelijk te maken. Op basis van aanwezig bronnenmateriaal blijft de laatste groep daarbij vaak onderbelicht. Duidelijk werd dat ongeveer de helft van de bemanningsleden uit de Republiek kwam en vooral de officieren en vaklieden (timmermannen) uit de omgeving van de Middelburg kwamen (het ging immers om de MCC). De matrozen kwamen uit de wijdere regio of zelfs uit het buitenland. Toch had hier naar mijn smaak meer aandacht besteed kunnen worden aan de inrichting van het slavenschip, want ook dat maakt veel duidelijk over de bewegingsvrijheid aan boord van een dergelijk schip, maar ook de situatie waarin zowel bemanning als slaven zich bevonden.

Symposium5

Karwan Fatah-Black

De eveneens aan universiteit Leiden docerende Karwan Fatah-Black is postdoc en promoveerde in 2013 op Surinam and the Atlantic World, 1650-1800. Zijn verhaal belichtte vooral de slavenhandel aan de overzijde van de Atlantische Oceaan en sloot mooi aan op wat Paesie eerder besprak. Hij maakte inzichtelijk dat juist op het moment dat de winsten op de slavenhandel in het derde kwart van de achttiende eeuw enorm kelderden, er tegelijkertijd sprake was van een enorme omzetverhoging. Daaraan kwam geen einde na de voor de Republiek zo desastreus verlopen Vierde Engelse Oorlog (1780-1784), maar wel een transitie. In die periode vervoerden buitenlandse schepen vele slaven aan. Ook ontstaat in die periode (en die na 1814) een handelspatroon met slavenschepen vanuit de Europese koloniën in de West. Zo worden er bijvoorbeeld vanuit Nova Scotia en Granada slaven naar Suriname gebracht.

Symposium8

Dienke Hondius

De laatste spreker, die meer op de erfenis van het cultureel erfgoed van de slavenhandel gericht was, betrof Dienke Hondius, onderzoekster op de Vrije Universiteit in Amsterdam, die onder meer het project Mapping Slavery leidt. Haar bijdrage richtte zich op de projecten die tot nu toe in Nederland zijn verricht met betrekking tot ‘plaatsen van herinnering.’ Zo zijn er slavenhandel stadswandelingen in Haarlem, Utrecht, Groningen en Amsterdam –waar men inmiddels ook een rondvaarttocht kan maken. En heeft zij in zowel Amsterdam als Middelburg een project lopen om huizen die gerelateerd kunnen worden aan de slavenhandel in kaart te brengen. Zij sloot verrassend af met kralensnoeren van bloedkoraal en gitten, welbekend in de Zeeuwse klederdracht, maar ook onder Surinamers. Opvallend was dan ook dat Ninsee bestuurslid Marian Markelo eenzelfde soort ketting van bloedkoralen droeg als onze boerinnen, zij het dan zonder goudslot met Zeeuwse knop.

Onderdeel van het symposium was het aanbieden van een nieuw boek over de Middelburgsche Commercie Compagnie door Ruud Paesie aan CdK van Zeeland, Han Polman, die daarmee alvast een voorzetje gaf voor de nationale herdenking, een dag later in de Abdij.

Concluderend kunnen we opmerken dat slavenhandel een voortbrengsel is van economische hoog- en laagconjunctuur, waarbij alleen economische overwegingen een leidende rol speelden en ethische vraagstukken pas steekhoudend werden zodra de economische grondslag onder de slavenhandel verdween. Daarbij was militaire wereldmacht van wezenlijk belang omdat schepen en handel anders niet beschermd konden worden. Schepen zonder bescherming verliezen veel scheepsruimte aan meer bemanning en bewapening en zijn daarom ongeschikt voor slavenhandel. De druk vanuit de Engelse overheid in 1814 en de daar actieve abolitionisten op de Nederlandse afschaffing van slavenhandel is veel doorslaggevender geweest dan de morele overtuiging van de Nederlanders: die was rond 1814 en ook later bij de afschaffing van de slavernij in 1863 goeddeels afwezig.

Johan Francke, informatiespecialist en samen met Hans Krabbendam organisator van het symposium.

 

 

Lawrence Hill in gesprek in de Zeeuwse Bibliotheek

16 juni 2014

In samenwerking tussen Omroep Zeeland en de Stuurgroep Herdenking 200 jaar Afschaffing Slavenhandel – waar de Zeeuwse Bibliotheek deel van uit maakt – is een prijsvraag georganiseerd via de Facebook account van Omroep Zeeland. Doel hiervan was om met name jonge mensen ook te attenderen op de Nationale Herdenking 200 afschaffing slavenhandel en de komst van sterauteur Lawrence Hill naar Middelburg.

BlogHVW

Lawrence Hill

blogHVW2

De winnaars van de prijsvraag: Mariel Otten en Jessica Steglich met Lawrence Hill

In aanwezigheid van Jeanine Naerebout van de Zeeuwse Bibliotheek, Hill’s uitgeefster Lidewijde Paris en ondergetekende vond een interessant gesprek plaats. Met de prijsvraag werd al gerefereerd aan de titel: Het Negerboek. De duiding ‘negers’ heeft tot commotie geleid. Hill benadrukt het belang dat schrijvers de woorden die zij kiezen, duiden in de context. The book of Negroes is een historisch militair document. Een geschrift waarin alle namen en gegevens van ruim 3000 negers zijn opgetekend, die aan het einde van de onafhankelijkheidsoorlog van de Amerikanen tegen de Britten op transport zijn gezet van New York naar Canada. Dit omdat deze negers de Britten steunden. Dit document uit 1763 was vergeten en is boven water gehaald. Voor het aangaan van een gesprek moeten geen woorden achterwege gelaten worden, omdat het betreffende woord moeilijk ligt.

In Amerika was het woord ‘negroes’ ook omstreden. De blanke uitgever heeft het boek daarom onder een andere naam uitgegeven. Nu komt er volgend jaar een verfilming. De productiemaatschappij, geleid door zwarte mensen, gaat de film uitbrengen onder de oorspronkelijke titel. En ook de herdruk van het boek krijgt nu die titel! Als schrijver kan je zo af en toe een beetje invloed op discussies hebben. Dat geldt ook voor het monument, dat hier staat in Middelburg. Hill is daar nu een paar keer voorbijgelopen en telkens stonden er mensen te praten over het monument en slavernij. Het monument in Middelburg: zwart en blank door rood bloed verbonden.

Hill vertelt dat hij juist heeft ervaren dat bloed kan scheiden. Het idee dat bloed en identiteit met elkaar samenhangen, heeft generaties doorgewerkt. De zuiverheid van een ras moest worden behouden. Maar denken in ‘ras’ is een concept, niet biologisch, maar sociologisch. Mensen worden ingedeeld in vakjes. Men is bijvoorbeeld half blank en half zwart. Dat is onzin, maar het gebeurt. En op deze manier werkt het door in generaties. In de Tweede Wereldoorlog werd het mogelijk om een bloedtransfusie te verrichten. Duizenden levens zijn zo gered. Maar direct werd het geven van bloed door zwarte mensen verboden.

Lawrence is niet optimistisch. Blind racisme en agressie werken zo lang door. Wat je kan doen is er zelf bewust mee omgaan en zo je omgeving beïnvloeden. Het is belangrijk dat iedereen doet wat in zijn of haar vermogen ligt.

Harry van Waveren, lid Stuurgroep Herdenking 200 jaar Afschaffing Slavenhandel